| |
| |
| |
Orde in het gebied van Franco
Wanneer men vanuit Frankrijk in het gebied van Franco komt, zou men meenen, vanuit een land van orde te gaan naar een land, waar tegevolge van den oorlogstoestand de grootste wanorde moest heerschen. Het is precies het tegenovergestelde. In Frankrijk hebben we veel gereisd, en we zijn er verschillende malen langen tijd geweest. We hebben er nooit zoo'n wanorde en zulk een onbehagelijke atmospheer geconstateerd dan thans. De Volksfrontregeering heeft onmiskenbaar haar stempel op het land gedrukt. Men ziet en proeft uit alles, dat ‘rood’ regeert. In Nationaal-Spanje heerschen orde en discipline. In de hotels gaat het leven normaal zijn gang. Wanneer men niet zoovele menschen rouw zou zien dragen en niet zooveel personen in uniform zag, zou men meenen, dat er in Spanje niets gaande is. In de café's heerscht een opgewekt, vroolijk leven. Slechts de café's nabij het onmiddellijke gevechtsgebied, waar men soldaten in de meest verscheiden veldtenues kan aantreffen, vertoonen een iet-wat abnormalen aanblik. In hotels en café's kan men alles krijgen, wat men maar wenscht. De winkels tot vlak bij de gevechtslinie hebben voorraad van alles. Gebrek beperkt zich veel tot spoorwegmateriaal, doordat bij het uitbreken van den burgeroorlog dit vrijwel geheel in Madrid en Barcelona was. Wil men dus geen tijd verloren laten gaan, dan is men verplicht per auto te gaan, ook al is de benzine en olie niet van de beste kwaliteit. Bij den ingang van steden en van sommige dorpen vraagt men naar het vrijgeleide, maar wanneer het salvo-conducto van het Hoofdkwartier van Franco getoond wordt, waarin staat dat we ons in Spanje overal, ook aan het front, vrij kunnen bewegen, salueert men correct en kan den weg zonder eenig oponthoud van beteekenis vervolgd worden. We konden gaan, waar we wilden, naar verkiezing al of niet vergezeld door een officier.
Merkwaardig voor een land, dat in oorlogstoestand is.
Wanneer men, na veel moeite, toegang verkregen heeft tot Sowjet-Rusland, dat in ‘vollen vrede’ verkeert, gaat vanaf de grens iemand in den wagen mee, en deze bepaalt, waarheen gegaan mag worden en waarheen niet. In het nationale Spanje, waar de oorlogstoestand heerscht, konden we gaan, waarheen we wilden. En wanneer we een
| |
| |
of ander verlangen te kennen gaven, als bijv. den wensch tot het bezichtigen van de gevangenissen, het bezoeken van de ziekenhuizen, het betreden van de eerste strijdlinie, het inspecteeren van mitrailleursnesten, dan werd ons dit onmiddellijk mogelijk gemaakt.
We hebben ons zelfs verwonderd over de openhartigheid, waarmee men ons alles toonde. Zoo legde men ons b.v. het modernste oorlogstuig tot in de finesses uit.
Kortom, net gaat moeilijk aan, te zeggen, dat het nationale Spanje moeite doet, of geheimzinnigheid betracht, om zijn werkzaamheden te bedekken. En wij begrijpen van den anderen kant dan ook niet goed den zin van de plakaten, welke wij in sommige café's zagen, en die waarschuwden voor spionnen, die Spanje zouden willen verraden, of het moest zijn, dat hier gedoeld werd op vreemdelingen, die in Spanje reizen, van soortgelijk allooi als de Nederlandsche Dr. Brouwer. Nationaal Spanje heeft niets te verbergen, ook al kan het best waar zijn, dat een of andere nationalist zich ten opzichte van den rooden vijand hardvochtiger gedragen heeft dan noodig was, en ook al is het waar dat door bombardementen van de witte troepen groote verwoestingen zijn aangericht. De oorlog is altijd wreed, en het blijft een hoogst betreurenswaardig feit, dat rust en vrede in Spanje enkel door een oorlog, dat wil zeggen door onnoemelijk veel leed en verschrikking gebracht kon worden. Men moet het betreuren, dat een burgeroorlog is uitgebroken, maar de schuld daarvan ligt bij de z.g. wettige regeering, die geen regeering was. In de vijf maanden, die aan den burgeroorlog vooraf gingen, hadden, onder het oog van deze regeering, niet minder dan 3000 aanslagen plaats, 269 moorden, en verder 113 groote en 218 kleine stakingen; vernielde men niet minder dan 411 kerken en zeer vele particuliere woningen.
