| |
| |
| |
Koningsbergen.
Mey 1800.
[Algemeene beschrijving van Koningsbergen]
Op een' ongelijken grond, waarvan het Slot mij voorgekomen is het hoogste punt te beslaan, breidt zich deeze uitvoerige Hoofdstad van het Pruissisch Koninkrijk in haaren omvang uit; men schat de Buitenlinie op schier twee Duitsche mijlen. De Pregel vloeit er met twee verschillende, doch niet zeer breede armen binnen, verëenigt zich daarna in Koningsbergen zelve, en vloeit er vervolgens in éénen breederen Stroom of Haven weder uit, die eene mijle laager zich in de zoogenaamde Frissche Haff, op nieuw een' Boezem der Oostzee, ontlast. Een Brug of zeven verbinden de verschillende stukken der Stad. Zij verdeelt zich, behalven nog de Voorsteden, van welke sommige van geen gering belang zijn, en ééne zelfs binnen de Wallen ligt, in drie Hoofddeelen: naamentlijk de beide deelen die ter rechter en linkerzijde van de Rivier liggen, en dan het derde, 't welk door de twee armen omvangen wordt; de beide eersten hebben weder verschillende naamen, zelfs van ondersplitsingen: gelijk Oudstad, Nieuwstad, Löbenicht &c.; het Schier-eiland in 't midden heet Kneiphof, 't welk mij verzekerd is geheel te hebben moeten geheid worden, om den last der huizen te draagen. De Wallen der Stad zouden haar be- | |
| |
zwaarlijk meer tegen een' vijändelijken aanval verdedigen; zij bestaan slechts voor den vorm, en, daar ze geen Buitengrachten hebben, kan men ze met weinig moeite beklimmen, 't geen evenwel verbooden is. De Vesting Friderichsburg ligt aan den Linkeröever der Pregel even beneden de Stad, en behelst onder anderen een Arsenaal. Het veele water, dat door de Stad stroomt, en meest Kaaijen of Stijgers naast zich heeft, waarïn vervolgens schepen en schuiten van allerlei grootte drijven (de allergrootste alleen kunnen de Pregel niet opzeilen zonder gelost te worden), geeft, met verscheiden Tuinen, Pleinen en Markten, aan de Stad geen onvoordeelig aanzien. Er is een zonderlinge Vijver in dezelve geformeerd, zo ik mij
niet bedrieg, door eene der invloeijingen van de Rivier, en zich dus ook uitstrekkende tot aan den Wal, gelijk hij zich ook buiten denzelven als Vijver voortzet. Zijne gedaante is eerst omtrent een halfrond, met huizen omringd; het water spoelt onmiddelijk tegen de muuren der gebouwen aan, zonder eenige de minste Kaai ter zijde, even gelijk in sommige Quartieren van Venetiën: doch een lange smalle houten Brug voor voetgangers loopt er dwars over heen. Na dit eerste halfrond, versmalt zich de Vijver naar de zijde van den Wal, en vloeit voorbij een hoope Tuinen, waarvan er eene publique somwijlen eene groote schaar Menschen verzamelt. Ook vaaren er dikwijls kleine jachtjes of roeischuiten bij Zomerävonden met vlaggen en Musicq op dit water. De Wal zelve, met zijn' omtrek,
| |
| |
levert aan deeze zijde eene zeer aangenaame plek gronds op, daar men hier te gelijk dit water in en buiten de Stad overziet, en tevens den hangenden bodem vol van Plantsoen en Lusthoven. Aan een geheel ander gedeelte van de Stad draagt zeker Plein wel ook den naam van Koningstuin, doch het is in der daad niets, dan een groot open vak met omtrent een half dozijn boomen. Van deeze laatste staan er echter overäl een meenigte vóór of in de buurt der huizen. De straaten van Koningsbergen zijn over 't geheel beschouwd nog al recht, en enkele zelfs breed; gelijk de geene, die midden door den Kneiphof loopt. De huizen heeft men hier, even als in meerdere gedeelten der Stad, meest in de hoogte opgemetseld, en veeläl met donkere couleuren overpleisterd; een hooge groote stoep, alöm van dezelfde