| |
Omliggende streek van Moscou.
[Moschenberg]
Ik zal mijne Leezeren niet vergen, mij op alle de Touren te volgen, welke het herstel mijner gezondheid mij genoodzaakt heeft, verscheiden weeken achter één, in den omtrek deezer Stad te doen, waartoe ik mij, gelijk natuurlijk is, de aangenaamste en bezienswaardigste plekken had laaten opgeeven. Hoogten en laagten, Veld en Bosch wisselen over 't algemeen met elkander af, schoon de Mosschenberg ten Westen van de Stad de eenigste weezentlijke verhevenheid is, welke deezen naam verdient. Ik heb mij verscheiden reizen met het rijtuig daarheen laaten voeren, waartoe men gewoonlijk de Zuidelijke Stad uitrijdt, en dan allengskens aan 't klimmen raakt. Geheel om hoog geniet men een heerlijk gezicht over Moscou; en in der daad heeft men ook van hier eene tekening van hetzelve à vue d' oiseau vervaerdigd, doch die, door de onduidelijkheid der enkele voorwerpen te weinig leerzaam was, om ze met de vreesselijke som, die er voor gevraagd wierdt, te betaalen. Geen plaats zou mogelijk geschikter kunnen uitge- | |
| |
dacht worden voor een Zomerpaleis, eenes Russischen Keizers waardig; en in der daad treft men er nog de Fundamenten, aan van een onder Elisabeth, zo ik mij niet bedrieg, begonnen gebouw, waar evenwel de Symmetrie eenigermaate schijnt te ontbreeken; van achteren is een ondiep Bosch van fraaije Berken, daarna wordt het vlakte; ter zijde ligt een bevallig Dorp, 't welk een breeder en dieper Bosch achter den rug heeft. Daar dit Dorp eene goede herberg mist, komen er veele lieden op den Mosschenberg zelve, wegens het uitmuntend gezicht; bij schoon weder en op Feestdagen op het gras collatiönneeren. Op het afhellen des Bergs naar de Rivierzijde, waar men eene sterke vegetatie, en een hoope natuurlijke wandelingen ontmoet, is het gezicht wel niet zoo uitgestrekt als geheel omhoog, doch in sommige opzichten wint het er zelfs in het schilderächtige bij, door de enkele partijën die het de eene na de andere
afzonderlijk aanbiedt, vooräl daar het juist het gantsche halfrond der Rivier omvat. Met rijtuigen kan men van den Mosschenberg ook langs de andere zijde afdaalen, en zoo, bestendig langs den oever der Moskwa gevoerd, ten laatsten over eene houten brug in het Noordelijke der Stad te rug keeren; dan, hoe aangenaam het oog hier ook op de voorwerpen ter rechter zijde moge geworpen worden, is de weg te slecht, om het dikwijls te herhaalen.
| |
[Petrowski]
Van het Barocque half Gothiek en half Tartaarsch gebouw, in den trant van een Paleis en
| |
| |
tevens in dien van eene oude Vesting opgemetseld, 't geen Catharina II, onder den naam van Petrowski, aan den Petersburgschen weg, maar vier Wersten van Moscou, heeft laaten stichten, en er somwijlen gelogeerd heeft, is het noodeloos iets te zeggen. Niemand, geloof ik, zal bij den Architect, indien hij nog mogt leeven, er gelukwenschingen over komen afleggen. Ik meen, dat men het inwendig reeds ontmeubeld heeft. Van achteren treft men, na een met hoog geboomte bewassen Plein, niet anders aan, dan een wild Bosch; geheel aan 't eind, meene ik dat een muur een' grooten Moestuin, of een Veld dat tot andere teelingen bestemd kan zijn, insluit.
| |
[Eenige andere plekken in de buurt der stad]
Ver buiten de Nikitskische Barrière heb ik ergens een Kerkhof van een' zoo geduchten omvang naar evenredigheid, als de Stad zelve, gezien, met een geheel Heir deels van eenvoudige Kruissen, deels van die bonte Tombes, waaröp de smaak hier te lande valt, en een enkel cierlijker Monument. Voor eene gewoone begraaffenis koomt het mij echter wat te zeer van de Stad afgelegen voor.
