| |
| |
| |
Petershof, Oranjenbaum.
Maart 1800.
[Weg naar Petershof. Stad, tuin en paleis]
Deeze beide Keizerlijke Lustsloten naar de zijde van Riga, en Czarsko - Zelo met Pawlovski naar die van Moscou, zijn de eenigste voorwerpen geweest in den omtrek van Petersburg, die de omstandigheden mij veröorloofd hebben te bezichtigen; de twee eersten zelfs lagen toen nog onder den sneeuw bedolven.
Van den weg naar Petershof heb ik reeds gedeeltelijk gesproken. Men rijdt hem in een uur of twee, steeds over eene goede Chaussée, en meest over vlakte, met Buitenplaatsjes, vooral op de eerste helft, aan beide zijden, waarvan verscheidenen maar voor éénen Zomer verhuurd worden, en die, bij den popächtigen aanleg van sommigen, al veel slechts houten gebouwen Vertoonen. Zij vormen nog al eenige aanspraak op Architecluur, doch nauwelijks zijn er een paar onder, die iets weezentlijk treffends hebben, en eene zuivere tekening opleveren. Een Klooster, en het vervallen gebouw van Strelna, ziet men op de rechterhand liggen. Het Stedeken Petershof heeft niets dan eene enkele breede rij van laage houten huizen van ééne verdieping, die men beweerde, dat in den volgenden Zomer in hoogere huizen
| |
| |
van klinkers stonden verändetd te worden. Er betindt zich hier een Slijp - fabricq van fijne steenen, welke aan de Kroon toebehoort, en waar men tevens, in eene glazen conpositie, edele gesteenten van allerlei verwen nabootst; De afweezenheid des Directeurs, die het verzegelen van het Magazijn, om diefstallen te verhoeden, ten gevolge had, verhinderde mij het zelve te bezoeken. Wanneer men het Plaatsje ten einde is, gaat men ter rechter zijde langs den achtermuur van den ouwerwetschen Tuin achter het Slot, die een langwerpig vierkant uitmaakt, op een' iets hoogeren grond ligt dan het andere gedeelte van den Tuin, en met een' muur omringd is. In 't midden ziet men een hek voor eene breede laan, welke vlak op het Slot neerkoomt, en allerlei Fonteinwerken, Groupes vau Neptunus en de Nereïden met meerdere beelden vertoont. Dennen en ander geboomte rijzen in deezen Tuin, doch de Linden zijn mij voorgekomen niet aan hunne vermaardheid te beantwoorden. Buiten denzelven ontdekt men Dennenbosschen, en op geen' grooten afstand een vrij uitgestrekt Paleis, door Catharina opgericht, en van een' zeer wel aangelegden Tuin, zoo men mij verzekerde, verzeld; doch Paul had dit Paleis, gelijk meer gebouwen zijner Moeder, in Casernen omgeschapen. Aan de tegenövergestelde of Noordzijde loopt een Terras voorbij het Hoofd - Slot, 't welk in den weg van hier naar Oranjenbaum zijne voortzetting vindt, na dat men den gemuur- | |
| |
den Tuin om de helft heeft omgereeden, terwijl men als dan nog verscheiden huizen, en de Stadskerk, die van binnen weinig beduidt, voorbijgaat. Beneden dit Terras, en den weg van welken ik spreek, ziet men nog deels een Park met Dennen, deels Tuin, waaröver, zoo wel als over den Engelschen; de sneeuw mij verboodt een oordeel te vellen; dit Park strekt zich uit tot aan de Zee, en moet nog een gebouw bevatten, door Peter I bewoond, en een ander onder den naam van Monplaisir: doch onderricht wordende, dat
