Eenige berichten omtrent het noorden en noord-oosten van Europa. Deel 3
(1805)–Johan Meerman– Auteursrechtvrij
Czarsko-Zelo met het Stedeken Sofia, Pawlovski.
| |
[pagina 391]
| |
is alles vlakte, en de Route loopt tusschen Berken- en slechte Dennenbosschen door, evenwel tot op zekeren afstand weggehakt. De Straatweg is niet te breed onderhouden, doch men rekent dat het leggen derzelve, even gelijk die naar Petershof, 25000 Roebels per Werst gekost heeft, zonder de Bruggen, de Marmeren Werstpaalen, en verdere vercieringen. Het Stedeken Sofia, indien het den naam van Stedeken verdient, in welk, in een op zich zelve staande Keizerlijk gebouw vlak bij den Tuin van Czarsko - Zelo, eene taamelijke, schoon duure, herberg gehouden wordt, wierdt eenige jaaren geleeden door Catharina aangelegd, doch de stichting van hetzelve schijnt mislukt te zijn: althans men ontdekt slechts hier en daar eenige ver uit één verspreide huizen en andere gebouwen, gedeeltelijk in een' uitvoerigen halven cirkel. Men vindt er een begonnen Winkel- gebouw, en eene geïsoleerde redelijk groote Kerk. Het aardigste van Sofia is een alleen geplaatste Group van een huls of tien aan elke zijde eener straat, welke niet ongelukkig in den smaak der oude Romeinsche Steden, gelijk de Basreliëfs en Schilderstukken er ons de tekening van nagelaaten hebben, gemetseld zijn. Men kan het schier als eene Tooneel- decoratie beschouwen, te meer daar zij van vooren breed is, naar de achterzijde wat smaller toeloopt, en ten gezichteinder eene Poort heeft. De huizen zijn vierkant, noch breed noch diep, maar in de hoogte opge- | |
[pagina 392]
| |
voerd; er behoort hier nog een kleine Tempel en een ronde Toren toe. Sofia staat onder een' Gorodschik, een soort van Stads - Opziener, op wiens Bureau ik mij meer dan eens, wegens postpaerden, heb moeten begeeven. Voor 't overige ligt er achter het Keizerlijk Paleis nog een Dorp, dat den naam van Czarsko - Zelo draagt. | |
[Paleis van Czarsko-Zelo]Dit Paleis, behalven de zijdegebouwen voor de bediening en dergelijke, bestaat uit een groot Corps - de - Logis met een' hulven cirkel van laagere vleugels van vooren, en dan uit een' zijdevleugel, welke naar den Tuinkant achterwaards heenloopt. Het Corps - de - Logis dagtekent van Catharina's I tijden, en de Bouwkunde van het zelve beäntwoordt aan den smaak, die toen alöm regeerde; het is naamentlijk van gebroken werk, van buiten gecouleurd en gepleisterd, en alles samen ondraagchelijk voor een oog, dat slechts de geringste oeffening heeft. Aan den zijde-vleugel daar en tegen, onder de overleeden Keizerin opgemetseld, ziet men eene goede ordonnantie; en hij onderscheidt zich vooräl door de aan deszelfs eind uitgebouwde Gallerij, waar van ik zoo eyen nader spreeken zal. Inwendig wordt men eerst in sommige Beneden- en Achter-vertrekken gebracht, waar van eenige voorheen de Suite van den Grootvorst Paul met zijne Gemaalin hebben uitgemaakt: doch, behalven een elegant Ameublement, vertoonen zij niets, dat eenige beschrijving verdient. Vervolgens wordt men ter Hofkapel ingeleid, welke insgelijks onder Cathari- | |
[pagina 393]
| |
na II gebouwd is, en op eene goede Architectuur kan roemen. Zij is geboiseerd met hout van eene donkere couleur, eenig verguldsel, en verscheiden taamelijk goede schilderijën. Een lange reeks van Apartementen van ouwerwetsche pracht wordt hier op doorwandeld, tevens met eene onmeetelijke Zaal, die de gantsche breedte van 't gebouw beslaat, doch naar deeze evenredigheid wat laag van verdieping is. Veel van dit alles heeft wit met goud, al dikwijls met te veel verguldsel, en met barocque vercierselen. In eene Kamer met Schilderijen is eene Courlandsche Hertogelijke Familie opmerkelijk, die Czaar Peter heeft laaten afbeelden. Een andere Kamer is geheel van Bernsteen. De groote Zaal, en een Vertrek naast