| |
| |
| |
Derde boek.
| |
| |
I.
- Wéé'j nou niet 'en glaasje wijn?
- Nee dank je, heusch.
- Toe, laa'k d'er nou m'ar effe-n-om belle.
- Hè, vent, blijf toch hier!
Zoo'n ondeugende man! waarom wou die telkens d'eruit! Of de tijd al niet kort genoeg was! En et was zoo koud buite bed! Stel je voor, nou koue wijn.
- 'k Zei et om je plezier te doen. De vorige keer hew w'ook wijn genome.
- Ja, snoes, da' weet ik wel.
Met bewegingen van een dwingerig kind, ook in het zwijgen staag tot hem sprekend met de koortszwoelte van haar, hem áánstárende oogen, trok Geertje haar minnaar weer neer in de kussens, dat zij zich nestelen kon in zijn arm. Want dit vond zij altijd het zaligst van alles.
Vinnig raasde schuin boven hen, in 't midden der ijllichte zoldering, het door de kelkvormige ballon van onderen slecht omsloten gastongetje, en stoorde met zijn driftig aldoor suizen de kille stilte der kleine kamer, die een raam had aan de Boompjes, waar telkens het trap-trap in doorklonk van het paard van alweer een tram, of een laatste geluid, dichtbij of ver, van 't verstervend scheepvaartleven, of het plots felduidelijk opkletterende geklank van een stem op straat; en die toch was als heim'lijk eenzaam, van een doodsche heimelijkheid - eenzaam, en kil, en hol, hoe klein ook.
- Bei je blij da' we hier gegaan benne?
| |
| |
- Ja. Stil, nie' prate....
- Och bei je mal, wie ken d'er ons hoore.
- Sst!... Daarom zeg 'k et niet. 't Is zoo leuk om stil te legge.
Zij drukte haar hoofd nog wat dieper in zijn oksel. Even kwam heur haar voor haar gezicht, ongeduldig schoof ze 't weg, schoon met 'en flits van trots om die weelde, die hij nooit genoeg kon streelen, waar hij graag zijn gezicht in verborg, het haar zoenende, zoo, dat hij telkens 'er pijn deed. Nu zag ze weer niets dan rose bergen; was het, of ze meegevoerd werd, zacht en vliegensvlug een berg op....
- Kom dan te minste-n-in m'en arm, zoo he'k heelemaal niks an je.
- Hè!
- Wat, hè; is da weer nie waar? Gauw afzoene!
En toen hij haar naar zijn begeeren omhelsd had:
- Vee j'et hier nou prettiger as in die and're kamer?
- Hè ja, veel!... Jij niet?
- Och, 'k vraag et. Ik vin 't nou voor ééne keer best, maar voor altoos.... 't Is hier veel duurder!...
- Mannie had gezeid dat et moch voor Geertje's jaardag!...
- Wel meid, ik vin 't ook best hoor! Maar ik vraag ut voor 't vervolg. Want, zie je, ik vin 't hier 'en hok. En zoo koud!
- In die andere kamer was 't ook nie' warm.
- Nee, maar toch gezelliger. Te minste-n-ik vin um gezelliger. Jij houdt meer van disse kamer.
- Niet van de kamer om de kamer....
- Waarom dàn?
Weer zich bergend diep in zijn oksel:
- Om de herinneringe!
- Dáárom!?.... Lekker dier, da'j bent!
En opnieuw verzwond haar kleinheid onder zijn aanbeden grootheid. Terwijl zij de lonkende oogen look, àl' bewustzijn haar zalig begaf, kregen zijn goudglanzende knevels, kreeg het
| |
| |
fluweel van zijn klaarbruine oogen onwerkelijke afmetingen - een reus lag er over haar uitgestrekt, en hief haar op, en nam haar mede, blauwende vlakten langs, witrose bergen.