Een ouder, en, zoo 't scheen, verlaaten Kerkhof, met verscheiden steenen Zerken, hier en daar zelfs bestrooid, heb ik ook nog eens in een ondigt Bosch, ik weet niet meer of binnen dan buiten de liniën van Moscou, ontmoet. Aan de Oostelijke of Noordöostelijke zijde der Stad, op den afstand van geen zeer groot getal van Wersten, kan
| |
| |
men, 't zij in het zoogenaamde St. Anna-woud, een uitgestrekt Bosch, waar wilde laanen in doorgehakt zijn, wandelingen doen, 't zij zich naar het Ismaëlofsche Park laaten heenrijden, 't welk een geheel met houten Palissades omrasterde Diergaarden is, een dertig Wersten in den omtrek, met schoon en hoog geboomte van allerlei soort, sommige digt en groupswijze, andere bij laanen geplant, tusschen beiden met groote Graspleinen en stukken water; de grond zeer ongelijk. De rijtuigen worden in het zelve toegelaaten, en men ontmoet hier geduurig talrijke kudden Herten.
Even buiten eene andere Barrière, en na bij den weg van Troïtza, vindt men eene groote en nieuwe Arcade of Brug voor voetgangers, over een Dal met zeer veel Luxe aangelegd; bijna zoude men dezelve voor noodeloos moeten verklaaren, terwijl er de rijweg naast loopt, ten zij misschien, in sommige Saisoenen, hem de slijk of het water op deeze plek voor wandelaars onbruikbaar mogt maaken.
| |
[Keizerlijke buitengoederen van Kolomenskol]
Ik zal nu nog kortelijk een agttal Buitenplaatsen beschrijven, die ik in de streeken van Moscou bezocht heb, en die niet verder van de Stad verwijderd zijn, dan dat men ze ligtelijk of op een' achtermiddag of op een' dag heen en weder kan gaan bezichtigen. Ik begin met twee, die aan den Keizer toebehooren, Kolomenskoi en Czaritza.
Het eerste zal niet veel boven een groot half uur rijdens van eene der Zuid-Oostelijke Barrières af- | |
| |
liggen. Het Slot vindt zich op eene hoogte geplaatst, voor welke zich een aangenaame landsdouwe opent, en aan wier voeten zich de Moskwa kronkelt. Te Kolomenskoi heeft Czaar Peter het eerste licht gezien; doch het houten gebouw, dat hem toen omving, bestaat slechts meer in de tekeningen, waarvan ik er eene bezit, en in een houten model. Wanneer men thans van de Landstraat ter linkerzijde eene Poort binnenrijdt, die noch nieuw, noch zeer regelmaatig is, ontmoet men een groot Binnenhof, met eenige oude gebouwen ter zijde, benevens een paar Kerken, waarvan de eene zoo goed als enkel Toren schijnt, en den form heeft van een' kegel, doch met zeer veel uitwassen naar alle kanten. Het tegenwoordige hoofdgebouw ligt zijdelings af, na dat men te vooren eene andere Poort is doorgegaan. Het is een modern steenen Slot, doch niet zeer groot, en reeds weder vervallen. De wandeling intusschen zoo achter het zelve op het Terras, als in de laagte langs de Rivier, is zeer bevallig; vervolgens ook die in een uitgestrekt Bosch, 't welk iets verder dan het gebouw tegen den stijlen Berg, en daarna nog tegen meerderen aanhangt, en zeer hooge en dikke stammen oplevert van een soort van Berken, die geheel van de gewoone afwijken, met ruisschende Beeken hier en daar in de Valleiën tusschen Berg en Berg. Kolomenskoi trekt daaröm in den Zomer, door zijne behaagchelijke ligging, verscheiden lieden uit de Stad naar zich toe. Het Dorp van
| |
| |
denzelfden naam wint het in fraaiheid van de meeste Russische Dorpen af.
