| |
| |
| |
Reize van Novogorod naar Twer, en terugreize.
Wischney-Woloschok, Twer.
Maart en april, october en november 1799.
[Heen en wederreize van Novogorod naar Wischney Woloschok]
Schoon het verschil der Route, welke ik nu beschrijven moet, bij het heen en weder reizen niet zoo aanmerkelijk geweest is, als bij de voorige, heeft de Herfst mij evenwel op dezelve nog tien dagen lang doen doorbrengen, daar ik ze in den Nawinter in zes had asgelegd. Ik zal voortaan, zonder altijd het heen of te rug trekken in acht te neemen, zoo veel mogelijk post voor post afzonderlijk behandelen.
De weg der drie Stations, die op Novogorod volgen, is bijna even slecht, wanneer 't geregend heeft, als de voorige; de Chaussée van ronde boomen, die hier slechts weinig duimen middellijn hebben, levert er zoo weinig breedte op, dat, wanneer men Files van Lastwagens tegenkomt, gelijk schier ieder oogenblik gebeurt, men gevaar loopt door den brug- of dijkächtigen vorm, dien zij somtijds aanneemt, in de Moeräs of klei om laag te storten. In het midden van den Winter rijdt men de eerste Station over eene Zee, 't welk veel verkort; de Land-route loopt gedeeltelijk door opene plekken,
| |
| |
gedeeltelijk tusschen Bosschen; en men rijdt door verscheiden Dorpen, en over een paar lange bruggen over Rivieren. Branitza, waar zij heenvoert, is een zeer uitgestrekt Dorp, met verscheiden straaten, en een' zoogenaamden Traiteur, bij welken men logeeren kan, en welke schier het eenigste steenen huis van het Plaatsje bewoont. Ik meen dat het aldaar geweest is, dat zich een bedelaar, aan welken het hier omstreeks zoo weinig ontbreekt, als aan gevangenen met blokken aan 't been, in ons Vertrek kwam, zich driemaal kruissigde, op de aarde viel, en, even gelijk dit in de Kerken geschiedt, den grond met zijn voorhoofd aanroerde, waaröp hij zijn handwerk begon. Ik vermoede, dat dit een Symbolisch bedrijf geweest zij, 't welk het bedelen in Gods naam te kennen gaf: want de Christelijke liefde verbiedt mij van hem verdacht te houden, dat hij deeze religiëuse hulde aan mijne Vijf-kopeek-stukken beweezen hebbe. De Kerk ligt buiten het Dorp, naar de Moscousche zijde, op eene geïsoleerde hoogte, en tegen over dezelve een modern Heerenhuis, gelijk men er ook een dergelijk op de volgende ontdekt; terwijl de Reiziger, die hier vernachten wil, in de eene of andere boerenhut moet zoeken onder te komen. Kress daar en tegen, de derde post, levert weder een' taamelijk goeden Traiteur op. Zij draagt den naam eener kleine Stad, met eene fraaije Kerk aan de Zuid-zijde. Aan den Petersburgschen kant is de ingang smal, doch alles verruimt zich daarna,
| |
| |
en daar het breeder is, strekken eenige der Kroon toebehoorende gebouwen aan de Plaats tot cieraad. De streek tusschen Branitza en Kress is bijna enkel Moeräs en Bosch; tusschen beiden eenige niet veel beduidende hoogtens. De Dorpen onderweegs worden hoe langer hoe caracteristiquer, schoon doodsch en eenvormig; de straaten in dezelven nauwer; de rijën huizen ongelijk; en de luiffel, welke een Fronton zonder Basis uitmaakt, steekt hier en daar tot zes en agt voeten toe voor uit, met zeer veel snijwerk aan den rand. Al het overige verdient