Toen zij, door hem opgeschrikt met een: - Daar slaat et verdomd al half tien! in pijnlijk zwijgen schielijk zich kleedde, bang dat z', onhandig in de kou, weer moeite zou hebben met die stroeve, al verwrongen haken van 'er vervelende rouwjapon, zag ze, het korset aangespend, nog eens rond in het kleine vertrekje. Zij zou er nu wel nooit meer komen. Jan had gelijk, et verschil was te groot. Voor die andere kamer betaalde-n-ie 'en guide, en dan moch' j'ook zoo lang blijven as je wou. 't Liep toch al zoo op, elke keer 'en gulde. Kon zij d'er maar wat van meebetalen! Scheumend in 'er goed, dat wanordelijk opeen had gelegen op één kleine stoel, nu nog enkel bovenkleeren, dacht ze, bij 't zien van al dat rouwzwart, plotseling aan de erfenis. Zij had daar nog nooit aan gedacht uit zichzelve. Zij had Oom verafschuwd, omdat hij er telkens over begon. En nu schoot haar opeens te binnen, dat, àls Groo'va toch wat afschoof, zij geld in de zak zou krijgen, vrij zou zijn in het besteden van geld.... Dit eene bedacht zij, en het wekte 'r verlangen.... Dàn zou'en ze nòg wel is hier komen. Want o, ze háátte die andere kamer! Ze mocht het Jan nooit laten merken. 't Zou zijn, als kon het haar niet schelen, of hij nog meer geld uitgaf. Maar die kroeg d'er beneje leek zoo gemeen, en die steile, donkere trap, en dat griezelige vrouwtje, waar zij dan nog tegen moest zeggen, dat ze drie-en-twintig jaar was.... Eh, zoo mis'lijk, al die dinge. Hier was 't licht, wel niet gezellig, maar toch netjes en fesoenlik. Aardig van Jan om dit te verzinnen, ter eere van d'er verjaardag vandaag. Hier was ze zijn vrouw geworden, hier hadden zijn oogen haar eind'lijk gezeid, dat zij hem tòch gelukkig kon maken. Wat wàs er veel gebeurd, sinds dien avond, en nou.... 't was of er niets gebeurd was, of ze al et andere maar effe gedroomd had en pas wakker
| |
| |
was geworde. Ze had zóó terugverlangd naar hier, heerlijk, net op 'er verjaardag!
- Zeg schat, wat bei je stil!
- Heerejee, nou ben 'k weer te stil en strakjes moch 'k nie' prate. Ja maar meid, nou hew we haast hoor!
- Eerst 'en zoentje op me schou'ers!
Heel 'er gezicht in de glans van 'er lach, was ze, gekleed op 'er blouse na, plots'ling, met twee sprongetjes, naar hem toe gehupt, en nu drong ze zich tegen hem op, in een dartel willen geliefkoosd worden, een gebiedende behoefte om nog hem te behagen. Was het niet zijn liev'lingsplekje, haar schouder, het onderste deel van 'er hals? Met een kreetje van voldoening liet ze zich, licht als een kind zich meenend, opnemen in zijn sterken arm. Maar nu wierp hij haar achterover op de rand van 't bed, en ze gaf een gil om de pijn, die zoo het knellende corset deed. Hij had haar al wéér in zijn armen, wierp haar, veerlicht, geheel op het bed; en nog eens waren zij van elkander en was alles weg om haar, wolkte 't, gleed et, al om haar henen, al om haar weg; tot ze zich opnieuw het driftig suizen van de gasvlam bewust werd en de trap-trap hoorde van een tram. Hij wilde haar nog een korte zoen geven, maar de armen snoerend om zijn in stijve boord geknelde nek, drukte ze zijn hoofd tot haar neder en kòn niet lang genoeg zien in zijn oogen.
- Meid, ik stik!....
En toen hij van het bed was gesprongen:
- We motte weg, hoor!
- Och kom, 't is me verjaardag. 'k Zeg dat Tante d'er 'en feest van gemaakt had.
- En as Oom is thuis geweest is?
- Mijn 'en zorg, dan zeg 'k wat anders.
Dat hij nou nog bang kon wezen! Net of ze niet elke keer d'er wat op had gevonden. Als ze dat al niet meer dorsten!....
