mogelijk gemaakt werd, onder de barbaren te blijven wonen en werken.
Het derde verhaal geeft een beeld van echt heidensche woestheid, waartegen ten slotte de onder den invloed van het evangelie staande Bataks zelve te velde trekken.
Het vierde verhaal heeft veel overeenkomst met het eerste, maar geeft den lezers gelegenheid nog andere zeden en gebruiken der Bataks te leeren kennen, terwijl het hun bovendien vergunt, een blik te slaan in de toestanden in een deel der Bataklanden, dat ook thans nog bijna geheel buiten den invloed van de zending en de regeering staat.
Voorwaar, een rijke, veelbeteekenende inhoud!
Ik vertrouw, dat dit werk bij ons zijn weg zal vinden. Moge mijn hoop niet beschaamd worden!
Daar is zooveel, dat ons moed geeft, met trouw en ijver het werk des Heeren te doen. Belangstelling van de zijde der hooge regeering in de christelijke zending en niet 't minst ‘geopende deuren’ in de heidenwereld, met name op Soematra.
Er moet en kan meer gedaan worden.
Gevoele een ieder zijn hoog voorrecht, te mogen meêdoen.
Mijn dank aan den hooggeachten schrijver voor dit uitnemend boek, versierd met vele platen, die het geschrevene illustreeren.
Mocht hij weldra weder naar den wensch zijns harten uitgaan naar zijn hem lief geworden oude arbeidsveld, dan schenke God genade, dat hij de verzekering moge meênemen: ‘mijn werk is niet ijdel geweest, goor velen was het ten zegen!’
Amsterdam, 11 Dec. 1902.
J.P.G. WESTHOFF.