Eenige berichten omtrent het noorden en noord-oosten van Europa. Deel 3
(1805)–Johan Meerman– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||
St. Petersburg.
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||
spraak, de schoonste en regelmaatigst aangelegde: waartoe haare jeugd zelve (want wat is een eeuw op het bestaan van eene Stad?) niet weinig bijdraagt. Haare rechte en breede straaten, de talrijkheid haarer Paleizen en andere goed gebouwde huizen; de groote tuinen, die er zich insgelijks in meenigte in vertoonen, haare Markten en uitwendige vercieringen van veelerlei aart; de trotsche Newa eindelijk, die midden door haare Vesten heenloopt: alles werkt mede om een' vreemdeling in opgetoogenheid te brengen over het geen zijn oog, waar hij het dan ook heen mag wenden, treffends en bevalligs ontmoet. De eenigste Poort, die zij aanbiedt, is die naar de Rigasche zijde, welke hoog, stout en tevens eenvoudig is. Aan alle andere zijden heeft Petersburg alleen Barrières. De Stad verdeelt zich in drie hoofdgedeelten, van welken het Zuidelijke van de twee Noordelijken door den voornaamsten arm der Rivier, na dat deeze van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||
het Zuiden naar het Westen zich in een' sterken elleboog gekromd heeft, wordt afgescheiden: terwijl de beide anderen op Eilanden liggen, en zoo wel van elkander, als van het Quartier van Wiburg, dat mede tot het Noordelijke Petersburg behoort, door twee mindere armen des Strooms gesplitst worden. Het Zuidelijke Petersburg is met het Noordelijke door twee Bruggen (thans, zoo ik meen, door drie) verbonden; de Eilanden en't Wiburgsch Quartier hangen insgelijks door een paar Bruggen aan elkaâr. De lengte der Hoofdbrug is van 130 Vademen, en zij bestaat uit een- en- twintig Schepen, en twee Ophaalbruggen. Deeze Schepen, zoo wel als die der andere Bruggen, hebben ieder twee ankers, en liggen zeer digt bij een, behalven waar de doorvaart is. Alle de Bruggen kosten zeer veel onderhoud; die naar het Quartier van Wiburg moet zelfs, wegens de geduurig overrijdende Artillerie, van jaar tot jaar geheel vernieuwd worden. Des Winters blijft er slechts de enkele, die op Wasili-Ostrow voert, liggen. Dezelfde Schepen, die er des Zomers drijven, en op welken het plankwerk waarop men gaat of rijdt gevestigd is, worden slechts, tegen dat het ijs zich begint te vertoonen, voor zoo veel dagen weggenomen, als dit noodig heeft, om zich volkomen vast te zetten, en het gewigt van rijtuigen en dergelijken te draagen. Bij den dooi wordt daarna het zelfde, herhaald. De Zuidelijke Stad formeert met haare Voorsteden een' stouten halven cirkel; en even gelijk een Gracht of drie in | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||
het insgelijks halfronde Amsterdam steeds een' grooteren kring om een' kleineren maaken: zoo stroomen er ook te Petersburg een water of drie op dezelfde wijze door dit hoofdgedeelte van haar samenstel heen. 't Is eerst, van buiten afgerekend, de schoone en zes Wersten lange Fontanka, met haare vijf. Granieten Bruggen, en het ijzeren hek langs beide de kaaijen aan de waterzijde, die de grenslijn tusschen de Stad zelve en tusschen haare Voorsteden uitmaakt; alleenlijk zijn hier de huizen op sommige plaatsen nog niet zeer dik gezaaid. Het Catharinen-Canaal, door de overleedene Keizerin, zoo wel als de Fontanka, gegraaven, en insgelijks met eene fraaije ijzeren Balustrade en met steenen Bruggen vercierd, 't geen onnoemelijke sommen gekost heeft; en dan de Moika, waar alles nog in 't hout is: de beide laatsten evenwel minder regelmaatig dan de eerste: cirkelen zich weder binnen dezelve, en hebben alle samen de Newa tot het koord van hunnen boog. In 't midden staat aan dien trotschen Stroom het lange, doch smalle en onäanzienlijke Admiraliteits - gebouw van klinkers, met een rood pannen dak binnen zijne aan de drie landzijden opgeworpene Wallen, en strekt der Stad hier gewis tot geen bijzonder cieraad: zelfs niet door den gouden spitsen Toren, die uit het iets hoogere witte middel-gevaarte koomt uitsteeken. Op de Werf van achteren vindt men altijd een Oorlogschip of drie op stapel, welke des Zomers afloopen, en dan over Kameelen naar Cronstadt ge- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||
