Nou, ze sloegen die vetonummers er zo in,
hè. Zonder de boeken te lezen. Het manuscript zag er raar uit.
Inderdaad. Slecht getypt en zo. En het papier was van dat dunne oorlogsspul; je
moest er een witte bladzijde onder leggen wilde je 't kunnen ontcijferen.
De ss'er schreef in een recensie: “Dit boek is te
communistisch voor Vlaanderen.” De Gestapo kwam bij me aan huis om de
boel ondersteboven te halen. Maar in hun drift om communistische pamfletten te
vinden, zagen ze alle anti-Hitler-boeken die ik in de kast had over het hoofd,
haha.’
U was tweeëndertig toen u in 1942 debuteerde. Laat
debuut...
Boon: ‘Ik heb er nooit zo veel belangstelling in gehad,
hè...’
Mevrouw Boon: ‘Hij zat almaar te schrijven...’
Boon: ‘Zij heeft me ontdekt, ze heeft het manuscript van De voorstad onder m'n handen weggetrokken...’
Mevrouw Boon: ‘Ik had van die prijsvraag gelezen en ge moet begrijpen
dat... Awel, Louis zat almaar in een hoekje te schrijven niet, en alle
familieleden bespotten 'm...’
Boon: ‘Ik had nooit zo veel belangstelling in publicaties en zo; ik
tekende al van m'n vroegste jeugd af en schreef... Dat vond ik leuk, ik had er
lust in, meer was 't niet...’
Mevrouw Boon: ‘Maar de familie die begreep dat niet, dat Louis weinig
zei en tekende en schreef: ze bespotten 'm en noemden m'n Louis
“Hendrik Conscience” en zo. Daarom nam ik dat manuscript
en stuurde 't op met de post, hè... Ik wilde niet dat ze Louis een
zot vonden, niet...’
Boon: ‘Ik had niet eens tijd om het boek af te maken. Daarom eindigt
het ook met de woorden: “En ach... enzovoort enzovoort.”
Gewoon omdat ik er de tijd niet voor had om 't af te maken, en ach, enzovoort,
enzovoort... het maakte ook weinig uit.’
Waarom hebt u nu besloten op te houden met schrijven?
Boon: ‘Hoe komt een bokser erbij om niet meer te boksen? Hoe komt-ie
ertoe? Hij hoort niet meer in de ring vindt hij.’
Is 't niet om de erkenning die u in Vlaanderen toch niet hebt
gevonden, uit een soort teleurstelling?
Boon: ‘Dat zou je kunnen zeggen - maar ik heb gezegd wat ik te zeggen
had. En in Nederland hebben ze me de Van der Hoogt-prijs gegeven. Wat wil je
meer? Nu wil ik schilderen. Gewoon omdat ik nu picturaal zie, meer picturaal dan
letterkundig. Wat niet wegneemt dat ik misschien over drie jaren...
In de tijd dat ik De voorstad schreef, leefde ik van gevels
schilderen, en dakgoten verven, en auto's spuiten, en door vanwege
bombardementen gesneuvelde ruiten te repareren.’