| |
| |
| |
De Spaansche phalanx
Op enkele plaatsen zagen wij een groote plaat, waarop stond: ‘Spreker over den Phalanx, beteekent spreken over Spanje’.
Hierin schuilt geen overdrijving. Hij die wenscht te weten, welke de plannen zijn van het nationale Spanje, welke de geest is, die de geheele nationale strooming bezielt, kan er niet aan ontkomen, den Phalanx nader te bestudeeren. Deze heeft den grootsten invloed op de nationale ontwikkeling gehad en heeft zijn stempel op geheel nationaal Spanje gedrukt.
Niet slechts, omdat deze partij Franco meer dan 100.000 man ter beschikking stelde en zij verder allerlei diensten in dorpen en steden verzorgde, maar vooral, omdat zij het nieuwe Spanje den frisschen geest van nationale eer en sociale gerechtigheid wist bij te brengen.
Ernest Gimenez Caballero, hoofd van de persafdeeling, zegt in een brochure: ‘La Falange conquista el Estado’ (Uitg. Salamanca 1937) dat het doel van den Phalanx was, om den staat voor zijne ideeën te veroveren en dat dit in werkelijkheid bereikt is.
Er zit iets overdrevens in, omdat men met de uitwerking van het programma nog in het eerste stadium is, maar het valt niet te ontkennen dat de invloed van den Phalanx in nationaal Spanje overwegend is. De Spaansche Phalanx werd 29 October 1933 gesticht. Zijn leider was José Antonio Primo de Rivera, zoon van den vroegeren dictator. Wij hebben op een congres in Montreux met hem gesproken; hij bleek een jonge, energieke persoonlijkheid, met een groot en een sterk ontwikkeld sociaal gevoel.
Spoedig na de oprichting van den Phalanx sloot zich hierbij een andere nationale beweging aan: de ‘Juntas de Offensiva Nacional Sindicalista’ (Jons). Sedert dien is de naam van de door J.A. Primo de Rivera geleide beweging ‘Falange Espanola de las Jons’.
Bij de eerste verkiezingen, waaraan zij meededen, ondanks het feit, dat zij anti-parlementair gericht waren, verkregen zij twee zetels, die werden ingenomen door J.A. Primo de Rivera zelf en Hedilla.
Bij de nieuwe verkiezingen van Februari 1936, verkregen zij geen enkele zetel. Juichkreten gingen overal op. Men meende dat het afgeloopen was met den Spaanschen Phalanx.
| |
| |
Links kreeg - zij het dan ook door valsche manipulaties - de meerderheid in de Kamer. Nu had men ook ten opzichte van den Leider van den Phalanx vrij spel. Hij werd in de gevangenis geworpen. In Juli probeerde Hedilla hem uit de gevangenis te bevrijden, doch tevergeefs. José Primo de Rivera werd naar Alicante overgebracht en nadien heeft men niets meer van hem gehoord.
Het is wel zoo goed als zeker, dat hij door de rooden vermoord is. Wij ontmoetten nog enkelingen, die, tegen alle hoop in, toch nog een stille verwachting hebben, dat hij in leven is en eens zal terugkomen, maar dit wordt door de leidende persoonlijkheden als uitgesloten beschouwd.
Het leven van José Primo de Rivera is kort geweest, maar vruchtbaar. Hij is de wekker van het nieuwe Spanje geweest. In alle deelen van het nationale Spanje staan op de muren der huizen twee beeltenissen afgebeeld. Een van Franco als de generaal en als de leider van het volk. Een van J.M. Primo de Rivera als de profeet en de martelaar voor het volk.
Zelf heeft hij het indringen van de door hem gepropageerde nieuwe ideeën bij het volk niet kunnen medemaken, maar de idee is tot overwinning gekomen. Hij is als de leider aan het volk ontvallen, maar als nieuwe leider heeft de Phalanx den opperbevelhebber der nationale legers en het Hoofd van den Staat, Franco, gekregen en daarmede in werkelijkheid den Staat veroverd.
Overal draagt men thans het Phalanx-insigne.
Dit bestaat uit vijf pijlen en een ossenjuk. De vijf pijlen stellen de oude vijf Spaansche koninkrijken voor; het juk: de vereeniging van Spanje door Ferdinand van Aragon en Isabella van Kastilien. Dit insigne is het insigne van het geheele volk geworden. Wij zagen, dat Franco het in de uitvoering van goud en zilver, als eenigste versiering op zijn uniformjas droeg.
Zoo ook de militairen, burgers, boeren, arbeiders, intellectueelen en geestelijken. De groet van de Phalangisten, ‘Arriba Espana’, is eveneens de groet van geheel Spanje geworden.