Er waren plaatsen, waar elke week ongeveer vijf werkgevers vermoord werden. Het kan misschien waar zijn, dat deze werkgevers sociaal onrecht deden, maar dan was het de taak van de regeering geweest deze werkgevers tot het naleven van hun plichten te dwingen. Een staat, waar anarchisten en marxisten, op eigen gelegenheid, wraak kunnen nemen, door willekeurig te moorden, kan men moeilijk meer een ordelijken staat met een legale regeering noemen.
Men leze het boek van een onverdachte getuige, als de republikeinsche afgevaardigde van de Cortes Clara Campoamor, er op na. In haar boek ‘La Revolution espagnole vue par une républicaine’ (Uitg. van Plon 1937) schrijft deze op pagina 6: De anarchisten kregen de overhand. en zoo leefde Madrid vanaf Mei tot aan het begin van den burgeroorlog in een chaotischen toestand. Arbeiders gebruikten hun middagmaal in café's, hotels en restaurants, maar weigerden hun reke- | |
| |
ningen te betalen, en bedreigden de eigenaars, wanneer zij te kennen gaven de politie te willen verwittigen.
De vrouwen deden hun inkoopen in de levensmiddelenwinkels, eveneens zonder de rekeningen te betalen, omdat zij zich vergezeld wisten van een of andere gewapende persoon, die een geladen revolver toonde. Op klaarlichten dag plunderde men in het centrum, zoowel als in de uithoeken der stad, de kleine magazijnen. Men roofde zonder meer de eetwaren, terwijl men de winkeliers, die protesteerden, met een revolver in bedwang hield.’
Om te weten wat het republikeinsch bestuur in werkelijkheid was, leze men het boek ‘Informe sobre las perdidas y danos sufridos por el tesoro artistico de Granada de 1931 a 1936 e indicacion de las obras salvadas de la destruccion marxista.’ Men kan daaruit zien dat het linksche bestuur, reeds lang voordat de burgeroorlog uitbrak, geen kans meer zag de orde te handhaven.
Na het geknoei met de verkiezingen, en het geschacher met het verdeelen der zetels (waarbij het Centrum en de andere rechtsche partijen, ondanks een meerderheid van 500.000 stemmen, slechts 177 zetels kregen toegewezen, tegen de rooden 256) en na den moord op Calvo Sotelo, konden de goed-meenenden niet anders doen dan tot den opstand over gaan. De offers, welke deze burgeroorlog reeds gevraagd heeft, zijn ontzettend, maar ze zouden nog grooter geweest zijn, wanneer het roode gespuis in geheel Spanje zijn sinister werk had kunnen voortzetten.
Voor de onschuldig gevallenen draagt de roode bende te Madrid geheel alleen de verantwoordelijkheid.
Door Radio-Madrid werd gemeld: ‘Men zegt aan den anderen kant dat God met de Witten is. Wij weten niet of God met hen is, wij weten echter wel dat met óns Satan is’. Tegen deze individuen, die den Satan als heer en meester herkennen, strijden de Witten een verheven, een heiligen strijd.
Na een persoonlijke ontmoeting met Franco, zooals wij die hebben gehad, weet men, dat deze man niet tot wreedheden in staat is. Wat Franco bewoog, de leiding van den opstand op zich te nemen, kan niets anders geweest zijn dan de liefde voor zijn vaderland en zijn volk. Dat hij niet de beul is, waarvoor de linksche pers hem uitkrijt, mogen we nog uit eenige concrete feiten aantoonen.