gedaante, met een' trap in 't midden, en eene yzeren leuning aan beide zijden met koperen knoppen, verciert hen alle: eene bouwäart, die met Memel een' aanvang neemt, doch waarvan ik reeds te Narva, maar sedert tusschen beiden nergens, de spooren meen ontdekt te hebben. Sommige straaten intusschen in dit en andere Quartieren zijn wederöm zeer eng; en over 't algemeen kan de Stad op geene fraaije Architectuur, en op weinig moderne woongebouwen roemen. Het getal der Pakhuizen is onnoemelijk, en deeze brengen waarlijk het hunne niet toe, om haar tot grooter luister te strekken, hoe zeer zij dan ook, vol gelaaden, de welvaarenheid der ingezetenen zouden mogen kenschet- | |
| |
sen. Alle zijn het hooge gevaarten, van elkander kruissende balken gebouwd; de vierkanten vakken vult men met klinkers aan, overpleistert ze dan wit, of met eene andere ligte verw, terwijl men aan de balken eene blauwe of roode Couleur geeft. Daar de schepen zoo hoog in de Stad komen opvaaren, en zich door verscheidene Armen of Canaalen der Rivier verspreiden, ontmoet men ook deeze afzichtige Pakhuizen bijna overäl waar de vaartuigen genaaken
kunnen.
| |
[Slot]
Het Slot is een groot, massief, ouwerwetsch gebouw, met een regelmaatig vierkant Binnenhof; de eene zijde wordt geheel door de Kapel ingenomen; slechts een' hoek van het gevaarte heeft men iets of wat naar de Architectuur van onze tijden veränderd. Hier woont de Gouverneur; en deeze zijde had men een jaar of twee te vooren, toen de Koning hier de hulde zijner Pruissische Onderdaanen kwam ontvangen, voor hem toebereid. De plegtigheid wierdt op een stellagie in dit Binnenhof zelve volbracht. Verscheiden Lands-Collegiën worden ook op het Slot gehouden, en men bewaart er tevens eene Boekverzameling, van welke ik zoo even spreeken zal. Van den Toren overziet men geheel Koningsbergen met deszelfs omtrek.
| |
[Kerken van verschillende gezindheden]
De Kerken, waar van het getal op drie- en- twintig wordt opgegeeven, hebben niets dat haar grootelijks onderscheidt. De Gereformeerde Duitsche, en de Roomsche, vallen nog het
| |
| |
best in het oog; de laatste vooräl vormt uitwendig zelfs eenige eisschen op Architectuur; en schijnt drukker bezocht te worden dan de eerste; de Fransche Kerk heeft met de Hoogduitsche Gereformeerde geen gemeenschap, en ik vond ze doorgaans ledig. Bovendien bevinden zich hier eene Poolsche Luthersche en Gereformeerde, benevens eene Letsche Luthersche, eene Mennonitische voor omtrent zeven- en- twintig Familiën, en eene Synagoge voor omtrent 800 Jooden.
| |
[Dom des Kneiphofs]
Onder de Luthersche Kerken zal ik alleen van den Dom des Kneiphofs spreeken. Uitwendig betekent hij zoo weinig als de overige Godsdienstige gebouwen; wanneer men binnen treedt vindt men slechts eene Kerk van zeer gewoone grootte, en die zelfs niet tegen de twee Hoofdkerken van Riga kan monsteren. Zij heeft een breed Orgel, en eenige Grafmonumenten en Trophaeën. Het Choor bevat drie gedenktekenen van oude pracht, ter eere van een' Hertog van Pruissen, zijne Dochter en zijn' Schoonzoon; een ander Monument is bestemd om een' Grootmeester, die de Kerk gesticht heeft, te verëeuwigen; zijn bekkeneeel en zijn gebeente liggen er voor een' ieder zichtbaar. Een jaar of drie vóór mijne komst te Koningsbergen, had zich op dit Choor, onder het gezang van den Morgen-Godsdienst, een Student in een soort van Biechtstoel met de grootste koelbloedigheid voor 't hoofd geschooten. In 't voorbijgaan eindelijk noem ik hier nog een Koninklijk Hospitaal, waar som- | |
| |
tijds wel 600 Kranken worden opgenomen, doch 't geen ik niet gezien heb.
