| |
| |
| |
Reize naar Posen.
July 1800.
[Weg van Blonie naar Niéboron, en beschrijving van dit Radzivilsche landgoed]
De beide eerste voorwerpen van oplettenheid op deeze Route zijn het Radzivilsche Landgoed Niébóron, en het kort daar op volgende Arcadiën, eer men nog het Stedeken Lowicz bereikt. Van Blonie, de eerste post van Warschau, van welke ik boven reeds gesproken heb, en waar heen men genoodzaakt is te rug te keeren, is het omtrent eene nademiddagreize naar Niébóron. Eerst loopt de weg, gelijk te vooren, door eene platte vruchtbaare streek; daar na is zij meer met hout bewassen; men rijdt door verscheiden niet onäardige Dorpen, en een Vlek dat Bolimow heet. Hier en elders geeft men zich eenige moeite om de Landstraaten te verbeteren, te bezanden, bepooten en dergelijke. Tusschen Bolimow en Niébóron vond ik zelfs eene Laan van hooger geboomte, die reeds eene vroegere verfraaijing te kennen geeft.
Het Kasteel desprinssen Radzivil heeft een ellendig Dorp, doch met egaal gebouwde huizen, vóór zich, en in dat Dorp eene herberg, waar men het genoegen, van het Slot en de Plaats te bezichtigen, zo men er eenen nacht in door moet brengen, duur betaalt; nader bij vertoonen zich een Rentmeestershuis, een Brouwerij, en wat tot de beheersching van uitgestrekte Landgoederen ver- | |
| |
der behoort. Eéne verdieping gelijksvloers, en eene andere daar boven, maaken de beide afdeelingen uit van het Kasteel zelve des Vorsten, dat niet kwalijk gebouwd is. De onderste Vertrekken dienen slechts tot nette Logeerkamers. De bovensten, welke hoog opgetrokken zijn, leveren de Statie-Apartementen op. De breedte van het geheele is van tien vensters, behalven drie in 't midden, welke eene in de diepte doorloopende Zaal of liever Gallerij formeeren; aan de beide enden rijzen twee Torens omhoog, ieder van drie Etages; de eene dient tot een Magazijn van Meubelen, de andere tot eene dergelijke Vergaderplaats van nog niet geschikte boeken en schilderijën. De Vertrekken aan de linkerzijde zijn de zienswaardigste. Zij verëenigen een hoope goede Schilderijën, vooräl Fruit- en Bloemstukken, voorts Miniätuuren, Schelpen, Boeken, Prentwerken, elegante Meubelen, en allerlei soort van vercieringen; waarvan een groot gedeelte uit Petersburg herwaards is overgebracht. Aan de rechter zijde herkent men meer de vroegere wijs van bewoonen; de Schilderijën zijn hier ook van een middelmaatiger penceel: doch een paar Globes van ongemeene grootte, en een Behangselstuk uit de Fabricq der Russische Hoofdstad, verdienen evenwel genoemd te worden. In het Slaapvertrek der Princes, (want zij is het, aan welke dit gedeelte, deprins, aan welken het zoo even genoemde te beurt gevallen is) wandelt het oog over een hoope nieuwe en zeldsaame Prenten en Tekenin- | |
| |
gen; en in een Cabinet daar naast, ziet men, niet zonder belangneeming,
eene Nis met een gardijn van vooren, 't welk een Altaar verbergt, ter gedachtenis eener overleeden Dochter opgericht, met haaren arbeid en haare tekeningen zoo op het zelve als ter zijde, Eternelles er over heen gespreid, en het Portrait der ontvloodene er achter. Een Schilderstuk of zes staan hier boven dien gereed, om in eene Kapel van Arcadiën, waar haar Lijk, thans in de Kerk van Niébóron slechts bijgezet, begraaven zal worden, eene plaats te bekomen. Meest zijn het Bijbelsche onderwerpen, door Seidelmann te Dresden op een soort van papier, dat opzettelijk daar toe bereid moet worden, en uit aan één gekleefde vellen bestaat, met een enkele couleur vervaerdigd. Van nader bij beschouwd, zouden sommigen wel hier en daar voor eenige berisping vatbaar zijn, doch de uitwerking van het geheele is treffend. De Buitenplaats kan niet onder de grootste geteld worden; meest alles levert nog den ouden smaak op: eene breede Middellaan, een Parterre vlak achter 't huis, een Plein aan 't eind naar 't Veld toe; tusschen beiden nog Boomgaarden en een stuk Water; van een Bosch ter zijde heeft men geen behoorlijke partij getrokken. Het beste waren hier, behalven eenige goede Bloemen in potten, een Ananaskast, een Bothanische kast, en heerlijke Oranjeboomen, die te dier tijd in 't Parterre stonden.