Madrid zou door Franco gemakkelijk genomen kunnen worden, door den watertoevoer af te snijden. Hij heeft deze bronnen geheel in handen. Van dit middel maakt hij echter geen gebruik, want dit zou het uitbreken van epidemiën tengevolge hebben, waarvan honderdduizenden onschuldigen de dupe zouden worden. In Madrid hebben de Rooden
| |
| |
hun afweergeschut in het koninklijk paleis opgesteld, omdat men weet dat de Witten dit prachtige paleis niet willen vernietigen. Wanneer de rollen omgekeerd waren, zou men er zeker van kunnen zijn, dat de Rooden er geen bezwaar in zouden zien, deze historische en prachtige gebouwen tot een ruïne te schieten.
Voor de bombardementen gaf Franco een vrije zône, n.l. ten N.O. van de stad. Men durfde er echter niet heen te gaan, uit vrees anders door de roode machthebbers als sympathiseerend met de nationalisten te worden aangezien.
We bezochten de gevangenissen, waaronder er in de buurt van Malaga een was, met meer dan 3000 gevangenen.
Eveneens bezichtigden wij de kampen, waarin de gevangenen werkten. Men is zijn vrijheid kwijt, men wordt verplicht te herstellen wat door de rooden vernietigd werd, maar dat neemt niet weg, dat wij een indruk kregen van menschelijkheid en ook van zindelijkheid. De krijgsgevangenen zelf zagen er trouwens allesbehalve mistroostig uit.
Vanzelfsprekend zijn er, die zwaar gestraft worden; ook zijn er ter dood veroordeelden. Maar steeds geschiedt dit laatste na een uitvoerige rechtspraak met recht van verdediging, dus niet op de wijze der rooden, die des nachts de menschen uit hun huizen haalden, en ze zonder eenigen vorm van proces buiten de stad neerknalden. En wat het getal der ter dood veroordeelden betreft, dit klink hoog. Maar wanneer men weet, welke misdaden de roode leiders op hun geweten hebben, wanneer men bedenkt dat het oorlog is, waardoor dus de meest strenge maatregelen geboden zijn, en wanneer men boven alles dit getal met de terechtstellingen vergelijkt, dan wordt alles volkomen duidelijk. In Santander werden er tienduizenden aanvankelijk gevangen genomen. Daarvan werden er driehonderd ter dood veroordeeld. Een groot getal, maar klein en uitermate gering, wanneer men bedenkt, dat de rooden in deze streek over de elfhonderd menschen ter dood brachten, en dat vrijwel steeds zonder voorafgaande rechtspraak. En wanneer men straft, dan doet men dit in het gebied der nationalen uit verantwoordelijkheidsprinciep. Wanneer de gewone burger geen moorden op zijn geweten heeft, wordt hij vrijgelaten of tot een lichte straf veroordeeld, zooals het herstellen van de verwoestingen die door de rooden zijn aangericht.
De massa is onschuldig. De leiders worden echter zwaar gestraft, daar zij op onverantwoordelijke wijze de massa meesleuren. En dat deze leiders zwaar gestraft worden, zoo noodig met de doodstraf, acht men in oorlogstijd een eisch van strikte rechtvaardigheid.
Franco heeft in den eersten tijd, dat hij gezag uitoefende, reeds bewezen,
| |
| |
Gedreven door 'n heilig vuur trekt het spaansche Spanje op...
terwijl het Volksfront zijn ‘strijders’ aan de mitrailleur moet ketenen!
| |
| |
De mooren helpen Spanje
omdat ook zij in het Communisme den vijand van iederen godsdienst zien.
| |
| |
Terwijl alles verwoest en vernietigd werd (aanplakborden sommen het op voor de hardleersche rooden)
bleef, merkwaardiger wijze, het standbeeld van Primo de Rivera Sr. gespaard
| |
| |
Geen stroom en geen hindernis houden het leger der bevrijders tegen
De schrijver van dit werkje vertoefde bij de oprukkende troepen
| |
| |
rechtvaardigheid en orde voor te staan. In tegenstelling tot het roode gebied, waar de wanorde en de ongerechtigheid hoogtij vierden.