| |
[Inwooners]
Het getal der inwooners van deeze Stad wordt op niet veel minder dan 60,000 Zielen geschat. In weinig plaatsen heb ik meer welmaakte menschen en schooner Vrouwen verëenigd ontmoet; deeze laatste weeten zich met zeer veel smaak te kleeden, zonder echter het eenvoudige en natuurlijke uit het oog te verliezen. Aan een groot getal derzelven valt het niet zwaar de kentekenen van eene goede opvoeding, ook bij de eerste ontmoeting, te onderscheiden. Hoe ver intusschen de zeden van de Brandenburgsche Hoofdstad tot de Pruissische zijn overgeslagen, zal ik ter beslissing van anderen overlaaten. Van eene Plaats, waar ik slechts korte dagen heb doorgebracht, en met weinig lieden verkeerd heb, zoude het vermetel zijn, iets van aanbelang omtrent het Caracter en de levenswijs der inwooners te willen mededeelen. Ik kan niet ontveinzen, dat, schoon van verscheidene brieven van aanbeveeling voor Kooplieden voorzien, de gastvrijheid mij toegescheenen is hier zeer tegen de Russische af te steeken, en tegen dat Keizerrijk te staan in eene omgekeerde reden der burgerlijke vrijheid, en Koningsbergen is gewis niet de eenigste Stad in het Gebied van Frederik Willem, waar ik deeze voor vreemdelingen zoo aangenaame hoedanigheid der Natie die ik even verlaaten had, grootelijks gemist heb. Dus weegen de genoegen en ongenoegen, op reize zoo wel als in ieders eigen land, en tevens de voorrechten en nadeelen der Gewesten die men bezoekt, geduurig tegen elkander op.
| |
| |
| |
[Universiteit met derzelver bibliotheek, physische en andere instrumenten, en munten]
De Universiteit behoort niet onder 't getal der Duitsche Stichtingen van deezen aart, die zich den meesten roem verworven hebben, schoon zij eenige kundige lieden onder haare Hoogleeraaren opnoemt, en onder haare rustende Hoogleeraaren te dier tijd nog een' naam van den eersten rang in 't Rijk der letteren. De Catalogus der Lessen spreekt van vijf Professoren in de Theologie, van vier in de Rechten, en van drie in de Geneeskunde; tot de zoogenaamde Philosophische Faculteit wierden er negen gebracht, doch drie daarvan had ik reeds op de lijst der Godgeleerden aangetroffen. Hier bij moet men, onder de geenen, die privaatlessen geeven, een' Medicus en vier Philosophen voegen; 't zij zij dan den titel van Hoogleeraaren of van Magistri draagen. Alles saamgerekend, liep dus het aantal der onderwijdenzen in het toenmaalig Zomerhalfjaar, op drie- en- twintig; waarvan er altoos één Rector, en één Cancellarius en Director is. Dat der Studenten zal weinig meer dan 200 bedraagen. Ik heb er eene les van den sedert overleedenen Professor Mangelsdorf over de nieuwe Europaeïsche Staatsgeschiedenis bijgewoond. Hij leide zijn eigen Compendium tot grondslag, en onderrichtte, gelijk alle zijne Amptgenooten, in de Moedertaal. De wijze van voorstellen was somtijds in een' hoogen graad populair; en ik ben verzekerd, dat zijne Studenten de Revolutie, bij welke Portugal het Spaansche juk van zich afschudde ('t was juist deeze stof die ik in zijne Gehoorzaal trof), niet ligt uit