Franco zei bij de bezetting van Malaga tot de Phalangisten op 8 Febr. l.l., in Salamanca vergaderd: ‘De prachtige geest van de Phalanx is het glorievolle symbool van het nieuwe, imperiale Spanje. Zijn twee letters F(alange) E(spanola) zijn het geloof (het Spaansche woord Fe beteekent “geloof”) in onze bestemming, het geloof in onze beschaving en het geloof in God. Geloof in de roemrijke toekomst van een nieuw vaderland’.
Wat echter het belangrijkste genoemd moet worden, is, dat zijn program door den nieuwen staat werd overgenomen. Men had genoeg van het
| |
| |
Marxisme, maar wilde toch ook het oude stelsel niet terug. Men zocht een radicale, sociale ommekeer en men kon daarvoor slechts bij den Phalanx terecht. Meer had Primo de Rivera niet kunnen bereiken. Het doet er in het leven van den mensch op slot van zaken niet toe, of hij zelf de triumph van bepaalde ideeën medemaakt; het is voldoende, dat zij verwezenlijkt worden door wie het dan ook moge zijn en ten koste, zoo noodig, van dengene, die het idee gewekt heeft. Dat hebben, jammer genoeg, enkele Phalangisten bij de samenvoeging der verschillende groepen niet begrepen.
José Marie Primo de Rivera heeft zelf weinig geschreven, maar wat hij heeft geschreven, is bijzonder knap. Voor zoover wij weten is, behalve het programma met toelichting, van hem slechts in druk verschenen ‘3 discursos de José Antonio’. Dit tezamen is echter reeds voldoende om een duidelijk, helder inzicht te krijgen over hetgeen zijn ideeën waren en hoe hij het nieuwe Spanje wilde zien.
Het eerste gedeelte van het programma handelt over de taak van de natie, over de noodzakelijke eenheid in den Staat en over de imperiale taak, welke voor Spanje is weggelegd. Hij wil een sterke centralisatie, verklaarbaar in Spanje, doordat men de gevolgen van zeer groote zelfstandigheid, oorzaak vindend in het individualisme van den Spanjaard, ondervonden heeft. Hierin onderscheidt hij zich in sterke mate van de Carlisten, die decentralisatie voorstaan. J.M. Primo de Rivera zegt hierover: ‘Het vaderland is een totale eenheid, waarin al de individuen en al de klassen een geheel vormen; het vaderland mag niet in handen van de meest sterke klasse zijn, noch in die van de macht, welke het best georganiseerd is...... de politieke partijen. De politieke partijen moeten verdwijnen. Niemand wordt als lid van een politieke partij geboren......’ Het program luidt verder, dat men de wil naar een imperium heeft. Dit klinkt voor onze ooren nogal aanmatigend. Dit heeft echter niets te maken met verovering van gebied. Het wil zeggen, dat men van den eenen kant zich innig verbonden voelt met de Spaansch-sprekende gebieden en van den anderen kant, dat men de overtuiging is toegedaan, dat Spanje in de wereld een zeer eigene, voorname rol te vervullen heeft.
Het is de mythe voor nieuw Spanje, wat voor den buitenstaander vreemd en wellicht zelfs onaangenaam klinkt, maar wat juist bij deze nationale beweging voor de Spanjaarden een aantrekkingskracht te meer is.
Op onze herhaalde vraag aan de voornaamste leiders van den Phalanx kregen we steeds het gelijkluidende antwoord: ‘Het wil zeggen, dat wij ons bewust zijn, een groote taak te moeten vervullen. Wij zijn ons bewust, dat wij ook de andere Spaansch-sprekende volkeren te steunen
| |
| |
hebben. We denken niet aan militaire aanvallen. Onze gedachte over het imperium is een geestelijke’.
In toespraken, op platen en teekeningen wordt gesproken over ‘Una raza immortal’. Dit zal velen de schrik op het lijf jagen. Zij zullen meenen dat daarin een nieuw bewijs te zien is, van den grooten invloed welke Duitschland op het nieuwe Spanje heeft. Ter geruststelling stellen wij echter vast, dat deze rassengedachte niets te maken heeft met de trots op ‘het zuivere bloed’, iets wat in Spanje zelfs niet denkbaar is. Het feest van het ras, dat wij dit jaar in Spanje medemaakten, en dat met den grootsten luister gevierd wordt, werd reeds gevierd, lang voordat er van een nationale beweging onder Franco of van een Phalanxbeweging sprake was.
Wij schreven reeds dat bij de Phalanx, in tegenstelling met de Carlistenpartij, het sociale program sterk op den voorgrond treedt. De Carlisten erkennen ook de noodzakelijkheid van een sociaal program maar zij willen vóór alles een geestelijk en religieus program verwerkelijken.
