| |
| |
| |
Bijlage 1 bij hoofdstuk 11
Lijst van receptiedocumenten
Deze lijst is verdeeld in 3 periodes, 1978-1980, 1981-1983 en 1984-1988. De rubrieken krijgen steeds hetzelfde nummer: 1. interviews, 2. recensies, 3. artikelen, 4. bibliotheeksignalementen of diversen, 5. poëto-politiek. In de laatste periode bracht ik een onderscheid aan tussen het mannencircuit en het vrouwencircuit. Elk document is voorzien van een korte samenvatting van gegevens die mij belangrijk leken. Dat die selectie uit een tekst op interpretatie berust is onvermijdelijk: ik voeg deze lijst dan ook toe om controleerbaar te zijn, zowel wat betreft mijn documentenverzameling als wat betreft mijn lectuur van de documenten.
| |
Eerste periode 1978-1980: Afstand en Luwte
6 interviews; 16 recensies (6 van Afstand, 7 van Luwte, 3 van beide bundels tegelijk); 2 artikelen; 2 bibliotheeksignalementen; 4 poëto-politieke items. Uitgesplitst naar Afstand en Luwte.
| |
Over Afstand (1978)
1. Interviews Afstand
|
1.1. | met Bibeb, VN 23-9-1978: ‘Ik hou van extremen omdat ik ze in mij heb’. (Na debuut in De Revisor, vlak voor verschijning van Afstand.) Hoofdzakelijk over de relatie met Van Geel. Ter compensatie van het later vaakgehoorde idee, dat zij beïnvloed is door Van Geel: ‘driftig: Hij heeft vondsten van mij geannexeerd en vergat dat ze van mij waren.’ |
1.2. | met Ineke van den Bergen, Volkskrant 11-11-1978: ‘Ritme is basis van pop en poëzie.’ Sympathiserend, naar aanleiding van Afstand. Er wordt gesproken over de relatie tot levensgezel en leermeester Van Geel. De Waard verzet zich tegen de indeling als de ‘weduwe van Van Geel’. |
2. Recensies Afstand
|
2.1. | Rein Bloem, VN 16-12-1978: Matig. ‘Er zou in de bundel geschrapt moeten worden en nog veel verhard.’ Verwijzing naar De Waards persoonlijk leven. |
2.2. | Karel Soudijn, NRC 19-1-1979: Waardeert de onderkoeldheid van de korte, scherpe omschrijvingen. Wisselend van kwaliteit. Maakt bezwaar tegen de ‘overdaad van beelden’ waaronder de gedichten soms gebukt gaan. |
2.3. | R.L.K Fokkema, Trouw 3-2-1979: Positieve waardering. De breedsprakigheid
|
| |
| |
|
van de bundel is functioneel, want ‘de omslachtigheid der gedichten heeft te maken met de nog open wond van het verlies.’ Fokkema verwacht dat bondigheid bereikt zal worden ‘wanneer distantie tot de pijn der verarming mogelijk is.’ |
2.4. | Robert Anker, Het Parool 6-4-1979: Vindt de bundel soms te wijdlopig (evenals Bloem), maar vindt wel ‘voldoende intrigerend materiaal [aanwezig] om uit te zien naar de volgende’. Verwijzing naar De Waards persoonlijk leven (evenals Bloem): ‘invloeden van de dichter Chris van Geel’ [...] ‘aangezien ze vele jaren zijn levensgezellin is geweest en intensieve bemoeienis met zijn werk heeft gehad.’ |
2.5. | Remco Ekkers, Poëziekrant 3 no 2 (maart/april 1979): Verwijzing naar het interview met Bibeb, dat Ekkers ‘op een onaangename manier onthullend’ vond. ‘De poëzie van Elly de Waard spreekt me zeer aan.’ De pathetiek en de cerebraliteit roepen elkaar op. Niet alles is van dezelfde kwaliteit, maar ‘de goede gedichten rechtvaardigen de bundel’. |
2.6. | (lange recensie) Daan Cartens, Ons Erfdeel 22 (maart/april 1979 266-267): ‘Bedwongen emoties’. Zeer positief. ‘De emoties zijn in deze zinnen en strofen verhard, gestold bijna om zo afstand te kunnen nemen van direkte gevoelsuitingen.’ Geen puur romantische bundel: ‘de dichteres kent de romantische traditie maar beschikt over teveel distantie om zich tot gevoelskunst sec te laten verleiden.’ Goed debuut, belangrijke bundel. |
3.Artikel Afstand
|
3.1. | Hanneke van Buuren, Wending 25 (1980 394-399): ‘De krachten van buiten, binnen en herinnering’. Fraaie, doorwrochte analyse van de thema's ‘buiten, binnen en herinnering’ in Afstand. Van Buuren velt geen oordelen, maar neemt door haar aandacht de bundel zeer serieus. |
4. Bibliotheeksignalementen Afstand
|
4.1. | Drs. W.B. de Vries-Schenkeveld. ‘Scherpe formulering en fraaie beelden.[...] Soms een teveel aan betoog in de kortere; en een zekere wijdlopigheid in de langere gedichten [...] waardevol debuut.’ |
4.2. | Ieme Dorsman van der Poel. Zeer positief. ‘Een scherp observatievermogen gaat hier samen met een geserreerde, trefzekere stijl en dat leidt tot gave en vaak prachtige gedichten, tot beelden die je in hun beknoptheid niet snel vergeet.’ |
| |
Over Afstand (1978) en Luwte (1979) samen
vervolg 2. Recensies (Afstand en Luwte)
|
2.7. | J. Bernlef HP 15-12-1979: Gemengd oordeel. Sommige gedichten vindt hij ‘mooi’ en ‘hecht doortimmerd’, andere sentimenteel en cliché-matig. Voorkeur voor de korte gedichten ‘waarin het meest met de taal is gedaan’. De Waard loopt teveel aan de leiband van de traditie, terwijl voor Bernlef de traditie een persoonlijke, verwerkte traditie moet zijn. Niettemin is er ook een categorie ‘echte poezie’, traditioneel of