| |
| |
hun geheugen verliezen zullen. Intusschen, wanneer slechts het einde bereikt wordt, koomt het minder op de middelen aan. De Professoren worden slecht betaald, nadien het Fonds der Universiteit zeer gering is; ook ontbreeken er, behalven eene Bibliotheek, bijna alle hulpmiddelen, waarvan men zich elders bedient: gelijk een Bothanische Tuin, genoegsaame Physische Instrumenten, en zelfs zoo goed als een Observatorium. De groote hoeveelheid Amptenaaren, die in de nieuwe aanwinsten des Konings overäl te dier tijd verëischt wierden, maakte, dat zich de jonge lieden zoo veel mogelijk haasteden om de noodzaakelijkste Collegiën te doorloopen. Over hun gedrag heb ik in 't algemeen niet hooren klaagen; en hun uiterlijke was betaamelijk. Verscheiden Stipendiën, en allerlei andere Stichtingen, strekken om de behoeftigen onder hen te ondersteunen. Het Universiteits gebouw, achter den Kneiphofschen Dom geplaatst, is diep ellendig. Een vrij lange doch laage Zaal, zeer ouwerwetsch, met de Portraitten der laatste Koningen, en die van eenige Pruissische Hertogen opgecierd, formeert het groot Auditorium. Toevallig vond ik mij hier bij eene openbaare plegtigheid aanweezig, in welke, na dat een der Professoren eene korte aanspraak van de bovenste Catheder gedaan had, door wat Musicq vooräfgegaan, een Student de laagere Catheder beklom, en eene Redenvoering deed ter gedachtenis van de eene of andere Academische Stich- | |
| |
ting, waarvan hij een Kweekeling was. Hij bewees, in een' vrij goeden Latijnschen stijl, en met eene redelijke declamatie, dat de Natuurlijke Wetten in den aart der zaake liggen, en niet uit de willekeur der Menschen voortvloeijen. De Bibliotheek, welke, in de buurt van dit gebouw, ergens een paar kameren, met een hokje tusschen beiden, beslaat, telt nog geen 10,000 Boekdeelen: alles bijna oude Werken, en veele daar onder van Mathematischen inhoud; men koopt er weinig of niet bij. Eene kas bevat hier nog eenige
Physische en Astronomische Werktuigen, die in hun tijd niet slegt, en de gift geweest zijn, even als een gedeelte der Bibliotheek, van een' Hoogleeraar in de Physica en Mathesis. Een Munt-Cabinet, 't welk insgelijks in deeze Vertrekken bewaard wordt, heeft 4- à 5000 Nommers op te wijzen, de helft omtrent Romeinsch. Ongelukkiglijk kan men er nog alleen eenige laden der koperen vertoonen: dewijl de gouden en zilveren, wegens een' beproefden doch mislukten diefstal, voor een' tijd van daar waren weggenomen, en elders heengevoerd. Onder de zeldsaamheden bezit men hier ook een Mes van omtrent zeven duim, door een Meisje bij Elbing opgeslokt, en door eene moeijelijke Chirurgische Operatie weder aan haar ligchaam ontrukt. De Heer Reuss, Professor in de Natuurkunde, die de goedheid had deeze Bibliotheek met mij te doorwandelen, liet mij toen nog in zijne eigen wooning eenige hem toebehoorende werktuigen
| |
| |
zien, waarvan hij zich op zijne lessen bediende: doch er had dien Zomer geen Proeföndervindelijk Physisch Collegie tot stand kunnen komen.
