Cultuur en migratie in Nederland. Kunsten in beweging 1980-2000
(2004)–Maaike Meijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| ||||||||||||||||
4 maart 1999. Snežana Bukal presenteert haar roman Eerste sneeuw, die is gebaseerd op een teruggevonden diaverzameling.
| ||||||||||||||||
[pagina 344]
| ||||||||||||||||
doos met dia's uit voormalig Joegoslavië. Bukal kreeg te horen dat haar man deze verzameling op zolder had gevonden bij het leegruimen van het huis van zijn overleden vader, de heer Van der Hoog. Het bleek een verzameling van ruim 200 dia's. Op de afbeeldingen zag men afwisselend mannen, vrouwen, dorpelingen in hun dagelijkse doen, mannen in uniform, groepen mensen, bruggetjes in Bosnië, dorpjes in Kosovo, kerken en kloosters in Servië, natuurlandschappen. De fotografe was Marjorie van der Hoog-Hartog (1910-1992). Zij was in de jaren veertig gescheiden van haar man, had de kinderen bij hem achtergelaten en was spoorslags naar Joegoslavië vertrokken. Tussen 1948 en 1978 reisde zij al fotograferend het hele land door. In 1980 publiceerde zij een reisgids over Joegoslavië bij uitgeverij Kosmos. De fotografe had niet de pretentie kunstzinnig te zijn, noch streefde zij een historische of culturele waarde na. Voor de zoons van Marjorie van der Hoog waren de dia's van weinig waarde. Zij hadden niets met Joegoslavië, noch met hun moeder, die zij nooit bewust hadden gekend. Om die redenen hadden zij besloten om de verzameling te schenken aan een Joegoslavische vluchteling. Aanvankelijk zag Bukal er niet veel meer in dan een heleboel kleuren: ‘veel groen, veel blauw, hier en daar wat rood’. Totdat de foto's haar ‘raakten’: De schok en het plezier om een virtuele reis te maken door een landschap dat vanwege de oorlog niet meer bestond. De foto's vormden mijn emotionele geografie. Zij gaven mij herinneringen terug die door de oorlog aan flarden waren geschoten (Bukal 1999). Vanaf dat moment lieten de beelden haar niet meer los. De beelden en de manier waarop zij deze ontvangen had, werden een verhaal. Het verhaal werd een roman, die in 1998 verscheen als Eerste sneeuw. In de roman komt Nadežda, een vluchtelinge uit Joegoslavië die samen met haar zoontje Marko in Amsterdam woont, in contact met de heer Van der Hoog, echtgenoot van de overleden fotografe. Hij heeft een stapel brieven uit Joegoslavië gekregen en vraagt Nadežda ze te vertalen. Het blijken liefdesbrieven van zijn ex aan een Joegoslavische geliefde te zijn. In hoofdstukken waarin afwisselend Nadežda en meneer Van der Hoog de hoofdpersonen zijn, ontwikkelt zich het verhaal waarin uiteindelijk ook de doos dia's van de zolder tevoorschijn komt. Voor Nadežda zijn ze een wegwijzer naar het verleden van haar land waaruit ze halsoverkop vertrokken was: Deze wereld is opeens gekomen, zoals in de woestijn waar de nacht valt als een bijl van de guillotine, waar het licht wordt alsof iemand de blauwe grendels van de nacht wegschuift, uit het donker, uit het niets; het ochtendlijke gezang van de vogels, de purperen, blinkend witte hangende tuinen van wilde rozen; er stroomde weer lucht de longen binnen (Bukal 1998, 146). | ||||||||||||||||
[pagina 345]
| ||||||||||||||||
Op 4 maart 1999 werden de dia's in De Balie in Amsterdam door Snežana Bukal vertoond bij de presentatie van haar roman. Schrijnend waren die avond de totaal verschillende invalshoeken van de gesprekspartners na de vertoning van de beelden van het nog onbeschadigde land. De ‘neutrale’ historische en architectonische interpretaties (alsof er geen oorlog bestond) stonden haaks op de emotionele literaire verwerking van de Balkantragedie van Bukal. | ||||||||||||||||
Balkanintellectuelen in oorlogstijdEen groep spraakmakende intellectuelen uit de Balkan, vrouwen zowel als mannen, koos in de jaren negentig voor korte of langere tijd domicilie in het buitenland. Veel van deze intellectuelen weigerden om als instrument te dienen voor de propaganda die de aanstaande oorlogsvoering trachtte te legitimeren. In Nederland ging een aantal auteurs in woord en geschrift een leidende rol spelen in debatten over de Balkanoorlog, discussies over de rol van de media in het aanzetten tot etnische haat, nationalisme en religieuze verdeeldheid. Een paar schrijvers waren al in Nederland op het moment dat de situatie in Joegoslavië echt uit de hand begon te lopen: Dubravka Ugrešić en Borislav Ćićovaćki. In haar boek Nationaliteit: geen schrijft Ugrešić daarover: Eind september 1991 kreeg ik een uitnodiging om naar Amsterdam te komen. Ik nam de nachttrein Zagreb-Wenen-Amsterdam. In mijn land nam de oorlog in hevigheid toe. Ik kon de trein naar Wenen nemen op een septemberdag, tijdens een kort staakt-het-vuren. Er was die dag geen luchtalarm en ik kon de meest noodzakelijke spullen in een koffer stoppen. Mijn verblijf in Amsterdam zou overigens maar een week duren. (...) In plaats van een week bleef ik drie weken. Ik pakte iedere dag opnieuw mijn koffer om de volgende dag naar Zagreb terug te gaan. De dag daarop bleef ik, maar met het vaste voornemen de volgende dag te vertrekken. De berichten uit mijn vaderland werden echter steeds slechter en ik stelde mijn terugkeer opnieuw uit (Ugrešić 1993, 9). Uiteindelijk besloot Ugrešić niet terug te keren en na een aantal omzwervingen heeft ze sinds een aantal jaren een vaste plek in Amsterdam. Borislav Ćićovaćki kwam naar Nederland om aan het conservatorium in Amsterdam les te krijgen van hoboïst Han de Vries: Het was al 1991, de oorlog in Joegoslavië was in aantocht. Begin mei stuurde ik een cassette met mijn opnamen en een aanmelding naar Amsterdam en een maand later kreeg ik al antwoord dat ik was aangenomen. Ik werd toen overspoeld door een uitzonderlijk geluksgevoel. Maar dat duurde niet lang. Eind juni begon de oorlog in Slovenië en tijdens die zomer waren er ook schotenwisselingen in Kroatië. Al die tijd dat | ||||||||||||||||
[pagina 346]
| ||||||||||||||||
ik me voorbereidde op mijn vertrek naar Nederland had ik het vreemde gevoel dat ik mijn land voor lange tijd zou verlaten. De oorlog die toen begon, veranderde het leven van alle inwoners van voormalig Joegoslavië, en ik volgde en beleefde die in Amsterdam, waar ik me al gauw onder landgenoten bevond, emigranten zoals ik (Ćićovaćki 2003). Ćićovaćki noemde zich een emigrant, Ugrešić typeerde zichzelf als een ‘bevoorrechte vluchtelinge’ (Ugrešić 1993, 19). Zij waren beiden als migranten in de ‘gewone’ zin van het woord te beschouwen, terwijl ze door de oorlog niet meer terug konden en daardoor in zekere zin als banneling beschouwd konden worden. De schrijvers die later kwamen, zoals Snežana Bukal, Slobodan Blagojević en Antonije Žalica, waren politieke vluchtelingen. In dit hoofdstuk maken wij dat onderscheid verder niet meer. Waar het om gaat is de komst van een aantal (ex-)Joegoslavische intellectuelen en schrijvers naar Nederland en de gevolgen daarvan, voor henzelf en voor hun werk. Wat betekent hun aanwezigheid in Nederland en welke invloed hebben zij op het Nederlandse intellectuele en literaire leven?
