Waarom ze schrijven.
Hoornik: ‘Ik schrijf om twee redenen. Uit onvrede met het bestaan en
om mijn existentie grond te geven. Dus om de gaten in mijn bestaan te vullen.
Die gaten zijn bij mij, en dat is ook het belangrijkste thema in mijn werk, de
gaten van de dood. Ik leef met doden omdat ook de belangrijkste generatiegenoten
van me dood zijn. Den Brabander, Anna Blaman, Gerrit Achterberg. En ik heb
kennisgemaakt met de dood als kind, toen ik zeven jaar was stierf mijn moeder,
en heb als volwassene die kennismaking verdiept in het concentratiekamp. Ik
schrijf om gaten te vullen. Om mijn bestaan grond te geven.’
Bernlef: ‘Nou, de meesten van mijn generatiegenoten zijn niet dood,
dus ik schrijf wel bij de gratie van wat leeft. Ik vind 't moeilijk om te zeggen
waarom ik schrijf. Ik schrijf tenminste niet uit een
innerlijke drang of zoiets dergelijks, maar altijd vanuit heel concrete dingen.
Een bepaalde foto uit een tijdschrift. Een bepaalde tekst uit een krant. Maar
wat nou de lijn is tussen die tekst en die foto... Ik heb een katalysator van
buiten nodig om op gang te komen. Maar wat nou 't verband is tussen die
katalysators onderling, dat vind ik de taak van critici. Het interesseert me
niets om daar zelf achter te komen.’
Iedere schrijver rapporteert in zekere zin.
Hoornik: ‘Ik zou niet bestaan als ik niet schreef.’
Bernlef: ‘Nou, biologisch lijkt me dat een onhoudbare
verklaring.’
Hoornik: ‘Het ligt er natuurlijk aan wat je bestaan noemt. Ik vind
bijvoorbeeld het bestaan van een drogist geen bestaan. Bestaan is creatief
bestaan.’
(Kreten van afschuw. Hoornik wordt door zijn familieleden scherp
aangevallen.)
Mies Bouhuys: ‘Ik schrijf omdat ik 't niet laten kan, ik doe een
heleboel andere dingen om 't niet te doen... maar ik kan 't niet
laten.’
Eva: ‘...om dingen die me bezighouden van me af te schrijven, om
dingen die me bezighielden op papier te zetten.’
Je bent de eerste die het woord ‘van me
afschrijven’ gebruikt. Bij Bernlef heb ik 't gevoel dat-ie
bijvoorbeeld best zou kunnen leven zonder te schrijven.
Bernlef: ‘Dat is dat soort vragen waar geen adequaat antwoord op te
geven is; ik schrijf vanaf m'n zestiende... ik heb me nooit in de situatie
bevonden dat ik niet kan schrijven... ik weet niet of ik daarzonder wel of niet
kan leven...’
Eva: ‘Dan zou je gek worden.’
Waarom ze begonnen zijn en hoe.
Hoornik: ‘...1936. Crisis. Werkloosheid. Opkomend fascisme.
Nationaal-socialisme in Duitsland. Vandaar dus dat ik (en ik niet alleen maar
mijn gehele generatie) begonnen ben met het schrijven van sociale
poëzie. Soms in de toon agressief, soms in de toon van medelijden.
Verzet. Haat. Het ironise-