| |
[Arcadiën, en vercieringen der princes Radzivil aan deeze buitenplaats en derzelver gebouwen]
Dan, 't schijnt voor het nabuurige Arcadiën, dat
| |
| |
de Princes Radzivil al haare scheppende Talenten, en de betoveringen van den verfijndsten smaak heeft willen bewaaren. Het is de vrucht van twintig jaaren arbeids, en, voor zoo veel de platte landstreek en het Poolsch Climaat het heeft willen gedoogen, kan men geen gelukkiger navolging begeeren van 't geen men in dit opzicht in Engeland het meeste schilderächtigs heeft te voorschijn gebracht. Een zeer uitvoerig en onregelmaatig stuk water, met een Eiland dat er in zwemt, en eene breede slingerende Gracht, welke onder een' nagebootsten half geruïneerden Aqueduc, met een' val van een' voet of drie, er zich in uitgiet, maakt de kern van deeze Plaats; de Wandelpaden cirkelen op de natuurlijkste wijze, dan open dan belommerd, rondöm den Vijver, of trekken zich langs het Canaal. Eenige paden, doch deeze niet zoo talrijk noch zoo aangenaam als de overige, gaan naar het andere meer achterwaards liggende gedeelte. Het Gazon en de Engelsche Boomgaarden zijn hier niet bij te vergelijken: doch het hoog geboomte van allerlei soort, vooräl de Populieren, Acaciën, en het verdere hout dat den Vijver omringt, en dit wederöm afgebroken door Gras, en kleine Kunst-heuveltjes, doen, met het digt bewassen Eiland in 't midden, de verrukkendste uitwerking.
Een Woonhuis is er eigentlijk op Arcadiën niet, doch, in plaats van het zelve, staat vlak aan het groote stuk water een Tempel, van vooren halfcirculair met zes Jonische Colommen, van achte- | |
| |
ren, waar hij zich in de golfjes spiegelt, van eene langwerpig vierkanten gedaante, met een Peristyle van zes dergelijke Pylaaren. De Frise draagt eene Italiäansche Inscriptie, zoo ik meen, aan beide zijden. Inwendig, wanneer men een klein rond Voorvertrekje met de Statue van een' Amor is doorgetreeden, wordt men eerst aan de rechter zijde in een soort van Cabinet d' Etude gebracht, Alfresco beschilderd, met de uitgezochtste Etruscische en andere Antique Vasen vercierd; terwijl de Dessus de Porte's andere voorwerpen der Oudheid vertegenwoordigen. Voor 't overige bevat dit Cabinetje een Orgel, een paar kassen met uitgeleezene meest Engelsche boeken, een allerliefst Sopha, met een gardijn, 't welk ondersteund wordt door eene Colom van geel Alabast. Op eene schrijftafel staan wederöm verscheiden andere Antique Vasen, Lampen en dergelijke. Achter het Sopha heeft men een soort van Alcove gespaard, om er zich in te wasschen; en een Medusenhoofd werpt er, door vier slangenbekken, roozenwater in een Sarcophage. Op al dit samensel van bestudeerden Luxe volgt de eigentlijke Tempel, welke het achterste gedeelte van het gebouw naar de Tuinzijde uitmaakt, en waar dezelfde Studie haare hoogste volkomenheid schijnt bereikt te hebben. De muuren van dit groot Vertrek, wiens breedte aan zijne lengte gelijk is, zijn vierkanten blokken van het schoonste witte Stuc, 't welk men volstrekt voor Marmer houden zou; en de vier Colommes, die
| |
| |