Begin jaren negentig had de stroom van vluchtelingen als gevolg van een ander strijdtoneel, de Golfoorlog in Irak, nog de volledige aandacht van media en publiek. In de Balkan leek nog weinig aan de hand. Alleen organisaties op het terrein van de mensenrechten zagen door de komst van intellectuelen uit de Balkan de eerste voortekenen van de oorlog die in Joegoslavië zou uitbreken. Men kan redetwisten over de vraag op welk exact tijdstip de oorlog in voormalig Joegoslavië begon. Sommigen stellen als begin 15 mei 1986, het moment waarop Slobodan Milosević partijvoorzitter van de Communistische Partij werd, na de dood van president Tito. Anderen memoreren de dag dat Milosević Kosovo bezocht, waar regelmatig demonstraties plaatsvonden van grote groepen Serviërs, die zich onderdrukt voelden door de Albanese meerderheid. Hij sprak één van de demonstranten toe met de woorden: ‘Niemand moet het nog wagen om u te slaan’ (24 april 1987). Weer anderen stellen dat niet de onafhankelijkheidsverklaringen door Kroatië en Slovenië zèlf (25 juni 1991) tot een langdurige oorlog hebben geleid, maar de erkenning daarvan door Europese naties; nota bene Duitsland erkende Kroatië op 15 januari 1992 als eerste. Juist met deze erkenning werd een belangrijke zenuw geraakt: de onverwerkte Tweede Wereldoorlog. De onafhankelijke Kroatische Republiek was destijds een van de vazalstaten van de nazi's. Zeventienduizend joden werden destijds vermoord in het Kroatische concentratiekamp Jasenovać, samen met tienduizenden zigeuners en Servische (en overigens ook Kroatische) communisten. De houding van de Serviërs en de Kroaten tijdens de Tweede Wereldoorlog verheldert veel over de oorzaken van de oorlog én over de opstelling van veel landen ten opzichte van de recente Balkanoorlog. | ||||||||||||||||
[pagina 347]
| ||||||||||||||||
Dubravka Ugrešić schrijft in haar boek De cultuur van leugens over de wijze waarop de oorlogshetze in Kroatië begin jaren negentig werd georganiseerd. Zij stelt dat het goed uitgeruste teams, die bestonden uit schrijvers, journalisten, sociologen, politicologen, psychiaters, taalkundigen, filosofen, zijn geweest, die eerst ‘het oude systeem demonteerden’ en daarna ‘het land’ ontmantelden (Ugrešić 1995, 51-52). Die teams pasten de gebruikelijke formule toe. Mensen werden planmatig vanwege hun verschillen tegen elkaar opgezet. De eigen bevolkingsgroep werd verheerlijkt. Andere groepen werden regelrecht gediscrimineerd. Het bekende recept voor het creëren van een maatschappelijk draagvlak voor de nieuwe utopie: de natie. Ook schrijvers moesten meedoen: Voor dat laatste, het stroomlijnen en gelijkschakelen van nationale gevoelens en collectieve historische achtergronden, worden kunstenaars en intellectuelen ingezet; als ze daar niet aan meewerken, of zelfs dissidente geluiden laten horen, zijn ze gevaarlijk en moeten ze uit de weg worden geruimd.Ga naar eind1 ‘Uit de weg ruimen’ betekent aanvankelijk niet letterlijk doden: Een vijand van het volk (...) (zal) nu toch een iets andere behandeling krijgen dan tijdens het communisme. Om met ongewenste elementen af te rekenen gebruikt men nu andere, wat meer subtiele methoden. Tegenwoordig is de meest populaire en meest geaccepteerde methode die van het lynchen via de media, die bijna volledig door Tudjmans partij (...) worden gecontroleerd (Ugrešić 1995, 134). Ugrešić was in 1992 zelf slachtoffer van zo'n media-lynchpartij, waarover zodadelijk meer. | ||||||||||||||||
AIDA en de BalkanEen aantal van de in eigen land ongewenste intellectuelen en schrijvers week uit naar Nederland, voordat zij gemolesteerd of vermoord zouden worden. Zij vonden gesprekspartners bij het politiek en cultureel centrum De Balie en de stichting voor vervolgde kunstenaars, AIDA (Association Internationale de Défense des Artistes). De in Amsterdam residerende organisatie AIDA heeft veel voor en met de Balkankunstenaars en -denkers ondernomen. Aan de hand van haar activiteiten willen we laten zien hoe in Nederland het ‘wereldtoneel’ wordt verwerkt en bewerkt, en welke rol vluchtelingen en migranten daar in dit geval zelf in hebben kunnen spelen. AIDA bedacht dat, àls het haar al zou lukken om daadwerkelijke vormen van steun | ||||||||||||||||
[pagina 348]
| ||||||||||||||||
te ontwikkelen voor de tot vijand van het volk verklaarde collega's, haar steun het meest effectief zou zijn op het terrein van de vrije media en van de kunst in de ruimste zin. De eerste voortekenen over een aanstaande oorlog bereikten AIDA ruim voor de daadwerkelijke aanvang ervan. Organisaties als Amnesty, Pax Christi, de Internationale PEN en Index on Censorship ontvingen soortgelijke signalen. Op 1 december 1992 verstuurde AIDA een oproep om de versnipperde en chaotische berichten over Joegoslavië te bundelen tot een centraal informatienetwerk, waardoor elke organisatie effectiever uiting zou kunnen geven aan haar solidariteit. Alle berichten wezen erop dat de oppositie begin 1993 een enorme verkiezingsnederlaag zou gaan lijden, die desastreus zou worden voor onafhankelijke denkers. De uitslag van de verkiezingen en het grote verlies van de oppositie leidde inderdaad tot vervolging van dissidente ambtenaren. De Volkskrant van 2 februari 1992 berichtte: De regerende oud-communisten in Servië hebben de jacht geopend op dissidente geesten in overheidsdienst. De campagne tegen de ‘landverraders in overheidsdienst’ werd half januari ingeluid met het ontslag van 1500 journalisten. In volgende ‘rondes’ werden dissidente geesten uit musea, theaters, ziekenhuizen en universiteiten gedreven. Veel van hen besloten naar het buitenland uit te wijken. De stroom vluchtelingen kwam niet alleen uit de Servische regio. Ook de hetze in de door de Kroatische staat gecontroleerde media was ongehoord fel. Zoals de schrijfsters, onder wie Dubravka Ugrešić, mochten ondervinden. Zij werden in december 1992 gehekeld als de ‘vijf heksen van Rio, de Kroatische feministes die Kroatië hebben verkracht’. Deze hetze startte in het Kroatische blad Globus, eind 1992.Ga naar eind2 Dat blad berichtte over een congres van de PEN, de internationale organisatie van schrijvers, dichters en essayisten, in Rio de Janeiro. Volgens planning zou het volgende congres in