- Wim heeft je noodig, Dina.
- Ja, ze komt! zei Stork weer.
Verwonderd bleef Wedelaar staan op de gang. Loesje was naast hem.
- Ga gauw naar Wim, hoor, Dina komt....
En het kind ging heen. Stork en Dina kwamen de trap op.
- Mag ik binnengaan?
Stork ging Wedelaar voor. Hij bleef naar de deur gewend staan, totdat Wedelaar haar had gesloten.
- Dina zei, dat Aleida slaapt?
- Ik hoop, dat Loes haar niet wakker gemaakt heeft.
- Ik had graag ook gesproken met haar, maar misschien is het beter, dat jij het eerst doet.... Je zag me daar met de huilende Dina. Over haar kom ik jullie spreken.
- Over.... Dina?
- Ja. Over Dina. Heb jullie niets aan haar gemerkt?
- Gemerkt? Hoe meen je?
- Wel, mijn hemel, Wedelaar. Je keukenmeid heeft me er veertien daag geleden al over aangesproken, omdat Dina zich op mij had beroepen, dat ik het wel aan mevrouw zou zeggen. Nu praat men in het dorp er van.... En jij en je vrouw vermoeden nog niets. Dina kan hier niet lang meer blijven. Want ze is zwanger sedert Augustus.
- Dina!?
Ds. Wedelaar had de handen gevouwen. Hij hield, knijpend, ze vóór de borst.
- Die arme! Wie had dat gedacht van háár!
- Ja.... Maar nu moet ik je nòg wat zeggen. Al een tijdje geleden heb ik het aan 'er waargenomen, op mijn interpellatie heeft ze bekend, ze heeft me in 'er angst 'er hééle vertrouwen gegeven en gezegd