hij besloot zich hier te vestigen en voor het begin de gastvrijheid der pastorie aanvaardde. En het fatale geval met Dina verwijderde hem nu nog verder van zijn verwanten. Want hoe dat ook uit mocht loopen, in hem zat de wrok erover. Den jongen gluiper, die zich aan Dina had weten op te dringen, haatte hij. Maar zijn hekel aan Aleid was verergerd, nu hij haar verwijten moest, vroeger niets bemerkt te hebben en thans niets te vermoeden. Dina zelf.... o, het hinderde hem, als iets voor dit dorp kenschetsends, dat haar domheid niets verders vreesde dan gauw te worden weggestuurd. Dom-onderdanig was hier het volk!
Toen hij, vrij laat in den namiddag, aanbelde aan de pastorie, deed de keukenmeid hem open. Hij dacht onmiddellijk aan de mogelijkheid van een miskraam. Weliswaar gebeurde het meer, dat niet Dina aan de deur kwam. Maar snel ging het door zijn gedachten: het weer was slecht, de kinderen waren zeker thuis, en Leida vond het nooit comme il faut, wanneer ná de koffie de keukenmeid nog opendeed....
- Neeltje, wie is er ziek hier in huis? vroeg hij.
Het bleek, dat Loesje buikpijn had. De moeder, met Wim op schoot, was bij haar. Stork stelde haar spoedig gerust. Het had niets te beteekenen. Een paar dagen thuis houden, niet in bed.
- Ik dacht het wel, loomlievigde Leida; we zouden je niet hebben lastig gevallen; maar Dina, onze meid, is ook ziek; ze heeft keelpijn en je begrijpt.... met àl die diphterie-gevallen....
- Zeker, zeker, zei Stork kort-af. Het schraapte in zijn eigen keel.
Leida zag hem kijken naar het groote-mensche-bed, dat tegenover de kinder-ledikantjes stond.
- Neeltje slaapt nu hier, haastte zij zich in te lichten. We durfden gisteravond niet anders....