Dubrovnik worden gehouden. De Amerikaanse PEN protesteerde hiertegen, vanwege de oorlogssituatie en censuurmaatregelen aldaar. De Kroatische krant Globus fulmineerde dat deze valse voorstelling van zaken de Amerikaanse PEN was ingegeven door de vijf genoemde schrijfsters. De Internationale PEN zou onjuist voorgelicht worden: de vijf ‘heksen’ hebben in artikelen leugenachtige beweringen gedaan over verkrachtingen van vrouwen in oorlogstijd. Door dit te schrijven wordt de hoogstaande Kroatische culturele beschaving in diskrediet gebracht. Voor deze anti-patriottische daad zouden de ‘vijf heksen van Rio’ gestraft moeten worden (The Globus 1992). In het betreffende artikel werden niet alleen de namen, maar ook de adressen en telefoonnummers van de schrijfsters gepubliceerd, waarmee ze fysiek aan de woede van hun landgenoten werden uitgeleverd. Na de eerste oproep van AIDA volgden de ontwikkelingen elkaar snel op. De Balie en AIDA spraken een taakverdeling af. Het podium van De Balie zou gaan | ||||||||||||||||
[pagina 349]
| ||||||||||||||||
Afb. 19.1 Dubravka Ugrešić (foto: Peter Peitsch)
fungeren als spreekbuis voor en steun aan de onafhankelijke media in voormalig Joegoslavië. AIDA zou zich vooral concentreren op de steun aan de schrijvers in - fysieke dan wel gcestelijke - ballingschap, te beginnen bij de schrijvers die Nederland aandeden. Dubravka Ugrešić werd beïnvloed door de oorlog, zonder dat ze het wilde. De oorlog sloop haar werk binnen. Werd Ugrešić voor de oorlog als een postmodernist beschouwd, nu schoof zij het luchtige taalspel terzijde en nam zij de echte werkelijkheid bloedserieus. Haar boeken werden minder fictie, meer autobiografisch en essayistisch. Ze schrijft daar zelf over in Nationaliteit: geen, haar eerste boek na het begin van de oorlog: | ||||||||||||||||
[pagina 350]
| ||||||||||||||||
Dit boek is geschreven in een vorm die eigenlijk tegen al mijn literaire principes indruist. Ik heb altijd gevonden dat een zichzelf respecterende schrijver zich dient te onthouden van de volgende drie zaken: a) autobiografische notities b) aantekeningen over andere landen c) dagboekaantekeningen. Deze drie zaken beschouw ik als een uiting van narcisme; deze eigenschap is ongetwijfeld een fundamentele voorwaarde voor iedere literaire activiteit, maar mag daarvan niet het enige resultaat zijn. Bij de drie genoemde genres is een dergelijk resultaat echter haast niet te vermijden (Ugrešić 1993, 10-11). Ook Ugrešićs volgende boek, De cultuur van leugens, is een sterk autobiografisch en essayistisch werk. De oorlog heeft een andere schrijfster van haar gemaakt: Ik schrijf mijn Trümmerseiten, de woorden staan nerveus te dringen, elk woord vergroot slechts het gevoel van ‘onmacht’ en de ‘valsheid’, zoals Adorno, zelf een balling, ooit schreef. Maar ik houd niet op, ik ga door tot ik niet meer kan (Ugrešić 1995, 263). Ugrešićs landgenoot, de musicus Borislav Ćićovaćki, had nog niets gepubliceerd voordat hij naar Nederland kwam, behalve over muziek. Hij debuteerde een aantal jaren later met de roman In oude tijden heette dit land Haemus, een echo van de oorlog in de Balkan, zonder overigens gebruik te maken van de door Ugrešić genoemde stijlmiddelen van de autobiografische- en dagboekaantekeningen. Of het zou dat ene hoofdstuk moeten zijn dat bestaat uit berichten op een antwoordapparaat. Ćićovaćki presenteert zich daarin als de ‘bewerker’ van die berichten. Een van die berichten luidt: Hoor eens Marko, met Zoran. Ik heb met Dragana overlegd en wij vinden dat we zaterdag niet moeten spelen. Wie heeft er behoefte aan Steve Reich en John Cage als die idioten het land in oorlog drijven? Muziek is verdorie volkomen zinloos geworden. Dit land en de mensen hier hebben vrede nodig en een veilige weg naar Europa, geen kadavers van het socialisme in chauvinistische handen. Ik stel voor niet in Belgrado te spelen. Zo demonstreren wij dan (...) Overigens kunnen we wel naar Belgrado gaan, maar... (Ćićovaćki 2000, 85). De beller zegt dan nog dat ze mee kunnen doen aan een demonstratie tegen ‘Sloba’ [Slobodan Milosević, RB/HD]. Daarna belt er iemand, die vertelt dat de geplande televisieopname niet door kan gaan omdat de hele ploeg is opgetrommeld voor de demonstratie. Dit hoofdstuk is, aldus een noot aan het eind, opgedragen aan de componist Marko Selimovski. De ‘bewerker’ heeft het hoofdstuk samengesteld uit de berichten die werkelijk op het antwoordapparaat stonden van deze tragisch omgekomen componist. Het boek wordt ook ingeleid door ‘de bewerker’, die zegt dat de bijdragen in het boek zijn bedoeld ‘om de lezer in kennis te brengen met | ||||||||||||||||
[pagina 351]
| ||||||||||||||||
Afb. 19.2 Borislav Ćićovaćki (foto: Freddy Rikken)
landschappen, mensen en steden van de verdwenen landen van onze tijd.’ We zouden het een ‘montageroman’ kunnen noemen. Het is moeilijk vast te stellen welk effect de oorlog op Ćićovaćki heeft gehad als schrijver, omdat het hier om een debuut gaat. Wel is de vraag of hij was gaan schrijven zonder de oorlog. En waarover. | ||||||||||||||||
[pagina 352]
| ||||||||||||||||
Steun aan onafhankelijke media in ex-joegoslavië: Press NowDe oorlog in Joegoslavië werd aangewakkerd, zo niet gecreëerd, door een golf van zorgvuldig geregisseerde mediahetzes. Onafhankelijke media die hier tegenwicht tegen konden bieden, bestonden nauwelijks of werden gemarginaliseerd. AIDA bedacht daarom dat het effectief zou zijn om de onafhankelijke pers in voormalig Joegoslavië te ondersteunen. De organisatievorm was van Hollandse eenvoud. Het werd een stichting met een kleine uitvoerende staf. De staf bestond uit medewerkers van deelnemende organisaties en werd geadviseerd door deskundigen en intellectuelen uit de Balkan die in Nederland woonden. Zij beoordeelden welke media in aanmerking kwamen. Een comité van aanbeveling, waarin Nederlandse deskundigen en intellectuelen zitting hadden, legde gewicht in de schaal om de benodigde gelden voor de steun aan de media binnen te slepen. De stichting kreeg een naam met dubbele betekenis: Press Now. Media konden volgens de flyers van Press Now uit 1993 op steun rekenen, wanneer vaststond dat ze geen staatseigendom waren en het redactiestatuut onafhankelijk was. Verder moest duidelijk