J.K. Rensburg 1870-1943. Een Joodse graalzoeker
(1981)–Jaap Meijer, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
AuteurWant uit alle vernederingen kwam de ‘névrosé’ op de een of andere wijze springlevend tevoorschijn. Een pathologisch geval, dat wel. Een maatschappelijke mislukkeling en als zodanig al vroeg exemplarisch, maar die al even vroeg overkwam als een zonderling van singuliere makelij, een onverstoorbare: J.K. Rensburg. Auteur, gelijk het keurige, burgerlijke visitekaartje vermeldt, waarvan ik er bosjes aantrof in zijn nalatenschap.
Het visistekaartje.
Maar wat stelt dat voor. En als je dat zelf al op je kaartje laat drukken, hoe leg je het aan, dat anderen je met deze begeerde status vereenzelvigen. Hij heeft het gepresteerd, maar vraag niet onder welke deplorabele omstandigheden. In een concept-brief aan een vrouw, die hij 29-8-1934 in opperste verwarring schrijft, dat hij niet met haar wil trouwen, heet het plotseling: ‘Ook met braafheid - Greet - kom je tegen de laagheid van vele individuen niet op. Daarvoor zijn ze juist door hun laagheid te sterk! Dat weet ik bij ervaring.’Ga naar eindnoot1. Bittere conclusie van een stakker, die omstreeks 1900 ook nog de kost moest gaan verdienen. Als wat eigenlijk? Als auteur? Dat was toen al zeer moeilijk. Zijn gehele omgeving hield het hart vast. Wat snapte deze simpele ziel van financiële realiteiten? Hij die droomde van een bruid met zo'n slordige 30 à 40 miljoen en in een brief aan Arthur K. langs zijn neus weg aan het papier toevertrouwt: | |
[pagina 28]
| |
‘Ze is de dochter van een schatrijk bankier. Als ik nu tegenover haar inkomen weldra van mijn kant een jaarliks revenu kan stellen, dat daaraan gelijk is, dan heb ik tegen het huwelik geen principiëel bezwaar, voor mij persoonlik altans. Nu kan ik me misschien door mijn Evoluutsi-Teori in het frans te publiseren en door bemiddeling van de franse Regering wellicht een jaarliks inkomen verschaffen, waardoor ik in staat ben de dame in kwesti naar haar stand te onderhouden en dan heb ik er niets tegen. Ik heb me zelfs noojt voorgesteld een rijk meisje te nemen, want alleen onder bovengenoemde voorwaarden ben ik tot zulk een huwelik bereid ....’Ga naar eindnoot2. Infantiele dagdromen die hij niet scheiden kon van een werkelijkheid, die al spoedig beheerst werd door de banale strijd om het allernaaktste bestaan. Voorlopig begon hij (in de jaren tussen 1898 en 1904) in Den Haag. Verlangde hij terug naar zijn onbezorgde jeugd, toen zijn droomwereld hem nog zonder al te veel risico's kon isoleren? Eenmaal schrijft hij (9-12-1925) aan Maurits Wagenvoort: ‘Wanneer de omstandigheden anders waren, zou ik gaarne nog een dagje in Den Haag, waar ik de eerste 15 jaar van mijn leven woonde en waar ik dolgraag ben, willen verblijven.’Ga naar eindnoot3. In de residentie beschikte hij omstreeks 1900 in elk geval nog over kruiwagens, die hem in een of ander baantje schoven bij het 's-Gravenhaagsch Nieuws- en Advertentieblad, waaraan hij verbonden bleef tot mei 1904. ‘Ik verdien nu zeker mijn brood’ - aldus aan Arthur K. - ‘want de redakteur is over mij tevreden.’ Zijn naam trof ik in de jaargangen overigens niet aan. Hij zal als verslaggever werkzaam zijn geweest. Onder zijn niveau, het fatum van zijn leven. Toekomstperspectieven zaten er sowieso niet in; want het Nieuws- en Advertentieblad ging naar de knoppen. Rens zag zich weer eens geconfronteerd met de onbenullige obstakels in de levenspraktijk van alledag. En hoe moet die overgang van de 19e naar de 20e eeuw juist deze visionaire dichterlijke figuur in de wereldwijde sector hebben bewogen. Een fin de siècle-type, zoals Nederland er weinigen heeft gekend. Die het eind der eeuw hoogst persoonlijk onderging. Die door alle ismen heen dè grote waarheid wilde vinden: Anarchisme, Socialisme, Clericalisme, Antisemitisme .... Die omstreeks 1894 het strijdperk binnentrad van de Nederlandse Letteren, waarin De Nieuwe Gids (‘l'art pour l'art’) reeds plaats had gemaakt voor zijn opvolger. Hetzelfde jaar, dat de SDAP werd opgericht, afrekenende met het anarchisme, maar tot 1903 (1909) worstelende met het marxisme, gepredikt - en hoe - door dichters als Herman Gorter, over wiens poëzie Rens in 1903 een uitvoerige studie schreef, die in manuscript bewaard bleef.Ga naar eindnoot4. 1894, het jaar van de grote kiesrecht- | |