den Tempel draagen, bootsen het oude en verlooren geraakte geel Marmer (Giallo antico) even eens op de misleidendste wijze na. De zoldering heeft men en Dôme gewelfd, doch er den misslag bij begaan van ze te laaten beschilderen: ik zeg den misslagt, om dat bij schilderwerk, en vooräl bij het zoo zeer uit het gebruik geraakte Plafon-schilderwerk, de minste fout in staat is, om al wat men voor 't overige in eene Zaal met de meeste zorgvuldigheid voortreffelijks bij één geleezen heeft, te veröntcieren; en het intusschen tevens niet gemakkelijk valt, in het hart van Polen een' Schilder te ontmoeten of in te voeren, wiens penceel ten minsten zulk eene volmaaktheid bezit, dat het hier niets geboren doet worden, 't welk te zeer tegen de de schoonheid van het andere zou afsteeken. Men wachte zich dan slechts van in den Tempel van Arcadiën naar om hoog te zien, en laate zijn oog, na eerst den aangenaamen vorm van het geheele, en deszelfs Architectonische verfraaijingen bewonderd te hebben, over de enkele gedeelten en de plaatsing van deszelfs Meubelen glijden: en men zal als onwillig genoodzaakt zijn aan die Paleizen van Tovergodinnen terug te denken, van welke de jeugd de beschrijvingen zoo gretig inzwelgt. Over de deur, die aan den Vijver uitkoomt, 't welk hier de hoofdïntrede is, heeft men een Altaar geplaatst, van achteren met een' Amor beschilderd, wiens gedaante tegen een' grooten spiegel terug kaatst. Op het Altaar zelve liggen de schoonste hairlok- | |
| |
ken, en andere gedachtenissen van vrienden. Drie Sellae Curules van hout, en een vierde in een' eenigsints anderen smaak met Turksche of Chineessche zitting-stoffen, staan meer naar 't midden; tegen den muur wederöm, banken met dergelijke overkleeding; voorts ontmoet men er twee Statuën, uitmuntende tafels met schotelen van zoogenoemd Raphaëlsch Porcellein, met
Scajóla, en op nieuw met eenige oude Lampen; een paar Candelabres en andere Antiquiteiten; Turksche kleederen, die in de hoogte over de tafelen op eene wijze zweeven, die voor geen beschrijving vatbaar is, eene vloer van allerlei fraai ingelegd hout, en 't geen verder tot volmaaking van het geheele kan bijdraagen. Meest alles wat ik hier heb opgenoemd, heb ik in de Berichten mijner Reizen, en zelfs in deeze tegenwoordige, misschien twintigmaalen beschreeven: en echter is de Tempel van Arcadiën, door het vindingsvermogen der Stichteresse, en door de Symmetrie en de Groupeering van al wat hier bij elkaâr gebracht is, eenig in zijn soort, hoewel men uit deeze schets reeds gemakkelijk ontdekken zal, dat hij volstrekt tot geen gebruik dient. Op het eerste Kamertje, 't welk ik het Cabinet d' étude noemde, antwoordt aan de andere zijde een Slaapvertrek, doch dat somber is, en, buiten eenige fraaije Engelsche Sitsen, geen merkwaardigheden bevat; ook zoo 't mij voorkomt niet zonder rede: daar het in der daad belagchelijk is eene meer dan gewoone pracht aan een verblijf te besteeden, 't welk, zoo
| |
| |
lang men zich in welstand van ligchaam en geest bevindt (en voor het tegenövergestelde zal men zeker op geen Elegantie gaan rafineeren), geslootene oogen verönderstelt.