zijn dat ze niet aan een politieke partij verbonden waren en geen propaganda verspreidden en ‘dat ze zich uitspraken tegen de oorlog en tegen etnische conflicten, en bijdroegen aan de opbouw van een civiele democratie’. De eerste persconferentie vond plaats op de International Freedom of Press Day (20 april 1992). De start voor de campagne ‘Press Now - support independent media in former Yugoslavia’ werd gepresenteerd door Dragan Klaić, in die tijd directeur van het Nederlands Theater Instituut in Amsterdam. De steun aan de onafhankelijke media in ex-Joegoslavië zou hard nodig blijken. De nationalistische regeringen in voormalig Joegoslavië brachten immers de media in snel tempo onder strenge overheidscontrole. De gelijkgeschakelde pers verwerd door haar oorlogsretoriek, het aanwakkeren van extreem nationalistische sentimenten en het kweken van animositeit tussen verschillende etnische groepen tot een efficiënte oorlogsmachine. De doelstellingen van Press Now waren helder. Press Now wilde een ‘switchboard’ zijn voor overheid, media en instellingen in Nederland, én voor de onafhankelijke media in de Balkan. Press Now wilde het Nederlandse publiek kennis laten nemen van de onafhankelijke nieuwsbronnen in ex-Joegoslavië. Maar het ging natuurlijk vooral om het verzamelen van geld en materiaal voor de in nood verkerende onafhankelijke media, al dan niet door middel van adoptie van deze media door verwante uitgevers en omroepen in Nederland. Press Now werd spoedig de erkende schakel tussen de overheid hier en de media daar. Het fungeerde als doorgeefluik voor de gelden die de overheid besteedde aan de ondersteuning van onafhankelijke media. Het werd ook het orgaan waardoor met deskundigen uit de regio van gedachten gewisseld kon worden. Dit gebeurde vaak informeel, soms formeel. Op 15 april 1994 vond in de Tweede Kamer het symposium Media & democracy - developing the independent media in former Yugoslavia | ||||||||||||||||
[pagina 353]
| ||||||||||||||||
plaats, over de media in Kroatië en Kosovo. De heren Kooijmans en Mazowiecki en Slavko Goldstein hielden inleidingen. Daarna lichtten hoofdredacteur Victor Ivanćić en uitgever Drago Hedl van het Kroatische weekblad Feral Tribune, en hoofdredacteur Veton Surroi van het Kosevaarse tijdschrift Koha hun mediaprojecten toe. Een jaar later, op 3 april 1995, werd de Tweede Kamer via het symposium Media & War voorgelicht over de media in Bosnië-Herzegovina. Hulp aan onafhankelijke media in voormalig Joegoslavië groeide dankzij Press Now uit tot een erkende tak van de humanitaire en sociaal-economische hulp. Dat feit alleen al mag een unicum genoemd worden. De adoptie van collega's in voormalig Joegoslavië door Nederlandse uitgevers en omroepen verliep moeizamer. Het Parool had zelf ba den gesmeed met het dagblad Oslobodenje (Sarajevo). De adoptie van het dissidente radiostation ZID (Sarajevo) door de IKON vloeide rechtstreeks voort uit het werk van Press Now. Zonder enige ruchtbaarheid werd een antenne voor het radiostation afgeleverd. Een transport lege muziekbanden, honderden cd's, een aantal programma's in het Engels en volledige studioapparatuur werd naar Sarajevo gebracht (Pol 1993). De goederen zelf speelden een ondergeschikte rol. Vooral de onderlinge uitwisseling en morele steun werd toegejuicht. Het meest effectief bleek uitzending van individuele Nederlandse journalisten naar de Balkan. Via mediatrainingen brachten zij hun collega's de basisprincipes bij van een onafhankelijke, democratische pers. In Nederland zagen ondertussen ook een paar nieuwe, op mensen uit de Balkan gerichte bladen het daglicht.Ga naar eind3 Het belangrijkste blad werd No(w) Future! - kwartaalblad over burgergroepen in voormalig Joegoslavië. De ruim 200 organisaties in Nederland die vredes-, mensenrechten- en humanitair werk verrichtten vonden elkaar hierin. In het nulnummer, december 1994, schreef de redactie dat zij streefde naar ‘een vrijplaats voor visies en achtergrondinformatie die nuttig kunnen zijn bij de hectische praktijk van het werk voor ex-Joegoslavië’. In 1997 werd de titel van het blad aangescherpt tot Future Now! (Editorial 1997). Het blad groeide uit tot een opinieblad, niet alleen over de Balkan, maar ook over de beweegredenen van Nederlanders om zich met deze regio te verbinden. Ook de actualiteit met betrekking tot ex-Joegoslaven in Nederland kwam erin onder de aandacht: bijvoorbeeld in maart 1997 toen de Verzetsprijs van de Nederlandse Stichting Kunstenaarsverzet aan Dubravka Ugrešić werd uitgereikt, en toen Snežana Bukals verhalenbundel Het vliegend hert werd gepubliceerd.Ga naar eind4 | ||||||||||||||||
Lezingen, debatten en conferenties door Press NowDe ontmoetingen tussen de verschillende intellectuelen en schrijvers uit de Balkanstaten, als ook de uitwisselingen tussen hen en intellectuelen uit de hele wereld, zijn van onschatbare betekenis geweest voor het voortbestaan van een onafhankelijke pers in de Balkan en voor de Nederlandse - en westerse - betrokkenheid bij deze | ||||||||||||||||
[pagina 354]
| ||||||||||||||||
oorlog. In Amsterdam konden ontmoetingen plaatsvinden die in ex-Joegoslavië door de oorlog onmogelijk waren geworden. Het eerste publieksprogramma van Press Now vond plaats in Amsterdam op 5 mei 1993. Het programma was een uitwisseling op het podium tussen vijf topjournalisten uit voormalig Joegoslavië over ‘Media in oorlogstijd’. Programmadirecteur Nenad Pejić vertelde bij die gelegenheid dat hij vaak voor het nemen van onmogelijke beslissingen stond. Bijvoorbeeld toen de adjunct-directeur van het waterleidingbedrijf hem vroeg het bericht uit te zenden dat het water vergiftigd was. Niemand kon het echter bevestigen. Wat moest hij doen? Het bericht uitzenden kon paniek veroorzaken, het niet doorgeven kon betekenen dat er levens in gevaar kwamen: ‘Ik besloot het niet uit te zenden. Gelukkig bleek ik gelijk te hebben - het water was niet vergiftigd’ (Arian 1993). De beslissingen werden steeds moeilijker, zo vertelde Pejic verder: Enige moslimsoldaten dreigden in april 1992 in Visegrad de stuwdam op te blazen, als ik niet akkoord ging met een ‘live’ uitzending van een telefoongesprek met hen. Even later belde de Servische partij: ‘Meneer Pejić, als