| |
[Stadsbibliotheek]
Behalven de Universiteits Bibliotheek bezit er Koningsbergen nog verscheiden andere. De Verzameling, welke aan de Stad toekoomt, en waarvan ik meen dat de Rector eenes Stads-Gymnasiums Bibliothecaris is, bevindt zich zoo goed als op een' Zolder van het Stads Justitie-Collegie, en beslaat eene lange breede Zaal. De Magistraat, en buiten denzelven maakt er bijna niemand gebruik van, laat er van tijd tot tijd nog al iets bijkoopen. Onder de 12000 Boekdeelen, daar men haar op schat, vindt men ook eene beroemde Bijbelverzameling, misschien wel uit 11- à 1200 stuks bestaande: natuurlijkerwijze in alle mogelijke Taalen, en sommige daarvan ten uitersten zeldsaam. Bij de gedrukte voegden zich ook eenige geschreevene, van welken er één een Codex van het Oude Testament was van hooge Antiquiteit. Eene Portraitverzameling van vermaarde lieden, welke in Plaat uitgaan, vervult een Portefeuille of tien, gerangschikt naar het vak, waar ieder hunner zijn' roem in behaald heeft; ook Albums in meenigte zijn bier vol van de Handschriften van andere groote Mannen. De Zaal gaat nog verzeld van twee Vertrekken, met eene afzonderlijke Bibliotheek, welke de Stad geërfd heeft van een' particulier, die zijne boeken aldaar met
| |
| |
toestemming van de Regeering geplaatst had. Deeze vroegere Eigenaar had verscheiden zeldsaamheden in zijn Caracter: hij liet bij voorbeeld alle zijne boeken in 't zwart binden, beplakte alles met Cul de lampe's, beschreeven papiertjes, en dergelijke, bewaarde tot zijne pennen, nagels, hair, en waar hij verder belang in stelde, toe; de gelegenheids-gedichten liet hij in eene rol van eenige ellen aan één hechten enz. De Werken intusschen, die hij bij al dien bocht had saamgeleezen, pleiteden voor zijne kundigheden, en zelfs in verscheiden opzichten voor zijn' smaak. Onder de Poëtische ontmoette men er niet weinig Nederduitsche, hoe zeer hij tot ons Vaderland in geen de minste betrekking stond.
| |
[Slotsbibliotheek]
De Slotbibliotheek, die buiten twijffel de beste te Koningsbergen is, wordt tweemaal in de week geduurende een uur opengezet, en staat onder 't opzicht van den Hoogleeraar Reuss. Eene groote vierkanten Zaal, en een rond Vertrek daar naast, omvat hier den geleerden voorraad, welke uit omtrent 16000 Boekdeelen bestaat, en nog van tijd tot tijd met goede Werken vermeerderd wordt: gelijk bij voorbeeld de Verhandelingen van verschillende Academiën, de afgezette Vogels van Vaillant, de Insecten van Martyn. Ook hier bevinden zich verscheiden schoone Handschriften: onder andere een oud Codex van het Nieuwe Testament, Pruisische Historische stukken van aanbelang, doch die het natuurlijkerwijze tog meest voor Pruissen zijn, en dus waarschijnlijk wel onüitgegeeven zullen
| |
| |
blijven. Een afzonderlijke kas bestaat uit eene meenigte prachtig ingebondene Handschriften: in den smaak omtrent, gelijk ik de Euangelieboeken in de Russische Kerken beschreeven heb; meest zijn het Gebedenboeken, Correspondentiën met Luther, Gedragsregelen, welke Hertogen en Hertoginnen van Pruissen: ten tijde der Hervorming hunnen Kinderen hebben voorgeschreeven; eenige brieven van Frederik II, en meer andere. Hier, en bijna in alle Koningsbergensche Boekverzamelingen, maaken de Wiskundige Werken eene groote schaare uit; en zoo wel als op de Universiteits Bibliotheek, treft men ook op die van 't Slot eenige Astronomische en Mathematische Instrumenten aan; ja, 't geen nog zonderlinger overëenstemming is, een dergelijk ingeslokt, en uit den maag van een' boer wederöm door eene Operatie uitgewerkt Mes, wordt er mede vertoond.