|
| |
| |
|
niet, die in sommige gedichten wordt bereikt. Verwijzing naar het persoonlijk leven: Bernlef zegt zelfs dat gedichten gaan over ‘de dood van Chris van Geel, een dichter met wie Elly de Waard een tijd van haar leven deelde’. |
2.8. | Mark Dangin, De Morgen 21-3-1980: Opmerkelijke bundels. De korte beknopte gedichten zijn het best, de lange beschrijvende vertonen soms onnodige uitweidingen. |
2.9. | Hans van de Waarsenburg, De Limburger 24-3-1980: Vrij negatief. Hij vindt het anecdotische, aforistische, quasi-filosofische poëzie, en te romantisch. Luwte is iets beter. Toch is er sprake van talent en er wordt ‘met belangstelling naar haar verdere ontwikkeling als dichteres uitgekeken.’ |
vervolg 3. Artikel Afstand en Luwte
|
3.2. | Daan Cartens, Bzzletin 70 (nov. 1979 59-63): ‘Verovering van eigen bezit’. Cartens ziet poëzie als stollingsproces van persoonlijke ervaringen. ‘De authenticiteit van kunst is groter, naar de mate waarin kunst gevoed wordt door het persoonlijke.’ (59) Die verhelderingsfunctie (van het eigen bestaan) heeft de poëzie ook voor het publiek. De Waard voldoet aan die norm, en dat heeft het publiek volgens Cartens beter begrepen dan de kritiek. Dan volgt een vooral thematische gang door de twee bundels, waarin gewezen wordt op De Waards positieve ontwikkeling. ‘Hoe authentieker iets is, hoe tegengestelder de reacties erop zijn, maar ik kán er niet omheen: in een taalgebied waarin vormstaren het maximale poëtische genoegen is geworden, wordt het hoog tijd dat poëzie die veel elementen van vernieuwing bevat (een ritme dat zich aan een conventioneel metrum onttrekt, een beeldspraak die aansluit bij de evocatieve Amerikaanse traditie) officiële erkenning zal ondervinden door het toekennen van een vooraanstaande poëzieprijs en niet langer zal worden afgedaan als een hooguit interessante doorbreking van waar we in Calvinistische karigheid aan gewend zijn geraakt.’ |
| |
Over Luwte (1979)
vervolg 1. Interviews
|
1.3. | met Frank van Dijl in: Van Dijl, Schrijvers op de rand van '80, Amsterdam 1979: ‘Elly de Waard: “Ik dacht: het lijkt wel een gedicht”’. Kort gesprekje o.a. over het werken met Van Geel. |
1.4. | met Remco Ekkers, Poëziekrant 4 no 2 (maart/april 1980): ‘Streven naar een zo betekenisvol mogelijke lyriek’. Over taal, poëzie, de wind in het werk van De Waard, de invloeden (volgens Ekkers) van Henriette Roland Holst, andere dichteressen. Een gesprek tussen twee liefhebbers. |
1.5. | met Jan Brokken, HP 28-6-1980: ‘De agressie van Elly de Waard.’ Over popmuziek, het eigen dichten, Van Geel en het poëtisch klimaat in Nederland, waarin De Waard kritisch stelling neemt. Over haar aanval op de Vijftigers-die Brokken te ongenuanceerd vindt-ontstaat een felle discussie. |
1.6. | met Jos Damen in Meta (Neerlandiciblad Leiden) 15 no. 5 (april 1981 92-94): Kort gesprekje over de studie Nederlands, grote dichters (Hooft, Leopold, Nijhoff,
|
| |
| |
|
John Donne) en dichten. ‘Ik ben niet tegen romantiek’. |
vervolg 2. Recensies (Luwte)
|
2.10. | (lange recensie) Anneke Reitsma, De Nieuwe Linie 21-11-1979: Gaat evenals Bernlef in op de poëticale opvattingen, De Waards pleidooi voor ‘herstel van het contact met de traditie’, ‘een verademing, zowel wat de eigenzinnige omgang met de traditie betreft en het verrassend oorspronkelijke, visuele taalgebruik, als ook wat de draagkracht aangaat van de thema's die worden aangesneden.’ |
2.11 | Daan Cartens, de Volkskrant 24-11-1979: vindt Luwte beter, nl. coherenter en reflectiever dan Afstand. Hij deelt De Waard in bij de Revisor-dichters met wie zij gemeen heeft ‘de aandacht voor het ambachtelijke, een zo zuiver en meerduidig mogelijk woordgebruik en het aansluiten bij wat de traditie heeft opleverd.’ Meent dat de integratie van de traditie en ‘haar ritmische vermogen [...] als vernieuwend gelden moet. [Haar] ontwikkeling zou wel eens baanbrekend kunnen zijn.’ |
2.12. | R.L.K. Fokkema, Trouw 6-12-1979: vindt Luwte matig, wat minder dan het ‘verrassende debuut’ Afstand, te pastoraal. ‘In heel veel opzichten herinnert haar poëzie aan die van Van Geel, en zo'n voortzetting belemmert het vinden van een eigen stem.’ |
2.13. | Murk Salverda, Het Parool 4-1-1980: ‘De nieuwe gedichten in Luwte zijn algemener, trefzekerder, klassieker geformuleerd dan in Afstand. Dat heeft geleid tot een indrukwekkende bundel. Zoals bij het lezen van gedichten van Huygens en Ida Gerhardt, van Tentije's “Wat ze zei” en van Koplands “Al die mooie beloften” eerder dit jaar overkwam me nu ook bij het lezen van “Luwte” een gevoel van innigheid, van bevrijding, van geluk.’ |
2.14. | Karel Soudijn, NRC 18-1-1980: Bijna geheel positief. Er is ook vooruitgang: ‘Sommige gedichten uit [...] Afstand vond ik zwak door de vorm en door een overdaad aan beelden. Die zwakheden zijn in de bundel Luwte meestal afwezig; de tweede bundel vind ik beter dan de eerste, vooral ook omdat veel gedichten strakker geschreven zijn.’ |