De leider der sociaal-economische afdeeling van de Phalangisten Dr. Riveras gaf ons in een interview een uitvoerige uiteenzetting, welke wij, voor een deel vrijwel letterlijk, in het navolgende meenen weer te geven.
De Phalanx beschouwt de sociale ongerechtigheid als een van de grondoorzaken van het huidige conflict. Vandaar dan ook dat de Phalanx van het begin af den strijd heeft aangebonden tegen die misstanden en dat hij van oordeel is, dat zonder sociale orde geen menschelijke gemeenschap kan bestaan. De Phalanx strijdt even verwoed tegen kapitalistische uitbuiterij, als tegen de anti-vaderlandsche en anti-sociale leuzen van het Communisme.
De klassenstrijd kan niet worden beëindigd door de overwinning van één der beide strijdende partijen. Alle rechtvaardige belangen behooren te worden geëerbiedigd: de overheersching van enkelen, met de daar uit voortvloeiende slavernij der anderen, is monsterachtig, wie dan ook de overwinnaar zij. Daarom acht de Phalangist de dictatuur van het proletariaat even absurd als die van de bourgeoisie.
Het begrip ‘klasse’ wordt vervangen door dat van ‘volk’, dat alle Spanjaarden, binnen het rijk, omvat. Men kent voortaan geen klassebelangen, men aanvaardt slechts één belang: het nationale! En daarom willen zij, binnen het Staatsverband, iederen Spanjaard zien in verband met zijn capaciteiten en den arbeid, door hem verricht. En wanneer dan ieder zijn plaats inneemt, die hem uitsluitend krachtens zijn verdiensten toekomt, zal er geen gelegenheid zijn voor onderlingen strijd, want hij, die aanspraak maakt op iets, dat hij niet verdient, koestert
| |
| |
een onrechtvaardig verlangen, of hij nu patroon is of arbeider. De Phalanx is van meening, dat het even onrechtvaardig is, gelijken met ongelijkheid te behandelen als ongelijken met gelijkheid.
Hij zal allen Spanjaarden de overtuiging bijbrengen, dat het welzijn van elk individu afhangt van dat van Spanje. En de vruchten van den nationalen rijkdom behooren eenieder, zonder onderscheid, ten goede te komen, naar de mate van den door hem geleverden arbeid. Er zal beslist niet geduld worden dat een patroon of een arbeider méér neemt, dan hem op titel van zijn arbeid en capaciteit toekomt.’
In een nationaal-syndicale organisatie, waarin alle voortbrengers, zoowel arbeiders als patroons, opgenomen worden, zullen de arbeiders medezeggingschap uitoefenen, dus niet meer door middel van klassebonden.
Dit laatste verschijnsel in den liberalen Staat, de klasse-bonden, achtte dr. Riveras even bespottelijk als b.v. de bewering, dat alle burgers zich in particuliere bonden moeten vereenigen, om zich tegen roovers en bandieten te beveiligen. Een Staat die zich van zijn waardigheid bewust is, kan niet verzaken aan de Rechtvaardigheid, evenmin op publiek als op sociaal terrein. Moet men toelaten dat de burgers zich door middel van geweld recht verschaffen, zooals dat geschiedt in een Staat, welke zich onmachtig verklaart, de belangen te verdedigen, zoowel van arbeiders als patroons, onder het voorwendsel dat beide partijen zich immers in vakbonden kunnen vereenigen? En indien de Staat wél bij machte is, de wederzijdsche belangen veilig te stellen, waartoe zijn dan arbeiders- en patroonsorganisaties noodig?
De nieuwe Staat wil niet, dat het initiatief of de vruchtbare idee van ook maar één Spanjaard verloren gaat; van daar dat elk initiatief, langs hiërarchische weg, tot de hoogste sfeeren zal kunnen doordringen; juist dit beginsel vormt de basis van den nieuwen Staat.
Het loon ziet de Phalanx als een middel voor elken arbeidenden mensch, om tot een waardig stoffelijk bestaan te geraken. Vandaar dat de Staat minimum-loonen zal vaststellen en ook garandeeren. Hij, die zich daaraan niet houdt, is eenvoudig een misdadiger. Uit deze opvatting vloeit ook de gedachte voort dat de vader van meerdere kinderen noodzakelijk een grooter inkomen moet genieten. De Wetgeving heeft reeds een progressief gezinsloon vastgesteld, dat elk gezin, naar gelang van het aantal personen, waaruit het bestaat, een behoorlijk bestaan zal verzekeren.