dezelve, leveren ontsagchelijke Pyramides op van Porcelleinen stellen, en een hoope Spiegels. De vleugel der overleedene Keizerin, waar in zij meest den Zomer doorbracht, bestaat uit eenige Vertrekken en Cabinetten van den uitneemendsten smaak, pracht en elegantie, schoon er sedert haar dood veel kostbaarheden van daar naar Gatschina, het begunstigd verblijf van Paul, verplaatst waren. Onder de grootere Vertrekken vindt men er een, 't welk met Lapis Lazuli, en nog wel vrij massief, gelambriseerd is; 't Parquet en de deuren heeft men met Paerlamoer ingelegd, gelijk hier ook een speeltafeltje, van het zelfde glansrijk voortbrengsel vervaerdigd, bewaard wierdt; men ziet er tevens een paar aardige Chineessche Torens van Porcellein. Een ander Ver- | |
[pagina 394]
| |
trek is van zwart Lacq; weder een ander heeft Lyonsche behangselen. In de Slaapkamer en een Cabinet dat er toe behoort, heeft men de muuren geheel met tegels van wit glas belegd; blauwe of violette Pylasters met eenig goud, alles uit de Petersburgsche Glas - fabricq, dienen om het eenvormige te breeken, 't welk anders de wand - bekleeding ten gevolge zou kunnen hebben. Nog een Cabinetje heeft enkel Spiegelglas. Uit de Suite van deezen vleugel koomt men nu gelijks vloers, steeds evenwel op de tweede Verdieping, in de open lucht, en langs een' kleinen hangenden Tuin vindt men ter slinker zijde een op zich zelve staande gebouw van goede tekening, en uit drie afdeelingen saamgesteld, waarvan inzonderheid de twee Zijde - vertrekken prachtig zijn: het eene naamentlijk geheel van Jaspis, het andere van Agaat; de vercieringen bestaan uit Medaillons met gouden koppen. Men ziet er voorts eenige antique en moderne Bustes, eenig Mosaicq enz. De Middelzaal is Marmer, waarvan men in 't geheel in Paleis en Tuin eene groote hoeveelheid aantreft. Dit drieledige gebouw verlaatende, ontmoet men weder ter linkerzijde, en dus in eene voortgezette linie met de Vertrekken der Keizerin, nog altoos op dezelfde hoogte, de prachtige Jonische Colomnade, die ik een oogenblik geleeden noemde; de Balustrade derzelve draagt vergulde Borstbeelden; een Gallerij met vensters aan beide kanten vervult de ledige plaats die tusschen de rijën van Colommen | |
[pagina 395]
| |
in de lengte overblijft, doch van binnen bevat zij niets. Van dit en het voorige gebouw plagt men zich in het heete Saisoen somtijds tot Spijszaalen te bedienen. Langs een' fraai geördonneerden trap daalt men, aan het einde van dit plat, in den Tuin van Czarsko - Zelo neder; ter zijde vindt men er nog een' anderen, dien men schier af zoude kunnen rijden. Zwaare steenen Arcades draagen dit geheele uitgemetselde gevaarte, met al deszelss gebouwen. | |
[Paleis van den grootvorst aldaar]Op geen' zeer verren afstand van dit Slot had men, een jaar vóór den dood van Catharina, nog een ander Paleis doen oprijzen, voor den tegenwoordigen Monarch bestemd, gelijk hij er ook eens, in den laatsten Zomer van haar leven, en sedert nimmer, eene maand of drie gewoond heeft. Het is een op zich zelf staande zeer groot gebouw, uitwendig nog in de ruwe steenen. De Façade van den Voorgevel, welke eene dubbele rij Pylaaren heeft, keert zich naar een' achtenveg; de tegenövergestelde naar het reguliere gedeelte des grooten Tuins van Czarsko - Zelo. De Apartementen zijn van eene voortreffelijke evenredigheid, alle hoog en Vorstelijk, muuren zoo wel als Plafons met stoute Arabesquen geschilderd in den uitgezochtsten smaak; eenige Zaalen vertoonen Pylaaren van nagebootst Marmer, Statuën en ander Beeldhouwwerk, ingeleide Tafels, kleine Pylaaren van glas uit de Fabricq der Hoofdstad. Langs de Tuinfaçade heeft men drie Zaalen (de middelste half- | |
[pagina 396]
| |