| |
[Wallenrodtsche bibliotheek, en verzameling van instrumenten]
De Wallenrodtsche Verzameling ten laatsten staat achter het Orgel van den Kneiphofschen Dom in twee Vertrekken geplaatst. Dit is eene zeer oude Stichting, welke mede een paar uuren in de week voor een Publicq, dat er zich weinig op koomt vergasten, ontslooten wordt, en een klein Fonds van aankooping bezit. Men schat ze op een 10,000 Deelen. De oorspronkelijke Pas, dien Keizer Karel aan Luther gaf, om zich vrijelijk naar Augsburg te begeeven, en wederöm verscheiden Handtekeningen van beroemde lieden, behooren hier tot de zeldsaamheden. Onder een aantal Manuscripten
| |
| |
bevindt zich op nieuw een aanzienlijk Codex van het Oude Verbond, 't welk Kennicot van waarde genoeg geöordeeld heeft, om het te doen collatiöneeren, hoe zeer het hem geene geringe moeite gekost heeft er toe te geraaken. Deeze Bibliotheek wordt vooräl geöordeeld van een groot belang te zijn voor den Pruissischen Adel, daar zij een volkomen Archief van alle hunne Familiën behelst; en men neemt ook, wanneer er strijdigheden ontstaan over de toelaating van Edellieden in 't een of ander Capittel, 't welk een zeer aantal Quartieren verëischt, bestendig zijne toevlucht tot de Wallenrodtsche Stichting. Onder een hoope zoo goede als niets beduidende Natuur- en Kunst-voortbrengselen, bewaart men er echter eene in de Coursche Haff gevangene Waterslang van drieen- twintig voet.
| |
[Andere inrichtingen ten nutte der weetenschappen]
Behalven de Universiteit, heeft Koningsbergen verscheiden Gymnasiën, en Schoolen, in welke ten minsten veelerlei soort van kundigheden onderweezen worden. Ook spreeken de Stadsbeschrijvingen van een Geleerd Genootschap, dat hier bestaan heeft, of nog bestaat, en 't welk, behalven de Litteratuur, ook de Pruissische Geschiedenis tot zijn doel gekoozen had. Voorts telt men in deeze Hoofdstad verscheiden goede Boekwinkels; en deeze tak van Handel schijnt er te bloeijen.
| |
[Kant]
Dan, mijne Leezeren zullen waarschijnlijk verwachten, dat ik van de Weetenschappen te Koningsbergen geen afscheid neeme, eer ik hun be- | |
| |
richte, of ik den grooten Man, wiens roem met dien der Stad in eene zoo nauwe betrekking staat, en die te dier tijd nog leefde, gezien heb. Ik schroom bijna, om dit met ja te beäntwoorden, daar men met dit enkele ja zoo weinig te vrede zal zijn, als ik er evenwel bijna niets weet bij te voegen: want ik hoop niet, dat iemand mij zal willen noodzaaken, 't zij tot eenig verhaal zijner lotgevallen, of schets van zijn Caracter, 't zij tot eenige oordeelvelling over zijne Wijsbegeerte. Buitengewoone Talenten moet iemand zekerlijk bezitten, die in onze Eeuw de Stichter weet te worden eener nieuwe Wijsgeerige Secte, van welke hij eene talrijke Schaar van schrandere diepdenkende Mannen, geheel Europa door, tot Leerlingen, sommigen zelfs tot Aanbidderen gemaakt heeft; en met wiens stellingen reeds gantsche Bibliotheeken zijn opgevuld. 