in de verte gezien had. De eerste keer had ze 't niet durven vertellen, ze was toen zoo eigen niet met Mevrouw en had enkel gevraagd of ze de gebroken kaasstulp mocht betalen, wat Mevrouw niet had gewild. Nu liet ze de andijvie aanbranden en de rijst kwam ongaar op tafel, en toen Mevrouw zei: - ‘Wat hadt je nou weer?’ bekende ze onder tranen, alles. Hem gezien, toen ze turf was wezen bestellen; blijven staan met een stuk in de keel, thuis 'en gevoel of alles draaide, twee keer zich aan het fornuis gebrand. Mevrouw had gegispt: - ‘Maar Geertje, meisje, een man die je zóó slecht heeft behandeld’.... och, Mevrouw begreep het niet - toch was ze blij, dat ze nu het gezeid had.
Van Willem zijn brieven vertelde zij ook. Hoe die nog maar telkens aanhield, schoon ze niets voor hem had verzwegen. - ‘Vindt je dat dan niet mooi van die jongen, dat hij zóóveel van je houdt? De meeste mannen zijn zoo trouw niet!’ had Mevrouw, haar aanziend, geantwoord. 't Zelfde, wat Maandag vroeger zei: tegenwoordig, sinds dat gesprek, daags na haar terugkomst van thuis, sprak die niet meer over Willem. Trouw? nou ja! 't jong hield van háár, maar als zij niet van hèm kon hou'en.... Niet die eerste keer zei ze dat aan Mevrouw; ze dorst zoo opeens niet, het viel haar zoo moeilijk, nìemand die meevoelen wou met háár!....
Maar later, op een avond, boven, begon Mevrouw een lang gesprek. 't Kwam aan, toen ze sprak van haar eigen bevalling: dat er later een dagmeisje noodig zou wezen, wanneer de baker weg zou zijn.
- Geloof je, had ze vriend'lijk gevraagd, dat jij het dan hier uit zult houden? 'k Ben wel eens bang, dat me dienst je te druk is. Je bent niet gewoon aan dat schuieren en schrobben. En dan met een klein kind d'erbij, de luiers die alle dag moeten gewasschen.... Begrijp me goed, ik hou' je heel graag, ik spreek alleen in jou belang....
Geertje had erkend, dat ze wel eens moe was. Eerst d'er ziekte, toen de miskraam, en veel werken, nu, dat 'er zwaar viel.