u dat telefoongesprek uitzendt, beschieten wij uw zenders’. Ik had de keuze tussen bedreigingen van twee kanten en koos ervoor het telefoongesprek uit te zenden om een ecologische ramp te voorkomen. Een paar minuten later begonnen de Serviërs met de beschietingen van de tv-zender in Sarajevo. In die zelfde maand demonstreerden 200 inwoners van Sarajevo tegen alle politieke partijen, voor vrede en nieuwe verkiezingen. Ik besloot ze live uit te zenden. Uren later stonden er meer dan 100.000 demonstranten voor de gebouwen van het parlement. De overheid beschuldigde me vervolgens van poging tot staatsgreep. Toen de Servische televisie een lijst van te doden journalisten uitzond en mijn naam erop voorkwam, wist ik wat dat betekende en besloot om Sarajevo te verlaten (Pejic 1993). In het Amsterdamse Paradiso werd op 1 juli 1993 het programma Music, War and Radio - or: how to stay in the air in wartime gemaakt. Het werd een vrolijke potpourri van betrokken mensen over een moeilijk onderwerp. Het programma heeft op duizenden kilometers van Amsterdam misschien nog wel meer indruk gemaakt. Het werd live uitgezonden in Servië door radio B-92 (Belgrado) en was via het radioschip Droit de Parole direct in Bosnië te beluisteren. In Nederland zond de VPRO het programma live uit op de radio en Migranten TV deed hetzelfde voor de lokale televisie in Amsterdam. Het slotdebat vond plaats tussen journalisten en schrijvers vanuit de verschillende studio's. Het podium in Amsterdam groeide op deze manier uit tot een van de belangrijkste ontmoetingsplekken in Europa voor intellectuelen uit de Balkan. Niet alleen ervaringsdeskundigen uit het oorlogsgebied betraden het podium. Gedurende de hele oorlogsperiode gingen vakmensen uit voormalig Joegoslavië openbaar het debat aan met intellectuelen uit de hele wereld. Allerlei aspecten van het thema ‘media in oorlogstijd’ kwamen aan de orde, zoals desinformatie en onmacht van de | ||||||||||||||||
[pagina 355]
| ||||||||||||||||
media, het medialandschap in postcommunistische landen, censuur en zelfcensuur en de rol die onafhankelijke media spelen bij de wederopbouw na de oorlog. Het ging niet alleen om geschreven pers maar ook om internet, radio en televisie. Zelfs onderwerpen waar men in de Balkan nauwelijks aan toe was (is verkrachting een oorlogsmisdaad?) konden op het vertrouwde Amsterdamse podium worden besproken. Het meest recente en tegelijkertijd het laatste debat was The trouble with guilt in juni 2000. Sprekers waren - inmiddels gerenommeerde - intellectuelen uit verschillende delen van voormalig Joegoslavië.Ga naar eind5 Terwijl in de Balkan zelf Joegoslavië in een aantal staten uiteengespat was, bleven de intellectuelen buiten de Balkan met elkaar in gesprek en schuwden geen enkel onderwerp. Press Now heeft anno 2003 haar werkterrein in de Balkan en Oost-Europa uitgebreid tot Moldavië, Wit-Rusland en Oekraïne. Ook daar is steun aan onafhankelijke media hard nodig. In Wit-Rusland en Oekraïne worden kritische journalisten monddood gemaakt en soms vermoord. In Moldavië is geen vrije pers. Daarnaast financiert Press Now onafhankelijke tv in het gebied rond Srebrenica en bekostigt zij verslaggeving over het Joegoslavië-tribunaal en het proces tegen Milosević binnen voormalig Joegoslavië. | ||||||||||||||||
Sarajevo en AmsterdamNaast de schrijvende pers kregen ook de kunsten aandacht. Had de muziek in Music, War and Radio al centraal gestaan, door een uitnodiging van festivaldirecteur Haris Pasović kwamen ook andere kunstvormen voor het voetlicht. Toen de eerste granaten op Sarajevo vielen was Pasović degene die 's werelds meest vermaarde architecten naar Sarajevo ontbood om ontwerpen te maken voor de wederopbouw van Sarajevo na de oorlog. In Nederland verwierf Pasović vooral bekendheid door het ambitieuze Filmfestival Sarajevo - Voorbij het einde van de Wereld dat in het najaar van 1993 in het door oorlog geteisterde Sarajevo werd gehouden. Dat dit filmfestival er moest komen was volgens Pasović vanzelfsprekend, omdat Sarajevo voor de oorlog een sterke filmcultuur had gehad. Hij constateerde dat velen in Sarajevo, na twintig maanden belegering, hun verlangen naar film wensten te bevredigen: ‘In een periode, waarin geen bewoner van Sarajevo de stad in of uit kan, biedt film ons de mogelijkheid te reizen, ons te verplaatsen in de landschappen van de geest’ (Koelemeijer 1994). De Nederlandse filmers Johan van der Keuken en Frank Vellenga reisden naar het festival en maakten er een korte documentaire over: Sarajevo film festival 1993. De documentaire ging in december 1993 op het IDFA (International Documentary Filmfestival Amsterdam) in première. In de film zien we festivaldirecteur Pasović, die het belang van dit filmfestival benadrukt. Tijdens het binnenkomen van de gasten bij het festival worden ze gefouilleerd op wapens (‘Je kan wel een granaat bij je hebben’) en begint op straat een sluipschutter te schieten. We horen en zien een | ||||||||||||||||
[pagina 356]
| ||||||||||||||||
jonge vrouw uit Sarajevo, die over haar oorlogservaringen vertelt. Haar moeder is kort tevoren overleden als gevolg van voedseltekort en gebrek aan medicijnen, haar vader is blind en kan het huis niet uit. Als zij en haar zuster een stukje grond voor hun flat schoon maken om groente te verbouwen in het voorjaar, moet ze stoppen omdat sluipschutters ook daar opduiken. Zo geeft de documentaire een ontroerend beeld van filmliefhebbers in oorlogstijd. | ||||||||||||||||