't Zal mogelijk eerst het voorrecht der twintigste Eeuw zijn, een vonnis naar waarheid uit te spreeken over de Kantiäansche Philosophie: maar dit intusfchen moet als eene onberekenbaare weldaad der Voorzienigheid aan het Menschdom beschouwd worden, dat, terwijl geesten van hooger vlugt de uiterste grenzen der menschelijke rede in hunne onderzoekingen poogen te bereiken, het enkele gezond verstand voldoende is, om menschelijk geluk te doen geboren worden; en dat men over de gewigtigste onderwerpen, waar mede zich ons denkvermogen kan bezig houden, na kan peinzen, zonder de foltering te ondergaan van in eene duistere taal
| |
| |
en onder de inkleeding van moeijelijk te bevattene uitdrukkingen, eenige duizend bladzijden te doorworstelen. Ik heb in het korte bezoek, dat ik bij den Koningsberger Wijsgeer heb afgelegd, een' Grijsäard gevonden, die in Physische zoo wel als Intellectuëele krachten reeds zeer aan 't daalen was, hoewel hij nog voortging met op te stellen, en men nog over alle onderwerpen met hem kon spreeken. De Thermometer en de Politicq was te dier tijd, 't geen meer bijzonder zijne oplettenheid scheen na zich te trekken. Omtrent het eerste konde ik niet anders dan van hem leeren; in het andere stuk hadden mogelijk zijne denkbeelden wat te veel de leiding genomen van meer andere Hooduitsche Geleerden, om mij, die hier althans de ondervinding liever tot Gids verkieze dan de zuivere rede, volkomen de toestemming af te dwingen. Een val, dien hij niet lang te vooren op het ijs gedaan had, had zijne gezondheid zeer achter uit gezet. Zijne voornaamste uitspanning waren twee of drie vrienden, die hij dagelijks bij afwisseling aan zijne tafel noodigde. Ten nadeele zijner zedelijke hoedanigheden, heb ik nimmer het minste vernomen.
| |
[Inrichting van het landsbestuur en de gerichtsoeffening]
Als Hoofdstad van het eigentlijk Pruissisch Rijk, heeft Koningsbergen een afzonderlijk Staatsministerie, 't geen evenwel noch met het Militaire, noch met Finantie- en zelfs met Justitie zaaken iets te verrichten heeft; al het overige blijft aan hetzelve aanbe- | |
| |
volen, doch onder het oppertoezicht van het Berlijnsche Cabinet. Van de Hooge Vierschaar, die, onder den naam van Regeering, hier opgericht is, wordt insgelijks naar de Hoofdstad der Monarchie geäppelleerd, gelijk men van de Magistraaten en Ondergerichten zich eerst op dit Gericht beroepen moet. Boven dien bevinden zich hier een Oost-Pruissisch Crimineel-, en een Commercie- en Admiraliteits-Collegie. De Koninklijke Beämpten zijn niet aan de Stedelijke Vierschaar onderworpen. Deeze is wederöm van het Raadhuis onderscheiden, 't welk op den Kneiphof staat, terwijl de Rechtbank op de groote Markt geplaatst is. De Crimineele Justitie moet hier een' zeer lankwijligen loop hebben; dewijl er niet alleen zeer veele voorbereidselen vooräf moeten gaan, eer het daar heen gebracht kan worden, dat het Stadsgericht tot eene uitspraak koomt: maar ook dat deszelfs Vonnissen in gewigtige gevallen te Berlijn moeten herzien worden; wanneer er vervolgens nog een Appél aan de Regeering van kan vallen; en van dit Appél gaan de nieuwe Vonnissen ter herziening of bekrachtiging wederöm naar de Koninklijke Residentie.
