taal al meer dan 12.000 exemplaren verkocht, een ongehoord resultaat
ook voor de voordrachtskunstenaar Buddingh' die voor het eerst eigenlijk
‘ontdekt’ werd op de grote poëzieavond (1966)
in het Amsterdamse Carré.
Daar droeg hij zelf, stomverbaasd over de razend enthousiaste bijvalsbetuigingen
uit de zaal, enige van zijn ‘toevallig genoteerde’
ontboezemingen voor die snel hoog genoteerd kwamen te staan op de letterkundige
hitlijsten van de middelbareschooljeugd. Zoals het vers over de dekseltjes van
het Marmite- en Heinz-sandwichspreadpotje die, na een proefondervindelijk
onderzoekje, onderling verwisselbaar bleken.
Buddingh': ‘Het was niks bijzonders, het was eigenlijk ook niet om te
lachen. Daar heb je 't weer: dat misverstand. Het was gewoon een typische
ervaring aan de ontbijttafel die ik verstrooid opschreef. Ik schroefde bij
vergissing de dekseltjes op de verkeerde potjes; nou zijn er grote ontdekkingen
in de wereldgeschiedenis (bijvoorbeeld de penicilline) óók
bij vergissing gedaan - dit was een kleintje, maar op hetzelfde principe
gebaseerd. Nou, en zo'n levenswijsheid wil je je lezers natuurlijk niet
onthouden!’
Het gewone is hem niet gewoon genoeg (hij kan je genoeglijk vertellen hoe hij
tijdens een radio-poëziewedstrijd-voor-de-jeugd de opdracht kreeg een
versje over ‘blubber’ te vervaardigen en ‘ook
nog de hoogste punten kreeg’), hij wil tot het uiterste toe
relativeren.
Na in In Den Gulden Winkel gedebuteerd te hebben met
‘Military Service Blues’ (‘ik was niet uit
dienst, er ging een goed vaandrig der wielrijders aan mij verloren’)
werd hij ziek en vertoefde lange tijd in een sanatorium: ‘Je moet 't
niet zo zwaar zien. Ach, er gingen wel mensen om mij heen dood, dat was
verschrikkelijk, aan de andere kant was 't oorlog en buiten gebeurden veel
ergere dingen dan waar ik verbleef. En je moet je zo'n sanatorium niet als bron
van totale rust voorstellen. 't Kon er verdomd rumoerig zijn.’
Ondanks dat gedruis vervaardigde hij in die tijd revolutionaire poëzie
waaronder het poëem over de befaamde Blauwbilgorgel:
Ik ben een blauwbilgorgel
mijn vader was een porgel
mijn moeder was een porulan
daar komen vreemde kinderen van
Later kwam er een bundel als De laatste der Mohikanen (met
invloeden van Eluard en Breton) waarin hij zich een duidelijke voorloper van de
latere Vijftigers toonde, de dichtersbeweging waarover hij het eerste essay
schreef: ‘Ik was gewoon ouder, hè, ik had de Franse
surrealisten gewoon veel eerder gelezen. Ik was blij toen die Vijftigers
plotseling losbarstten: 't was toch ook mijn ideaal.’