je dergelijke problemen niet meer; en als ze d'r zijn, zijn het geen onderwerpen
voor romans. De wereld is niet meer in een boek te vangen.’
Heeft hij zich ooit tot het schrijven van een roman gezet?
Komrij: ‘Nee, maar als de wereld weer wat eenvoudiger wordt, zal ik
het ongetwijfeld onmiddellijk doen.
Waar moeten romans nu over gaan? Zelfs wanneer je je zou beperken tot kleinere
complexiteiten dan De Wereld. Over Het Gezin valt ook niet meer te schrijven:
alle mensen liggen altijd in scheiding, staan op het punt uit elkaar te gaan,
dat is zowat het enige menselijke dramatische probleem dat zich voordoet. Niet
interessant voor een boek, dat is bijkans iets wat iedereen de strot uit komt.
Vervolgens is er niet meer de wens om taboes te doorbreken plus het
fragmentarische dat een mensenleven heeft gekregen, waardoor de literatuur die
dat leven weerspiegelt ook fragmentarisch is geworden.’
‘Ik zou Papieren tijgers nauwelijks
“essayistisch” willen noemen. 't Is toch voortdurend op
een schrijvende manier reageren op je omgeving. Dat kan diepgaand zijn, of
oppervlakkig. Ik bedoel: het is in de eerste plaats artistiek en niet
“essayistisch”; bij een essay denk ik aan zweet en tranen
en onleesbare stukken.
Ik zou eigenlijk niet weten hoe ik het genre waarin Papieren
tijgers zou moeten thuishoren, moest betitelen. Fragmentarisch schrijven,
hè, ketelmuziek in afleveringen, eh, god, daar is geen term voor.
Dat het iets zeer Engels heeft, lijkt mij natuurlijk. Ik ben gewoon opgegroeid in
de Engelse literatuur, en niet in de Nederlandse, en ik vind een heleboel dingen
erg gewoontjes die de mensen hier raar vinden, in de literatuur. Dat geldt ook
voor poëzie; een ironisch of komisch gedicht wordt in Engeland als
vanzelfsprekend tot de poëzie gerekend, terwijl het hier
“humoristische poëzie” is, een apart genre dat
niet tot de literatuur behoort. Er is in de Engelse poëzie over het
algemeen veel meer sprake van een zekere afstandelijkheid, een spel, een
droogheid.’
Van een letterkundige opvoeding is in deze dreven weinig tot geen sprake, men
moet maar zien zichzelf op dat gebied te ontwikkelen; hoe is dat bij Komrij
verlopen?
Komrij: ‘Ik ben van jongs af aan altijd in aanraking geweest met
negentiende-eeuwse boeken. Dat kwam omdat zowel de boeken thuis, als de boeken
in het stalletje op de markt, als de boeken in de leeszaal, als de boeken op
school niet verder gingen dan de negentiende eeuw. Ik dacht dat dat de
literatuur was. Kloos was daar misschien doorgedrongen als een noviteit. Kloos
was daar, in de provinciestad waar ik woonde, bijna even modern als Pearl
Harbor. Kortom, er was een overvloed, altijd, aan negentiende-eeuwse litera-