| |
[Handel]
Sedert eenige jaaren is hier de Handel meer aan het afneemen dan aan het wassen: waar toe het verbod van uitvoer uit het Russisch Polen, en eerst korst te vooren dat van Koorn in 't bijzonder (behalven Tarwe alleen, dat slechts een vierde van het geheele oplevert), uit Pruissen, niet wei- | |
| |
nig toebrengt. Doorgaans houdt hier de Handel een 800 schepen bezig, waarvan er een hoope hier gebouwd worden, en aan Koningsbergsche Kooplieden toebehooren. Behalven Koorn, wordt ook zeer veel Hout, Hennip, Lijnzaad, en meerdere goederen uitgevoerd. De waaren die binnenkomen, worden slechts in de Stad, en in dat gedeelte van Oost-Pruissen, 't welk het zelve omringt, weder verkocht. Met Memel en Dantzig bestaat er een binnenlandsche gemeenschap, doch slechts door Canaalen, en met groote omwegen: zoo dat dit voor geen schepen van aanbelang te onderneemen is. Deeze, na dat zij, bij Pillau uit de Oostzee de Frissche Haff zijn ingezeild, komen dan, gelijk ik reeds gezegd heb, de Rivier op, tot diep in de Stad. Het is geen onäangenaame rit, over een' goeden weg, eene altijd met groote schepen overdekte Vaart te verzellen, 't geen men omtrent tot haaren uitloop toe kan doen; tegen 't eind ziet men een aanzienlijk Buitenhuis met een Boschje er bij, 't welk voorheen aan een'prins van Holstein Beck heeft toebehoord, doch sedert verkocht, en het eigendom van een' ander geworden was. De Beurs houdt men in deeze Stad, wanneer het goed weder is, in de open lucht in een met geboomte belommerd vak; wanneer het regent, of in den Winter, begeeft men zich naar een nabuurig Gildenhuis. Fabriquen bevinden zich hier van allerlei soorten; zij houden omtrent 4000 menschen onledig, en
| |
| |
derzelver opbrengst in goederen wordt op tusschen de 6- en 7000,000 Rijksdalers geschat.
| |
[Militair]
Voor het overige bestaat het Garnisoen in Koningsbergen uit een Regiment Infanterie, uit Dragonders en Artillerie, waarvan ieder Corps, volgens Pruissische gewoonte, zijn eigene Parade heeft.
| |
[Omtrek der stad]
De omtrek deezer Stad is zeer bevallig, en levert verscheiden aangenaame plekken op een' geringeren of verderen afstand op, om er zich te voet of in rijtuigen heen te begeeven. Buiten ééne der Poorten neemt terstond een belommerde Lindenlaan op een' gestraaten weg zijn' aanvang, die, wanneer men uitgestrekt Kerkhof ter zijde heeft laaten liggen, weldra tot de vreugd der leevenden voert: een paar Guingettes naamentlijk, die in den Zomer, vooräl op Zon- en Feestdagen, druk bezocht worden. Een hoope fatsoendelijke lieden vond ik vóór dezelve in de open lucht aan tafeltjes of op banken collatiöneerende. Daar evenwel Koningsbergen ver van de streeken verwijderd is, in welke de Wijnstok wast, strekte het bier ook meer tot de verversching deezer Goutés, dan het sap der druiven. Na dat de weg zich hier vervolgens een weinig meer gekromd heeft, koomt hij op een Dorpje met eene hoogte en een paar waterstukjes uit; en men kan, eene tour in 't rond doende, door eene Dennenlaan in de Stad terug komen. Elders loopt weder een dan klimmende dan daalende weg langs verscheiden Tuinen heen. Eene
| |
| |
halve mijl buiten de Stad, na dat men tusschen vruchtbaare akkers heeft doorgereeden, rijst een allerfraaist Bosch, 't welk aan dengraaf van Gräben toebehoort, en waar onder anderen zeer schoone Eiken wassen. Ook dit maakt op Feesdagen eene geliefde wandeling der inwooners uit; aan de beide enden heeft men twee herbergen aangelegd, met banken en tafels in de vrije lucht; de laatste deezer herbergen geniet een voortreffelijk gezicht over eene Weide, door een' arm des Pregels als met eene rechte linie doorsneeden, en een allerliefst Dorpje aan de overzijde. Meer andere plaatsen rondöm de Stad, die, om eene schoone, slechts weinig door konst geholpene Natuur te genieten, bezoekenswaard zijn, zal men, wanneer men zich in deeze Stad bevinden mogt, ligtelijk opspeuren.
|
|