| |
| |
| |
De diepere oorzaken van den burgeroorlog
Het Spaansche heden wordt slechts uit het verleden verklaard. De gruwzame burgeroorlog in Spanje, de onnoemelijke wreedheid en onmenschelijkheid van deze dagen zou nooit in het zonnige Spaansche land gekomen zijn, wanneer de machthebbers in het verleden hun taak ten opzichte van de volksgemeenschap beter begrepen hadden.
Schuld draagt een koningshuis, dat niet begreep, dat haar hoogste taak was, verdediger van het eenvoudige volk te zijn.
Schuld dragen de kerkelijke waardigheidsbekleders, die, gescheiden van lagere geestelijkheid en volk, hun eigen leven leidden, zoodat de klachten van het lijdende volk niet tot hen konden doordringen.
Schuld dragen mogelijkerwijze goedwillende, maar in ieder geval slappe politici als een Gil Robles. Zij hielden er de prachtigste leuzen op na, maar in de practijk lieten zij zich in hun zwakheid en gemakzucht door anderen op sleeptouw nemen. Gemakkelijk was een reden gevonden, om het afwijken van de eigen beginselen goed te praten. Zoo kon het gebeuren, dat Gil Robles, de man, die in vele Nederlandsche bladen hemelhoog geprezen werd, samenging met een twijfelachtige figuur als Lerroux. Prof. Dr. J.A.A. Mekel typeerde Gil Robles in een artikel, dat op 23 Juil 1936 in de Maasbode verscheen, als volgt:
‘Uitstekend organisator, goed spreker en volleerd debater, behoort hij overigens, wat mentaliteit betreft, tot het soort dier ‘Leiders’ die van geen ander systeem heil verwachten dan van het oude beproefde van geven en nemen, coalities aangaan en compromissen sluiten, aan tegenstanders, wanneer hun beurt weer eens gekomen is, minzaam glimlachend de macht overdragend, wel wetend, dat de met bijna mathematische regelmaat terugkeerende politieke kabinetswisselingen hen te gelegener tijd weer in het zadel zullen zetten.’
Kortom een politicus zonder karakter, zooals er zoovélen zijn.
Gil Robles heeft met het volk geschipperd, totdat het op den rand van den afgrond was. Hij heette een christelijke politiek voor te staan, maar werkte samen met Lerroux, die over het Christendom geheel andere gedachten had en later o.a. in het Straperlo-schandaal betrokken bleek.
Gil Robles beweerde van den eenen kant voor de monarchie te zijn,
| |
| |
van den anderen kant betoonde hij zich een goed republikein. De houding van een laf karakterloos mensch. Toen Spanje's doodsuur sloeg, vertrok hij naar het rustige Portugal. En dáár, eenmaal in veiligheid, had hij de brutaliteit, aan journalisten te antwoorden, op een vraag, hoe hij over Franco dacht: ‘Ik sta aan de zijde van Spanje en Spanje is hier.’ En een andere keer verklaarde hij: ‘mijn verleden beantwoordt aan de toekomst. Ik zal natuurlijk zijn aan de zijde der nationalisten, die - daar ben ik zeker van - de overwinning in dezen rechtvaardigen strijd zullen behalen.’
Het ware beter geweest, dat hij tijdig, toen hij daartoe bij machte was, de juiste maatregelen had genomen, om deze ellende te voorkomen. Gil Robles en zijn raadgevers dragen in deze een ontzettende verantwoordelijkheid, een verantwoordelijkheid, die voor werkelijk gewetensvolle menschen niet te dragen zou zijn.
Er waren in Spanje vele sociale mistoestanden; het was de taak van de politici, die zegden een christelijke politiek voor te staan, te zorgen, hierin verandering te brengen. Vooral in het Zuiden werd bittere armoede geleden. Wanneer men op den weg van Salamanca naar Sevilla de hutten van arbeiders en boeren ziet, kan men begrijpen, hoe de anarchie hier weelderig tieren kon.
De eigenaars van de groote landgoederen woonden veelal in de badplaatsen van Spanje of in het buitenland, leefden rijk en prettig, terwijl hun arbeiders gebrek leden. De tusschenhandel parasiteerde op gruwelijke wijze op de boeren. Deze moesten geld opnemen bij de tusschen handelaren tegen een hooge rente, en, om tijdig hun schuld te voldoen, waren zij dikwijls verplicht, hun producten tegen een veel te lagen prijs-aan dezèlfde handelaren te verkoopen.
Zoo sneed voor deze heeren het mes van twee kanten. Door de leidende politici werd hiertegen geen enkele ernstige maatregel genomen.
Het was eerst José Primo de Rivera, die verklaarde, dat slechts ingrijpende sociale veranderingen Spanje van den ondergang konden redden.