voerd worden: terwijl men hier wel schepen herstelt, maar geene geheel van aanvang af gewoon is te timmerenGa naar voetnoot(a). Indien men hier omtrent eene andere inrichting treffen, en de gantsche Admiraliteit van Petersburg om ver werpen konde, zou de Stad er veel door winnen, daar dan de heerlijke Kaai langs de Newa van het eene einde tot het andere onäfgebroken zou kunnen voortgezet worden: terwijl men nu, waar de eerste ophoudt, niet dan langs een' grooten omweg het begin der andere bereiken kan. Samen bedraagen de beide Kaaijen thans de lengte van 1650 vademen of omtrent drie Wersten; en langs het water zijn zij met een prachtig Parapet en muurtje van Graniet, en van afstand tot afstand met trappen tot aan het water vercierd. Die aan de rechter zijde, wanneer men naamentlijk uit de Admiraliteit op de Rivier ziet, vertoont terstond het Winterpaleis met de Heremitage. Het eerste, 't welk men in 't vierkant rond kan gaan, dagtekent van het einde van Elisabeths regeering, en is zeer uitgestrekt en hoog, met één groot, en meerdere kleine Binnenhoven: doch het heeft eene zeer onäangenaame Bouwkunde. Van vooren koomt het op eene groo- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||
te maar onregelmaatige plaats-neder, op welke men het gezicht uit het Slot heeft zoeken te verfraaijen, door tegen over het zelve eene aanëenschakeling van drie gebouwen, die een' schoonen quart cirkel formeeren, te doen oprichten. Ter zijde staat het nette Exerceerhuis, waarvan de Voorgevel, hoe wel smal, geene verwerpelijke ordonnantie heeft: eene Tempeldeur naamentlijk in eene groote Nis, met het cijffer van Paul I, een' Griekschen II, doch met een' cursieven trek, en het I er los binnen in; en dit Cijffer, of wel het Wapen, met dat van Maltha in 't vervolg er boven, pronkt op alle Keizerlijke gebouwen. Boven op het Winterpaleis waait op een' stang de Russische Vlag, terwijl men de Maltheser op een' hoek van de Admiraliteits Wal had laaten wapperen. De drie Heremitage-Gebouwen, wanneer men nu de Kaai vervolgt, hangen met het Hoofdgebouw van 't Winterpaleis door boogen samen. Het middelste is groot maar eenvoudig; de beide anderen hebben eene fraaije Architectuur met Colommen tusschen de vensteren der tweede verdieping; het laatste derzelven, of het Tooneel, vertoont van buiten eene groenächtige verwe. Alle rijzen zij met het Slot tot dezelfde hoogte, en ze verëisschen gewis een quartier uurs om ze in 't vierkant rond te gaan. Op de Heremitage volgen eene reeks van woongebouwen aan bijzondere lieden toebehoorende, en doorgaans fraai getekend, sommige met Colommen, andere met Balcons, alle van verschillende ordonnantie en couleuren. Dan ver- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||
heft zich het Marmeren Paleis, 't welk geïsoleerd aan deeze Kaai staat, iets hooger dan al het overige; ik zal van het zelve daarna afzonderlijk spreeken. Daar achter, en achter nog verscheiden andere huizen, ligt een uitgestrekt Plein; 't welk de gantsche lengte van den Zomertuin inneemt, en op welk somtijds Vuurwerken zijn afgestoken. Thans heeft men hier aan de ééne zijde een' Obelisk voor Romanzow opgericht, met de letteren: Rumanzowa Pobedem (Romanzows Overwinningen), met Trophaeën boven het Voetstuk, doch die wat ver naar buiten steeken. Zij zijn wit, de Obelisk zelve van gemengde couleuren; het Pièdestal, meen ik, is van Graniet. De Zomertuin