rond) door opene Portiques met Colommen aan één verbonden, mitsgaders nog twee Vertrekken. Naar de Noordzijde loopt een lange reeks van groote Kameren, vol Prenten, Tekeningen, Gezichten enz., verscheidene van walken zeer fraai zijn, Guarengi is de Architect van het geheele; en hij heeft zich in der daad, tot de uitvoering, van de beste Ornament - Schilders bediend. Een zeer groot staalen Toilet van Tula, strekt tot verciering van eene deezer Kameren. | |
[Tuin met deszelfs gebouwen]Den aangenaamen en prachtigen Tuin, tegen welken de twee Paleizen aanstooten, treedt men, van de geheel tegenövergestelde zijde, door een' Marmeren Boog van goede tekening binnen. Terstond ter rechter hand ontmoet men een' dikken Toren van zeer zwaaren steen; van boven vooräl stelt hij eene Ruïne voor; en op een' stouten steenen Boog leest men met Slavonische letteren, dat deeze steen ter gedachtenis eener overwinning over de Turken opgericht is. Wanneer men den Boog is doorgetreeden, beklimt men den Toren langs een rondloopend steenen pad zonder trappen. Men geniet om hoog een voortreffelijk gezicht over den gantschen Tuin, het Stedeken Sofia, en de geheele streek. Ter halverwege van des Torens hoogte loopt een verheven weg langs de palissades, die de Plaats omringen, ep verëenigt zich weldra met een' laageren, die nu naar een heerlijk stuk water voert, in wiens midden een Eiland drijft, op welk een gebouw geplaatst is; uit een ander gedeelte van deezen onregel- | |
[pagina 397]
| |
maatig gegraavenen Vyver rijst een Columna rostrata. Behalven verscheiden. Schier - eilanden, die zijne boorden schilderächtig aftekenen, en banken, boogen, met meerdere kleinigheden, die ze vercieren: ontmoet men hier eerst een stuk of drie gebouwen in den Gothiquen trant, welke inwendig niet meer dan schuuren zijn; dan, ter linkerzijde, eene blauw Marmeren Brug in den trant van Palladio, en digt hier bij eene Pyramide van steen, naar die te Romen in 't klein gevolgd, welke C. Sestius ter eete wierdt opgericht. Zij zal omtrent vijf- en- twintig voet hoogte bedraagen; vier Pylaartjes, die men er liever van had af moeten laaten, staan aan de vier hoeken; van achteren wordt men verrast door drie wit Marmeren zerken van even zoo veel begunstigde honden van Catharina, en vooräl door het geestige grafschrift op één derzelven, waarvan ik mij niet heb kunnen weerhouden Copie te neemen, en ze thans, hoe zeer ik ze reeds ergens gedrukt gevonden heb onder deeze bladzijde mijnen Leezeren aan te bieden. Zij heeft, zo ik mij niet bedrieg, den Graaf van Segur, te dier tijd Fransch Ambassadeur in Rusland, tot DichterGa naar voetnoot(a). | |
[pagina 398]
| |
Tegen het eind van het stuk water ziet men een fraai wit gebouw, 't geen van binnen drie afdeelingen heeft; in 't midden staat eene schoone Statue van Venus, in de twee zijde - afdeelingen andere kleine Statuën en Pièdestallen. Achter het zelve heeft men wederöm in een Boch met reguliere Laanen een ander groot Pavillon en Dome doen rijzen, met vier armen kruisselings uitgetimmerd, 't geen echter, althans uitwendig, niet zeer voldoet. Aan deeze zijde ontdekt men nog een water met eene Cascade. Jammer is het, dat deeze voor 't overige zoo aangenaame Tuin, die de Engelsche Plaatsen volkomen te binnen brengt, afgebroken en bijna in tweeën gesplitst wordt door een' vuilen slechten rijweg, die vlak op het Kasteel aanloopt, naamentlijk op | |
[pagina 399]
| |