Niet ver van den Tempel koomt men aan het huis de Burggraafs, dat is des Opzichters, 't welk een oud Gothicq gebouw verbeeldt, met boomen in de rondte digt bewassen. Dan volgt weder een ander gevaarte, steeds in dezelfde buurt, 't welk een mengeling van alles is: een Badhuis, Volière, Boerderij, Schaapenstal; dan weder verscheiden nette Vertrekken heeft; oude muuren, Antiquiteiten, Etruscische Vasen oplevert; en eindelijk een soort van Kerktoren om hoog zendt. Vóór het gebouw liggen als afgebroken stukken van Capiteelen, met Planten er op gegroeid; en eene opene Gallerij loopt langs het geheele. Een Boomgaard voert nu van hier naar den aanvang der slingerende Gracht; en men vaart op een belommerd Eilandtje over, 't welk eene Graftombe draagt, met het zeer schoone wit Marmeren beeld eener slaapende Vrouwelijke figuur, die zijdelings gekeerd is, en welker tot over de oogen omwonden hoofd geheel voor over ligt; het doet eene groote en tevens aandoenlijke uitwerking; op den blauwen steen, waar op dit beeld zijn rust-leger houdt, staat met gouden letteren: J'ai fait l'Arcadie, & j'y repose. Indien dit het gedenkteken moet voorstellen der jonge Princes, van welke ik bij Niébóron gesproken heb, en wier Begraaf-Kapel achter dit Eilandtje en het water
| |
| |
reeds begon gebouwd te worden, zoo blijkt het, dat zij haare Moeder in het aanleggen van Arcadiën geholpen hebbe: doch ik twijffel, of de vrouwelijke figuur niet den dood zelven moet voorstellen, in eene beminnelijkere gedaante dan die van een afzichtig Skelet; en of het Monument niet door de Moeder reeds bij haar leven voor zich zelve is opgericht. Langs de Gracht voorbij den Tempel en den Waterval terug keerende, beklimt men aan de rechterzijde des grooten Vijvers eene kleine, door kunst aangelegde hoogte, met een bijna geheel glazen Sallon: het bestaat naamentlijk uit drie groote glasvensteren van een enkel stuk, en een dergelijk glas plat van boven, 't welk van zulk eene dikte is, dat het voor ondoordringbaar tegen den hagel en andere gewoone toevallen kan gehouden worden; van binnen staat een tafel, wederöm van het zelfde voortbrengsel, met een servies, insgelijks van glas, er boven op, en in de hoogte hangen glazen festons en vercierselen. Het meeste is uit de Petersburgsche Fabricq, en een geschenk van Catharina II aan de Princes. Het Sallon, dat voor 't overige klein is, heeft den vorm eener Rotonde. Van hier vaart men nu naar het Eiland over in den grooten rondächtigen Vijver, aan wiens zoomen het gebouw geplaatst is. Dit Eiland is vol, zelfs al te zeer vervuld, met Altaars ter eere van verschillende deugden, welke ieder haare bijzondere Inscriptiën hebben; hier en daar ontmoet men er ook een enkel
| |
| |
beeld in. Het is er zeer somber, doch een weinig vochtig. Achter de glazen Rotonde ontdekt men een paar zeer gewoone huisjes, met Bloemtuinen er achter, over elkanderen geplaatst, die men goedgevonden heeft Philemon en Baucis te heeten. Eindelijk geraakt men aan een nieuw gebouwd Gothicq huis, 't welk één enkel Vertrek, naar die Architectuur ingericht, aanbiedt, met een paar geschilderde glazen; van onderen ziet men eene zeer goede Grotte met een' ingang tusschen twee der grootste steenen, die men heeft kunnen vinden; en van daar leidt een natuurlijke trap, als uit de rots gehouwen, naar boven. Daar het gebouw eene Kerk of Kapel verbeelden moet, heeft men een Kruis vóór het zelve op een' steen geplant, met het Opschrift: Multi vocati, pauci electi, en een' Uil boven die woorden. Ik twijffel of deeze vinding de vrucht geweest zij van een oogenblik van rijpe overdenking. Uit de Kapel loopt een andere open Arcade, of iets van den zelven aart, schuins naar om laag. In den omtrek liggen hier en daar op den bodem nog als heengeworpene Architectuurstukken verspreid. Voor 't overige heb ik mij op deeze Plaats, vooräl bij de Hoofdgebouwen, verwonderd over de geringe voorzorg, die men gemeend heeft te moeten neemen, om zoo veel kostbaarheden tegen eene roovende hand, en tegen den inbraak, die er ten uitersten ligt zou te volbrengen zijn,
| |
| |
te beveiligen. In dit opzicht zeker moet Polen ons Vaderland beschaamen.