onderscheidt zich meer door zijn uitmuntend ijzeren hek naar de Rivierzijde tusschen zes- en- dertig Granieten Colommen, elk van drie voeten middellijn, en deszelfs verguldsel, dan door zijn' aanleg, die ouwerwets is, en bij eene niet zeer aanmerkelijke lengte, en nog mindere breedte, weinig verscheidenheid aanbiedt. Ik heb hem echter nauwelijks anders dan besneeuwd gezien, en de beelden, die hem des Zomers moeten opluisteren, overdekt. Voorbij dien Tuin, en de plek, waar de Fontanka zich met de Newa verëenigt, loopt de Kaai, die ik beschrijf, nog tot het schoone Tuighuis toe, 't welk veel Architectonische vercierselen draagt, doch sedert eenigen tijd niet meer gezien wierdt; daarna brengt eene breede straat voorbij het Taurische Paleis, tot dat men bij het Freulen-Stift weder aan de zich nu | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||
reeds gekromd hebbende Newa stoot, en aan deeze zijde het einde der Stad ontmoet. Eer men de Kaai ter linkerzijde van de Admiraliteit betreedt, gaat men eerst over die schoone plaats, die, wanneer men naar de Rivier gekeerd staat, de Isaacskerk van achteren heeft, de groote Brug van vooren, het Senaats-Paleis, een der fraaiste gebouwen van de Stad, ter linkerzijde, en in 't midden de voortreffelijke Statue Equestre van Peter I, in Bronze, door Falconet. De geschiedenis der vervoering eenes ijsselijken Granietklomps, om tot Pièdestal van dezelve te dienen, is ten overvloede bekend: gelijk men ook weet, dat het paerd in eene klimmende houding op het zelve geplaatst is: doch niemand, die hier over doordenkt, zal zich ontveinzen kunnen, dat, zo daarbij niet de behoorlijke evenredigheid wordt in acht genomen, het paerd met zijnen Ruiter zich of verliest op de al te groote Steenrots, of, zo de laatste te klein gekoozen is, de gantsche zaak belagchelijk wordt. Dit laatste is hier het geval. Nimmer heeft mijn oog zich kunnen gewennen aan de onbeduidende Massa, die het Dier onvoorzichtig genoeg geweest is, zoo 't schijnt, om te durven bestijgen; en die nog daarënboven zoo slecht is afgebijteld, dat de Steenhouwer nooit eene Rots in de natuur moet gezien hebben. Immers, behalven dat de geheele form van den steenklomp niet voldoet, zoo is de plek, waar de pooten van het paerd naar boven willen, als een redelijk stijle lessenaar gehakt: zoo dat men, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||
vooral in den sneeuwtijd, ieder oogenblik beschroomd is, dat het Ros, bij al zijne ontvertsaagdheid, met den Keizer tevens, dien het draagt, naar beneden zal glijden. Men beschuldigt den Beeldhouwer de schoone Graniet-massa, die men hem leverde, en die wel op een derde verkleind is, met opzet zoo ontluisterd te hebben, om alle oogen op zijnen arbeid, die inderdaad een meesterstuk is, en niet op dien der Natuur te doen vallen. Bij dit alles koomt nog, dat het soort van Graniet, waar uit de Rots vervaardigd wierdt, zoo week is, dat het niet lang duuren zal, en op veele plaatsen reeds door den regen en de vochtigheid sterk is aangetast. Voor 't overige staat op de Rots met gouden letteren in 't Russisch en Latijn: aan Peter den Eersten Catharina de Tweede. De gantsche onderneeming heeft nog geen halve Millioen gekost. De Kaai, waar het Senaats-Paleis tevens den hoek van uitmaakt, is in denzelfden smaak als de voorige, en heeft insgelijks fraaije gebouwen van allerlei soort; aan 't eind is een Scheepstimmerwerf voor de Cameelen, van welker gebruik ik zoo even melding maakte. Voor het Admiraliteits-gebouw naar de Stads zijde vertoont zich wederöm eene uitgestrekte langwerpige ruimte, onder anderen door het prachtige Samoilovsche Paleis vercierd. Het Torentje dier zefde Admiraliteit strekt tot een middelpunt, waaröp drie straaten neêrkomen, die de gantsche Stad en haare Voorsteden doorsnijden. De fraaiste en breedste daar