Zij was op de rand van het bed blijven zitten, bezag zich in het spiegeltje, vlak over het bed, boven de waschtafel.
| |
| |
Heur haarwrong had wat losgelaten en om haar voorhoofd golfden lokken, als dikke slingers naar voren geschoven; het eind van de wrong stak als een piek recht boven haar hoofd uit. 't Was mal, maar 't was toch ook wel aardig. Lachende bleef zij er naar kijken, hoopte dat ook hij het zien zou.
- Meid, je vat kou, klee je nou toch an!
- 'k Heb et heelemaal nie' koud meer. Jij heb me zeker warm gezoend.
- Nou, ik ben wel koud!
- Neem dan 'en grokje.
- Hewwe nog tijd? Voort beneje-n-'en grokje.
- Och nee hier?
- 't Is hier zoo koud!
- Beneje wi 'k liever niet komme. Diep in de rouw, et staat zoo raar.
Terwijl hij langs haar ging om te bellen, daar zij, met uitgestoken ellebogen, de vingers liet toppen door het ongedweeë haar, bukte hij lenig onder haar arm door, wipte een kus neer op haar borst. Zij beheerschte zich, bleef staan, dreef met twee laatste duwen het haar toch eind'lijk in de plooi, maar een lust, opeens, om te dansen, om te zingen, om gekheid te maken, doorstroomde haar, deed haar wezen zwellen. Gedachteloos had ze de blouse genomen, en nu zag ze het aan, hoe de blondheid van 'er vleesch overtogen werd met het zwart, het doodsche zwart van het dofgladde lijf. Gelukkig, dat hij altoos zei, dat de rouw haar goed stond!
Door de gesloten deur had hij de juffrouw twee grokjes besteld en stak nu een sigaar aan. En dadelijk zag haar gedachte hem weder, zooals hij, rookende, toen stond, dien Juniavond, in het deurraam van het plat, het groote, rossige, mooie hoofd tegen de fijne lichtdonkerheid van de zomerhemel. Zoo had ze een aantal herinneringen van hem, die telkens, bij een geringe aanleiding, in haar denken terugkeerden, scherp, of ze het tegenwoordige ware. Zij was daar blij mee. Want, wat er ooit gebeuren mocht, ze wist zeker
| |
| |
dat die herinneringen haar nimmer konden ontnomen worden.
- Zeg, je hadt gelijk, 't is in bed beter as buite.
- Zoo?
- As dat lamme wijf met de grok m'ar kwam! O wacht, d'ar is ze net.
Haastig nam Geertje de hoed met kripvoile van het hoofd en keerde zich om, dat de vrouw haar niet zien zou. Jan nam het blad op de drempel aan, rekende af, en lipte al aan zijn dampende glas, terwijl hij nog de deur moest grendelen. Dàt dee um goed, verklaarde hij.
- Zie je, daar het 'en mensch nou recht op.
- Hei 'j 't nog koud?
- Nou....?.... Konne we hier venacht m'ar blijve! Dan krope we lekker weer onder de dekens....
Even weekte 'r weemoed in haar, daar zijn zeggen haar deed denken aan het vorige samenzijn hier, toen z' in de angst van haar verzet als laatste uitkomst hem gesmeekt had om dàn te minste met haar te vluchten, hier te blijven die eene nacht en 's morgens vroeg per spoor het land uit. Altijd samen en alleen, net als jonggetrouwden.... Niet, als nu, maar oogenblikjes, die ze stalen, met jokken en liegen.... - En je Groo'moe dan! had hij gezegd. En net zoo wat op etzelfde mement was goeie Groo'moe gestorven.... Om Groo'moe had ze niet hoeve te blijve....
- Santjes! Op je verjaardag!
- Vent! Dank je....
De warme, prikk'lend geurige drank doordampte aangenaamlicht haar hoofd. Het was met hen geloopen, zooals 't had moeten loopen! Jan kon niet weg van de zaak en de kinders. En zij had 'er kracht verbruikt in het strijden om wat ze doen zou. O, dat onbeschrijflijk verdriet van het zich slap en machteloos voelen, slap en lam en altijd koortsig.
