| |
| |
| |
Posen.
July 1800.
[Beschrijving deezer stad]
Posen ligt bijna geheel in een Bassin, 't welk zacht naar boven gaande Heuvelen vormen, en bestaat uit eene vrij regelmaatige Stad, en naar alle zijden zich niet weinig verbreidende Voorsteden. Eer men van de Warschausche zijde in 't eigentlijke Posen binnentreedt, rijdt men tweemaal op eene Brug een' smallen arm der Wartha over, daarna dien Stroom zelve, wiens breedte hier echter niet aanmerkelijk is. Bij de eerste Brug rijst het Paleis des Bisschops, naar eene moderne wijze gebouwd, met een' Tuin en een fraai Hek er naast aan, en de Domkerk aan de overzijde. Deeze laatste maakt geen groot gevaarte uit: doch men metselde er toen een' nieuwen gevel aan, in een' redelijk goeden smaak, althans niet zonder eisschen in den Tekenaar op Architectonische kundigheden. In 't rond van deeze Cathedrale en het Bisdom vinden de Canonniken hunne wooningen. De Voorstad naar de Berlijnsche zijde heeft, sedert de tweede verdeeling van het Rijk, door den overleeden Koning van Pruissen, die Posen toen als de Hoofdstad zijner Poolsche bezitting beschouwde, veel verbeteringen en verfraaijingen ondergaan. Niet alleen heeft men hier de Stad zelve eenige roeden uitgezet, en met verscheiden nieuwe ge- | |
| |
bouwen, waarvan de Stad Warschau, een zeer goede herberg, er één is, vermeerderd; ook aan 't eind deezer zelve straat, wanneer men den hoek ter rechter zijde is omgeslagen, haar met eene nieuwe Poort, of eigentlijk een' Boog vercierd: maar tevens buiten dezelve, wat zijdelings, een soort van Chaussée met Populieren bergöpwaards aangelegd. Zoo dra men hier om hoog is, vindt men wederöm aan de rechterhand eene ingebaliede Castanjen-laan, met nog eene dubbele rei van Populieren buiten de balie; aan de linkerhand vertoont zich een halfrond, met het zelfde soort van boomen, insgelijks ter wandeling bestemd, en in welk des Konings Tent is opgericht geweest, toen hij zich in deeze Stad bevondt; (hij logeerde voor 't overige in 't
Bisschoppelijk Paleis, als het naaste bij de Revue-plaats buiten de Stad gelegen); eene rei aardige nieuwe huizen heeft men aan den overkant van dit halfrond, langs de Castanjenlaan, gebouwd; een van welken onder anderen van buiten als gemarmoriseerd is. Het geheele doet eene aangenaame uitwerking, en de Laan zal spoedig genoeg haaren lommer verspreiden; gelijk zij reeds tegenwoordig tot de algemeene verzamelplaats strekt van 't geen Posen fatsoendelijks verëenigt: doch men wenschte haar een weinig breeder en langer, en dat geen rijweg de ingebaliede Allée doorkruiste. Aan 't einde daalt men weder naar de laagte, en hier is men op nieuw aan het timmeren, gelijk geheel Posen als door
| |
| |
een' geest van Architectuur sedert kort schijnt bezield te zijn; op eene hoogte richt men een nieuw Tuchthuis op, en elders op verscheiden plekken wordt de bodem effen gemaakt. In de Voorstad aan eene geheel andere zijde ontdekt men het groote en fraaije gebouw der Hoogduitsche Kerk op een Schier-Eiland gelegen, of, 't geen ik mij niet meer nauwkeurig herïnner, op een Eiland, door eene Brug aan het vaste land verbonden. De eigentlijke Stad wordt door half vervallen muuren omringd, en heeft aan de Westelijke zijde achter de Markt eene aanmerkelijke hoogte, met een Klooster en nog een openbaar gebouw. Zij wordt bijna geheel uit deeze Markt, en eene straat of drie, die er op neêrkomen, en die door dwarsstraaten aan elkaâr verbonden zijn, saamgesteld; de Hoofdstraaten zijn regelmaatig, en hebben hooge, schoone gebouwen. De Markt verdient den naam van prachtig. Haare vorm is een uitgestrekt vierkant. Vrij op het zelve, doch niet geheel in 't midden, staat een der fraaiste Stadhuizen, die ik mij van mijne geheele reize te binnen brenge. Dit stout gevaarte, boven welk nog een Toren uitsteekt, vertoont aan zijn' voorgevel eenige rijën Arcades boven elkander, en doet over 't algemeen eene voortreffelijke uitwerking; jammer slechts, dat er vlak tegen den achtergevel eenige minder dan middelmaatige huizen aanstooten, die in der daad de geheele Markt ontluisteren. Naar eene andere zijde van deeze laatste biedt