Ex-Yu PENIn de diaspora dreigden de gevluchte schrijvers het onderlinge contact, en daarmee hun intellectuele voedingsbodem, kwijt te raken. AIDA wilde helpen dat te voorkomen. Een internationaal platform voor vervolgde schrijvers, dichters en essayisten zou de oplossing kunnen zijn. Daartoe werkte AIDA samen met drie ballingschrijvers uit de Balkan, die hun collega's wisten te verenigen. AIDA bood hen kantoorruimte en bracht hen in contact met het internationale schrijverspodium van de PEN. Ruim honderd Balkanauteurs formeerden zich tot de ‘Ex-Yu PEN’, voluit ‘Pen Centar pisaca u egzilu iz bivse Jugoslavije’ (‘PEN, centrum voor schrijvers uit voormalig Joegoslavië’).Ga naar eind6 In juni 1993 stuurde de Ex-Yu PEN haar geloofsbrieven naar de Internationale PEN: This is to inform you of the Ex-Yu PEN, made up primarily of writers in exile from the former Yugoslavia. It also includes those authors who have remained in war-stricken countries of ex-Yugoslavia who oppose the war and violations of human rights. Wanneer de Ex-Yu PEN erkend zou worden, dan zou daarmee geschiedenis worden geschreven: tot dat moment werd het begrip ‘exil’ uitsluitend gedefinieerd als fysieke ballingschap. Bij erkenning zou ook het bestaan van ‘geestelijke ballingschap’ in eigen land erkend worden. Aldus geschiedde en dit feit werd op 30 september 1993 in De Balie in Amsterdam gevierd. Hamdija Demirović legde in de NRC van 30 september 1993 de bestaansgrond van de Ex-Yu PEN nog eens uit: In feite kan iemand alleen een ‘ontwortelde intellectueel’ zijn of in het geheel geen intellectueel. Om te kunnen denken moet men een noodzakelijke stap zetten, voorbij de emoties, in het rijk van het intellect, waardoor men de eigen (vaak zelf opgelegde) beperkingen van ‘bloed’ en ‘wortels’ achter zich laat. De oudere generatie dissidenten werd vertegenwoordigd door Miladin Zivotić van de Praxis-beweging die nog oppositie had gevoerd tegen Tito (De Berg 1993). Zivotić doceerde filosofie en was vice-voorzitter van de Belgrade Circle, een beweging van schrijvers, filosofen, sociale wetenschappers, artsen, film- en toneelregisseurs. | ||||||||||||||||
[pagina 357]
| ||||||||||||||||
De Belgrade Circle kwam wekelijks bij elkaar om in het openbaar te debatteren over de rol van de intellectuelen in de oorlog, en de mogelijkheden voor de vorming van een democratisch Servië.Ga naar eind7 ‘De bijeenkomsten werken als een vorm van psychische catharsis. Dat we in de lezingen kritische stemmen horen maakt de situatie draaglijk. Zo kunnen we blijven vechten tegen het regime’, aldus Miladin Zivotić, die zijn eigen analyse van de oorlog geeft: ‘Dit is geen oorlog tussen Serviërs, moslims en Kroaten. Dit is een oorlog tussen misdadige monsters en mensen - gewone mensen die humaan willen blijven’ (De Berg 1993). Ronald Harwood (de nieuwe Internationale PEN-president) en Hedy d'Ancona (staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen) wensten de nieuwe schrijversorganisatie veel wijsheid en sterkte toe. De schrijvers Slobodan Blagojević, Snežana Bukal, Predrag Dojčinović, K. Schippers en Aleksandar Tišma droegen voor uit eigen werk. De Ex-Yu PEN nam in de jaren die volgden deel aan talloze conferenties en debatten in en buiten Nederland.Ga naar eind8 Een belangrijke activiteit was het publiceren van een speciaal nummer van het tijdschrift Helsinki Monitor, het blad van de International Helsinki Federation for Human Rights: ‘Essays from Belgrade and Zagreb - Belgrade Circle and Erasmus Guild’. De in Nederland gevestigde redactie wilde de door haat uiteengedreven bevolkingsgroepen weer met elkaar in contact brengen: Years before the present war, hate speech and desinformation ruined the normal relationship between these two populations and created an atmosphere of emotional accusations, distrust, calls for revenge and fear. Since the war the regimes in the so-called new Yugoslavia and the Republic of Croatia have broken off (tele)communications and main roads, railways and air traffic between the two nations. Since then the two populations have lived enclosed in ‘black boxes’, so near and yet so far from each other. This special issue is a symbolic event of the reopening of communications between the new Yugoslavia and the Croatian side, by presenting the views of these two associations of intellectuals (Editorial 1994). Keer op keer probeerden intellectuelen en kunstenaars zich op deze manier boven en buiten de strijdende partijen op te stellen, het dolgedraaide nationalisme af te wijzen, de discussie dwars door alle facties heen open te houden. | ||||||||||||||||
Balkanliteratuur in de Lage LandenDe kroon op het werk van de interculturele uitwisseling tussen Joegoslavische en Nederlandse intellectuelen was het - voornamelijk Engelstalige en ten dele Servo-Kroatische en Nederlandse - literaire tijdschrift Erewhon dat in drie afleveringen in Nederland verscheen. De redactie werd gevormd door Slobodan Blagojević, Hamdija Demirović, Predrag Dojčinović, Nenad Fišer, Xandra Schutte en Chris Keule- | ||||||||||||||||
[pagina 358]
| ||||||||||||||||
mans. Omgekeerd werd de redactie van Erewhon gastredactie van het in Sarajevo verschijnende literaire tijdschrift Zidne Novine. Het tijdschrift introduceerde in januari 1996 de Nederlandse literatuur in het Servo-Kroatisch onder de thematische noemer ‘Sve lijep bespomocno je’ (‘Alles van waarde is weerloos’).Ga naar eind9 Naast de ex-Joegoslavische schrijvers werd plaats ingeruimd voor ‘buitenlandse’ schrijvers met een essay, gedichten, of een interview. In het eerste nummer waren dat respectievelijk René Boomkens, Willem van Toorn en André Glucksman. Willem van Toorn schreef een gedichtencyclus, die in het Nederlands, Engels en Servo-Kroatisch werd gepubliceerd. Een van de delen is een prozagedicht met een impressie van een reis naar Bosnië: De tocht erheen door het dal, onder een stolp van hitte. Boerenvrouwen langs de weg achter kraampjes waarop fruit met een tuinslang wordt nat gehouden. We rijden door een nevel van verstuivend water. De bazar aan de Neretva, de geur van koffie, oude mannen slapend in het donker van houten veranda's. Tussen het laaiend rood van klaprozen op de begraafplaatsen geen zerken, maar slanke zuiltjes gekroond met een kleine tulband. Dezelfde dood, ander teken. De moskee van binnen kleurig als kinderspeelgoed. Dat bestond in een vroeger leven. Alleen in ons hoofd bestaat dat Mostar nog - de stenen tulbanden van de doden, de hoge boog van de brug, een babel van talen (Van Toorn 1994, 98). Van Toorn beschrijft de intense fysieke wisselwerking met het land en de mensen die hoort bij een reis. Samen met Chris Keulemans en K. Michel was hij te gast bij ‘mensen die lang in een isolement hadden verkeerd en die wel eens een geluid van buitenaf wilden horen’. Voor een deel waren die ontmoetingen in Sarajevo gewijd aan ‘de vraag hoe te schrijven over de oorlog - het onuitsprekelijke waar toch over geschreven moet worden’ (Van Toorn 1999, 415).
