J.K. Rensburg 1870-1943. Een Joodse graalzoeker
(1981)–Jaap Meijer, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermdWereldtaalTer gelegenheid van zijn zestigste verjaardag richtte de Nederlandse publieke opinie al haar schijnwerpers op zijn persoon. De typografisch deftig uitgevoerde Oproep van het Rensburg-Comité deelde de belangstellende lezer o.m. mee: ‘De schrijver van de Japanse Verzen, Lohengrin, Sita, den Faust-Cyclus enz. heeft .... onder de grootste zorgen in stilte meer dan veertig jaar van zijn leven besteed aan een wetenschappelijk werk. En het is zijn hoogste wensch, dat dit thans weldra wordt uitgegeven. Het wordt een: THEORIE DER EVOLUTIE. Deel I: Van Oerschrift en Oertaal tot Wereldschrift en Wereldtaal. Deel II: Inter-Planetaire Taal en Astrologische Sferen-Harmonie. Het brengt een zoo radicaal mogelijke Revolutie in de Taalwetenschap en de | |
[pagina 56]
| |
Portret door Marthe Antoine Déjardin in ‘Theorie der Evolutie’, met pen gesigneerd door Rensburg.
| |
[pagina 57]
| |
Litteratuur, internationaal van Holland uit. Dit heeft hier te lande nog nooit plaats gehad. Elke litteraire vernieuwing kwam van buiten af. Uit de geschiedenis van de schriftsoorten toont hij aan, dat een door hem ontdekt en samengesteld wereldschrift alle gangbare nationale en internationale schriftteekens zal vervangen. Verder ontdekte hij het ontstaan van de taal en daaruit leidde hij af, dat niet het Esperanto - een verwrongen Fransch - maar het natuurlijke Fransch noodzakelijk de wereldtaal moet worden en niet het Engelsch, het Spaansch of een kunstmatige mengtaal.’ Etc. etc. Over de inhoud van de folder kon men niet in het onzekere verkeren. Evenmin echter over de enige nuchtere zinsnede, die zij bevatte: ‘De uitgaafkosten worden geschat op f 3.000.-’Ga naar eindnoot1. En die kwamen in dat eerste jaar na de crisis niet bij elkander. Zoals van meer van zijn werken, zag ook van de bedoelde studie alleen het eerste deel het licht, onder de titel Theorie der Evolutie, van oerschrift en oertaal tot wereldschrift en wereldtaal. En hij kon zijn beide handen dichtknijpen. Want dit boek mocht er zijn. Keurig verzorgd door Strengholt te Amsterdam, in een stevige blauw linnen band met gouden letters, versierd met het embleem van de wereldbol, omlijst door ingewikkelde Rensburg-symbolen. ‘Mocht het financiëele succes van het internationale gedeelte voldoende zijn, dan laat ik het asterale ten spoedigste volgen’, aldus onze optimist, die Kloos 3-1-1930 alvast aankondigde: ‘Dit boek zal een volslagen revolutie veroorzaken in de taalwetenschap en in de litteratuur internationaal. Voor de Fransche vertaling, die ik zelf misschien bewerkstellig, heb ik te Parijs al een uitgever.’Ga naar eindnoot2. Was hij nòg niet wijzer geworden door de ervaringen met zijn andere boeken? Nog niet zo lang geleden was hij zelf met Wereldbouw (‘Woningbouw’ gijnde de borreltafel) de boer opgegaan. Zijn ‘zakelijke’ correspondentie met Van Loghum SlaterusGa naar eindnoot3. ontroert: ‘Amsterdam 2-1-1928 / WelEdele Heeren / hierbij per vooruitbetaling een pw van f 2.60 + f 0.10 voor een te kort bij de voorgaande, voor 1 ex. Wereldbouw. Zendt U dit s.v.p. aan .... Verder mijn beste wenschen voor U en Uw zaak in het Nieuwe Jaar.’ Op dit punt in onze beschouwingen moge aandacht worden gevraagd voor een accentverschuiving in het Rensburg-beeld. Hij wás in eerste aanleg helemaal geen bohémien, iemand die slordig omgaat met eigen belangen, maar bij voorkeur met die van anderen. Hij wilde dat niet zijn. Zijn sociale mislukkingen de facto declasseerden een man, die als burger-auteur van zijn pen had willen leven. Een goed inzicht in zijn mentaliteit verschaft het in de aanvang van deze | |
[pagina 58]
| |