| |
| |
eene nieuwe of ten minsten opgehaalde Hoofdwacht, 't welk thans een net gebouw formeert, haare Façade aan. De vier hoofdrijën huizen van het Vierkant zijn insgelijks hoog opgemetseld, en fraai in de oogen vallende; om laag is het winkel aan winkel: onder welke zich, even als te Warschau, die der Suikerbakkers, en voorts die der Handelaars in Hongaarsche Wijnen, door derzelver aantal onderscheiden. Aan Kerken en Kloosters, werwaards men te Posen het oog ook heenwende, 't zij in de Stad zelve, 't zij in de Voorstad, ontbreekt het niet, en ik zoude ze gerustelijk op omtrent de veertig durven schatten; sommige derzelven zijn zeer oud, andere hebben de zwaare of gezochte Bouwörde van het laatst der zeventiende of begin der agttiende eeuw. Alles saamgenomen, ken ik weinig plaatsen, die een vrolijker gelaat vertoonen dan deeze Stad, en die meer neering en welvaart schijnen aan te duiden, hoe wel zij geen andere scheepvaart heeft dan met kleine vaartuigen, die de goederen uit de Wartha in de Oder, en langs deeze naar Stettin voeren. Aan Jooden ontbreekt het er zoo weinig, als in eenige Stad van Polen. Een Troup Tooneelspeelers gaven er een' enkelen dag van de week hunne vertooningen, in een klein gebouw van eene der Voorsteden, en in de taal des lands. Voor 't overige bevindt zich hier eene Pruissische Regeering en Kamer, en, zoo ik mij omtrent deszelfs voortduuring niet bedrieg, ook een Gymnasium.
| |
| |
Het gewoone Krijgsvolk, dat er in Garnisoen ligt, is van een Regiment.
| |
[Bericht omtrent de landgoederen des erfprinssen van Oranje in de buurt]
Gaarne had ik van mijn verblijf te Posen gebruik gemaakt, om de Landgoederen, welke de Erfprins van Oranje eenige jaaren geleeden in Zuid-Pruissen gekocht heeft, vooräl het Hoofdgoed Raçoten, drie mijlen van deeze Stad gelegen, te bezichtigen, waar van het Slot door den Geheime-Finantie-Raad Tollius, die het bestuur van deezen geheelen koop heeft, wordt bewoond. Doch eene afweezenheid van eenige dagen, waar toe zijne administratie hem noodzaakte, deed mij van mijn ontwerp ten deezen opzichte afzien. 't Geen ik er te Posen van vernam, is, dat de goederen, welker voorige bezitter de Vorst Jablonowski was, met 400,000 Rijksdalers door denprins betaald zijn; dat het Slot van Raçoten ongemeen groot en schoon is, anderhalve Ton Rijksdalers welëer aan bouwen gekost heeft, en van fraaije Tuinen omringd wordt; dat deprins niet alleen den boeren de vrijheid heeft geschonken, maar er nog daarënboven een 400 uit het Nassausche heengelokt, aan welken vier Grosschen of omtrent een schellings daags betaald wordt, tot dat zij hunne wooning en gereedschap bereid zullen vinden. Veelen intusschen liggen nog bij de Poolsche boeren ingequartierd; en eenigen, dien deeze huishouding niet behaagde, zijn spoedig naar Duitschland terug gekeerd. Men berispt aan de geheele onderneeming voornaamentlijk, dat men niet gezorgd heeft, om, zoo
| |
| |
dra de Colonisten over kwamen, hen terstond ook alles in gereedheid te doen vinden om hen te ontvangen, te meer daar hun onderhoud intusschen denprins op zwaare kosten jaagt.
|
|