Groote schuld aan de rampen, die over Spanje gekomen zijn, dragen ook de intellectueelen, die Spanje overstroomd hebben met geschriffer: die den geest der Fransche revolutie ademden.
Ofschoon het zeker ten deele niet zoo bedoeld zal zijn, hebben in werkelijkheid deze schrijvers het stroo en het vuur aangedragen voor de verwoestingen, die in den burgeroorlog zijn aangericht.
Zij maakten school. De abstracte leerstellingen werden door hun leerlingen in practijk gebracht. Deze werden de leiders van de massa. Wij vonden in de gevangenissen in het nationale gebied tamelijk veel intellectueelen. Zij zijn de leerlingen van die wijsgeeren en schrijvers,
| |
| |
die thans in het buitenland vertoeven en zelf verklaren teleurgesteld te zijn in de vruchten van hun ideeën en in de resultaten van het door hen voorgestane stelsel.
De sociale mistoestanden, het onjuiste optreden van intellectueelen en hoogere geestelijkheid en van het vorstenhuis verklaren echter alleen den huidigen burgeroorlog niet. Zij bepalen alleen mede de omstandigheden, waaronder het mogelijk was, dat stelselmatig door het werk van een kleine groep van menschen het land hiertoe kon geraken.
De diepste oorzaak ligt bij een kleine groep van menschen, die ‘communisme’ of ‘vrijmetselarij’ (of beiden) zgn. dienen.
Men mag ons op dit stuk onwetenschappelijkheid verwijten. Het mag zijn, dat wij den schijn wekken, al te eenvoudig de gebeurtenissen in Spanje te willen verklaren.
Wij blijven bij onze, ons door de feiten opgedrongen, meening, dat van-boven-af stelselmatig door een kleine groep menschen, belijders van de leer van het communisme en de vrijmetselarij, deze gebeurtenissen moedwillig werden verwekt.
Wij verwijten juist aan vrijwel alle schrijvers over den Spaanschen strijd, dat zij bij hun verklaring der gebeurtenissen te materialistisch-deterministisch te werk gaan.
Wij daartegenover zijn er van overtuigd, dat op de eerste plaats de menschelijke berekeningen van enkele machtigen en zelfbewusten hiertoe leidden.
De geheele wereld en ieder land wordt tenslotte geregeerd door enkelen. En wellicht is het zoo, dat, naarmate men in een land meer over ‘volkssouvereiniteit, algemeen kiesrecht, e.d.’ spreekt, het getal van wèrkelijk medezeggenden en bepalenden kleiner is.
Feit is dat Moskou steeds zeer bijzonder het oog op Spanje heeft gericht. In 1931 verklaarde de secretaris-generaal van de Komintern in zijn verslag over Spanje bij de 11de plenaire vergadering van het excecutieve comité te Moskou: ‘Reeds nu moet de communistische partij in Spanje de massa der arbeiders en boeren in het geweer brengen tot den strijd voor een arbeiders- en boerenregeering volgens den grondslag der Sowjet’.
Een instructie van de Komintern in 1932 luidt, dat de communistische partij moet ‘oproepen tot bezetting van de landerijen der grondeigenaars, en der kloosters en moet oproepen tot het organiseeren van den gewapenden opstand’.
Op het 7de congres der Komintern zei Dimitroff: ‘De tijd zal komen, dat wij de dooden van Asturië kunnen wreken. Wij zullen de strafste terreur invoeren en de klasse der bourgeoisie verdelgen’.
De Minister van oorlog in Brazilië heeft in de ‘Jornao do Commercio’
| |
| |
van Rio de Janeiro de officieele tekst gepubliceerd van de geheime instructies van de Komintern te Moskou, welke uiteenzetten, op welke wijze men stelselmatig tot een bolsjewistische revolutie in Brazilië moet komen.
Het is frappant, hoe deze instructies, die voor Brazilië golden, letterlijk in Spanje werden uitgevoerd.
Wij citeeren hieruit enkele gedeelten ten behoeve van diegenen, die meenen, dat alles slechts van min of meer toevallige omstandigheden afhangt en dat achter de gebeurtenissen geen stelselmatige leiding en berekening gezeteld zou zijn geweest. De Komintern zegt hierin o.a.: ‘Het geweld moet georganiseerd worden en daarbij moet elke gevoeligheid en elk medelijden overboord gegooid worden.
Dit beteekent b.v., dat het kan zijn, dat het opruimen van sommige individuen, om het feit, dat zij vijandig aan onze revolutie zijn, geen enkel practisch voordeel kan geven, terwijl men zeer groote en belangrijke voordeelen kan verwachten van het opruimen van anderen, die niet zoo vijandig schijnen.