nauwelijks dat men het aanzie, inzonderheid het dak met de naar alle ziden uitsteekende ongelijke planken. Voorts spant men op deezen weg, hoe smal hij hier en daar ook zijn moge, somwijlen de zes paerden naast elkander. De vier volgende Stations loopen bijna geheel over de bergen van Waldai, 't geen in de daad niet meer dan heuvels zijn, die men op en neder rijdt, of een met Dennen-groupen bewassene golvende grond; dit maakt de gezichten ook eenigsints bevalliger, dan op den laagen en eenvormigen weg der voorige dagen. Daar de bergen het hoogste zijn, vond ik in den Nawinter den bodem slecht en vol met groote gaten, doch de hardheid des zelven maakt het hier over 't algemeen minder gevaarlijk; in den Herfst had wederöm de vroeggevallene sneeuw vooräl de eerste deezer posten reeds taamelijk bedorven. Te dier tijd reisde ook niemand, dan die er volstrekt toe genood- | |
| |
zaakt was, doch in de heenreize wierdt de weg druk van Kibietken, welke men op sleden plaatst, bezocht. Zij hebben bijna de gedaante van groote wiegen; en, daar de reize tusschen de twee Hoofdsteden, gelijk ik boven zeide, in driemaal vier- entwintig uuren, nacht en dag door, wordt afgelegd: zoo zijn deeze Kibietken met kussens en dekens volgepropt, op en onder welke men den geheelen tijd liggende blijft, en zich gemeenlijk slechts op de Station geduurende het oogenblik des verspannens een weinig vertreedt.
Rachina, de eerste der vier Stations van welke ik spreek, is een groot en goed Dorp, vol nieuwe huizen. Op de tweede ruimde een rijke boer ons een Vertrek in, dat meer naar eene Stads- dan Dorps-wooning zweemde, doch 't geen, gelijk veel andere Vertrekken op deeze Route, door het aantal Rotten, die in den omtrek zworven, schier alle nachtrust onmogelijk maakte. De derde is eigentlijk slechts de Voorstad van het Stedeken Waldai, naar welk het zoogenaamd gebergte van deezen omtrek heet, en welk Plaatsje men meest maar ter zijde langs rijdt. Zelve ligt het op een' zeer ongelijken bodem aan eene Zee, en is ruim gebouwd, en tevens ongemeen vrolijk en in 't oog vallend. Men wordt er over een groot Plein gevoerd, met vijf Kroon- of Gerichts-gebouwen, en met eene allerliefste Kerk in midden. Deeze vertoont eene Rotonde, waarvan omtrent twee derde gedeelten een Peristile met Pylaaren, in nabootsing van den Tivoli- | |
| |
schen Sybillen Tempel, opleveren; het overige derde van den omtrek is muur met Pylasters; ik trof daarna te Moscou eene dergelijke Kerk aan. Voor 't overige wordt men op alle vier de Posten door een hoope Dorpen heengereeden. Vervolgens zijn het nog twee Stations (en dus negen samen van Novogorod af) tot het merkwaardig Stedeken Wischney-Woloschok. De heuvels beginnen zich op dezelve te verliezen, en weder voor de oude eenvormigheid plaats te maaken; de huizen daar en tegen op de Dorpen te verbeteren; aan de nieuwe woongebouwen vooräl wordt een grooter Luxe besteed, somwijlen zelfs met schilderwerk; ook worden de vensters iets grooter: want andersints is het kleine middelvenster, met nog een paar gaten ter zijde, waar even een kop met zijn' baard uit te voorschijn komen kan, meenigmaal het eenigste wat in deeze treurige huizen het licht van binnen inlaat.