den uitsteekenden zijdevleugel der Keizerin, dien ik zoo even beschreeven heb. Tusschen denzelven en den achterweg is wederëm eene onregelmaatige partij met een Tuingebouw. Een fraai en groot stuk Gazon ligt achter den zijde - vleugel uitgespreid (gelijk er ook uitneemend onderhouden Gazon den grooten waterplas omringt), en een Obelisk ter eere eener andere overwinning over de Turken vindt zich hier geplaatst; digt bij denzelven ook nog een Altaar tusschen boomen, met een opschrift op Eer, Roem enz. Vervolgens komen nog drie Architectuur - stukken: een in den Chineesschen, doch Grotesquen smaak aan 't water; eene Japansche Zaal; en eindelijk een Sallon, naar eene goede ordonnantie gedecoreerd, met Borstbeelden van Marmer in 't rond. Hier omstreeks zwemmen tevens verscheiden kleine Eilandtjes in een rondöm dezelven stroomend water. Nader bij de Poort of den Boog, waar men het eerst door binnentreedt, rust een opene Rotonde op twee- en- dertig Colommen: doch de Dôme is veel te laag. Een buiten - omgang, aan de tegenövergestelde zijde, als die ik bij het inkomen volgde, cirkelt achter een groot stuk Velds heen. Alles, waar van tot hier toe gesproken is, vindt zich, behalven waar 't Paleis staat, in een vierkant palissaden - werk ingeslooten: doch boven den buiten - rijweg heen, die aan den overkant van Sofia langs den Tuin loopt, vormen een paar Poorten, welke tot Bruggen dienen, den overgang in een' anderen Tuin. Eene deezer Poor- | |
[pagina 400]
| |
ten heeft een klein Sallon van boven. Nog een ander Sallon met vier hooge trappen, en op twee elkaâr kruissende stoute Boogen rustende, vertoont zich hier vlak vooraan. De Tuin zelve, dien ik nu beschrijf, is een groot regelmaatig stuk met breede Laanen, en rechte Canaalen, over welke een paar Chineessche Bruggen aangelegd zijn. Het Theäter vindt zich hier geplaatst: een zeer groot Gevaarte met Gothique vensters; van binnen beduidt het weinig; de Zaal is klein, doch het Tooneel heeft eene goede lengte. Hier ergens heeft men ook een' Berg doen rijzen, die geheel bewassen is, en om laag met een staketsel omringd; men beklimt hem langs een spiraal pad, 't welk zoo langsaam naar boven loopt, dat men bijna eene halve Werst bewandelen moet, eer men de spits bereikt heeft; men kan zich intusschen deeze moeite ligtelijk spaaren, daar men om hoog, noch door eenig gezicht in 't rond, noch door iets merkwaardigs, schadeloos gesteld wordt. In de buurt van beide de Tuinen is naar de achterzijde nog een Japansch Dorp aangelegd, uit twee rijën bestaande, elk van vijf huizen, vrij ruim, en van buiten in den smaak van dat Asiiitisch Rijk, niet onaardig geschilderd. Van binnen schijnen zij nette, modern gemeubelde Vertrekken te bevatten. Aan 't eind moet men nog een' Japanschen Tempel of iets van dien aart hebben willen bouwen, die echter onvoltooid gebleeven is. | |
[Pawlovski]Paulowski is slechts op een' afstand van vijf | |
[pagina 401]
| |
Wersten van Czarsko - Zelo verwijderd; de Keizerlijke Familie had hier nog in dien zelfden Zomer eene maand of drie vertoefd, terwijl zij zich in 't Najaar naar Gatschina, wat verder afgelegen, en Pauls gelief koosd verblijf, begeeven had: 't geen mij verhinderde dit laatste, schoon, beide ten opzicht van Paleis en Tuin, der beschouwing grootelijks waardig, te bezoeken. Bij Pawlowski, 't welk thans door de Keizerin Weduwe geduurende het gunstig Jaar - saisoen bewoond wordt, ligt tevens een klein Fort, en een Plaatsje van den zelfden naam. De Tuin is zeer uitgestrekt, en wierdt nog geduurig naar alle zijden vergroot. De grond is bergachtig gelijk men ook het Slot zelve op eene hoogte heeft opgemetseld, met een Dal van vooren, door welk een stroomend water vloeit, dat zich langs twee zijden van het Paleis heen slingert. Wanneer men het hek van den kant des wegs binnentreedt, ontmoet men eerst eene gewoone Engelsche partij, en een groot gras - stuk, met eene ovaale opene Colomnade op het zelve van twee Pylaaren dik, en, binnen in, eene goede Statue van Apollo van verguld Bronze. Eenige belommerde paden brengen vervolgens naar een Dal, het welk insgelijks door water vervrolijkt wordt; en hier heeft men een' ronden witten Tempel met Colommen geplaatst, dien men, niet tegenstaande hij te veel in de laagte ligt, evenwel van het Slot en van verscheiden kanten ontdekt; hij is intusschen slechts maatig uitgevallen. Na aan de overzijde | |