2.15. | Huub Beurskens, Groene Amsterdammer 12-3-1980: Vrij negatief. De beelden kloppen niet, er is een overdaad aan paradoxen. ‘Ook aardige versregels’, maar in de vorm veel slordigheden. |
2.16. | Arend Slagman, VN 19-4-1980: Gemengd. Een ‘dichteres die werkelijk iets te zeggen heeft en die beseft dat in goede poëzie het verstand en het gevoel elkaar in evenwicht moeten houden, maar toch haar werk ontsiert met passages die ze blijkbaar niet volledig onder controle heeft.’ Bespreekt tegelijk (negatief) De Waards Dickinson-vertaling. |
5. Poëto-politiek
|
5.1. | Willem Kuipers (red), Volkskrant 23-2-1980: ‘De Vijftigers ter discussie’. Brengt de verdediging van -en het verzet tegen de Vijftigers in beeld door een aantal dichters om hun mening te vragen. De Waard formuleert hier de ‘Tien stellingen tegen Vijftig’. Elburg, Beurskens (Volkskrant 1-3-1980) en Vlek (Volkskrant 8-3-1980) schrijven in- |
| |
| |
| gezonden brieven. Op de ‘Tien stellingen’ reageert later nog Tentije (1984), zie periode 3, Mannencircuit 5.1. |
5.2. | VN 22 maart 1980: ‘Es ist die, die, die Poesie.’ Dichters en critici aan het woord over actuele vragen in de poëzie als: ‘Was de beweging van Vijftig een “inhaalmanoeuvre” die ten onrechte het karakter van een jarenlange revolutie kreeg? Is de poëzie van de omgangstaal vervreemd geraakt?’ en vele andere. Kusters en Dedinsky gaan op De Waard in.-Grijs (VN 29-3-1980) reageert in zijn column op De Waard, badinerend. Ook Blokker (Volkskrant 25-3-1980) reageert badinerend. |
5.3. | Remco Ekkers, Poëziekrant 4 no. 3 (mei/juni 1980): Overzichtsartikel ‘Poëzie in de jaren zeventig’ noemt De Waard en haar poëzie-opvattingen heel kort. |
5.4. | Wiel Kusters, NRC 18-1-1980: ‘Platvloers?’ reageert boos op het Vasalis-artikel van De Waard in Volkskrant 5-1-1980, waar De Waard Kouwenaar aanwreef zich uitsluitend met ‘platvloerse onderwerpen’ bezig te houden. De Nederlandse poëzie is niet cerebraal, evenmin is er een ‘vacuüm’: als bewijs noemt hij 11 veelbelovende jonge (mannelijke) dichters. |
5.5. | Dag in dag uit, Volkskrant 31-1-1980: Snier in bericht over reclameversjes voor Monatoetjes. ‘Moet wel het korte woordje Mona in voorkomen, maar dat hindert op zich niets. Er is tenslotte ook echte poëzie waarin strofen voorkomen als: “Winter. Een scheefgezakte paal...”’ [hetgeen een citaat is uit Afstand p. 47] |
| |
Tweede periode 1981-1983: Furie
5 interviews, 11 recensies, 1 artikel, 5 diversen, 4 poëto-politiek
1. Interviews Furie
|
1.1. | door Trudy Kunz in Libelle 30-1-1981: Sympathiserend interview. Human interest, veel over Van Geel en het alleen dan wel samen leven. |
1.2. | door Jet van Bochove in Viva 4-12-1981: Sympathiserend interview. Over poëzie, de eigen poëtische bedoelingen en popmuziek. |
1.3. | door Betty Vetter en Jenny Berenbak, in Viva 18-6-1982:48-55. ‘Gedachten worden gedichten’. Reportage rond het fenomeen dat er veel bundels van vrouwen verschijnen en dat vrouwen ‘elkaar stuklezen’. Interviews met zes beginnende dichteressen, met fragmenten uit haar werk. ‘Dichteressen duiken plotseling uit het niets op.’ Viva vindt dat ‘een erg hoopgevende ontwikkeling’ evenals Elly de Waard. die als de meest gevestigde en gezaghebbende wordt gepresenteerd. |
1.4. | door Betty van Garrel, Avenue november 1983: ‘De man als muze.’ Drie vrouwen, waaronder De Waard, over de mannen die hen inspireerden. De Waard spreekt over Van Geel. |
1.5. | door Kees de Bakker, in: Mijn eerste boek. Dertig schrijversdebuten. Amsterdam (Tiebosch) 1983 155-158: Over het tot stand komen van het debuut Afstand. Ook de uitgever (Jaco Groot van De Harmonie) komt aan het woord. |
| |
| |
2. Recensies Furie
|
2.1. | Anneke Reitsma, De Nieuwe Linie 27-5-81: Positief. Opnieuw-als bij Luwte-lange bespreking, veeleer een essay. Bespreekt de thematiek ‘hartstocht en uitbundige emotionaliteit’ in het licht van de lange traditie van liefdespoëzie. ‘Al deze gedichten [bewegen zich] tussen de polen van vervulling en afwijzing, aantrekkingskracht en afsloting, bevrediging en frigiditeit.’ Ze maken gebruik van een ‘veelzijdig poëtisch instrumentarium [...], antithese en paradox [...], kruisstellingen en meerduidigheden [...], verregaande verbinding van concreta en abstracta in zowel traditionele als modernistische aanhechtingen [...], veelheid aan binnenrijmen.’ Sommige gedichten vindt Reitsma te overdadig, maar dat doet niet af aan haar positieve waardering. Reitsma noteert ‘dat het personage van de geliefde merendeels op een vrouwelijke figuur betrekking heeft’. |