Politiek is een vreemde zaak. We hebben een christelijke regeering; waarom was het niet mogelijk dat deze, als eerste democratische regeering. Franco erkende?
Wanneer Nederland als eerste ‘DEMOCRATISCH’ geregeerd land Franco officieel erkende, zou dit een golf van enthousiasme in Spanje hebben verwekt, en wij zouden, zooals me bij onze ontmoeting met vele leidinggevende persoonlijkheden bleek, zelf daarvan de vruchten hebben geplukt.
Wanneer wij dan, na de erkenning, zouden verklaren, pyriet of andere grondstoffen noodig te hebben, wel, dan hadden de onderhandelingen daarover gemakkelijk verloopen.
Men zou in dat geval, wanneer het gaat tusschen verschillende landen, de voorkeur aan Nederland gegeven hebben.
Wij hadden, voor den burgeroorlog, met Spanje meer economische relaties dan Italië. Maar is het Franco kwalijk te nemen, dat dit na den oorlog zal veranderen, dank zij de hardnekkige weigering om hem thans te erkennen, ofschoon reeds meer dan 2/3 van het land in zijn bezit is en hij tegenover wanorde de orde heeft gebracht?
Franco zei tot ons zeer nadrukkelijk, dat Spanje te allen tijde zich dankbaar zou betoonen tegenover die volkeren, die in dezen burgeroorlog den Nationalen een moreelen steun hadden gegeven.
Waarom moet er door onze regeering met de erkenning gewacht worden, totdat Engeland erkent? Hebben wij dan geen eigen eer en eigen zelfstandigheid meer? Wij, die groot mogen gaan op een held als Michiel Adriaanzoon de Ruyter, die toch, toen de onafhankelijkheid van ons land dit eischte, eens de Theems is opgevaren tot Chattam?
Zoodra het den Britten voordeelig uitkomt, zal Engeland de eerste zijn om Franco met de meest loftuitende woorden te erkennen. Reeds nu is er een aanzienlijke verandering in Albions houding gekomen. En wij, sufferds (vergeef me het woord......), wachten ter wille van Engeland. Straks erkent Engeland, en weet door die erkenning nog sympathie en invloed voor zijn imperium te winnen. En Nederland komt achterop en kan als loopjongen van Engeland moeilijk enthousiasme en sympathie van die late erkenning verwachten. Men zegt, dat een kleine mogendheid het initiatief daartoe niet zou kunnen nemen. Wij zouden, zelfs wanneer men ons land, dat de derde koloniale mogendheid der wereld is, met alle geweld tot de kleine mogendheden zou willen rekenen, nog niet weten, waarom niet. Bovendien waren Italië en Duitschland reeds voorafgegaan. Of zijn dit geen groote mogendheden, omdat zij een autoritaire regeeringsvorm hebben?
| |
| |
Niet door te wachten op het oogenblik, dat het Engeland gelegen komt om Franco te erkennen, kunnen wij de verloren sympathie terugwinnen, doch door als een voorbeeld voor andere volkeren reeds nu ieder diplomatiek contact met de regeering van Valencia te verbreken en openlijk Franco te erkennen. Dit, en dit alleen, is realiteitspolitiek.
En dit alles is dáárom nog des te merkwaardiger, waar de immuniteit der Nederlandsche legatie door de roode Spaansche regeering geschonden werd.
Dit had op zich reeds reden kunnen zijn, de diplomatieke betrekkingen met de roode regeering te verbreken en stelling te nemen voor Franco, die de orde weet te garandeeren.
|
|