| |
[En Czaritza]
Czaritza ligt meer dan eens zoo ver naar denzelfden kant. De geheele Landstreek daar heen is vruchtbaar en aangenaam. Behalven het Koornland overziet men veel Kool- en Komkommervelden, van welk laatste Gewas Kolomenskoi er geheele duizendtallen aan eene Stad, die er zoo veel van nuttigt, doet toekomen. Eene vlottende Brug brengt onderweegs over de Rivier, en men rijdt hier weder een Dorpje door, dat alle tekenen van welvaarenheid draagt, en een soort van Colonie schijnt te zijn, daar ieder huis zijn' Tuin van dezelfde grootte naast en achter zich heeft. Veel Moezerijën, en regelmaatige jonggeplante Appelboomgaarden vertoonden zich hier in den omtrek. reeds van verre ziet men Czaritza zich in de hoogte verheffen. Eer men het nadert, rijdt men tusschen twee stukken water heen over een' Dijk, welke die van ons Vaderland in het geheugen brengt. De opgang naar het Slot gaat taamelijk stijl om hoog, en onder eene Poort, welke van boven tot brug over den hollen weg moet strekken, heen. Het Slot met de omliggende gebouwen herhaalt dezelfde Tartaarsche Gothique Architectuur van Petrowski, doch het is volkomen onvoltooid: zoo, dat er zelfs de vensters nog aan ontbreeken. De overleeden Keizerin, die er de Stichteresse van was, heeft het dus nimmer bewoond, zoo weinig als het groote Paleis, dat zij in de buurt der Duitsche Slobode te
| |
| |
Moscou liet oprichten. Voornaamentlijk is dit te bejammeren, wegens den Tuin en het Bosch van achteren, welke de schoonste wandelingen, die men bedenken kan, opleveren. Men heeft eerst Engelsche paden aangelegd langs het groote en irreguliere stuk water, 't welk, wanneer men Czaritza binnenrijdt, ter rechterhand ligt, en een Eilandtje in 't midden heeft. Het benedenste pad zelfs strekt zich verder dan de lengte van het water uit, en loopt vervolgens langs een grazig Dal heen, met een wild Bosch aan de overzijde; het eindigt niet dan met het Bosch zelve van den Berg van Czaritza, aan wiens voeten men steeds heen wandelt; en hier heeft men eene Brug over eene klein watertje ter zijde aangelegd, en een Sallon aan den overkant, aan eene boerenwooning vastgehecht. Door het Bosch, 't geen tegen den Berg is aangeworpen, loopen verder insgelijks verscheiden slingerende wandelingen meer dan ééne verdieping boven elkaâr. Een zeer uitvoerig, doch even eens nog onvoltooid gebouw staat op eene der verrukkendste plekken van deeze hoogte geplaatst, waar het oog over een schoon en uitgestrekt gezicht op het water en ver aan de andere zijde heerscht, terwijl een bloemrijk Gazon zich als een groen Tapijt langs de helling des Heuvels ontrolt. Wij hielden, met het geen wij van Moscou medegebracht hadden, hier in een der menigvuldige zoo deur- als vensterlooze Vertrekken van dit gebouw een landelijk middagmaal. Niet ver van daar rijst er nog een kleiner Pavillon
| |
| |
van den zelfden trant. Achter dit alles, en tevens achter het Hoofd-Paleis, doorwandelt men nu, zoo ver men het verkiest, over een' effen bodem, een hoog Berkenbosch, met rechte en slingerende laanen: sommige tot rijden, andere alleen voor voetgangers geschikt; eenige deezer laanen strekken door de hoogte der regelmaatig geplante Boomen tot een bewijs, dat hier reeds lang te vooren een Buitenplaats moet geweest zijn. Wanneer men dit Bosch achter den rug heeft, bevindt men zich op nieuw in een Engelsch Plantsoen, op de alleräangenaamste wijze getekend, en hier en daar zeer gelukkig met het Bosch in één gesmolten. Het geen ik van Rusland gezien heb, biedt waarlijk weinig aan, dat met Czaritza, indien het van een bewoonbaar en beter geördonneerd Kasteel voorzien was, in vergelijking zou kunnen gebracht worden.