studie genoemde schrijven van 4-5-1933, misschien gericht tot het Stadsbestuur van Amsterdam (‘WelEdele Heeren’), in verband met dubieuze manipulaties van zijn zuster en zwager.Ga naar eindnoot4. Het uitvoerige concept ontleent zijn betekenis niet het minst aan de bijzonderheid, dat Rens dus van het Amsterdamse College van B. en W. een officiële subsidie ontving. Hem zeer waarschijnlijk bezorgd door persoonlijke bemiddeling van de joods-socialistische wethouder Boekman, aan wie in 1931 de portefeuille van onderwijs en kunstzaken was toevertrouwd. Boekman, die in 1939 bij Ter Veen promoveerde op de dissertatie Overheid en Kunst in Nederland, had begrip voor het sociale aspect van de artiest.Ga naar eindnoot5. Hij mócht Rens. En waarom zou niet ook eens een graalzoeker een graantje mogen meepikken uit de graal der overheid? Zuster Catharina en haar ega zagen de toelage van hun broer en zwager met lede ogen aan. ‘Door kwaadsprekerij en laster [aldus J.K. Rensburg] ben ik op verkapte wijze en volkomen onwettig - wat strafbaar is - onder curateele gesteld van mijn zwager B. Adler en zijn vrouw, mijn zuster C. Adler-Rensburg voor een bedrag, dat mij door B. en W. is toegekend als pensioen uit een Gemeente Fonds voor kunstenaars die een zekeren leeftijd hebben bereikt en dit als steun noodig hebben. Zonder bij mij persoonlijk te informeeren of bij menschen, die geheel andere inlichtingen omtrent mij zouden geven, is er voor gezorgd, dat niet ik direct maar zij voor mij per 4 maanden telkens f 280,- ontvangen, dus f 70 per maand. Ze hebben zich de brutaliteit veroorloofd om hiervan f 40 af te houden voor kleeren, die ze mij lieten koopen van dit geld terwijl ze mij wijs maakten dat dit van een groepje menschen kwam, waarvan ze de namen niet mochten noemen .... Die vuile streek is een gevolg van dit enkele feit: Ik heb als kunstenaar wel eens de gewoonte wat slordig gekleed te gaan; vooral, als de misère waarin ik voortdurend moet leven, mij voor alle uiterlijk vertoon geheel onverschillig maakte. Als je gepresteerd hebt, wat ik deed en je verdient dan op je 62e jaar door de malaise ook f 4 in 8 maanden, heb je niet veel trek om nog fijn voor den dag te komen! Om nu te bewerkstelligen, dat zij het geld in handen konden krijgen om zóó voor kleeren met mij te doen, wat zij wilden en mij als een onmondige, een idioot [of een krankzinnige is doorgestreept] te behandelen, hebben zij gelasterd - wat óók strafbaar is -, dat ik mijn geld niet goed weet te beheeren en alles - (hoeveel? ) - weggeef! Nu ben ik 15 jaar lang door een particulier Steun-Comité geholpen, waarvan bestuursleden waren Mej. Tine Baanders, Keizers- | |
[pagina 59]
| |
gracht 810, teekenaarster, haar broers, tandarts en architect en ook een tijdlang de heer Visser, schilder. Die menschen hebben mij in al mijn doen en laten gade geslagen en U zult ook van hen binnenkort een protest-brief ontvangen tegen de schandalige manier, waarop mijn zwager en zuster mij als minderwaardige behandelen, terwijl ik altijd heel zuinig en soliede heb geleefd. U kunt ook bij mijn vroegere uitgevers Van Loghum Slaterus en Visser Velperweg 143c te Arnhem en bij mijn tegenwoordige uitgever Strengholt en diens procureur Gomperts, Heerengracht 390, alhier C informeeren, dat ik in de administratie voor zoover het mijn eigen boeken bij hen betrof volmaakt nauwkeurig altijd die zaken heb behandeld. Van verkwisting van geld kon nooit sprake zijn, daar ik in zulk een armoe altijd heb geleefd, dat ik hierdoor gedwongen was tot nu toe sexueel het bestaan te voeren van een pastoor of monnik, hoewel ik niet katholiek ben!’ Aldus boekhoudkundig verantwoord de laatste der Amsterdamse ‘bohémiens’, die in financiële aangelegenheden per se geen asociale persoonlijkheid à la Peter Altenberg of Peter Hille wilde zijn. Dat hij oppervlakkig gezien op zulke gemakkelijk levende typen sprekend leek, is het tragische facet van zijn levensgang. In de afwikkeling van zijn zaken bleef J.K. Rensburg safe tot op de allerlaatste cent. Broeder Eugène hoefde niet bang te zijn (‘condities bekend’) - iedereen kreeg wat hem toekwam. Tot de overheid toe, waarvan een belastingbiljet getuigt, toch wel het laatste document, dat men in zijn nalatenschap zou zoeken. In 1929/1930 geschat op een inkomen van f 800,- per jaar, werd hij aangeslagen voor f 0.84 Rijksinkomstenbelasting en voor f 3.60 Gemeentelijke inkomstenbelasting. ‘Totaal Generaal f 4.44’, die hij in vier termijnen voldeed. Auteur Rens, die toen woonde Carillonstraat 13I en die nu weer ‘flink geld zou verdinen’, dacht de ik-figuur uit Koningschap, toen hij ongeveer 30 jaar later met zijn nieuwe boek zou gaan leuren. Aan M.J. Premsela bericht hij (24-11-1932): ‘Martin. Door allerlei oponthoud kan ik je eerst heden bedanken voor de toezending van die lijst [bedoeld; van potentiële kopers van Theorie der Evolutie]. Het gaat met de verkoop door colportage nogal goed. Ik verkocht het boek zoo aan 4 professoren van de Universiteit en aan 1 docent van de Volks-Universiteit en verder nog meer ex. Nu helpt dat colporteeren mij voorloopig, maar op den duur is dat toch geen werk voor mij.’Ga naar eindnoot6. En toch! Deze keer - in 1930 - zo voelde hij het, had hij een gebruiksartikel aan te bieden. Een panacee voor alle maatschappelijke kwalen, die na de crisis van 1929 duidelijker zichtbaar waren | |
[pagina 60]
| |
geworden dan voordien. Een intellectuele marskramer bood een tovermiddel aan: een ‘wereldtaal’ en een daarbij passend internationaal bruikbaar schrift. Alles bij de prijs inbegrepen. Hij had er sedert zijn 18e levensjaar aan gewerkt. Een manuscript met de titel: Het Stoma-Diagram als grondslag van het moderne Srift en van een Sentrale en Pan-Naatsionale Taal, in zijn nalatenschap, dateert reeds van ± 1895. Aan het begin der eeuw doet hij al pogingen zijn theorieën te publiceren, bij voorkeur natuurlijk in Frankrijk. Hij houdt Van Deyssel op de hoogte (8-11-1900): ‘Gisteravond verzond ik het manuscript d.w.z. een résumé er van over de Sentrale Taal enz. naar de red. van 1’Humanité Nouvelle. Nu is de eerste vraag of ze het aksepteren, de twede voor wanneer en de derde hoeveel ze betalen.’ Iets later (5-1-1901): ‘Heden ontving ik het résumé over de Sentrale Taal, gestuurd naar l'Humanité Nouvelle uit Parijs terug met een brief, waarin stond, dat tal van goede manuskripten geweigerd worden, di echter voor die revue niet geschikt zijn.’Ga naar eindnoot7. Toen al bracht zijn spirituele machtshonger hem ertoe ellenlange lijsten samen te stellen van alle super-uitgevers ter wereld, die zouden helpen hem de plaats te geven, waarop hij recht meende te hebben. Keurig geschreven foliovellen voeren ons van Der Cicerone-Verlag te Leipzig, via Cassirer Berlijn, naar Praag, Stockholm, Londen, New York, Parijs, Belgrado, Toulouse, Tunis. Kriskras door elkander met exacte adressen. Een unieke megalomane documentaire in het vlak der publicistiek. Met recht mocht hij in de Voorrede van Theorie der Evolutie stellen: ‘Na een arbeid van twee-en-veertig jaar in een zwaar en moeilijk bestaan, in strijd met alle partijen en klieks, is het voor mij een zeer groote voldoening, dat in elk geval deze helft van mijn taal-theorie de wereld ingaat.’Ga naar eindnoot8. Hij voegt eraan toe (ons herinnerende aan de Inleiding van de Dante-vertaling): ‘Elke kritiek, die niet getuigt van opzettelijke vijandschap, zal mij welkom zijn.’ Hij kon gerust zijn. Deze keer geen Salverda de Grave en nog minder een Miskotte; ‘bij alle kinderen Israëls zou niet een hond zijn tong verroeren ...’ Wat had het ook voor zin zo'n boek te kraken, wat toch impliceerde dat je de auteur minstens dan wel min of meer au sérieux nam. Ons rest het beeld van een neurotische knaap, die in 1888 wordt afgewezen voor zijn eindexamen H.B.S. en die dan helemaal op eigen kracht begint met het project van een wereldtaal en een eigen schrift. Ongeveer tezelfder tijd, dat in het oosten van Europa de student Zamenhof ploetert aan zijn - door Rens als mengtaal verworpen - Esperanto.Ga naar eindnoot9. Twee jodenjongens, produkten van hetzelfde lot, gegrepen door | |