| |
[Lowicz]
Een stuk Bosch en verder vlakte brengen van hier in omtrent een uurtje rijdens naar Lowicz. Dit Steedtje bestaat uit eene vrij groote Markt met goede nieuwe huizen (onder welker getal het Logement behoort), een Klooster aan de eene, de Parochie aan de andere zijde, de Hoofdwacht in 't midden, en voorts een paar irreguliere straaten in de dwarste, en aan 't eind nog eene minder schoone en evenredige Markt dan de voorige, op welke het Stadhuis gebouwd is; men rijdt naar de Duitsche zijde lang door eene slingerende Voorstad, eer men het Plaatsje geheel achter den rug heeft, en ontmoet hier omstreeks nog een gebouw, 't welk tot eene Fabricq schijnt te dienen. Over 't algemeen heeft Lowicz, ten opzicht van 't aantal inwooners, eene doodsche gedaante. De Stadskerk is een vrij goed gevaarte; buiten het Choor loopt een aardig Portique naar de Markt toe. Inwendig treft men eenige niet geheel onmerkwaardige Grafmonumenten of Kapellen aan, van Bisschoppen van Cracau, Aartsbisschoppen van Gnesen, en andere. Ook wierdt er het Portrait van een' Canonnik bewaard, die een dubbeld aangezicht bezat; twee neuzen naamentlijk, twee monden, en flauw een derde oog. Dit alles heeft hem, schoon niet tot een dubbel menschenleven, evenwel tot de zeventig jaaren gebracht.
| |
| |
Behalven deeze Hoofdkerk bezit Lowicz er nog meer dan ééne andere, doch die ik inwendig niet gezien heb.
| |
[Verdere reize naar Posen]
Een volgend Plaatsje, twee Stations van hier, op een' ongelijkeren grond gebouwd, en met een Heerenhuis in de buurt, heet Kutno, en bestaat uit een paar parallelle straaten met eene Markt. De huizen zijn er meest, even gelijk op het land, houten hutten met strooijen daken, hoe wel hier en daar tusschen beiden een enkele iets betere wooning zich van de overige onderscheidt. Behalven de Roomsche Kerk, treft men er eene in 't oog vallende Synagoog aan, van buiten wit bepleisterd met vier Colommen, inwendig zindelijk en geheel geboiseerd. Men telt hier 400 Jooden tegen 300 Christenen. Een klein Detachement Housaaren houdt in het Stedeken Garnisoen.
In het ellendige Klodawa, wederöm twe Posten verder, vóór welk een uitvoerig wit gebouw, van geschooren Linden omgeeven, zoo ik vernam, door een' Starost bewoond wierdt, was aan geen nachtverblijf te denken, hoe zeer het mede den naam eener Stad draagt; doch wel op een volgend Dorp, van waar men, in plaats der vruchtbaare vlakte, die men tot nu toe doorkruist heeft, en die een redelijk aantal Vlekken en Dorpen oplevert, meest enkel door Bosch en over een' slegten weg, naar Sompolno gevoerd wordt.