van, en zekerlijk eene der schoonste straaten van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Europa, is de Oostelijke zijdestraat, welke den naam van Perspectief van St. Alexander Newski draagt. Zij haalt eene lengte van over de vier Wersten. Na reeds in vroeger tijden eens met boomen te zijn beplant geweest, die men weder weggenomen had, wierdt zij, even vóór mijn vertrek, op nieuw met vier reiën, twee aan elke zijde, deels Berken, deels Linden bepoot; en, zo ik mijn gevoelen hier over uiten mag, bedorven: terwijl de grootsche uitwerking van het geheele, en het gezicht der huizen, er door verlooren zullen gaan. Deeze bepooting geschiedde met eene verwonderlijke schielijkte. Het was nog vóór den dooi; men hakte enorme vierkanten gaten, in welke men geheele houtstapels stookte (ieder gat was aangenomen voor veertien Roebels); en toen de aarde hier door verzacht was, zettede men er de boomen in, met een' even vreesselijken klomp bevroozene aarde er aan vastgehecht. In deeze Perspectief staat het schoone, nieuwe, witte Kourakinsche Paleis, doch in het genot van welk de Eigenaar, weinige maanden na de voltooijing, door zijne ballingschap gestoord wierdt; voorts het ouwerwetsche Paleis van Strogonow, de Casansche, Roomsche en Armenische Kerken, het gebouw der Winkelen, en het Anitschkische Paleis, thans het zoogenaamde Cabinet, met deszelfs Tuinen: behalven eene meenigte winkels van allerlei soort in bijzondere huizen, doch deeze bijna allen door vreemdelingen gehouden. De straat vervolgt zich een aanmerkelijk einde door de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||
stad, tusschen beiden langs groote Pleinen, of plaatsen waar Markt gehouden wordt, Wielemaakers Quartieren, en ook met boomen bewassene plekken: tot dat hij eindelijk zich een weinig ombuigt, om op het Alexander-Newskische-Klooster neder te komen. De beide andere Perspectieven, of straaten die op den Admiraliteits Toren antwoorden, zijn smal, doch hebben mede verscheiden goede gebouwen. De Westelijkste neemt een' aanvang achter het groote doch onregelmaatige Plein der Isaacskerk. Het Condésche Paleis vertoont zich, wanneer men er een weinig in gevorderd is, en maakt een' hoek met de Kaai der Moika. Ik weet niet, of Paul aan dit gebouw veel heeft heeft laaten veränderen, toen hij het aan den Vorstelijken Vluchteling met meer andere bewijzen van de edelmoedigste gastvrijheid ter huisvesting aanboodt: doch het heeft iets overgenomen van de Architectuur der meeste Hôtels in Frankrijk. Ik zal mijne Leezeren de verveeling spaaren, van de overige straaten met mij te doorwandelen. Ik merk alleenlijk op, dat er zich nog meerdere groote Pleinen ter zijde in de Stad bevinden: dat van de Comoedie onder anderen, schoon dit gevaarte, 't welk meer naar een Kasteel dan naar een' Schouwburg gelijkt, het zelve niet verfraait; ik meen zelfs dat het sedert reeds door een ander Tooneel vervangen is. Van verre koomt hier ook de Matroozen-Kerk op neêr, in haar met Berken bewassen Kerkhof, en met haar schoonen Zijde-toren. Van alle kanten, in de Stad zoo | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wel als in de Voorsteden, inzonderheid op de Fontanka en de verdere Grachten, rijzen nog fraaije zoo openbaare gebouwen als wooningen van bijzondere lieden, en enkele, doch weinige goede Kerken. Het nieuwe, en toen ik Petersburg verliet nog niet voltooide Paleis van St. Michaël, koomt met zijne eene zijde op de Fontanka neder, terwijl de de daaräan stootende Tuin met den Zomertuin een' rechten hoek maakt. Het gebouw der Bank in eene straat, die naast het Winkel-huis een' aanvang neemt, is bijna het bevalligste van Petersburg. Een groot Corps de Logis met verscheiden Colommen wordt door twee Colomnades aan twee vleugelen verbonden, die naar de straatzijde uitsteeken, en ook beiden eene goede Architectuur met Pylaaren naar deeze zijde opleveren; een schoon hek verbindt de twee vleugels. Zoo is het uitgestrekte Paleis, daar toen de Orde van Maltha haare zittingen hieldt, insgelijks een weezentlijk cieraad voor deeze straat. Het heeft mede een hek en Bassecour vóór zich. Weder op eene andere straat koomt door een open hek de schoone Tuin uit van het Joussoupoffche Paleis. Naar den Westelijken of Zeekant vertoont zich niets merkwaardigs, en dezelve wordt weinig bewoond. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Van Wafiliostrow]Ik begeef mij nu naar de overzijde der Rivier. Wasiliostrow, het Westelijkste Eiland aan deezen kant, is in den form van een driehoek gebouwd. Aan de punt staat, zonder eenige eisschen op pracht, de Academie der Weetenschappen, met | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de onvoltooide en verlaatene Beurs. Het zoude een rond gebouw geworden zijn, met twee platte Façades, en eene derzelven met Colommen; en men zoude van daar door de Gallerijën en Arcades van een ander gebouw, waar thans verscheidene Collegiën hun locaal hebben, naar de Douane en pakhuizen hebben heen gewandeld: doch men begreep daar na, dat deeze afstand nog te groot was: dewijl alle koopen op de Beurs geschieden, en men samen, eer het Contract geslooten wordt, de goederen op de Douane zelve, en in de pakhuizen, 't welk alles bij één ligt, telkens gaat onderzoeken: behalven nog, dat het opklimmen van zoo veel trappen, als naar het binnenste van dien Tempel des Koophandels heenbrachten, in zulk een Climaat voor lieden van allerlei jaaren, zich niet geschikt zou hebben. Intusschen moet men sedert mijn vertrek deeze zwaarigheden hebben over 't hoofd gezien, dewijl de bouw onder den tegenwoordigen Keizer hervat is. Achter dit gevaarte ziet men het groote onregelmaatige Plein, op welk de Collegiën-gebouwen, waar van ik zoo even sprak, en binnen één van welken thans de Beurs gehouden wordt, uitkomen; in 't midden staat een kleine Koepel, waarïn de nagemaakte Globe van Gottorp bewaard wordt. De Kaai langs de Newa is in dit gedeelte der Stad niet gelijk aan die van de overzijde, hoe zeer er evenwel geen kwaade huizen op staan: doch het schoone Paleis van de Academie der Kunsten, met eene groote vierkanten plaats er naast, geeft aan dezelve | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zeer veel cieraad; jammer slechts dat de zijde-gevels, waarvan men de ééne, als tegen die plaats uitkomende, zelfs het eerste ziet, van bruine klinkers heeft opgemetseld: 't geen te zeer tegen de hartsteenen Hoofdfaçade afsteekt, en het geheele Paleis naar een boek dat in een' halven band gebonden is, doet zweemen. Op deeze Kaai komen ook de Cadetten-Corps en verscheiden andere Stichtingen van opvoeding neder: doch uitwendig hebben dezelven niets merkwaardigs. Voor 't overige is Wasiliostrow regelmaatig verdeeld. Een straat of drie loopen paralel met de Kaai, waarvan de zoogenaamde groote Perspectief, welke dertig vademen breed is, eene rei of twee boomen heeft, en geïsoleerde huizen met kleine Tuinen in de rondte; zij loopt daarna recht uit, om tot eene laan door een Dennenbosch te worden; en zij eindigt met de Barrière naar Cronstadt, wanneer des Winters naamentlijk een ijsweg daar heen gebaand is, en met eene Galeiwerf ter rechterzijde, welke schier de gedaante van een Dorp heeft. Deeze drie straaten worden door eenige anderen, die den naam der zoo en zoo veelste Linie draagen, met regte hoeken doorkruist. Wasiliostrow is voor een groot gedeelte onbestraat, en heeft eene menigte houten, huizen, doch ook verscheiden goede gebouwen van steen, en eenige Kerken; de Luthersche onder anderen aan deeze zijde is eenvoudig en goed. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Van het quartier van St. Petersburg, met de vesting, het eerste schip en eerste huis van czaar Peter]Het Quartier van St. Petersburg is mede aan den overkant der Newa, op de Zuidelijke punt van een | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Eiland, aangelegd; het heeft rechte doch ongesteende straaten, en zoo goed als louter houten huizen, eene enkele Kerk of ander openbaar gebouw, gelijk het Artillerie-Cadetten-Corps, uitgezonderd; op den Platten-grond maakt het zeker eene veel te schitterende uitwerking: doch er staan op denzelven ook onderneemingen, die men meende te doen, en die echter niet geschied zijn. Ten Noorden liggen eenige aangenaame Eilanden, vooräl Kaminiostrow, die in den Zomer veel landelijke bevalligheid belooven; verscheiden lieden bezitten er hunne buitenplaatsen, onder welke die van Graaf Strogonow eenige vermaardheid heeft; den Apothekers Tuin heeft men ook in deeze streeken aangelegd. De Vesting bevindt zich onder aan het St. Petersburgsche Quartier, en vlak aan de Newa. Van buiten vertoont zij de Cathedraalkerk, die, met eene fraaije vergulde spitse bekroond, boven het overige uitsteekt. Te voet gaat ieder des Winters door de Water-, en in alle Saisoenen door twee Landpoorten, hier zonder navraagen in en uit: doch met de koets voor eene der laatsten verschijnende, moest ik bij den Commandant gemeld worden. Reeds voor de Kerk staande, wierd ik in persoon voor hem geroepen, en moest hem zeggen, dat mijn voorneemen was dezelve te bezichtigen; mijn' naam hem vervolgens mededeelen, verhaalen hoe lang ik te Petersburg reeds vertoefd had, en of het uit nieuwsgierigheid was, dat ik de Kerk kwam bezoeken. Alles wierdt zorgvuldig opgeschreeven, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dewijl er aan den Keizer rapport van moest gedaan worden. Ik kreeg hieröp een' Officier in deeze Kerk, en wel in eene Kerk die de Cathedraale van Petersburg is, en die ik reeds één of twee maal te vooren doorloopen had, mede; en hij verloor mij geen minuut uit het oog. Even buiten dien Tempel vindt men onder een steenen gebouw het eerste Schip van Czar Peter, dat niets dan een groote Boot is, geplaatst: doch hoe zeer het zoo goed als open staat, en het schuitje bijna van buiten gezien kan worden, kwam er, terwijl ik mij nog in de Kerk bevond, een ander Officier uit naam van den Commandant mij aankondigen, dat het Schip zonder 's Keizers uitdrukkelijke order niet mocht vertoond worden. Intusschen is deeze Vesting door niet veel anders dan door enkele muuren en grachten omringd (deeze muuren zijn uitwendig met Graniet bekleed), en zij bevat inwendig, behalven de genoemde gebouwen, en die, welke verder noodzaakelijk zijn voor den Commandant, het Garnisoen, en dergelijke, niet veel merkwaardigs; er loopen een paar kleine laanen midden door heen. Misschien hebben eenige gevangenen, toen ik dit Fort voor de laatste reize bezocht, aanleiding gegeeven, dat er te dier tijd strengere bevelen dan anders hier wierden uitgevaerdigd. Even buiten de Vesting staat nog het zoogenoemde eerste huis van Peter I: een boerenof visschers-wooning, en de eenigste, die, toen hij voorgenomen had de Stad te bouwen, in deeze | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gantsche streek geplaatst was. Het is een gewoon huis van balken, met twee vertrekken en een Cabinet tusschen beiden, een hoope vensters, de deur van achteren, en twee deuren ter zijde, die naar de beide vertrekken gaan; de balken heeft men als klinkers geverwd. Om het gedenkteken te bewaaren, heeft men er van boven een gewoon dak op geplaatst, en steenen Arcades van eene witte couleur er rondöm gebouwd. Onder deeze Arcades staat mede nog een schuitje van dien onvergeetelijken Monarch. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Van het quartier van Wiburg]Het Quartier van Wiburg eindelijk, door welk ik het eerst in deeze Hoofdstad was binnengereeden, is slechts een lange smalle streek aan den overkant van de Rivier. Hier bevinden zich de Land- en Zee-Hospitaalen, een groot Klooster, en meerdere gebouwen. Zeer veel is ook in dit gedeelte der Stad niet gestraat. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Verdere algemeene aanmerkingen over de stad]Van het groote geheel, 't welk alle deeze verdeelingen met elkander formeeren, bedraagt de gantsche omtrek zoo goed als vier- en- twintig Wersten, en de Diämeter agt à negen. Evenwel was op deeze uitgestrekte vlakte nog slechts een vierde betimmerd; het overige zijn Velden en Tuinen. Haare tegenwoordige gedaante heeft de Stad, hoe zeer zij in 't begin der agtiende eeuw is aangelegd, eerst omtrent 1720 bekomen. Het is genoegsaam bekend, dat Czaar Peters eerste ontwerp geweest is, gelijk hij het ook daadelijk in 't werk gesteld heeft, om ten Noorden der Rivier te bouwen. De overleeden Keizerin liet een' nieuwen Platten - grond van Petersburg vervaar- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||
digen, volgens welken ieder, die zich eene nieuwe wooning wilde oprichten, zich sedert heeft moeten gedraagen; en bij welken tevens bepaald is, waar men met steen, waar men met hout op een steenen voetstuk, en waar men geheel van hout moet bouwen. In 1787 bevatteden de tien Quartieren, waarïn bij eene onderdeeling de Stad gesplitst is, samen 3431 huizen, van welke er toen 1291 van steen waren: doch deeze onëindig sterker bewoond, dan de overige. Sedert is het bouwen met steen ten zeersten toegenomen, en reeds vóór 1787 had het zulke vorderingen gemaakt in vijf- en- twintig jaaren tijds, dat de evenredigheid van steen tot hout, in 1792, van 460 tot 4094 was. Het moerässige van den bodem dwingt de meeste bouwers van steenen huizen, ze tot meerder vastigheid op geheide paalen te doen rusten. Alles wordt van klinkers opgemetseld, en dan doorgaans bepleisterd en geverwd. De vochtigheid evenwel doet aan dit pleisterwerk zeer veel schade, en, bij gebrek aan onderhoud, vertoonen een hoope publique en andere gebouwen reeds eene slechte gedaante. De Colommen, waar mede zoo veel nieuwere huizen pronken, zijn mede van klinkers, die men in bijzonder daar toe vervaardigde en geboogene vormen bakt, en dan insgelijks overpleistert. De weinige gebouwen, die van massieven steen schijnen opgevoerd te zijn, hebben slechts eene zoodanige plaat voor muuren van gewoon metselwerk, 't zij tot hunne volle hoogte, 't zij tot op de benedenste verdieping. Het in- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||
landsch Marmer, dat sommige Paleizen van buiten verciert, koomt van de Noordelijke Oevers der Ladóga- en Onéga-Meiren. Van de houten huizen, die men hier te lande steeds van horizontaale balken bouwt, zijn er sommigen met planken bekleed, en deeze ook veel geverwd. Meestäl vertoonen zij slechts ééne verdieping, sommigen zelfs kunnen verzet worden. De straating is over 't algemeen maar taamelijk, doch bijna de helft van 't jaar behoeft men dezelve niet. In de Quartieren die voor het grootst gedeelte nog onbestraat zijn, neemt het Gouvernement alleen de kosten der Markten en open plaatsen op zich, doch wanneer er nieuwe straaten met steen belegd moeten worden, koomt dit voor rekening van de eigenaaren der huizen aan beide zijden. De natuur des bodems, waaröp de Stad gevestigd is, is laag, en, gelijk ik zoo even zeide, moerässig. Onder al het geboomte begunstigt dezelve het meest de Berken, waar onder de Treur - berken, van welken ik bij Zweden gewag maakte, en die men ook hier somtijds in Tuinen hunne takken ziet overbuigen, eene fraaije uitwerking doen. Aan overstroomingen is Petersburg somwijlen, hoe wel niet dikwijls, onderworpen. De verlichting is voortreffelijk, en de lantaarns, veeläl in den Londonschen smaak, staan op geen groote afstanden van elkander, men schat ze op 3500. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Climaat, wijze van zich tegen de koude te beveiligen, en Russische kagchel]Het Climaat vordert, dat ik er mij wat breedvoeriger bij ophoude. De Zomers zijn hier over 't algemeen zeer onäangenaam; dewijl een waarneeming van tien jaaren | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||