| |
[Buitengoederen van den graaf Scheremetew, Ostankowa]
Ostankowa en Kuskowa behooren beide aan dengraaf Scheremetew toe, en vorderen, om gezien te kunnen worden, de uitdrukkelijke vergunning des Eigenaars, die zich thans meer aan het Hof van Petersburg, dan op deeze kostbaare Landgoederen bevindt. Ostankowa ligt even een half uur gaans buiten eene der verwijderdste Barrières van Moscou naar de Oostelijke zijde. Reeds even buiten de grenzen der Stad begint een jong geplante laan daar heen te voeren. Men rijdt dan, digt bij het huis, een slegt en ingeslooten Dorp voorbij, waaröp men voor het fraaije hek stil houdt, en
| |
| |
eene Kerk in den gewoonen Russischen smaak vlak aan de linkerzijde laat liggen. Het Woongebouw is slechts van hout, doch vertoont eene prachtige Façade met een Peristile, en zes Colommen. Door laagere gebouwen wordt het met twee voorüitspringende vleugels verbonden. De plaatsing is ver van onbevallig, en van vooren werpt men het gezicht op een' ongelijken bodem met Veld en met Bosch; gedeeltelijk ook op de Stad; de achtergevel, welke op den Tuin ziet, is mede zeer vercierd, en, in navolging van sommige gebouwen in Italiäansche Villa's, heeft men hier Basreliëfs tegen het muurwerk aangemetseld. Inwendig heerscht de grootste verkwisting van kostbaare meubelen en cieraaden, waarbij men echter dikwijls den goeden smaak vermist. Het Goud verblindt schier overäl het oog; de couleuren zijn te bont; en ook hier, even als bij denprins Bezborodko, meent men zich somtijds meer in een magazijn van Bronzes, Porcelleinen en fraaijigheden van allerlei aart te bevinden, dan in met oordeel en Elegantie gekleede Vertrekken. Onder de Schilderijën en Prenten ontdekt men insgelijks een hoope middelmaatigs. Doch een der grootste fouten van een Paleis, waar aan zulke sommen te koste gelegd zijn, is geen geringere, dan deszelfs onbewoonbaarheid. Degraaf, wanneer hij te Ostankowa zijn verblijf houdt, bedient zich van den éénen zijdevleugel, die enkel uit eenige kleine Vertrekken bestaat, niets meer dan net gemeubeld. Al het
| |
| |
overige, boven zoo wel als beneden, is enkel voor groote Fëtes ingericht. Om laag doorwandelt men verscheiden Zaalen en Gallerijn: eene groote Zaal onder andere van eene onbegrijpelijke pracht, die vier Nissen heeft, in welke allerlei duure meubels, een hoope goede moderne Statuën, benevens en paar Antiquen zich bij elkaâr vinden. Eene Gallerije is ook hier en daar van Nissen voorzien, in welke Schilderijën hangen, die meest Copiën zijn. Men ontmoet er echter ééne zeer goede onder, 't zij van of na Guercino, die het bovenligchaam van een' Christus, welke zijn kruis draagt, voorstelt. Eenige Vertrekken zijn in 't Arabesque, doch veel te bont, geschilderd. Boven wordt men in eene opéénvolging van vier Apartementen gebracht, waarvan er een met Gobelins behangen is. Een fraai Portrait des Keizers, de arbeid van een' van 's Graaven Lijfëigenen, met eene heerlijke vergulde lijst, vercierde eene andere Kamer. In de groote Danszaal in 't midden heeft men, met meer zeldsaamheden, verscheiden tafels van Malachiet van een' aanmerkelijken omvang geplaatst. Een nog veel langere Zaal, welke de geheele breedte van het Paleis ter zijde beslaat, is wederöm volkomen met Schilderijën omringt, en in sommige van deeze kan men niet nalaaten veel verdiensten te erkennen. Het Huis-Theäter langs de Achterfaçade is klein, doch er heerscht een goede smaak in deszelfs Architectuur. Het meeste in het gantsche gebouw behaagde mij de groote Eetzaal