In Nederland namen leden van de Ex-Yu PEN zitting in gelegenheidsredacties van literaire tijdschriften Raster en De Gids, die aandacht besteedden aan de literatuur uit voormalig Joegoslavië. Raster kwam in 1994 als eerste met een aantal artikelen over (de oorlog in) voormalig Joegoslavië, in het themanummer ‘Schrijven in de actualiteit’. Dubravka Ugrešić en Pedrag Dojčinović schreven er korte essays in en Chris Keulemans droeg een verhaal bij over zijn bezoek aan Sarajevo - dat later verscheen als hoofdstuk in zijn boek Van de zomer naar de werkelijkheid, over het Europa na de val van de Muur. In dit boek laat Keulemans zien wat de oorlog in de Balkan en de aanwezigheid van Balkanschrijvers in Nederland voor invloed op hem heeft gehad. Tijdens zijn bezoek aan Sarajevo vraagt Keulemans zich wel af wie er in zo'n omgeving nog aan literatuur denkt. Maar hij gaat op zoek naar verhalen en gedichten uit de ‘donkere winters’. Hij ziet schrijven als een overlevingsstrategie: | ||||||||||||||||
[pagina 359]
| ||||||||||||||||
Afb. 19.3 Slobodan Blagojević (foto: Ronald Bos)
Hij (Haris Pasović) lachte me uit omdat ik op zoek was naar het verhaal van de literatuur. Maar hij nam me wel mee naar de schrijvers. (...) Ik vroeg ze wat ze geschreven hadden tijdens de twee zwarte winters van het beleg, en waarom. Ze antwoordden me niet onvriendelijk, maar kort. Wat hen ertoe gebracht had door te werken, midden in de vries acht naar het bureau te lopen om losse invallen te noteren, konden ze niet precies zeggen. Een verschrikkelijke innerlijke nood. Angst om alleen te zijn. De misdaad aan het licht brengen. Een studie van het kwaad. Verzet tegen de dood (Keulemans 1997, 73-74). Bijna twee jaar later, in april 1996, kwam De Gids met een bloemlezing uit de post-Joegoslavische literatuur van 1992-1995. Hierin stond een fragment uit het boek Brieven van een hoofdstedelijke krant van de in Nederland wonende schrijver Aristid Teofanovic, pseudoniem van de al eerder aangehaalde Slobodan Blagojević (Teofanic 1996). Het zijn gefingeerde brieven aan een krant in Belgrado, waarin de ‘onbetekenende meerderheid’ zich uitspreekt. Blagojević had zich laten inspireren door de ingezonden brieven aan een echte krant in Belgrado waarin de zwijgende meerderheid zich uitsprak tegen de progressieve minderheid die protesteerde tegen het ultranationalisme van Milosević: Ik kwam voor het eerst op het idee bij het lezen van de krant, eind jaren tachtig toen Milosević aan de macht kwam. Politika was een heel invloedrijke en vooraanstaande | ||||||||||||||||
[pagina 360]
| ||||||||||||||||
krant. Ze begonnen met iets heel smerigs, het publiceren van brieven en al die brieven waren doortrokken van nationalisme, van leugens. Ik begon er een bepaald denkpatroon in te ontdekken, een soort simpelheid. Die brieven in de krant waren eenvoudige brieven, brieven waarin met een beschuldigende vinger naar onafhankelijk denkende mensen werd gewezen, om ze te lynchen. Het is ongelofelijk wat ze allemaal beweerden. Vandaar dat ik op het idee kwam om die simpelheid in een artistieke vorm te gieten, uiteraard satirisch, ironisch, paradoxaal, als een klucht, een groteske, iets absurds uiteraard, maar naar mijn mening een uiting van diepe wanhoop. Ik heb geprobeerd die wanhoop te beschrijven door middel van al die brieven. En ze zijn ook heel grappig, ze zijn satirisch, alleen heb je na afloop de nare smaak van de werkelijkheid in je mond.Ga naar eind10 De Gids van juni 2001 was weer een themanummer over voormalig Joegoslavië: Blik op Bosnië - Verhalen, essays, gedichten en foto's met literatuur uit Bosnië 1992-2001.Ga naar eind11 Ook daarin stond een vertaling van Aristid Teofanović/Slobodan Blagojević, nu uit zijn boek Somber gemutst - fragmenten, vlammende teksten tegen de oorlog en het nationalisme. Het zijn fictieve uitspraken, monologen, dialogen uit de recente oorlog. Zoals deze verdediging van een militair die terecht zal staan en zich beroept op het aloude ‘Befehl ist Befehl’: Inderdaad, ik doodde dagelijks vijftien mensen, maar dat deed ik als strijder voor mijn land. In het land waar ik woon bestaat geen wet op grond waarvan ik voor een van die moorden in staat van beschuldiging kan worden gesteld. Meer nog: had ik anders gehandeld, dan had ik mij, en dat ook volgens de uitleg van de werken Gods, schuldig gemaakt aan plichtsverzuim en insubordinatie. En een zwaardere zonde dan insubordinatie is zowel voor onze militaire leider als voor onze geestelijke voorganger niet of nauwelijks denkbaar (Teofanić 2001, 459). | ||||||||||||||||
Invloed van BalkanliteratuurHoe blijvend zal de wisselwerking met de Balkanschrijvers zijn? Hoe groot zal de invloed van hun werk zijn, nu de oorlog lijkt afgelopen? We bekijken een aantal van de schrijvers die nu nog min of meer permanent in Nederland wonen. Slobodan Blagojević, een bekend auteur in voormalig Joegoslavië, woont sinds 1992 in Nederland. Zijn boeken worden nu in Kroatië gepubliceerd. Nederlandse uitgevers zien nog steeds op tegen een vertaling van zijn erudiete romans en van zijn in het Servo-Kroatisch geschreven typoscript met verhalen over Amsterdam. Tot nu toe is er geen boek van hem in het Nederlands verschenen. Andere in Nederland wonende schrijvers uit voormalig Joegoslavië vonden wel een uitgever. Zoals Antonije Žalica met zijn roman Gele Sneeuw, waarin hij een zeer persoonlijke en aangrijpende beschrijving geeft van zijn verblijf in het belegerde | ||||||||||||||||