Het voordeel is het criterium voor het eerste gebruik van geweld en van het besluit, of men moet beginnen in de kazernes of bij de burgerlijke bevolking, bij de vakvereenigingen of bij de geestelijkheid...... Voor wat de gewapende macht betreft, moet er tevoren een tot in de kleinste details verzorgd plan klaar zijn. Naast iedere officier die verdacht is, moet men een man aanstellen, die verplicht is, hem op het te voren vastgestelde oogenblik te dooden en dat wel op doodstraf’...... Er staat verder in, dat ook ten opzichte van arbeiders, die geen aanhangers van de partij zijn, men geen sentimenteele gevoelens moet laten meespreken.
Verder wordt er een uiteenzetting gegeven, hoe men zich overal in moet nestelen, hoe men in allerlei organisaties moet zien binnen te dringen en hoe men daarbij best mag doen alsof men anti-communist is, om te doen gelooven, dat men tegenstander van alle extremismen is. Men moet een volksfront vormen, dat zoo mogelijk leden van de geestelijkheid en kinderen tot zich moet trekken.
Een zeer bijzondere beteekenis wordt toegekend aan allerlei comité's, die tot taak hebben, om volgens een tot in bijzonderheden voorafgaand stelselmatig plan, steden in brand te steken.
Reeds tevoren moeten de menschen aangesteld worden. De plaatsen waar de benzine geworpen wordt, moet eveneens tevoren vast staan.
Zoo ook staat er voorgeschreven, hoe er geplunderd en geroofd kan worden en hoe men de meest beestachtige hartstochten ten opzichte van de rijkeren moet laten botvieren.
| |
| |
Om de meest geschikte elementen voor het plegen van geweld te vinden, moet men tevoren de gevangenissen openen.
Het eenigste, wat men echter moet sparen, zijn de ambassades en de legatiegebouwen.
Volgens dit vooropgesteld plan is in Spanje gewerkt. Letterlijk zijn al deze bepalingen in het oog gehouden.
Volgens de klaar liggende lijsten heeft men de menschen vermoord en de huizen in brand gestoken. De gevangenissen zijn geopend. De legatiegebouwen, de woningen van consuls en van vreemdelingen zijn gespaard.
Goed te onthouden valt de opmerking in de instructies van de Komintern, dat men de steun van de vrijmetselarij moet zien te verwerven. Ook dat is in Spanje gebeurd.
Er is geen twijfel aan: de vrijmetselarij heeft in de gebeurtenissen in Spanje mede zéér sterk de hand gehad en de voornaamste figuren sedert het uitbreken van den burgeroorlog waren vrijmetselaars.
Het bewijsmateriaal hiervoor is te groot dan dat de feiten nog ontkend zouden kunnen worden.
In de Spaansche loges waren de menschen vertegenwoordigd, die, na de monarchie ten val te hebben gebracht en de republiek gesticht te hebben, de ideeën van de Fransche revolutie in Spanje ingang deden vinden en zoo den tijd rijp maakten voor een burgeroorlog.
Bij de instelling van de republiek werd in het ‘Boletin de la Gran Logia Espanola’ in begin 1931 de groote blijdschap geuit, dat eindelijk de republiek, die gebouwd was volgens de onsterfelijke beginselen van de Vrijmetselarij, werkelijkheid was geworden. En in een bulletin, dat zij uitgaven, stond te lezen: ‘de republiek, dát is ons patrimonium. Deze toch is op de drie groote beginselen van de Vrijmetselarij “Vrijheid, gelijkheid en broederschap” gebouwd. Het is niet mogelijk, een politieke revolutie te verwerkelijken, die meer volkomen maçonniek is dan de Spaansche revolutie.’ En met klem werd benadrukt, dat met de grootste kracht voor het voortbestaan gewaakt zou worden. Van 23 tot 25 Mei 1931 werd in Madrid een algemeene vergadering van de Groot-Loge gehouden. Daarin werden de beginselen van de Vrijmetselarij aangegeven ten overstaan van het politieke en sociale leven. De voornaamste personen uit de linksche ministeries waren voortaan allen vrijmetselaar.
Het Fransche Groot-Oosten overhandigde een nota, waarin o.m. staat: ‘zij, die de groote tragedie, op het oogenblik door Spanje beleefd, ontketend hebben, zijn eeuwenoude vijanden van de vrijmetselarij. Zoo komt het, dat het grootste aantal strijders voor de Spaansche democratie vrijmetselaars zijn. Wij zenden hen onzen groet en
| |
| |
steun.’ Dit bericht komt van het persbureau Havas, een, in deze zaken tenminste, onverdachte bron.