2.2. | Wim Hazeu, Hervormd Nederland 27-6-81: Zeer positief. Bij het horen voorlezen van De Waard had de recensent deze ervaring: ‘een zwaard sloeg door mijn ziel’. Lof voor de wijze waarop de passie is bedwongen. ‘Klinkend condens’ is karakteristiek voor haar poëtica. |
2.3.a. | Daan Cartens in Het Vaderland 14-5-1981: Zeer positief. Vestigt de aandacht op de thematische breuk en op combinatie van traditie en moderniteit. De onbereikbaarheid van de geliefde is ook voor Cartens het centrale thema. ‘Het is verheugend dat, misschien voor het eerst sinds Leopold, taal, niet zonder gelaagdheid, weer kan zingen!’ |
2.3.b. | Daan Cartens (nogmaals), Poëziekrant 5 no. 3 (mei/juni 1981): Positief. ‘De meest vitale bundel van Elly de Waard tot nu toe.’ |
2.4. | Willem Jan Otten in VN 18-7-1981: Negatief. Titel van het stuk: ‘Een geval van lyriek.’ Beschrijft zijn omslag in waardering, want vond een aantal Afstandgedichten mooi: ‘Natuurlijk was, en is, deze appreciatie een kwestie van herkennen, vooral van invloeden, zoals die van Chris J. van Geel.’ Sindsdien heeft zij zich ‘steeds meer ontwikkeld in de richting van de plechtstatige polonaise.’ Furie is ‘retorische poëzie’. ‘De gedichten worden verpletterd onder het gewicht van de poëzie.’ ‘Tot barstens toe gezwollen.’ |
2.5. | R.L.K. Fokkema in Trouw 11-7-1981: Negatief. Labelt Furie als ‘heftige gevoelsen verbeeldingslyriek’ [...] waaraan retoriek en exaltatie niet te ontzeggen vallen.’ Het is ‘even wennen’ als hypermoderne terminologie afwisselt met conventionele beelden. ‘Of de weg die Elly de Waard met een zekere moedwil en eigenwaan inslaat, de juiste is, betwijfel ik: is de tijd van grote woorden niet voorbij en is vooral de extreme duidelijkheid niet vreemd aan poëzie?’ |
2.6. | Boudewijn Büch in Het Parool 28-8-1981: Negatief. ‘Een openbare liefdesbrief is geen poëzie.’ Verwijst naar het etiket ‘lyrisch’ van collega Otten: ‘De Waard is lyrisch van een partner’. Het woordgebruik is ‘hysterisch’ en grijpt terug op het gepasseerde station van de romantiek. Verder is De Waard geen feminist. Dat zij ‘als een verrijking voor de vrouwenstrijd [wordt] geafficheerd’ is onbegrijpelijk. De partner is een man ‘aan wie de schrijfster volledig onderworpen is.’ Dat de geliefde een man is leidt Büch af uit p. 56: ‘Je naald heeft, in balans, getrild/En hangt nu, afgewogen, stil-’. |
| |
| |
2.7. | Karel Soudijn in NRC 18-9-1981: Negatief. Vindt de ontwikkeling naar het extatische van De Waard zorgelijk. Beschrijft ook zijn omslag in waardering: vond Luwte ‘beter uitgebalanceerd’. Vindt de hevige emotie hier en daar ‘belachelijk’ en ‘potsierlijk’, de vormgeving soms ‘stuntelig’. |
2.8. | Peter Nijmeijer in de Volkskrant 20-11-1981: Negatief. ‘Bombastische poëzie’ die bol staat van ‘overspannen en clichématige beeldspraak’. Hij herkent het klassieke thema: de afstand tot de gestorven of onbereikbare geliefde moet in poëzie overbrugd worden.’ Nijmeijer ziet dat de levende geliefde een man of vrouw kan zijn, maar dat doet er volgens hem niet toe: ‘Het gaat haar in de eerste plaats om de kracht van de poëtische verbeelding.’ ‘De verbeelding wordt-zo citeert Nijmeijer collega Ottenop “een narcistisch voetstuk” geplaatst.’ De bombastische woede van De Waard wordt gesteld tegenover de ‘directe bijtende woede’ van de door haar bewonderde Marianne Faithfull. ‘De hysterie van Furie doet humoristisch aan.’
N.B. (Els) de Jonge reageert op deze recensie met een boze ingezonden brief (Volkskrant 28-11-1981) waarin zij De Waard verdedigt. |
2.9. | Rob Schouten, ‘Ceterum Censeo’ in Maatstaf 29 no. 8/9 (aug./sept. 1981) 112-117 (114-116 over Furie): Van de vorige bundels waren ‘de persoonlijke gevoelens van de dichteres [...] soms de moeite waard. Maar in Furie, dat veel verder van Van Geel afstaat, gaat het helemaal mis.’ De feilen zijn incoherente beeldspraak, clichés en ‘het furieuze, loos, overspannen taalgebruik.’ Schoutens redenering is deze: de vroegere poëzie van De Waard was de moeite waard, omdat zij leek op die van huisgenoot Van Geel. Furie is slecht, omdat het een andere weg inslaat: de voornaamste thematiek is ‘verguisde liefde [...] hartstocht, woede en eenzaamheid. Men krijgt daarbij sterk de indruk dat de liefde vooral lesbisch is gekleurd.’ De betere momenten in Furie doen aan andere dichters denken: behalve aan Van Geel ook aan Hoornik, Vroman, Kopland, Hillenius en ‘andere notoire beïnvloeders.’ Ergo: als De Waard goed is komt dat door haar mannelijke meesters. Als zij zich van hen verwijdert gaat het ‘verschrikkelijk mis’. |
2.10. | Miriam Krekel, Lover 1982/1: ‘Kwatrijnen, sonnetten en rondelen’. Overwegend negatief. Groepsbespreking van ‘vijf debuterende dichteressen’-terwijl De Waard nota bene al aan haar derde bundel toe is! Beschrijft haar omslag in waardering, en haar verwachtingspatroon: ‘Meestal ontwikkelen dichters zich naar soberheid toe en niet naar overdaad.’ Vond veel uit Afstand en Luwte mooi, maar stoort zich in Furie-hoewel niet altijd-aan het ‘bonkige ritme’ en ‘die overdaad aan geladen woorden [die me meer doen] denken aan een veehandelaar die een koe probeert te verkopen dan aan hartstochtelijke liefde.’ |