Door middel van deeling in de winsten zal den arbeider het aandeel worden gegarandeerd, waarop hij recht heeft krachtens het feit dat hij door zijn arbeid medewerkt aan den bloei eener onderneming.
Een arbeider, die in staat is, leiding te geven, zal door den Staat onder- | |
| |
nemer worden gemaakt, want eenieder moet, zooals reeds gezegd, de plaats innemen, die hem op grond van zijn bekwaamheid en arbeid toekomt. Men is van oordeel, dat in den nieuwen Staat niet het geld, doch het verstand aan het hoofd moet staan van een onderneming.
De meening is chter niet, dat een soldaat aandeel moet hebben in het uitwerken der plannen van de Generale Staf. Evenmin wordt toelaatbaar geacht, dat de Staf in strijd met het welzijn der soldaten handelt. Vandaar dus ook, dat een ondernemer, die geen rekening houdt met de rechtvaardige belangen van de arbeiders, zich aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Op onze vraag, hoe de houding zou zijn ten opzichte van het buitenland kregen wij ten antwoord:
‘Wij wenschen uitmuntende relaties te onderhouden met alle landen. Doch laten wij niet uit het oog verliezen, dat Spanje's souvereiniteit niet afhankelijk kan zijn van een buitenlandsche trust. Wij streven naar een krachtig economisch bestel, en daarom wenschen wij de grootst mogelijke samenwerking met andere landen.
Wij willen de belangen van ieder ander land eerbiedigen. Doch wij zullen niet toelaten, dat men de onze met voeten treedt. Degene, die ons eerbiedigt, kan zeker zijn van alle respect en vriendschap onzerzijds. Wij wenschen aan niets en aan niemand afbreuk te doen, noch zelf afbreuk te lijden.
Wie in Spanje economische belangen heeft, diene te begrijpen, dat die belangen ook Spanje zelf gelden. Dergelijke exploitanten zullen dus dezelfde rechten, doch ook dezelfde plichten hebben als de Spanjaarden. Hierin gelde dus de wet der wederkeerigheid.’
Zeer bijzondere zorg heeft de Phalanx voor het platteland. Zonder echter over te gaan tot de goedkoope, demagogische formules van de Marxisten, die b.v. het in stukjes verdeelen van den grond voorstonden met als gevolg, dat de armelijke gronden, die een zoogenaamd latifundium vormden, niets opbrachten. Wil er profijt van getrokken worden, dan zullen verschillende latifundia, hoe ouderwetsch het ook moge klinken, in Spanje onverdeeld moeten blijven. Wat men alleen eischt, is, dat de eigenaar deze gronden zoo goed mogelijk in bewerking brengt. En voor het geval hij dit niet doet, heeft de Staat het recht, zonder schadevergoeding deze gronden te onteigenen.
De Phalanx wil nationaal-syndicalisme. Dit is eigenlijk niets anders dan ‘een corporatieve staat’. Verschillende leiders van den Phalanx hebben ons uitgelegd, wat zij hieronder verstonden. En wanneer we dan daarop zeiden, dat dit toch corporatieve ordening met een autoritairen staat was, in tegenstelling met de corporatieve maatschappij, zooals deze door Gil Robles werd voorgestaan, bleek ons eindelijk de reden van
| |
| |
de voorkeur voor het woord ‘nationaal-syndicalisme’ en het vermijden van het woord ‘corporatieve ordening’. Gil Robles en zijn volgelingen hadden zóózeer met het woord ‘corporatieve ordening’ gesold, zonder ooit iets fatsoenlijks tot stand te brengen en hadden zóózeer de afkeer voor het woord corporatieve ordening doen wekken, dat de Phalangisten er de voorkeur aan gaven, dit woord maar zoo min mogelijk te gebruiken en bij voorkeur te spreken over een nationaal-syndicalisme. Dit is in zeer korte trekken het program van den Phalanx, dat practisch thans het programma van den Staat geworden is.
De Phalanx vond zijn grootsten aanhang in den aanvang bij de Spaansche jeugd. Dat was gelukkig. Het gaf aan de beweging het élan en den frisschen strijdgeest. Hiermede heeft het nationaal Spanje thans voor zich gewonnen. Bij alle offers, welke de burgeroorlog geëischt heeft, is dit toch een schoone vrucht, die uit het lijden is voortgekomen.
De vele oneenigheden zijn opzij gezet. Wanneer het volk de les van den burgeroorlog blijvend zal verstaan, zal door den Phalanx, met als leider Franco, de kreet der Phalangisten bewaarheid worden: ‘Espana una, Espana grande, Espana libre’.
Spanje één, groot en vrij!
|
|