- Wat soes je weer! Wáár zit je nou an te denke?
Ze moest lachen op zijn vragen. Ze zaten daar ook zoo kemiek! Hij bij het raam, aan het tafeltje, zij op de tip van
| |
| |
de stoel aan de muur waar haar goed op had gelegen - allebei lippend aan 't warme glas in de ijzigkoue kamer. Vlug zette ze haar stoel vlak naast de zijne.
- 'k Dacht an niks geen narigheid. Da 'k me nie' meer lam en slap voel.
- Slap, jij! Zoo'n gezonde meid!?
- O ik heb me-n-ellendig gevoeld, 'k wou je zoo graag gelukkig make en ik wìs nie wat ik doen moes'. 'k Was soms heelemaal versuft, da'k nie wist, hoe 'k me werk zou klaar krijge....
Nalepelend in zijn geledigde glas, zag hij haar vragendlachend aan. Maar op hare laatste woorden:
- He 'k je verteld wat me vrouw gezeid he't? Ze denk' nog altijd da'j verlief' ben....
- Da' ben ik ook!
- Nou ja, maar dàt denk ze gelukkig niet. Nee, ze vermoedt op die broer van je tante.
- Jasses!
- Meid, wat kan 't je schele! Laat ze denke!.... Maar et moppige; eerst he't ze gemeend, da' je beter was gaan werke na die schrebeering die ze je heit gegeve, toe je toe die buljon heb late bederve, je weet wel, 'en paar dage nadat je terug was van de begrafenis. Maar gisteravent, in bed, hazzet weer over je; ze denk nou da' je in stilte verloofd ben en dat daardoor alles zoo goed gaat.
- Ze most is wete!....
- Zeg dat wel. Maar zoo'n stommeling as me vrouw weet nooit. Nee, da's waar. Ze denk da ze slim is en je ken d'er de ergste knolle voor citroene verkoope.... Wa' zet je nou weer voor 'en gezich!
- Ja Jan, ik vin et nie prettig da je altoos zoo afgeeft op je vrouw.
- Voel je-n-opeens zoo'n vrindschap voor d'er?
- Nee dat niet. Maar ik beklaag d'er. Zij kan et toch niet helpe dat ze leelijk is. Jij ben ongelukkig metter, maar jij heb nou mijn, en zij is heel alleen.
| |
| |
- Got! wou je-n-en ramplesant voor me zoeke!
- Hè, vent, wees niet zoo aak'lig! 'k Zeg alleen da wij niet achter d'er rug kwaad van 'er motte spreke. Je weet wel dat ik niet van d'er hou, maar 'k heb nou toch meeëlij metter.
Geertje las in Jan z'en oogen, dat hij niet begreep wat zij meende. Zij wou er hem niet meer van zeggen. Maar ze wist zich vastbesloten, hem voortaan alle kwaadsprekerij over de Juffrouw te beletten. Dàt moest het mensch er ten minste van hebben!....
- Nou, zij he't geen meelij met jou, hoor! Telke's he't ze wat te zegge. Gistere weer da je zoo weinig bedroefd ben.
- En wat zeg jij op al dat gekle's?
- Nou, ik praat zoo'n beetje mee, hè? Da's et verzichtigste wat ik doen ken. Trouwens, daar hè't me vrouw gelijk an, 'en erg bedroefde kleindochter lijk je niet!