Te Chotilow, zoo heet de Post vóór Wischney, welke, zo ik mij niet bedrieg, ook eene herberg heeft, ging ik even onder den Zondag-morgen Godsdienst in de Kerk. De dienst wierdt slechts, om zoo te spreeken, in het voorportaal van het nog al taamelijk groot gebouw verricht; Mans en Vrouwen stonden door elkaâr dik op één gepakt, en met niets anders bezig, dan met kruissigen en buigen; bij de Consecratie droeg een der Popes de met een tapijtje overdekte Hostie op zijn hoofd, van waar een ander ze toen afnam, en de hand des eersten kuste. Ik zou met geen zekerheid kun- | |
| |
nen zeggen, of dit eene vaste Ceremonie der Grieksche Misse zij.
| |
[Beschrijving van Wischney]
Wischney Woloschok is vermaard door zijn Canaal, 't welk verscheiden wateren aan elkander verbindt, en zoo de scheepvaart van den Wolga met die der Newa, en dus ook die der Caspische met die der Oostzee verëenigt. Alles is hier zeer luchtig en uit één gebouwd, en ter zelver tijd vrolijk; men ontmoet er zoo te zeggen geen straaten: maar de huizen liggen omtrent in een' grooten halven cirkel met Arcades, en verder in eene onregelmaatige linie aan het water. Er staan hier eenige goede gebouwen der Kroone; vervolgens ziet men er dat der winkelen, en eene overdekte Waag in 't midden van eene groote plaats. De Kerk, welke men reeds van verre bespeurt, is inwendig beter dan verscheidene te Moscou, en heeft de gedaante van een kruis. Een beschilderd en tot de zoldering reikend afscheidsel rijst tusschen het Choir en het overige van het gebouw omhoog. De vierkanten Pylaaren van het zelve vertoonen elk vier in verguldsel ingevatte schilderstukken. Bovendien ziet men eene meenigte andere schilderijën, en eene fraaije Kroon in 't midden. Het geheele gevaarte is groot, hoog, en wel geëvenredigd. Het Canaal koomt eene Werst of tien ver, van de zijde van Twer, naar Wischney; de schepen moeten zoo lang tegen den stroom opgetrokken worden; dan vaaren zij door een ruimer water, tot dat zij draaijende, en onder eene brug door, in het Canaal geraaken, 't welk de lengte
| |
| |
van eene Werst heeft, en met eene Sluis eindigt. Zij drijven in het zelve langsaam, en zonder getrokken te worden, naar de Sluis heen. Door dezelve geraaken zij in een water, dat dikwijls maar eene el diepte heeft, tegen vier of vijf ellen in het Canaal, uit welk zij er in afdaalen. Men rekent, dat er 's jaarlijks een 3000 schepen van de Zuidelijke streeken, Klein-Rusland, Astracan, en dergelijke, hier door heen naar Petersburg, Riga en het geheele Noorden vaaren, met koorn en andere voortbrengselen gelaaden. Die terug komen, neemen van Petersburg herwaards een' verschillenden weg; de meesten worden in die Hoofdstad verkocht. Enkele schepen laat men niet door de Sluis, maar men wacht des Zomers tot dat er zich 600 verëenigen, daar anders het water van het Canaal te snel verloopen zoude; de Sluis is goed gemetseld, en een paar nette huisjes staan haar ter zijde. Over de vroegere vaart, uit welke ik zoo even zeide dat de schepen in een ruimer water komen, kromt zich een lange houten brug van éénen boog, die op de Zwitsersche wijze van boven overdekt is. Voorts vindt men ook te Wischney, voor het binnenste van Rusland, eene vrij goede herberg.
