koos, en niet, zoals bij al haar andere bundelingen, een
selectie uit louter al verschenen stukken maakte.
Antwoord: ‘Ik had die nieuwe gedeelten - bijna de helft van het boek -
dus niet in de krant durven zetten. Ze zijn zo persoonlijk, zo privé.
Een heleboel al eerder in de krant gepubliceerde columns waren ook wel
behoorlijk privé, maar die heb ik onder hoge druk geschreven, omdat
ik niet anders kon, en toch wilde blijven schrijven. Maar er bleven onderwerpen,
waar ik het niet over durfde te hebben, zoals over angst voor zelfmoord - ik
durf eigenlijk überhaupt niet over angst in de krant te schrijven. En
dat dan uit angst voor de besmettelijkheid ervan. Angst is namelijk een zeer
aanstekelijke emotie. Je moet er toch niet aan denken dat een lezeres uit
Zutphen zichzelf van kant maakt, daartoe aangezet door het lezen van een van je
stukjes.
Ik wilde ook niet over mijn eenzaamheid schrijven, want ik had toen toch wel erg
de behoefte om af en toe te laten merken dat ik erboven stond, dat ik m'n
zaakjes heus nog wel onder controle had. Een nuffig trekje, iets damesachtigs,
eigenlijk.’
Twee jaar geleden al plande uitgeverij Meulenhoff het boek, er kwam een fraaie
dummy, de schrijfster zelf echter bleef nogal ambivalent tegenover deze
onderneming staan.
‘Herfst vorig jaar werd ik ziek. Ik kreeg het besef: met dit boek moet
ik ophouden; de titel deugt al niet, Niets te verliezen en toch
bang - ik had toch nog een boel te verliezen. Daarbij kwam dat mijn
ex-echtgenoot zich juist in die tijd erg aardig, lief en hartelijk jegens mij
betoonde. En hij was altijd zo bang geweest voor dat boek. Maar wat gebeurt? Dit
voorjaar had hij een interview in
vn
en er werd hem gevraagd wat hij nou vond van die stukjes van Renate. Daar
ging hij op in, en ook al zei-d-ie-dat-ie er niet meer zo veel bezwaar tegen
had, het feit dát-ie erop inging, dat daarmee een publiek feit werd
met wie ik getrouwd was geweest, dat vond ik verschrikkelijk, dat vond ik
indiscreet. Nou is hij in het boek, zoals eertijds in de stukjes, een
emblematische figuur, De Man Die Je Verlaat, daar staat hij dan voor. Maar na
dat interview voelde ik me pas echt vrij om het boek te gaan schrijven, toen pas
had ik begrepen dat we in twee gescheiden werelden leefden. Het was tijdens die
hittegolf, het moet in juni geweest zijn. Toen kwam Simon Carmiggelt op bezoek,
die had gehoord dat ik ziek was. En ik maar klagen, dat ik me niet lekker
voelde, dat het maar niet wilde lukken met dat boek, dat ik op zoek was naar een
toon van aan-de-ene-kant-niet-spotten-en-aan-de-andere-kant-niet-klagen, dat het
maar niet ging. Maar het is nu eenmaal niet beleefd om een bezoeker lastig te
vallen met je zorgen, dus begon ik zomaar wat te vertellen, dingetjes die me in
die tijd overkomen waren. Toen heeft Simon iets miraculeus gedaan. Iedere keer
dat ik iets vertelde zei hij: “Dat moet je opschrijven.”
Ik raakte daar helemaal high van. Ik had het gevoel van: er is iets een heel
klein