2.11. | Hanneke van Buuren, Ons Erfdeel 25 no 2 (maart/april 1982) 279-281: ‘Ik heb je horend gezongen en ziende gedicht.’ Zeer positief. Lange bespreking, veeleer essay. Vindt Furie ‘hoogst ongewoon’. In de tweede afdeling ‘uitermate sensuele gedichten’. De geliefde wordt ‘poëtisch-magisch’ naderbij gelokt. ‘Hallucinerende veelvoud en rijkdom aan beelden, uiterst individueel, waarbij ze versleten tradities tot nieuw leven wekt. Zo zet ze de dichter weer opnieuw op het oude spoor: die van evocator, magiër, ziener.’ |
| |
| |
3. Artikel Furie
|
3.1. | Hanneke van Buuren, Ons Erfdeel 24 no 1 (jan/febr 1981) 18-26: ‘De lege kamers van het hart’. Zeer positief. Over Afstand, Luwte en Furie, ‘verbazing en verrassing’ over die laatste. Analyse van het renaissancistisch element in thema's (erotiek) en topen; reminiscenties aan Hooft en de Elizabethan Poets. Furie als ‘imitatio’. Waardeert het switchen van de hooggestemdheid naar het triviale. ‘Imitatie van poëzie uit 17e en 19e eeuw, echo's van Bloem, neo-renaissancisme, neo-classicisme, maar zeer twintigste-eeuws en zeer eigenzinnig [...] mij boeit het zeer.’ Het artikel wordt gevolgd door een selectie van gedichten uit Furie. |
4. Diversen
|
4.1. | Johan Polak in NRC 15-5-1981: Polak hield bij de verschijning van Furie, op 15 mei 1981, een inleiding in de Nieuwe Kerk te Amsterdam; over Rembrandt, Mallarmé, Debussy, Walter Pater. Ik vond het schofferend dat die rede nergens over ging wat maar in de verste verte met De Waard en haar poëzie te maken had-of het zou de referentie aan ‘de dichter Chris van Geel’ weer moeten zijn. De NRC nam niet eens de moeite de titel te noemen van De Waards bundel, ter ere waarvan Polak sprak. In mijn interpretatie is zulk ‘eerbetoon’ tegelijk een vorm van terzijde-schuiven, negatieve kritiek dus. |
4.2. | Tamar, VN 12-9-1981: Vrij positief. Column waarin Büch wordt gekapitteld om zijn ‘pure stemmingmakerij’ en zijn onbegrip van de ‘onverhuld lesbische teneur van een aantal van die liefdesgedichten’. De ‘naald’-passage bewijst niet dat het om een man gaat ‘aangezien de metafoor van dat gedicht een weegschaal is en er gespeeld wordt met het verband tussen de woorden wegen en wagen’. Tamar geeft verdere citaten die aan het lesbische refereren. ‘Ik was door die poëzie dan ook verrast en een tikje geschokt. [...] Ik belde Elly, na lezing van “Furie” dus op met een soort van gut, ik wist dat helemaal niet, maar Elly huldigt het standpunt dat de identiteit en zelfs het geslacht van de geliefde van geen belang zijn bij de beoordeling van poëzie, zodat we die keer kort van stof bleven.’ Tamar besluit met een zeer Jaussiaanse beschouwing: ‘in het zog van vernieuwers [zijn er] conventies en iemand die zich aan die conventies houdt wordt beschouwd als een contemporain kunstenaar die de geest van onze tijd vertegenwoordigt. Kleine talenten zullen zich dan ook steeds aan de conventies van hun tijd houden. Of Elly de Waard een groot talent is weet ik niet [...] maar het is zeker dat zij zich niet aan de conventies van de contemporaine Nederlandse omgangsvormen in poeticis houdt. Ze ligt daarin niet achter, noch loopt ze op haar tijd vooruit, ze is elegisch op een ondertoon van woede, ze galmt en mokt, kun je ook zeggen, en merkwaardig is het wel, maar poëzie is het.’ |
4.3. | Maaike Meijer in Serpentine, november 1981: Positief. Opening van een boeken-nummer, 9 pagina's lang ‘participerend interview’ over De Waards eigen werk en over vrouwenpoëzie in het algemeen. Furie wordt door de interviewster gezien als vernieuwing, zowel op grond van de combinatie traditie/moderniteit, als op grond van het lesbische, als op grond van het taboe-doorbrekende thema van de woede. In het gesprek wordt het werk door beide gesprekspartners tegen de achtergrond
|
| |
| |
|
van een lange poëtische vrouwentraditie geplaatst. |
4.4. | Martin Ruyter, ISBN Volkskrant 6-5-1981: Aankondiging verschijning Furie: ‘Een totaal nieuwe De Waard opgestaan. Hartstochtelijke liefdeslyriek’. Citeert ‘Vier naakte vragen’. |
4.5. | NRC 12-6-1981: Miniem vraaggesprekje, foto en gedicht. |
5. Poëto-politiek
|
5.1. | Vic van de Reijt (samenst. en inl.), Ik wou dat ik twee hondjes was. Nederlandse nonsens-en plezierdichters van de 20e eeuw, Amsterdam (Bert Bakker) 1982. In de inleiding:
In deze bundel is slechts de nonsenspoëzie verzameld die uitdrukkelijk als zodanig is bedoeld. Het ongewild komische is weggelaten en daarmee het gehele oeuvre van Elly de Waard, alsmede de lyriek die elke maandag in het programma ‘Candlelight’ van Jan van Veen valt te beluisteren.