[pagina 361]
| ||||||||||||||||
Afb. 19.4 Antonije Žalica (foto: Han Koppers)
Sarajevo. Hij beschrijft ook de 1 mei-viering in Amsterdam, wanneer hij na meer dan een jaar met zijn gezin herenigd is in de hoofdstad. Hij loopt met een vriend door de stille stad als plotseling een groep Ajaxsupporters iets te vieren heeft op het Leidseplein, te midden van politie en overvalwagens: En toen begonnen ze te schieten en werd alles in rook gehuld. In salvo's en met een paar ‘kanonslagen’. Ik weet best dat het allemaal vuurwerk was, dat het bommetjes waren, maar het klonk hetzelfde, op het metalige geluid van de granaatscherven na. Ik durfde niet te wachten tot de rook was opgetrokken en ik de menselijke benen, armen en verbrijzelde schedels zou zien, die zich in mijn bewustzijn al vermenigvuldigden en die altijd tevoorschijn kwamen na zulke rook. We renden de eerste hoek om, holden een paar bruggen over en liepen toen snel door, om pas in de buurt van de Oudemanhuispoort stil te houden. In Sarajevo was ik nog nooit zo geschrokken. Nooit. Waarschijnlijk omdat mijn engel hier droomt en waarschijnlijk omdat wij hier- | ||||||||||||||||
[pagina 362]
| ||||||||||||||||
laten we het maar simpel zeggen - niet op eigen terrein waren, zoals men bij het voetbal zegt’ (Žalica 2001, 26). Een schrijnend verslag van een supportersrel, nadat in het voorafgaande fragment een echte granaat in Sarajevo was geëxplodeerd. Het tweede boek van Žalica gaat ook over de oorlog in Joegoslavië. Het komt in het voorjaar van 2004 uit, nadat het een jaar op de plank heeft gelegen. Voor een uitgever is het arbeidsintensief en dus kostbaar om een origineel typoscript in het Servo-Kroatisch te vertalen en te redigeren. Dubravka Ugrešić is inmiddels kind aan huis in Nederland en heeft hier ondertussen in Nederland een achttal boeken op haar naam. Ze schrijft nog steeds minder postmodern, meer gericht op de onmiskenbare werkelijkheid dan in het vooroorlogse begin van haar carrière. Verboden te lezen biedt een aantal prachtige essays over de schrijver in ballingschap: de teksten van een balling worden gekenmerkt door een zekere gereserveerdheid die lijkt op de posttraumatische afstandelijkheid ten opzichte van een persoonlijk drama. De teksten van ballingen zijn dikwijls wat nerveus en fragmentarisch, als een montage, ze hebben iets impliciet of expliciet polemisch en ironisch, iets van zelfspot, iets melancholisch, subversiefs of nostalgisch. Want ballingschap is in wezen een neurose, een rusteloze activiteit waarbij waarden op de proef worden gesteld en werelden met elkaar worden vergeleken (namelijk die welke we achterlieten en die waarin we ons thans bevinden (Ugrešić 2001,152). Borislav Ćićovaćki, de emigrant-musicus, kreeg goede kritieken op zijn al eerder aangehaalde boek In oude tijden heette dit land Haemus: ‘Hij schrijft een prachtig, subtiel, poëtisch, tegelijkertijd grappig en droefgeestig proza, zoals je dat alleen maar bij de beste Oost-Europese schrijvers aantreft’ (Langeveld 2000). Zijn tweede boek, Zwarte merel in een veld met pioenen, is qua stijl vergelijkbaar, maar heeft Kosovo als hoofdthema. Zijn nieuwste boek, Onvoltooide biografieën, bevat tien verhalen die gaan over ‘mensen die zich bevonden op het trefpunt van deze twee windstreken (oost en west, RB/HD), op de grens die ze scheidt, waar het loeit van de winden’ (Ćićovaćki 2003, 8). Een boek over migratie. Snežana Bukal heeft na haar eerste twee boeken, zeer ten onrechte, minder succes. Haar derde boek wacht al geruime tijd op publicatie. Nu de oorlog voorbij is en voormalig Joegoslavië uit de actualiteit is verdrongen door andere brandhaarden, lijkt de belangstelling voor de ex-Joegoschrijvers in Nederland te tanen. De tijd zal leren hoe groot de invloed uiteindelijk is geweest van het handjevol schrijvers dat in Nederland is neergestreken. Omgekeerd lijkt de wisselwerking met Nederlandse schrijvers ook beperkt en tijdelijk te zijn geweest. | ||||||||||||||||
[pagina 363]
| ||||||||||||||||
Afb. 19.5 Snežana Bukal (foto: Chris van Houts)
Tot slot kijken we nog even terug op het onderscheid tussen vluchteling en migrant dat we aan het begin van dit hoofdstuk hebben gemaakt. Voor de invloed van hun werk maakt dat verschil niet uit, maar voor de schrijvers zelf en de mogelijkheden om te werken, was dit verschil levensgroot. De vluchtelingen onder de ex-Joegoschrijvers werden eerst onderworpen aan de asielprocedure die jaren duurt en harde restricties (het ‘restrictieve toelatingsbeleid’ van Justitie) kent. De schrijvers kwamen zo van de regen in de drup: de censuur in eigen land werd verruild voor een meningsuiting onder voorwaarden. Dat neemt niet weg dat de wisselwerking tussen een aantal Nederlandse schrijvers en Balkanschrijvers gedurende de hele oorlog aan | ||||||||||||||||
[pagina 364]
| ||||||||||||||||
geen grens gebonden is geweest. De deelnemers aan dat debat stonden in woord en geschrift open voor andere meningen. De resultaten van verwerkte en onverwerkte ervaringen werden voor het oog van het publiek tentoongesteld. Die ontmoetingen op Nederlandse bodem vormen een toonbeeld van de manier waarop men staten die hun grenzen laten bepalen door eng-nationalistische, etnische of religieuze ideologieën van repliek moet dienen.
Ronald Bos en Herman Divendal
|
|