zij weinig betekenen, en boven dien niet zeer veel tijd over hebbende, bepaalde ik mij enkel tot het groote Slot. De Architectuur van het zelve is niet uitneemend bevallig, en vertoont eene lange reeks van op elkander volgende Vertrekken, met een paar vleugels op dezelfde rij, waar van de eene de Kapel uitmaakt. Het merkwaardigste in dit gebouw kwam mij voor de Keizerlijke Slaapkamer te zijn, die de gantsche beedte van het Slot inneemt. Een soort van Alcove naamentlijk, waar in het Ledikant geplaatst is, scheidt van elkaâr en verëenigt tevens de twee kameren, die hier; gelijk overäl, de breedte van het Slotgebouw uitmaaken. De Keizerin heeft haar Apartement naar de Zuid-, de Keizer het zijne naar de Noordzijde; de beste Chineessche smaak heeft bij de behanging geheerscht, en het geheele Ameublement is van veel elegantie. Alles dagtekent er nog van den tijd van Catharina. In Pauls Apartement stond een soort van meubel, om er zijne
| |
| |
Kroon op te plaatsen. Ter zijde wordt men in een Cabinet gevoerd, 't Welk Peter I heeft laaten boiseeren, terwijl hij zelf op het hout goed Sculptuurwerk gebijteld heeft. Voor en na het dubbele Apartement, vindt men een paar Kameren van zwart Chineesch verlakt. Op eene eenvoudige doch wel geevenredigde Spijszaal volgt een groote Dans - zaal, die de Keizer tot eene Troon - zaal had verëdeld, en er dien van Elisabeth in had laaten oprichten. Nu komen drie zeer belangrijke Vertrekken: het ééne bevat 360 aan elkaâr verbondene Schilderstukken, door het zelfde penceel vervaardigd, doch niet van ééne grootte. Alle zijn het weezentlijke of Fantaisie - Portraitten van lieden van verschillende Sexen en jaanen, in veelerlei houdingen, sommige daar onder zeer treffend. Meestcrstukken zijn deeze Schilderijen niet, doch evenwel niets minder dan onäardig. De beide andere Vertrekken zijn behangen met zestien stukken van de overwinning der Russen over de Turksche Vloot bij Tschesmè; ik meen dat zij de oorspronkelijken van Philip Hackert zijn, na dat men het schip, waar van ik boven sprak, vóór Livorno voor hem had in de lucht laaten springen. Alle liggingen der Vloot, vóór, geduurende en na den Slag, zijn in deeze reeks van Historische Schilderstukken afgebeeld; het water is in eenigen derzelven, en verscheiden tooneelen van schipbreuk in anderen voortreffelijk uitgevallen; in 't geheel zijn de stukken van eene stoute uitvoering, en voor de geschiedenis van Rusland van gewigt.
| |
| |
Een andere groote Dans - zaal in dit gebouw, welke die der Kooplieden heet, waarschijnlijk voot Masquerades, kan afzonderlijk begaan worden.
Een berg- en bosch- achtige streek, met Plant soenen aan de rechterzijde beneden den berg, welke zich tot aan de Zee uitstrokken, terwijl men op de linkerzijde tegen andere hoogten aanziet, insgelijks beplant, en hier en daar met gebouwen, voert, nu in omtrent een uur naar Oranjenbaum. Van tijd tot tijd heeft men op de Zee zelve, die slechts een Werst of zeven verwijderd is, en op Cronstadt aan den overkant, het gezicht; men reedt over het ijs te dier tijd ook van hier daar heen: doch van welke zijde men had mogen komen, zoude men er zonder Pas ninmer binnen gelaaten zijn.