[pagina 29]
| |
strijd tussen Takkianen en anti-Takkianen. Gecompliceerder jaar heeft de Nederlandse maatschappij nauwelijks gekend. In internationale kontekst het jaar van de uitmoording der nihilisten door de Russische regering, waarover de dichter later in zijn Faust spreekt.Ga naar eindnoot5. Het beginjaar van de Dreyfus-affaire, waarin hij mocht meespelen, terzijde dan in de practical joke van Arthur. Speciaal deze affaire komt in de Faust aan de orde: ‘En gelijktijdig kruisigt zij in Dreyfus, een Fransman en Jood, de Napoleontise en de Israëlietiese Idee van Wereld-Eenheid en geeft daarmee den stoot tot een felle aksie tegen het clericalisme.’Ga naar eindnoot6. Uitvoerig handelt daarover een brief aan Van Deyssel (18-4-1901), aan wie Rens poëzie heeft gezonden voor het Tweemaandelijksch Tijdschrift: ‘WelEdele Heer, Naar ik op de drukproef zi, hebt U twe van de gedichten, di ik U ter plaatsing aanbood, niet willen opnemen. Ik vermoed, dat ze U niet bevilen in de zelfde mate als de anderen of dat U geen ruimte genoeg er voor over had. Nu heb ik onder het laatste gedicht een toelichting gezet, omdat het publiek, dat altijd zeer slecht leest, dit kan begrijpen en ook de titel gewijzigd. Het heet nu: Nouvelle Ere in aansluiting bij de namen: Fin de Siècle en Fin d'Eres. Het gedicht getiteld Parijs kan desnoods geheel vervallen, maar zo mogelik zag ik gaarne tegelijk met deze groep geplaatst het sonnet: De Franse Republiek, omdat hierin twe socjale groepen worden behandeld: De Joden en de Fransen kampend tegen de Middeneews clericaal-militaire macht van Rome en de nationalisten. Ik laat op de volgende bladzijden dit gedicht volgen in zijn oude en niwe vorm. Want er komen een paar zinswendingen in, di ik er le Uk vind bij nadere beschouwing. Nu is het wel waar, dat de Dreyfus-zaak tijdelik in de doofpot is, maar ook nù nog boet hij voor de misdaden van de plutokraatsi onder de Joden, want hij heeft graatsi en geen vrijspraak - althans volgens het vonnis van de Krijgsraad - gekregen voor een misdaad, di hij naar mijn vaste overtuiging niet heeft begaan.’Ga naar eindnoot7. Maar dit is al Uteraire correspondentie met een reële (nou ja) ondertoon. Want zijn poëzie wordt geplaatst en zijn brieven of briefkaarten worden beantwoord. Door niemand minder dan Karel Thijm. Lag er dan toch een perspectief in het verschiet? Het was een roezige, rommelige, maar inspirerende epoche, waarin hij de weg moest vinden. Tussen wat Rens allemaal wilde en het domein van ‘de’ literatuur was allang een gecompliceerde maatschappij zichtbaar geworden. Kapitaal en arbeid bestreden elkander op leven en dood. De hele wereld raakte op drift: de spoorwegstakingen van 1903; de revisie van Dreyfus; de pogroms van | |
[pagina 30]
| |
Kisjinew; de imperialistische oorlogen, waarmee Nederland niet alleen zijdelings-emotioneel betrokken was (Boerenoorlog), maar ook meer direct (de Oost). De Russisch-Japanse Oorlog van 1904/05, mèt de onverwachte overwinning van de verre Aziaten, waarmee Rens zich - als jood - verwant voelde. Het overweldigde hem. Alles wilde hij weten van dit geheimzinnige leven met zijn slechts schijnbaar ondoorgrondelijke diepten. En waarom niet! Omdat hij een névrose was, geen eindexamen had gedaan, geen diploma's of titels had verworven? Hij was dialectisch genoeg geschoold om zijn tekorten als een voordeel te ondervinden. Hoeveel gesjeesden kende hij niet in Amsterdam? De jonge arbeidersbeweging puilde ervan uit. Om zulke kleinigheden iemand scheef aankijken? Eenmaal aan dit buitenmaatschappelijke criterium gewend, zal hij er een stimulans aan hebben ontleend. Door geen diploma's gehinderd, evenmin door academische opleidingsmanoeuvres in één bepaalde denkrichting gestuwd, doorbrak een vrije vogel de conventionele schemata van geest en wetenschap, las bergen papier, studeerde, vorste, trachtte te verwerken en te combineren. Steeds intensiever maar ook steeds meer oncontroleerbaar. Een dilettant, een autodidact, een veel-weter, een veelvraat, die naar lijnen bleef zoeken in de wirwar van allerlei, spoedig vooral occulte wetenschappen, die toen ‘in’ waren. Een verdwaalde encyclopedist, zoals ze in Dageraadskringen meer voorkwamen. Maar onder dezulken wel een uitzonderlijke? Beschikte hij in aanleg inderdaad over gaven? Speciaal dan literaire? |
|