| |
| |
beneden, welke op vier Colommen van nagebootst Marmer rust, en een' Döme van boven heeft, met een wierookvat, aan het Vertrek geëvenredigd, in 't midden onder denzelven: 't geen uit zijn' aart verbiedt van de eetenstafel hier anders dan in den form eens hoef ijzers in te richten; over den éénen ingang staat een antique Group: de Godin der Gezondheid met een' Terminus, welke gezegd wordt te Athenen gevonden te zijn. De Tuin is van verre naar den Engelschen trant gevolgd, doch op geen zeer aangenaame wijze. Men treft er eenige Cederen gelijk men ze noemde, of liever een ander soort van Dennen aan, welke haar omvang opmerkenswaardig maakt; rondöm ééne derzelven heeft men tafels en banken gezet, welke door de uitgebreide takken des Booms overdekt worden. Achter den Tuin doorloopt men nog uitvoeriger wandelingen, in een Bosch uitgespaard.
| |
[En Kuskowa]
Ostankowa heeft de tegenwoordige Eigenaar geheel uit den grond gebouwd, en den gantschen aanleg in deszelfs tegenwoordige gedaante gebracht. Kuskowa daarëntegen, 't welk zeven Wersten van Moscou verwijderd is, van zijnen Vader geërfd: gelijk men het aan Kasteel en al het overige aanziet, dat het een vierde van eene eeuw terug dagtekent. De landstreek is hier aan alle zijden plat. De eerste oprij, door een soort van Eerepoort, bevindt zich nog ver van het huis. Men rijdt voorbij een zeer uitgestrekt stuk water, op welk een aardig Jagt zwemt, en verder voorbij een Dorp, en eene meenigte gebouwen, tot dat men,
| |
| |
na een' ruimen halven cirkel te hebben afgelegd, ten laatsten aan het Slot koomt, 't welk wederöm zijne Kerk naast zich heeft, en vlak bij het zelfde water om hoog rijst. Het is in der daad een schoon gevaarte, en de Vertrekken loopen wel door één. De Decoratie en het Ameublement zijn zoo rijk, als men het vóór de verfijningen der laatste tijden verstond; doch behalven eenige Schilderijën, Familie-portraitten en Bustes; en op de tweede verdieping eene Geweerkamer, waar men het Zadel vertoont, van welk zich Karel XII in den Slag van Pultawa bediende: bevat het niets, dat grootelijks behoeft aangetekend te worden. De Hoofdzaal bevindt zich naar de Tuinzijde in 't midden van het gebouw. De Tuinen zijn zeer uitvoerig, en vol Pavillons en andere Architectuurstukken. Men kan ze in twee vakken onderscheiden, die door den rijweg van elkaâr worden afgezonderd. Het eerste, vlak achter het huis, is voor een groot gedeelte regelmaatig; het wordt door de Oranjerie beslooten, welke men vlak tegen over het midden van 't woongebouw geplaatst heeft, met eene opene plek tusschen beiden. Men bezichtigt in deeze afdeeling, het zoogenaamde Italiäansche huis, en eene Grotte: doch de eene en andere beduiden weinig. Een Hollandsch huis bootst den ouden Vlaamschen trant in Meubelen, Porcellein enz. niet kwalijk na. Hier achter ontdekt men weder eene kleine Chineesche wooning; dan eene agtkante Heremitage, waar de eenigste toegang tot de Bovenzaal, die het voornaamste van dit gebouw