| |
[Oranjenbaum. Slot, tuin en tuingebouwen aldaar]
Oranjenbaum is een nog kleiner Plaatsje dan Petershof. Het heeft eerst aan de Mentzikows toebehoord, van welken het Peter III ter kwaader unre overnam: daar het een al te uitgerekt verblijf op dit Kasteel geweest is, 't geen hem van Kroon en leven beroofde. Het Slot heeft geene zonderlinge groot te, en, behalven de Offices, slechts ééne verdieping; de Architectuup is onäangenaam, en van dat gebroken werk, 't welk de Ouden niet gekend hebben. Ter zijde loopen halfronde Gallerijön, op welke Kamers uitkomen voor het gevolg, met berceaux van traliewerk van boven. Zij verëenigen zich daarna met dergelijke zeer lange Gallerijën, die aan beide kanten een groot Voorhof verzellen; aan 't eind is een muur, en het hek vlak over het
| |
| |
hoofdgebouw. Een groote vergulde Kroon strekt aan dit, en de overige Keizerlijke Sloten, tot het bovenste cieraad des Dome. Van achteren heeft het gebouw een soort van Terras, onder welk de weg heenloopt, en van het zelve 't gezicht onmiddelijk op Cronstadt: doch ook aan deeze zijde beduidt de Façade weinig. Inwendig had men alles, kort eer ik het bezichtigde, voor den oudsten Grootvorst, den tegenwoordigen Monarch, veränderd, met nette plafons en goede zijdene behangfels. Hij had het toen echter nog niet bewoond, en ik twijffel of dit sedert geschied zij. De Vertrekken, zoo klein als groot, loopen regulier en wehodoor elkander. Verder westwaards rijst nog een ander gebonw, 't welk niet gotoond wordt, en, zoo ik meen, Peter III tot Stichter heeft. Een derde had Catharina tot Stichteres, en konde zich op eene iets betere Architectuur beroemen. Het was rondächtig, en klom eenigermaate als een Toren om hoog, met een Vertrek of drie boven elkander. Op het dak geniet men een voortreffelijk gezicht; in de laagte ontdekt men een Theäter en de broeikassen. Achterwaards valt het oog op Bosch met uitgehakte laanen; en de Plantagie, welke in haare muuren ligt, schijnt ouwerwets, en dus regelmaatig. Aan dit Toren - gebouw is een Ysberg vast, om er van af te glijden. Hij vormt. een Parallelogram met Colomnades aan beide kanten, en een' muur en poort aan 't eind; de lengte van het geheele kan wel drie vierde van eene Werst zijn.
| |
| |
Van het dak naamentlijk loopen drie glijbaanen schuins in de laagte; des Zomers rolt men er met wagentjes, welker spoor tusschen balkan ingeslooten is, om laag, des Winters, met sleden; de helling der baanen is verschillende; de middelste vordert de meeste onvertsaagdheid, of liever het sterkste hoofd: eerst gaat zij snellende naar beneden, dan weder, door de kracht der eerste vaart, over een' heuvel heen, dan daalt zij op nieuw in eene laagere streek, en zoo geraakt men in een paar minuuten aan het eind. De twee zijdebaanen loopen veel glooijender af, hebben geen hoogtens tusschen beiden, doch brengen ook zoo ver niet als de middelste. Van de uitwerking konde ik voorts niet oordeelen, daar alles met ongebaande sneeuw overdekt was. Een oud soldaat, die mij den Toren liet zien, en reeds ten tijde van Anna en Iwan gediend had, had zich te Oranjenbaum bevonden, toen de voor Peter zoo noodlottige omwenteling plaats greep; doch wist er voor 't overige, weinig van te berichten, dan algemeene dingen, gelijk de talrijkheid de benden, die den Monarch kwamen opzoeken, en dergelijken. In 't midden van den Tuin ontmoet men nog een gebouw, door Catharina, zoo ik meen, als Grootvorstin bewoond. Het is vol Chineessche meubelen, heeft twee Zaalen tot vleugels, en voorts, in den smaak van het oudere woongebouw, een hoope regelmaatige door elkander loopende Kamers en Cabainetjes. Men ziet er één Vertrek, met wit Git behangen, en dit Git
| |
| |
weder met Chenille geborduurd. De grond is met een ruw Mostaicq overdekt, 't welk Rtïnes van gebouwen of van een soort van Stad verbeeldt. Martino, een Augsburgsch Kunstenaar, vervaardigde het in 1760 van een glasäartige compositie van allerlei couleuren. Drie tafeltjes, uit de Petershoffche nagebootsten - Steen - fabricq, waar van ik zoo even sprak, stelden, op de wijze van het Florentijnsch Mosaicq, op hun blad, liggende boeken, en verscheiden andere dingen voor.
|
|