.... Geertje zat met de oogen vol tranen. Op de woorden éven hem aanziend, even nog, na zoo lang hem áánstáren, hàd ze verlegenheid, berouw gelezen in zijn blik. Maar toch, dat hij dit denken kon!.... Begreep hij dus niet, dat zij had moeten kiezen? Of het een' òf het andere? Liefde voor Thuis, voor Groo'moe, en Groo'va - òf het nieuwe gevoel, voor hem? 't Eene kòn niet met het ander! Ze had et gevoeld al, toe' in de trein, terwijl Oom d'er an et hoofd zat te malen met alderlei nare dinge van geld, en er in haar maar ééne vraag was: òf ze Groo'moe nog levend zien zou. Ze had et gewete, de dage thuis, de lange dage en lange nachte, toen één bewustzijn haar beheerscht had, dat voor háár daar alles uit was. Groo'moe was precies gestorven in 't uur dat zij Jan's vrouw was geworden; 't was of God et zoo had beschikt. Zij hàd er in berust om slecht te zijn, slecht en verdoemd misschien, als hij maar gelukkig was. En al moest ze nu kemedie blijven spelen tegenover Groo'va en Oom en de menschen in 't dorp, tegenover anderen wou ze zich niet beter voordoen als ze was. Aan één gevoel had zij
| |
| |
gehoorzaamd, ten koste van al het andere - mocht ze dan nou ook niet al het geluk hebben, dat dit gevoel haar geven kon? Ze gaf nu nog om Hem alleen, om het geluk dat Hij bij haar vond. Hem te geven, wat hij wilde, Hem te wijden ziel en lichaam, in haar allesbeheerschende liefdesdrang.... Er mocht nu van haar worden wat werd, wat bekommerde zij zich dáárom? Van het vroegere wist z'alleen, hoe ellendig zij geweest was. Wat zou ze dus treuren om wat ze had verloren, Groo'moe, lieve, goeje Groo'moe - en met Groo'moe nog zooveel.... Thuis, ommers, had ze het da'lek gevoeld: zoo as, die eerste avond, toe ze hier uit et hotel kwam, de straat d'er voor d'er had uitgezien of 't een heele andere straat was, zoo was thuis ook alles veranderd, zij kon niet gelooven dat zij et was en al het oude leek' er nieuw. Eerst had ze 't, thuis, niet zoo geweten, die schrik om Groo'moe, die angst voor Groo'va. Eenmaal op haar kamertje alleen, was ze, starend' uit haar raampje, langzaam die eerste verbijstering, die haar als met lamheid had geslagen, te boven gekomen. En toen was ook inééns Het weer terug gekomen, het heerlijke gevoel van de vorige avond - en ze had naar de straatweg gekeken, naar de boomen langs de weg, naar de heesters in de tuin; het was 'er geweest, of die nú tot haar spraken, na vroeger haar nooit iets te hebben gezegd; 't was of ze nú pas de dingen zàg.... Niets op aarde was haar iets waard meer bij wat zij zich nu bewust werd. Wegteren zou ze, verbranden van gloed, verschrompelen zou ze, in een niks-meer-geven om d'er leven, als ze zich niet aan Hem had kunnen wijden!....
.... Ze had wel gehoord dat hij woorden sprak, naast haar. Wel gevoeld, dat hij haar hand nam. Maar wat hij zei, had ze niet verstaan, en de troostende lange druk van zijn hand had haar tranen niet doen keeren. Nu hoorde zij:
- Toe zeg, wat is-t-er dan toch?
De goeiert! nee, hij zou niet begrijpen! Wat was het ook noodig, hem hiervan te spreken? 't Was toch al naar voor
| |
| |
'em, dat et zoo trof; dat Groo'moe net nòu was gestorven....
- Niks, 'en beetje zenuwachtig. Maar toe, zeg me toch één ding. Maak ik je nou hèusch gelukkig?....
- Kind, begin je daar weer over! Hoe kun je nou toch anders denke! 'k Heb nooit 'en vrouw gehad as jij, 'k had nie' gedacht, da' dat bestond....
Glimlachend door een diepe zucht heen, stond Geertje op. De laatste woorden hadden ècht geklonken; dat was niet gezegd om haar te troosten. Dus, dan had ze haar doel bereikt!
- Zeg vent, nou mowwe naar huis, hoor!
Even nog het zoete smachten in omhelzing; en veerkrachtig, gelukkig, zette ze, voor het spiegeltje, haar hoed op en trok de zwarte voile strak aan om het hoofd.
|
|