van Welspreekendheid verscheen, trok inzonderheid, deels van wegen het nieuwe en vreemde, dat in de inkleeding doorstaalde, deels van wegen het inneemende der Vertelling zelve, de algemeene oplettenheid naar zich; en de belangrijke signe en habor verduisterde eenigen tijd daarna weder alle zijne Voorgangeren. Men ziet in deeze Verhaalen, dat derzelver Schrijver, zoo veel hij slechts tot de Zeden en den Godsdienst der oude Scandinaviërs brengen kon, er in heeft willen vlechten, en met opzet omstandigheden verdicht heeft, om deeze of geene gebruiken der Helden-eeuw te doen kennen. Als een' warmen vriend zijnes Vaderlands, als een' Man, dien eerbied voor de oude Noordsche Volkeren vervulde, die gloeide van zucht voor hunnen roem, en die naar eene verëeniging der drie Natiën, welke het Schierëiland bewoonen, haakte, doch die vooräl den band tusschen Deenen en Noorwegers, onder welke laatsten hij een' geruimen tijd had doorgebracht, geduurig enger zocht toe te haalen: als een' zulken zal men den Heer suhm hier ieder oogenblik ontmoeten: doch, 't geen nog zwaarder weegt, den vriend van Godsdienst en van deugd zal men er tevens nimmer bij uit het oog verlie-