Na dit kleine Plaatsje koomt de lange wederöm boschächtige Station van Kiëcéwo, op welke men
| |
| |
onderweegs over eene vreesselijk lange Brug een Moeräs ontgaat. Kiëscéwo ligt niet onäangenaam aan een stuk water; het bevat een paar duizend Jooden, die aan den Edelman, wien 't Landgoed toebehoort, en die er zijn Kasteel heeft, 500 Rijksdalers 's jaars moeten opbrengen, en bovendien vijf zesde van een' Daler per hoofd aan den Koning. Zij geneeren zich hier, gelijk overal in deeze streeken, met den handel; de armoedigsten arbeiden 't een en ander in huis, de overigen trekken naar de nabuurige Plaatsen om te koopen, en te verkoopen. Een vlakke en opene, doch steenächtige weg voert nu door verscheiden Plaatsjes, onder welke Slupce, waarvan men echter slechts de Voorstad schijnt door te rijden, nog al redelijke huizen vertoont, en voorts voorbij eenige Sloten van Edellieden, naar het twee Posten verwijderde Wrzesnia. Ook dit behoort aan een zeer bemiddeld Edelman toe, die er, als een oprechte Pool, den Winter zoo wel als den Zomer doorbrengt. Zijn gebouw bestaat uit twee tegen elkander overliggende Pavillons, in eene Bassecour ingeslooten, met een paar vervallen Tuinen aan beide zijden. Het Stedeken heeft eene Markt, met eenige er op nederkomende straaten, eene Kerk die weinig beduidt, en eene Synagoog. Gelijk ik hier bericht wierdt, zijn het meest de Plaatsjes die aan bijzondere Heeren toekomen, welke zoo rijk met Jooden gezegend zijn: 't geen door de som, die zij hun op moeten brengen,
| |
| |
zich zelve ligt verklaart. Dat Slupce daarëntegen, 't welk ik zoo even noemde, en 't geen wel eer aan de Geestelijkheid heeft toebehoord, telt geen' één' Israëliet onder zijne inwooners, terwijl het in dit opzicht zijne oude Privilegiën heeft blijven behouden. Tegen alle de voorneemens aan, die het gezicht van het binnenste der Joodsche wooningen in Polen ons had doen opvatten, van nimmer een derzelven tot een Logement te verkiezen, dwong ons echter te Wrzesnia de onöverwinbaare noodzaakelijkheid tot eene uitzondering, die intusschen gerechtvaerdigd wierdt, door dien het Kamertje, dat men ons aanwees, nog volkomen in de leemen muuren stond, en er het huisgezin nog nooit in verkeerd had. Eindelijk rijdt men over een ellendig, en slecht gestraat Plaatsje, waarvan ik den naam voor mij zelve houde, om dat er niemand mijner Landslieden tog de Consonanten van uit zou kunnen spreeken, en over het grootere en beter gebouwde Schwarsens, waar bij men den Duitschen timmertrant terug vindt, naar Posen. Het tweede gedeelte der Station die onmiddelijk daar heen brengt, is enkel zwaar zand. Men zal reeds uit het voorige hebben opgemerkt, dat er in de gantsche streek tusschen Warschau en Posen slechts twee of drie Stations Bosch worden aangetroffen, en dat al het overige opene en effene Koornlanden, die thans het schoonste Graan vertoonden, oplevert: doch fraaije gezichten moet men ook van wegen deeze eenvormigheid weinig zoeken.
| |
| |
Op 't laatst ziet men verscheiden stukken water. Naar maate men Posen nadert, vindt men het land ook sterker bewoond; en weinig Posten bieden niet tusschen beiden een paar Dorpjes, of een Steedje, met een Heerenhuis, aan. De herbergen kent men reeds genoeg uit het geen ik er hier en daar van gezegd heb; doch ten opzicht der Paerden wordt men door de Postmeesters goed bediend, en op de wegen valt insgelijks te roemen. Een hoope Heiligen beelden, op 't laatst met geen' geringen Luxe, helpen dezelven vercieren. Kloosters ontmoet men op het platte land schier in 't geheel niet, doch wel in de Stedekens. Andere bijzondere tekenen van groote bijgeloovigheid in de huizen of elders heb ik niet gevonden. De Poolsche kleeding, van welke ik onder Warschau sprak, geraakt hoe langer hoe meer in onbruik; ik heb ze intusschen nog meer naar de Posensche als naar de Warschausche zijde gevonden. Met het Hoogduitsch kunnen onderweegs nog weinigen te recht.
|
|