| |
| |
uitmaakt, op een Sopha gezocht moet worden, 't welk drie persoonen te gelijk, die er zich in nederzetten, van den bodem der benedenverdieping om hoog trekt: gelijk de ronde eetenstafel ook door een gat wordt op en neêrgelaaten; zelfs de Couverten naast een ieders plaats kunnen rijzen en daalen. Aan 't eind van deezen eersten Tuin staat nog een lang houten gebouw, in welk de tegenwoordige bezitter bij het leven van zijn' Vader fomwijlen plagt te logeeren, met eene reeks van Vertrekken, en eene ruime Eetzaal. Een Tempeltje, met eene voortreffelijke Marmoren Statue der overleeden Keizerin in 't midden, verheft zich naast het zelve. Langs den weg, die de tweeërlei Tuinen van één scheidt, heeft men het Theäter geplaatst: een schoon en groot gebouw, en inwendig naar de zuiverste regels gedecoreerd. Men beweert, dat het een paar duizend menschen bevatten kan, daar het Huis-theäter van Ostankowa slechts voor eenige honderden is. De voorigegraaf had het, nog even eer hij stierf, in gereedheid gezien, en Catharina, toen zij uit de Crim te rug kwam, woonde er eene vertooning in bij, waarvan geen andere dan de Lijfëigenen des Bezitters de Tooneelisten waren. Den tweeden Tuin formeeren zeer uitvoerige slingerpaden door een groot Bosch. Hij is wederöm, even als het voorig gedeelte, vervuld met Kunstgebouwen van allerlei soort; sommige evenwel verdienen nauwelijks dat men ze opnoeme. Het zonderlingste is ergens, zoo ik meen
| |
| |
in nog een huis ter bewooning geschikt, een Vertrek, waar drie wasschen beelden van levensgrootte, het ééne vooräl zeer natuurlijk bewerkt, aan eene tafel zitten te collatiöneeren; en dan nog een Zaal in drieën afgedeeld, met de Portraitten der meeste toen nog leevende Souverainen van Europa, zoo wel als met de oude Beheerschers van Rusland naar de orde des tijds, en met eenige aanzienlijke Edellieden van dit Rijk.
| |
[Petrowskaja van graaf Rasumowski]
Petrowskaja van dengraaf Rasumowski, en Michalkowa van dengraaf Panin, liggen niet ver van elkander af, eenige Wersten ten Noorden van Moscou. Het Berkenbosch, 't welk tot de eerste deezer plaatsen den toegang opent, en waarvan de bodem in den Zomer een enkel tapijt van bloemen is, heeft iets majestueus. Achter het huis, 't geen weinig vertooning maakt, loopt eerst een uitgestrekte langwerpig vierkanten Tuin, geheel regelmaatig aangelegd, en in den vroegeren trant, met heggen, Berceaux, geschooren Taxis, en zeer veel op elkander antwoordende laanen: doch achter denzelven heeft men in laater tijden Engelsche wandelwegen voortgebracht, die allengskens door een luchtig en aangenaam gegroupeerd Berkenbosch om laag brengen aan een stuk water van zeer uitvoerigen omvang, en irreguliere buitenlijnen; deeze paden verzellen den wandelaar geheel langs de Tuinzijde van het water; de overkant schijnt weder een Bosch te zijn, dat men aan de Natuur heeft overgelaaten. Voorts worden deeze gangen
| |
| |
geborduurd door een verbaazend aantal bloemen, die hier de kunst heeft doen wassen.