Deze snier wordt herhaald als citaat in een Volkskrant-berichtje 1-7-1982, rubriek Dag in dag uit, ‘Nonsens gebundeld’. Een jaar later wordt zij nóg eens herhaald in dezelfde Volkskrant-rubriek 2-6-1983 onder de titel ‘De kunst van het kwetsen.’ Ook Battus, VN 3-7-1982: ‘wat hebben De Waard, Speenhoff, Huizinga (Leonard), Pola, Gaaikema en Brink gemeen? Dat er goddank van hen geen produkten [door Van de Reijt] zijn opgenomen.’ |
5.2. | Boudewijn Büch, Folia Civitatis 13-3-1982: ‘Metalen lusten en koninklijk schiet-geweld’. Verslag van een dichtersavond bij het studentencorps. Over Elly de Waard: ‘[zij] is onlangs door Renate Rubinstein plechtig onthuld als lesbienne. Zij schrijft liederen van een opgewonden dictie.’ Met genoegen wordt Holman geciteerd: ‘Waar kijk ik nou tegen aan, tegen een pilaar of tegen Elly?’ en (tijdens De Waards voorlezing) ‘Poëzie voor de paardeslager!’ waaraan de uitgever Sontrop weer toevoegt: ‘Eksterpoëzie!’. Van Büchs eigen hand is ‘Heur [Elly's] haren zijn gekapt in coupe pot à fleurs.’ |
5.3. | S.H. in Volkskrant 22-1-1983: Rock & Roll. Column, waarin De Waard-in een VN-interview met Randy Newman-weer onbedoeld humoristisch wordt gevonden. |
5.4. | Rob Schouten en Peter de Boer, Maatstaf (1983 no. 6/7) 1-35: Poëzie-enquête ‘Elf vragen aan achttien dichters en poëziecritici’. In hun analyse van de enquéte (37-43) geven Schouten en De Boer ook De Waards antwoorden weer, bv: ‘De Waard is de enige op wie de dichtkunst van vóór 1900 nog invloed oefent’. Ofschoon De Waard voorstellen doet voor een vernieuwing zeggen de enquêteurs: ‘het startschot voor een ingrijpende vernieuwing blijft uit al speelt Elly de Waard wel met de trekker van het pistool.’ |
| |
| |
| |
Derde periode: Strofen en Een wildernis 1984-1988
Het mannencircuit
2 interviews e.d., 6 recensies (5 van Strofen), 2 bibliotheeksignalementen, 4 poëtopolitiek.
1. Interviews e.d.
|
1.1. | In NRC 22-2-1986 schrijft De Waard, naar aanleiding van het Benefietfeest van de Anna Bijnsstichting, een ‘Hollands Dagboek’. (De Waard is een van de oprichtsters van de Anna Bijnsstichting, die een literaire prijs voor ‘de vrouwelijke stem in de literatuur’ in het leven riep.) Dit document heeft slechts zijdelings betrekking op de receptie van De Waard als dichteres. |
1.2. | Interview met Frank Ligtvoet, Volkskrant 1-8-1986: ‘Ik kap mij een weg door de jungle’. Komkommertijd, vlak voor het uitkomen van Een wildernis van verbindingen. |
2. Recensies Strofen
|
2.1. | Peter Zonderland, de Volkskrant 13-1-1984: Furie viel al op door een ‘overdadige lyrische stijl’, Strofen is ‘wat minder bombastisch’. Gaat in op het polemische anti-Vijftig gedicht ‘In deze tijd’ en citeert dat in zijn geheel. Wat poëtisch is bedoeld heeft soms een ‘averechts effect’, ‘ronkt alleen maar’ en ‘raakt bedolven onder veel te grote woorden’. ‘Het resultaat is [onbedoeld] humoristisch’. ‘De manier waarop De Waard het traditionele idioom hanteert, leidt tot al te kunstmatige gedichten, kunst-produkten, die mij door hun onechtheid niet kunnen bekoren.’ ‘Maakwerk’. |
2.2. | Ton Verbeeten, De Gelderlander 20-1-1984: ‘Opnieuw een reeks uiterst lyrische gedichten, gelukkig minder uitbundig dan Furie waar het geweld van de beeldspraak de lezer platsloeg.’ ‘Het gebruik van grote woorden doet Elly de Waard de das om. Zoeken naar De Schoonheid-met twee hoofdletters-en wandelen aan het handje van het traditionele dichterlijke idioom leidt tot een weinig poëtisch avontuur. Erger nog tot ongelukken [en] onbedoelde hilariteit bij de lezer.’ Voor een deel ‘maakwerk’. |
2.3. | Guus Middag, Het Parool 11-2-1984: Noemt het polemische gedicht ‘In deze Tijd’. ‘Tegenover de experimentele poëzie van Vijftig stelt zij een poëzie waarin gevoelens op directe wijze verwoord worden, lyriek kortom. [...] Wat haar van andere lyrische dichters onderscheidt is de heftigheid, zowel van de gevoelens zelf als van de verwoording ervan. Ironie, understatement of andere vormen van afstandelijkheid zijn haar poëzie vreemd.’ De bundel is onevenwichtig: de lichte dwangbuis van de vorm is niet genoeg om de heftigheid in bedwang te houden. |
2.4. | Remco Ekkers, Poëziekrant 8 no 2 (febr.maart 1984): Aarzelt over de gedichten, vindt ze van zeer diverse kwaliteit. Bespreekt het seks-gedicht ‘Als de volmaaktheid zich aan ons voltrok’ negatief: ‘Het lijkt mooi maar het klopt niet: er zijn teveel oubollige en wollige connotaties in het beeld’. De hartstocht is echt, de taal is nog ‘te gekunsteld patriarchaal’. Nog eens: ‘gekunsteldheid’. |
2.5.a. | Rob Schouten, VN 19-5-1984: Noemt de verdediging van de schoonheid in het gedicht ‘In deze tijd’. ‘Waar deze schoonheid te bezichtigen is wordt er niet precies
|
| |
| |
|