In een Amerikaansch Maçonniek tijdschrift ‘The Mason and the Shriner’ van 24 Sept. 1936 staat, dat de toekomst der vrijmetselarij afhankelijk is van het volksfront en dat de broeders van het Spaansche Groot-Oosten, aangespoord door de sympathie van de geheele orde en van het internationaal prestige derzelver, enthousiast werkzaam zijn voor de vernietiging van het fascisme en voor de overwinning der Madrileensche regeering, die in haar geheel uit Vrijmetselaars bestaat.’
Voor hen, die steeds nog aannemen, dat de Vrijmetselarij niets met de politiek te maken heeft, geven wij enkele teksten uit een boekje, dat bij de Coöp. Drukkerij ‘Lucifer’ te Brussel is gedrukt. De titel luidt: ‘La Franc-Maçonnerie universelle en face de la grande tragédie de l'Espagne’ par Ceferino Gonzalez. (Gran Maestre Nacional Adj del Grande Oriente Espanol.)
Wij hadden ons op deze drukkerij te Brussel met haar onsmakelijke naam en nog onsmakelijker bevolking vervoegd, en daar tevergeefs getracht een exemplaar van dit boekje machtig te worden. Het werd slechts, zoo deelde een vrouwelijke ‘kameraad’ ons mede, door den schrijver aan vrienden overhandigd. Niettemin hebben wij een copie van dit boekje elders machtig kunnen worden en geven enkele zeer merkwaardige uitspraken:
Op bladz. 2: ‘de lidmaatschapskaart van de vrijmetselarij is het meest in aanzien staande document, om in vrijheid door het gebied te trekken, dat door het gouvernement beheerscht wordt.’
Op bladz. 12: ‘Al heeft de Vrijmetselarij niet specifiek tot haar taak, om de volkeren te besturen, zij is niettemin de instelling welke het beste in staat is, de menschen te vormen, die tot taak hebben de volkeren te besturen en zij heeft steeds den plicht om de menschen den weg te wijzen en bij te staan.’
Op bladz. 28: ‘Tot groote roem en eer van de universeele Vrijmetselarij kunnen wij verklaren, dat geen enkele Spaansche vrijmetselaar zich in de rijen van de fascisten heeft geplaatst’.
Vanzelfsprekend ging dan ook in de loges van andere landen de sympathie naar de Volksfrontregeering uit. Het hierboven genoemde boekje van Grootmeester Gonzalez wijst er met trots op.
Zoo wordt begrijpelijk, hoe hiertegenover in alle kringen van nationaal Spanje de sterkste afkeer tegen de vrijmetselarij tot uiting komt. Op verschillende plaatsen hebben wij overduidelijke opschriften tegen de Vrijmetselarij gezien.
In den komenden nationalen staat onder Franco, zal de vrijmetselarij
| |
| |
hebben afgedaan. Opvallend was, hoe velen in Spanje de Joden op één lijn met de Vrijmetselaars stelden. Wij zagen in Fuengiola, nabij een kerk, die volkomen vernietigd was, het volgende opschrift:
‘Wij zullen concentratiekampen maken voor de luie, slechte politici, voor de vrijmetselaars en de Joden, voor allen, die een vijand zijn van het vaderland, van ons dagelijksch brood en van ons prestige. Leve Spanje.’
Tusquets, een oud-professor van een Seminarie en thans aalmoezenier, dien wij op onze reis ontmoetten, poogt in zijn boek: ‘Origenes de la revolucion Espanola’ aan te toonen, hoe met de stijgende macht van de Vrijmetselarij óók de macht der Joden groeide. Hij wijst op verschillende feiten, die doen zien, dat sedert de totstandkoming van de republiek, deze opvallend welwillend was ten opzichte van de Joden en hoe van den anderen kant van Joodsche zijde de republiek bijzonder geprezen werd. Waar het boek van Tusquets in 1932 uitgegeven is, kan men moeilijk zeggen, dat onder invloed van de vele Duitschers, die thans in Spanje zijn, dit boek geschreven is. Tusquets bevestigde slechts, aan de hand van verschillende feiten, dat de macht der Joden sedert 1932 sterk was gestegen.
Het meest opvallende feit is, dat de Jood Mozes Rozenberg, de Sowjetambassadeur te Madrid, met behulp van een staf Joden, tegen betaling uit de goudvoorraad, in overvloed wapenen aan de roode regeering geleverd heeft.
Wij zullen niet, als sommige anti-semieten, zonder meer zeggen, dat achter de gebeurtenissen in Spanje de Jood staat. Misschien wordt er echter wel uit verklaard, waarom de Joodsche persbureaux en de Joodsche uitgevers zoo'n geraffineerde propaganda tegen Franco hebben gevoerd
|
|