[pagina 61]
| |
hetzelfde verlangen naar wereldwijde verstaanbaarheid. Beiden hadden het zionisme van Herzl afgewezen. Wat betekende dat kleine, nationale Zion vergeleken bij het grote, dat ook door de profeten niet anders dan internationaal was bedoeld.Ga naar eindnoot10. Soortgelijk universalisme verried Rens' cyclus Vrede op Aarde / Een Kerstmis impressi / van 1904, gepubliceerd in De Nieuwe Gids, waarvan fragmenten zowaar een bloemlezing haalden, i.c. Nieuwste Lyriek van Laurens van der Waals.Ga naar eindnoot11. Met christendom in theologische zin had deze kerstpoëzie niets te maken. Jodendom, christendom, alle godsdiensten uit het Oosten, alle politieke ideologieën uit het Westen, dienden hem tot bouwstoffen voor één internaatsionale wereldconceptie.Ga naar eindnoot12. Wat was daarvan terechtgekomen? Op de imperialistische oorlogen uit het begin der eeuw (Boerenoorlog - de Japans-Russische, die hem tot de genoemde poëzie inspireerde) was de Eerste Wereldoorlog gevolgd, dank zij de medewerking van socialistische voormannen en miljoenen proletarische soldaten. Rensburg, al vroeg een vijand van de SDAP, bekeerde zich na 1917 tot het communisme, waarin hij evenzeer moest worden teleurgesteld. ‘Neen, ik ga zeker niet door dik en dun met alles mee wat vanuit Moscou gesproken, geschreven en gedecreteerd wordt, maar van het oogenblik in 1919, dat ik van het inter-asterale Socialisme overging naar het inter-asterale Communisme en dus het inter-nationale Communisme der Repoeblika Sowjètow over den kop tippelde, sinds ik begreep, dat aan de Derde Internationale de toekomst zou zijn, de wereld ondanks alles, hoezeer ik ook nog in gevoels- en denkwijze van haar verschil, heb ik eiken dag, elk uur, dat zij streed tegen de Plutocratie meegetrild in haar vreugde en haar leed. En wie weet, hoe ik te lijden en te kampen heb gehad ook tegen de chocola-democratische partij, sinds 1914 ten ondergang gedoemd, die kan zich daar best indenken.’ Hij schrijft het in een bespreking van Jan W. Jacobs' verzenbundel De Dag, verschenen in Comoedia, het orgaan van de Kring Petrucci, voor Oostersch-Westersche synthese. Alweer zo'n wonderlijk genootschap en zo'n merkwaardige krant, waarvan het ter Amsterdamse UB bewaarde exemplaar 6 nummers telt en dat tot zijn medewerkers (naast Rensburg) mocht rekenen Robert Musil en Karl Kraus uit Wenen en Alexander Freiherr von Bernus uit Heidelberg. In zulke wazige conventikels voelde de dissidente Rens zich thuis. Beluister hem eens in zijn aartsvaderlijk gemediteer over de poëzie van Jacobs: ‘Als ik me nu achterover gooi in mijn armstoel en in gedachten over dit heele bundeltje heenkijk, dan is het resultaat van de | |
[pagina 62]
| |
indrukken: Niet slecht, maar nog wat zwak, geen sterke stem. Nu hoeft dat ook niet. Jacobs begint pas en aan een beginner stelt men geen eischen als aan een of andere van naam ...’Ga naar eindnoot13. Zoals hijzelf, de erkende auteur van een epoche-machend boek over taalwetenschap. Zijn broer Eugène bericht hij 19-4-1930 triomfantelijk: ‘.... en misschien ben ik binnenkort een der docenten van de Vrije Universiteit (niet de christelijke van dr. Kuyper) waarvoor een plan van oprichting bestaat en dito redacteur van een maandblad, waarin ik zelf dan de baas word, terwijl ik vroeger door de meeningen van minderen dan ik meestal, als een voetbal werd heen en weergeschopt. Er komt een andere tijd.’Ga naar eindnoot14. |
|