bij gezegd, maar je mag aannemen dat het in de buurt van Strofen en nog een handjevol klassiek georiënteerde dichtbundels is.’ Deze poëzie ‘doet onnatuurlijk aan’. ‘de verwaten nadruk op de last die de dichter te dragen heeft, zijn uitzonderlijke positie. Herhaaldelijk maakt de dichteres melding van het feit dat ze een dichter is en een dichterhart in zich voelt kloppen. Ze schroomt niet haar toekomstige taak te vergelijken met die van Petrarca en Dante, klassieke eenvoud is niet haar grootste deugd.’ Strofen is ‘voor het grootste deel gezwollen, retorisch [...] geforceerd, een krampachtig vertoon van verzet. Hier en daar wordt het ronduit lachwekkend [...] ‘poëzie uit het jaar nul [...] flauwe kul’. |
2.5.b. | Rob Schouten, ‘Ceterum censeo’ in Maatstaf 32 no. 3 (1984) 91-92: Zeer negatief. ‘Elly de Waards houding [haar dichterlijke zelfbewustheid] ergert mij eerlijk gezegd bij voorbaat al.’ Maakt bezwaar tegen het ‘volstrekt achterhaalde klassiek taalgebruik’ en de ‘krachteloze Boutens-imitaties’. Na de vaststelling dat in Strofen sprake is van ‘lesbische liefde’ volgt: ‘lachwekkende poëzie, van een verwaten onoorspronkelijkheid, een loze verhevenheid in taal, beeld en boodschap die je niet voor mogelijk houdt.’ |
2.6. | Guus Middag, VN 9-1-1988: Korte bespreking van het bibliofiele C (in 30 exemplaren verschenen, voorpublikatie uit Onvoltooiing). |
4. Bibliotheeksignalementen Strofen en Een wildernis
|
4.1. | Tom van Deel, over Strofen. 19 regels voor de Prisma-Lectuurvoorlichting. ‘Haar gedichten ogen niet alleen klassiek, ze leunen ook moedwillig tegen poëtische tradities aan en schuwen pathos, metriek en conventionele verbanden tussen buiten- en binnenwereld niet.’ De voorlichting is zakelijk. Van Deels toon is gereserveerd. |
4.2. | Tom van Deel, over Een wildernis. 18 regels voor de Prisma-Lectuurvoorlichting. Het enjambement is ‘riskant’. ‘Vormtechnisch [...] hoe dan ook een hoogstandje’. ‘Het pathetisch, of hevig-emotioneel karakter van De Waards gedichten levert nog weer een andere wildernis op’ en ‘zij brengt gebieden bijeen die niet gewoonlijk bijeengebracht worden’. |
5. Poëto-politiek
|
5.1. | Hans Tentije, Raster 32(1984) 56-77: ‘“Met een bek vol blaf”. Een nieuwe krisis in de Nederlandse poëziekritiek?’ Overzicht van de Nederlandse poëziekritiek, door aanhanger van de hermetici. (Citaten in de tekst van het hoofdstuk.) |
5.2. | Arthur Lava, De Held (febr./maart 1987) 32-37: ‘Het timbre van de tuinkabouter’. Rellerig artikel over de crisis in de poëzie. Lava zet zich tegen de vaders af en wil meer vuurwerk. Hij wordt een van de ‘Maximalen’. Op zijn provocerend stuk volgt in latere nummers van De Held een veel genuanceerder discussie. |
5.3. | Haagse Post 28-3-1987: Foto's van het boekenbal, waaronder 3 stuks van De Waard met onderschrift ‘Cruising: Elly de Waard met Carolien baronesse van Tuyll van Serooskerken, Elly de Waard met Anja Meulenbelt en Elly de Waard dansend met petit fourtje Yvonne Kroonenberg.’ |
5.4. | Guus Middag, VN 26-12-1987: ‘Verlangen naar klauwhamers en vulkaanuitbars- |
| |
| |
| tingen’ Overziet de vernieuwingspogingen in de poëzie en vindt het landschap in feite heel divers. Waardeert deze diversiteit, noemt ook de vrouwen-initiatieven. ‘Het verzet tegen de hermetische traditie is zelf al traditie geworden, een cliché, dat niet meer met de werkelijkheid overeenkomt.’ |
| |
Derde periode: Strofen en Een wildernis 1984-1988
Het vrouwencircuit
3 interviews, 5 recensies, 8 poëtopolitiek
1. Interviews
|
1.1. | met Anja Meulenbelt, in Meulenbelt, Wie weegt de woorden. Amsterdam (Sara 1985) 173-193: ‘Voor mij is de taal een democratie’. Lang gesprek over publiceren, besproken worden, het literaire klimaat, de persoonlijke werkomgeving, etc.
Maar Strofen, mijn laatste en volgens mij mijn beste bundel, is haast in het geheel niet besproken, wat heel ongewoon is. Het is tenslotte mijn vierde in betrekkelijk korte tijd. [...] Van elk tijdschrift dat naar mijn idee in aanmerking kwam om mijn werk in te publiceren heb ik het terug gekregen, terwijl het tijdschrift het podium is dat je nodig hebt om verder te kunnen.’ (176-177)
|
1.2. | met Marscha van Noesel, Amersfoortsche Courant 25-10-1986: Bijna hetzelfde verhaal in Het Binnenhof 6-12-1986. Gesprek over De Waards werkverblijf in Worps-wede, poëzie en poëtica. |
1.3. | met Judy van Emmerik, Surplus (nov/dec 1987) 9: Zeer gedetailleerd over de laatste bundel, Een wildernis. Een interpretatie door de auteur zelf, waarbij vooral het gewelddadige van de gedichten aandacht krijgt. De Waard beschrijft het werken aan de gedichten als een strijd met de eigen gewelddadigheid. |
2. Recensies Strofen en Een wildernis
|
2.1. | Hanneke van Buuren, Ons Erfdeel 27 no 4 (sept/okt 1984) 588-589: Over Strofen. Wijst op de nieuwe band van De Waard met de klassieken (‘een heel speciaal genoegen, een soort delicatesse’), duidt ook de afweer: ‘De stijl deed sommigen iets te overdadig aan, maar mijns inziens berustte dat op heimelijke angst voor literaire overweldiging’. Zeer positief, maar in het laatste kwart van de recensie negatief. De bundel is ongelijk. ‘Daar krijg ik het zelfde machteloze gevoel van onbegrip bij als bij een kind van me dat nu eens met een twee dan weer met een acht voor hetzelfde vak thuiskomt. “Je kunt het [...] waarom doe je het dan niet altijd goed?”’ |