| |
[Michalkowa van graaf Panin]
Naar Michalkowa zijn het van daar nog eenige Wersten verder. De ligging deezer plaats heeft iets ongemeen bevalligs; aan de ééne zijde vindt men Koornlanden, aan de andere op nieuw een fraai water van onregelmaatigen vorm, met bergächtige Bosch- en Veldgezichten, aan den tegen overgestelden oever. Vlak op het hek en de Façade van het Kasteel koomt een breede straat uit, met nette huizen van hout, doch die als steen geverwd zijn, aan beide zijden; iedere wooning staat op zich zelve, en op eene gelijke evenredigheid van de volgende: gelijk ook iedere door haaren Tuin omringd wordt; de middelste heeft een Torentje boven zich, even of het eene Kerk was. Op deeze kleine Colonie volgt een schoon Berkenbosch, 't welk de groote waterplas half omringt, en eene meenigte aangenaame rij- en wandelwegen bevat. Het huis van Michalkowa levert niets bijzonder merkwaardigs op; de Tuin daar achter heeft geene aanmerkelijke grootte, en vertoont wederöm Heggen, Starreboschjes en al het overige reguliere van Petrowskaja. In de beide verste hoeken ontmoet men een paar gebouwen, van welken het eene bewoond wordt; het andere is een Sallon in den vorm eener Rotonde. De Tuin brengt eindelijk mede in een fraai Berkenbosch, doch vlak in eene tegenövergestelde richting van het voorige. Door 't midden van het zelve heeft men eene breede
| |
| |
laan uitgehakt; ter linkerzijde loopen er paden naar den waterkant, en verder veldwaards heen.
| |
[Archangelsk van prins Gallitzin]
Archangelsk, aan één' derprinssen Gallitzin toebehoorende, en agttien Wersten van de Stad ten Noordwesten aangelegd, verdient vooräl bezichtigd te worden. De weg daarheen is weinig belangrijk; men rijdt de Moskwa tweemaal over, eens over eene vlottende Brug, en de andere reize over een soort van Pont. Een breede rechte weg, door Dennenbosch doorgehakt, voert onmiddelijk op de Plaats. Na verscheiden kleinere gebouwen voorbij te zijn gegaan, ontdekt men het huis: een voortreffelijk steenen gevaarte, met Peristiles, door Colommen geformeerd, aan drie kanten, en van achteren naar den Tuin toe met een' even schoonen gevel. Men was nog bezig er eene Colomnade bij te metselen, die het van vooren weder met een paar vleugels verbinden moest. Inwendig is alles nog onvoltooid, en zal ook waarschijnlijk nog niet zoo spoedig in order worden gebracht. Een ovaale Middelzaal naar den achtergevel, het eenigste wat om laag gereed was, maakt een voortreffelijk stuk uit; om hoog vond ik de muuren en Plafons met goede Arabesquen beschilderd; en in een Vertrek of drie lagen een meenigte Schilderijën, daar onder eenige van een redelijk Penceel, sommige zelfs van Hackert, nog op den bodem. Uit deeze Bovenvertrekken, en van derzelver Balcons, genoot men schier naar alle kanten een voortreffelijk gezicht: doch van de rivier, die be- | |
| |
neden den Tuin, en onder de laagere gebouwen, van welke ik zoo even spreeken zal, vloeit, ontdekt men hier niets: 't geen mij voorkomt een groot gebrek van deeze plaatsing te zijn. Een zeer breed Terras loopt aan de Tuinzijde langs dit gebouw; en dit Terras weder wordt door eene prachtige steenen Balustrade van den veel dieperen Tuin afgescheiden. Deeze heeft in 't midden een groot open vak, aan het eind van welk men zich wederôm op een Terras gebracht vindt, dat een heerlijk gezicht naar om laag op de kronkelende Moskwa, en ver aan de overzijde in eene landstreek van veel verscheidenheid oplevert. Aan beide