[pagina 402]
| |
van het Dal een' met Dennen en Berken begroeiden Berg beklommen te hebben, ontmoette ik eene zeer fraaije groote en ovaale Tent, vlak over het Paleis geplaatst, inwendig met Trophaeën, en vier helmen er boven op, beschilderd; in eenige verdere wandelingen langs den rug deezes Bergs bespeurt men ook een fraai Grafmonument, 't welk Pauls Gemaalin voor eene haarer Zusteren had opgericht; vervolgens een rond vak met Apollo en de Musen; hier en daar verscheidene andere Statuën, en tegen 't eind een gezicht in de laagte op eene Cascade, en op de aangenaame omliggende streeken, doch die men alle in Tuin schijnt te willen herscheppen. Ook hier ontbreekt het aan geene Ruïnes, en andere gebouwen van verciering. Niet ver van de Tent heeft men in een' hoek nog een Theäter geplaatst. De Façade heeft niets, dat zulk een gebouw verraadt. Zij biedt twee Nissen naast den hoofdïngang aan, met twee bekende Groupen, elk van twee figuuren in Marmer. Van binnen is deeze Schouwburg niet groot. Eindelijk ziet men digt bij het Slot nog een elegant, laag gebouw, met Voliè res en een' Bloemhof daar achter. De Gevel van het Paleis naar de Tuinzijde heeft niets buitengewoons. Het vormt een Corps - de - Logis met twee ronde vleugels. De Voorgevel daar en tegen, die op het Terras uitkoomt, met de Valleij, van welke ik te vooren gesprooken heb, in de diepte, behaagt iets beter. Het inwendige van | |
[pagina 403]
| |
het gebouw verdient de hoogste oplettenheid, en levert meenigvuldige bewijzen op van goede Architectuur, van Decoratie, smaak en pracht. De Beneden-kamers zijn eenvoudig; doch in de talrijke Suite van Boven - vertrekken treft men eene verbaazende meenigte aan van fraai anticq en modern Beeldhouwwerk, kostbaare meubelen, eene groote tafel van Malachiet; een rond tafeltje, geheel uit die stukken Lumachelli saamgesteld, die men weet dat zulke schitterende verwen van zich doen afstraalen; Lyonsche behangselen, een Toilet van Porcelein, 't geen een geschenk van Louis XVI geweest is, van den uitmuntendsten arbeid, en met de portraitten, op een paar der stukken waar uit het saamgesteld is, van deezen Koning en zijne Gemaalin; nog een ander Toilet, uit de Staal - fabricq van Tula, doch iets kleiner dan 't geen waar van ik bij Czarsko - Ze1o gewag maakte; voorts veel Glas, Porcellein, Pendules, Commodes, ook ergens een van die ingelegde houten tafeltjes, welke de Russische boeren, in eenige Provintiën van het Rijk, niet zonder vernuft weeten te vervaardigen. Van de toen regeerende Keizerin zag men hier veelerlei uitmuntenden arbeid, onder anderen een paar Tempels met Colommen, uit Yvoor gedraaid; eenige Camoeën of gemodelleerde Basreliëfs; ook eenige Schilderijën in den smaak van Angelica Kauffmann, als groote Miniätuuren. Een der Vertrekken is met prachtige Marmeren Pylasters omringd, welke met Arabesquen | |
[pagina 404]
| |
beschilderd zijn. Ik meen dat dit in Italiën gegeschied is. Men vondt zich genoodzaakt er een' enkelen in Rusland bij te schilderen: doch het onderscheid laat zich spoedig ontdekken. Men vindt in dit Paleis nog eene fraaije Kapel, eene ronde Troonzaal van den Keizer, eene andere van de Keizerin, door eene derde lange Zaal aan elkaâr verbonden: alle schoon gedecoreerd. Een heerlijk stuk is hier ook een ronde Zomer - eetzaal met een' Dôme, die alleen door een Venster van boven het licht vangt; men heeft aan dezelve, gelijk aan het geheele gebouw, veel Marmer te koste gelegd. Een lange Gallerij, welke geboogen loopt, en één' der beide vleugelen uitmaakt, hangt, zoo wel als een paar andere Vertrekken, vol van Schilderijën, die de vallende duisternis mij verboodt nauwkeurig genoeg te onderzoeken. Verscheiden stukken evenwel droegen de tekenen van een meesterlijk penceel. Onder de nieuweren onder anderen bevondt er zich een van Mengs.
* * * |
|