2.2. | Renate Rubinstein, VN 20-12-1986: ‘Fascinerend is Een wildernis van verbindingen [...] het verslag van een rouwproces vol seks, wraak en snelwegen. En ook van het tegendeel daarvan, alles uitgedrukt in vaak fraaie beelden. Als dit nu de vrouwelijke stem is, wat is er dan terechtgekomen van het eertijds etherische wezentje? Het
|
| |
| |
|
is een beroepsboxer geworden. De vrouwelijke stem bestaat niet, maar die van Elly de Waard wordt steeds pregnanter.’ |
2.3. | Anneke Reitsma, Ons Erfdeel (nov/dec 1987) 748-750: Over Een wildernis van verbindingen. Negatief. Schetst de kentering die bij het verschijnen van Furie in De Waards werk optrad: de ‘mateloze passie’ komt vanaf dan centraal te staan. Reitsma vindt in Een wildernis ‘teveel aan geforceerd modernistische beeldspraak’. De beeldspraken zijn te bedacht. Het feministische gedicht ‘Wie kan Plato's Symposion nog lezen’ getuigt van ‘blinde haatdragendheid’. Reitsma vergelijkt De Waard met A. Roland Holsts Een winter aan zee en Plato's Symposion, en met Ida Gerhardt, vergelijkingen die voor De Waard slecht uitpakken. Het lesbische karakter van de bundel blijft onvermeld. |
2.4. | Gerdien Jonker, Diva 3 (maart 1984) 32-33: Over Strofen. De ‘erotiek van het lezen’ in de praktijk. Verwante recipiënt in creatieve botsing met De Waards voorstelling van het seksuele gewikkeld. Zie citaat in de tekst van het hoofdstuk. |
2.5. | Willemien van der Mark, Sek (maart 1986) 19: Over Strofen. Waardeert dat De Waard vanuit de emoties schrijft, niet afstandelijk of cerebraal. Waardeert De Waards doorbraak van het ‘softe, a-seksuele beeld’ dat (in de lesbische literatuur) van de damesliefde bestaat. Verder heeft Van der Mark oog voor de literair-politieke aspecten van De Waards ‘wending naar het lesbianisme’. De Waard wordt door mannen wel ‘sektarisch’ genoemd, maar ‘veel van de zich “algemeen” noemende literatuur [wordt] beheerst door mannen en is dus ook sektarisch. Bovendien is het onvermijdelijk dat wat iemand schrijft altijd maar een bepaalde groep interesseert.’ Hier eist het lesbische circuit zijn rechten op. |
5. Poëto-politiek
|
5.1. | Marjan Costeur in Lilith (vrouwenblad) no. 39 (jan/febr. 1986) 17-18: ‘Het es goed vrouw te zijn, maar veel beter heere.’ Verslag van een literaire avond in Leuven met Meulenbelt en De Waard. Over de canon, literaire kritiek en de kansen van vrouwelijke auteurs in het literaire bedrijf. |
5.2. | Anon. in: Mooswief (Vrouwenkrant Maastricht) no 34 (aug/sept. 1986) 6-10: ‘Elly de Waard in Maastricht’ Lezing die De Waard hield in Maastricht en op het tweede Amazone-dichteressenfestival, voorjaar 1986. |
5.3. | Pamela Pattynama, In: Lover 14 no 1 (maart 1987) 21-22: column ‘De prijsstem van de vrouwelijkheid’ Kritische bespreking van de vooronderstellingen die aan de Bijnsprijs ten grondlag liggen. Hoe houdbaar is een ‘vrouwelijke traditie’ gegrondvest op sociale ervaringen van vrouwen in de literatuur? Is de eis dat het te beprijzen werk de traditionele vrouwenrol moet omkeren niet een manier om in de rollen-di-chotomie gevangen te blijven? |
5.4. | Pattynama, in: Meijer/ Schaap (eds) 1987: 143-150. ‘Something else’. Hoe de vrouwelijke literaire traditie te denken, verwijzing naar de Bijnsprijs. |
5.5. | Brügmann, in: Meijer/ Schaap (eds) 1987: 129-142: ‘Re-searching the literary presentation of the ‘Female’. Dezelfde discussie als 5.4. |
5.6. | Ineke van Mourik, in: Lust & Gratie 15 (herfst 1987) 8-16: ‘Poëzie van de laagste landen’. Trekt van leer tegen het seksisme van de (dominante) poëziekritiek en tegen
|
| |
| |
|
het feit dat De Waards laatste bundel door niemand wordt besproken. |
5.7. | Will van Sebille, in Lust & Gratie 16 (winter 1987): ‘Vooruit sirene, blaas de stormwind aan’. Essay. Van Sebille bediscussieert De Waards inleiding tot De Nieuwe Wilden en tracht de stelling daarvan-dat het landschap van de poëzie versteend is geraakt-theoretisch te onderbouwen. Laakt dat het gangbare, meest gewaardeerde gedicht een gesloten, hermetisch geheel is geworden dat steeds verder weg is komen te staan van de ‘dagelijkse werkelijkheid’. Poging tot literair-historische situering van De Nieuwe Wilden. |
5.8. | Annettje Dia Huizinga, in: Opzij (juni 1987) 52-53: ‘Hoe wild zijn de Nieuwe Wilden?‘ Kritische bespreking van het slotoptreden-na een tournee door Nederland-van de Nieuwe Wilden in Amsterdam. Bespreekt tevens de Nieuwe Wilden-bloemlezing. De wilden zijn vaak goed, maar erg heterogeen. |
Bronnen voor de verzameling van de receptiedocumenten:
|
- | Knipselmappen (hoofd) Openbare Bibliotheek Amsterdam en Utrecht; |
- | Knipselverzameling Letterkundig Museum Den Haag; |
- | idem I.D.C. (Keizersgracht 10) Amsterdam; |
- | idem Lesbisch Archief Amsterdam; |
- | BNTL (Bibliografie Nederlandse Taal en Letterkunde), Computerbestand; |
- | Verzameling Guus Middag. |
|
|