Ik was midden dertig toen ik Maugham ontmoette; hij in de negentig.
Priestley heb ik heel erg goed gekend. Hij is zes jaar mijn schoonvader geweest.
Vlak na de oorlog. Een verrekt goeie schrijver. We hebben samen aan een
filmscenario gewerkt, naar een van mijn toneelstukken, dat door de censor is
afgekeurd. Te onzedelijk, geloof ik.
Met Priestley moest je uitkijken. Hij was veel meer een prima donna dan Maugham
of Colette ooit geweest zijn. Als je Priestley niet liet winnen met biljarten,
kon je wel inpakken.
Ik heb altijd leermeesters gezocht. Ik mag lijen dat ik er nog eens een tegenkom.
In '56 ben ik, in opdracht van een aantal grote Europese magazines, naar Amerika
gegaan, om de binnenwateren van de Verenigde Staten te beschrijven, van Mexico
tot Canada. Met mijn woonschip, dat speciaal daarvoor naar de States was
overgevaren.
Ik ben er min of meer blijven hangen. Het is eigenlijk geen prettig land voor een
schrijver. Niemand trekt zich daar iets van je aan.
Eén jaar heb ik in een soort schrijverskolonie gewoond; in Washington,
Connecticut. Arthur Miller en Bill Styron waren er mijn buren. Heel genoeglijk,
hoot, we kwamen ook wel bij elkaar over de vloer; maar het was me toch te veel
een ivoren toren; een te besloten kring. Daar had ik op een gegeven moment geen
zin meer in.
Ik word in Amerika nog steeds als een Nederlands auteur beschouwd. Alleen in
Nederland heet ik een Amerikaanse schrijver.
Ik blijf - een enkele uitzondering daargelaten - een schrijver die het Hollandse
milieu als onderwerp heeft. Ik heb altijd het gevoel dat ik tijdelijk in Amerika
woon, terwijl ik in mijn vaderland niet meer kan aarden.
Ik woon in de buurt van Princeton. Niks bijzonders. Ik leef er zeer
geïsoleerd. Mijn vrouw heeft zo haar sociale activiteiten, en ik
schrijf gewoon. Ik werk iedere dag, van negen tot een uur of
één. Dan wandel ik wat.
Eerst doe ik research, en zet dat op fiches.
Dan begint de structuur van het verhaal zich langzamerhand af te tekenen.
Ik heb een planningbord; vier bij zes foot. Daarop prik ik
kolommen karton; elk van drie duim breed. Waarop ik vervolgens afpelbare
eriketjes kan plakken. Op die etiketjes tik ik in segmenten - zeer verkort - de
hele story; onderhoofdstukjes - die nummer ik met behulp van
punaises.
Zo groeit het geheel als het ware onder mijn handen, en vindt steeds meer zijn
vorm.
Is het een multi-voiced novel, dan krijgt elk etiketje naast de nummerpu-