| |
[Heen en wederreize van daar naar Twer]
Naar Torschok, een ander Stedeken, zijn het van de plaats die ik zoo even beschreeven heb, twee Posten. De eerste derzelven moest ik bij de terugreize wegens opgekomene duisternis, en den door de gevallen slagregens geheel bedorvenen weg, wederöm in tweeën splitsen, en op een Dorp- | |
| |
je, wiens naam de betekenis van zuure melk heeft, in een boerenhuis vernachten; ik vond hier, schoon een gedeelte der Station over zand gaat, voor een ander gedeelte evenwel de Balken-Chaussée terug. Het groote Dorp, waar men tusschen de beide Steden van paerden verwisselt, heet Widropuskoy. Buiten het zelve ligt op eene hoogte een Keizerlijk gebouw, dergelijken er op deeze Route meerderen tot herberging van Elizabeth en Catharina wierden aangelegd. De Kerk, een weinig ter zijde van het Plaatsje af, doet nog al uitwerking. De weg van hier naar Torschok loopt over een' ongelijken bodem. De Stad, waar eene slingerende Rivier recht door heen stroomt (wanneer de wateren volkomen berijbaar zijn, wordt men verscheiden Wersten achter één op dezelve gevoerd), schynt vrij uitgestrekt te zijn; althans ik heb op een' afstand er over de twintig Kerken in geteld: doch men roert het op de Postroute slechts zijdelings aan. Des Zomers moet de ligging van Torschok alleräangenaamst zijn, en het getal der omliggende Dorpen is groot. De Vrouwen draagen hier een soort van kring op het hoofd omtrent eene handbreed hoog. Nog twee andere Stations na deeze, en men bevindt zich te Twer. De landstreek is eene onoverzienbaare en verveelende zandige vlakte, met eenig Bosch; in den Nawinter vond ik er den weg vervuld met gaten, en golvende somtijds als de baaren der Zee. Den nacht tusschen den 1 en 2 April hadden de velden weder een' sterken aanwas
| |
| |
van dien sneeuw bekomen, onder welken alles nog bedolven lag. Eenige Wersten, eer men te Twer aankoomt, breekt een groot maar akelig Klooster, dat midden uit zijne blinde muuren uitsteekt, alleen de eenvormigheid af. Ten laatsten krijgt men de meenigvuldige Torens en Koepels van Twer in het gezicht; men rijdt door eene uitgestrekte Voorstad, hoewel met laage huizen, aan de Oostelijke zijde des Wolga, die hier slechts eene maatige breedte heeft, tot dat men aan de houten brug koomt (des Winters wordt deeze weggenomen), welke in het Westelijke of hoofdgedeelte der Stad voert, waar eene der beste herbergen van de geheele Route den Reiziger ontvangt.
| |
[Beschrijving van Twer]
De Stad draagt haaren naam naar de Twerza, eene kleine Rivier, die er, met nog een ander Stroomtje, in den Wolga vloeit. Zij is ruim en zeer regelmaatig aangelegd; en ook hier, gelijk in de twee Hoofdsteden des Rijks, vindt men geheele velden binnen de Barrières; de achterstraaten vertoonen slechts gemeene boerenhuizen, doch de beste straaten hebben moderne steenen woongebouwen van overplijsterde klinkers. Hier en daar ziet men er zelfs eenige weinigen van aanmerkelijken omvang; en een soort van achtkanten plaats valt aangenaam in de oogen; ook zijn et meerdere regelmaatige Markten: doch alles draagt tastbaare bewijzen van een groot verval. Een Kerk of drie hebben vijf vergulde Koepels. Bij de Cathedraale staat nog een afzonderlijke Toren; hier ontmoet men ook het Gou- | |
| |
vernementsgebouw, en een vierkant plein met de Hoofdwacht. Inwendig heb ik slechts ééne Kerk kunnen bezichtigen, die goede schilderijën opleverde. De winkels kwamen mij voor, niet veel te beduiden. Een groot Seminarium strekt der Stad beide tot nut en cieraad. Voor 't overige is Twer, even als Novogorod, ongevloerd; doch sommige straaten heeft men met boomen beplant. Naar de zijde van een der kleine Riviertjes ziet men tegen een groot Buitenhuis aan, met plantsoen omgeeven. De bevolking zal omtrent 15000 zielen bedraagen. Garnisoen heb ik er slechts weinig in aangetroffen. De Vrouwen draagen hier wederöm een zonderling hoofdtooisel, van welk de opening van onderen zeer smal is, doch van boven vertoont het een groot plat halfrond. Men vindt er van dit soort zeer schitterende, van Goudstof vervaardigd.
***
|
|