kanten zijn hier vleugels, welken de Familie, met haar gezin, tegenwoordig nog bewoont, en die reeds op zich zelven voor een zeer aanmerkelijk Buitenhuis zouden kunnen dienen, gelijk zij ook van binnen met veel smaak gemeubeld zijn. Oranjeriën en Broeikassen heeft men aan beide zijden aangelegd, en van vooren eene meenigte potten met schoone bloemen gezet; tegen een der Terrassen aan wiessen Apricoosenboomen, de eenigste in Rusland, zoo men mij verzekerde, die in de open lucht vrucht geeven; langs het afbellen van den Berg wierden nog nieuwe Broeikassen in gereedheid gebracht. Aan de linkerzijde van het middelvak met de drie Terrassen boven elkander, ontmoet men een paar laanen en berceaux, benevens eene Menagerie, in welke een half dozijn zoogenaamde Demoiselles, uit de Crim, een schoon en bevallig soort
| |
| |
van Vogels, vooräl oplettenheid verdienden. Ter rechterzijde treft men meer slingerende paden aan, door een hoog doch luchtig Berkenbosch; voorts een gebouw onder den naam van Caprice met drie verschillende gevelen, in welk deprins zijne Vertrekken heeft, een stuk of vier in aantal, met eenige Schilderijën en Prenten behangen; ter zijde vervaerdigt men wederöm een nieuw gebouw, bestemd om zijne Boeken en andere zeldsaamheden te bewaaren, waar men fraai Sculptuur-, Stucadoor-, en geschilderd Arabesquen-werk tot verciering gebezigd heeft; de overige penceel-arbeid van Plafon wil echter weinig zeggen; voorts bewaart men hier ook de eene en andere Antique. Over het algemeen zijn mij op Archangelsk de voortbrengselen des bijtels, die men hier en daar ontmoet, beter voorgekomen, dan men ze in Rusland gewoon is te vinden: daar deprins van zijne Italiäansche reize zelve veel heeft medegebracht. Een afgeslooten Tuin, die deeze Bibliotheek met de tegenöverliggende woonvertrekken van Caprice verbindt, is wederöm vol van de verrukkendste bloemen. Ter zijde der Buitenplaats liggen nog een paar Dennenbosschen op eene hoogte. Om laag naar de Rivierzijde loopen mede nog wandelingen, die met de overige der Plaats gemeenschap hebben.
| |
[Snamenskoi van prins Dolgorucki]
Nog een Landgoed, dat ik in den omtrek van Moscou bezocht heb, is Snamenskoi van denprins Dolgorucki, agttien Wersten ten Noorden, of even ten Noordwesten van de Stad. De weg daar- | |
| |
heen is weinig belangrijk; men laat nabij denzelven veel Bosch ter rechter zijde liggen, en rijdt op zekeren afstand omtrent den geheelen Berg om, op welken een groot gebouw van prins Rasumovski, tevens met veel Bosch, zich vertoont. Snamenskoi is op eene hoogte aangelegd, en geniet een zeer aangenaam en uitgestrekt gezicht. Een lang hek breidt zich langs de breede Landstraat uit, met het Dorp aan 't einde; verscheiden gebouwen echter breeken dit hek af; het woongebouw verheft zich in 't midden derzelven, doch meer achterwaards, met een' gevel, waar aan eenige Architectuur te koste gelegd is. Het heeft eene middelmaatige grootte, en is vrij elegant gemeubeld: dan, door de lange afweezenheid der Eigenaaresse, waar aan echter kort daarna eene ballingschap op haare goederen te gemoet kwam, bevondt zich alles juist niet in de geregeldste order. Een kleine Divan, in de Nis eenes muurs, geheel uit eene aanéénschakeling van Spiegelen saamgesteld, waar men zich ter zelver tijd negen of elfmaal overzien konde, deed geene kwaade uitwerking. De Buitenplaats is van verre naar het Engelsche gevolgd; het bevalligste is hier eene wandeling door een hangend Bosch. Aan de overzijde der Landstraat was men bezig, vlak vóór een ander Bosch, waar in mede slingerpaden gespaard zijn, een' Tempel te bouwen. Drie groote stukken water, van ongelijke hoogte, en een ruim Veldgezicht ter zijde doen hier eene voortreffelijke uitwerking.
|
|