door elkander, heeft doen zien, dat het van Meij tot October bijna om den anderen dag regent; er waren naamentlijk, in alle deeze Maanden, dertien, veertien of zestien dagen, in welken er water viel, en het meest in Augustus en September, behalven nog een aanmerkelijk getal betrokkene; misschien zou er, door uitdrooging van ee[n] hoope laage dampige gronden rondöm de Stad, wel iets tot vermindering daarvan kunnen ondernomen worden: waar bij terzelver tijd de landbouw winnen zoude. In den Winter sneeuwt het zekerlijk wel een twee- en- zeventig dagenGa naar voetnoot(a): doch de overigen zijn ook van eene onbegrijpelijke helderheid; en de fijnste, schier adem beneemende koude, is meest van wind bevrijd, 't geen dezelve terstond ligter te verdraagen maakt dan in Zuidelijker en Westelijker streeken, en vooräl in ons Vaderland, het waare Koninkrijk van AEolus. Ook heeft de geringste windverheffing in deeze Stad een' vresselijken invloed op het bevriezen van aangezichten voor die zich buiten 's huis bevinden; en ik durf nauwelijks meer het getal der witgewordene neuzen en ooren opnoemen, welke mij een Officier, die 's morgens eene Compagnie Gardes naar de Parade gebracht had, verzekerde bij zulk eene | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gelegenheid bijna in een oogenblik aan zijne Soldaaten te hebben waargenomen. Het is genoeg bekend, dat de wrijving met sneeuwwater het veiligste middel ter ontdooijing van bevrooren ledematen is, en dat de Russen iemand ontmoetende, aan wien zij dezelven bespeuren (want de Lijder voelt het somwijlen niet), hem ongevraagd deezen dienst der wrijving in het aangezicht bewijzen. Ik heb twee der koudste Winters te Petersburg doorgebracht, in eenen van welken de Thermometer van Reaumur tot omtrent dertig graad gedaald is, 't geen met omtrent vier-en- dertig graad onder o op den Fahrenheitschen over één stemt, zonder dat ik er het minste ongemak van ondervonden heb, en over 't algemeen zelfs minder dan in een' Winter van gemaatigde koude hier te lande. Op de twintig Reaumursche graaden onder het vriespunt heb ik, behoorlijk gekleed, meenige wandeling op het midden van den dag gedaan, en met de voorzorg van mij steeds zelf met de hand over wangen, neus en ooren, tot de pijnverwekking toe, te wrijven, nimmer noodig gehad een' vrienden dienst, gelijk ik er zoo even beschreeven heb, te moeten ondervinden: maar ik kwam doorgaans in 't tegendeel met een purper aangezicht t' huis. Het aangenaamste om te voet te gaan, wordt het tegen 't einde van Februarij en het begin van Maart, wanneer de vorst reeds afneemt, en het zelden veel meer sneeuwt. Wanneer de koude een uur vóór de opening van het tooneel de zeventien graaden bereikt heeft, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wordt er (en dit staat 's Winters op alle Comoediebriefjes) dien avond niet gespeeld: waar door evenwel het oogmerk, dat men met de verördening bedoelt, van menschenen paerden, die buiten wachten, te spaaren, zelden bereikt wordt, dewijl men dan gewoonlijk, in plaats van hier, voor de huizen even onbarmhartig laat schilderen. Des morgens uit het venster ziende, konde ik het ook zonder Thermometer weeten, of het omtrent veertien graaden vroor: 't geen dan de geijzelde baarden der Russen bestendig te kennen gaven. Te Stockholm was het mij een jaar te vooren nog gelukt, het den geheelen Winter zonder pels uit te houden: doch dit verbooden mij hier reeds de eerste koude dagen; en niemand zoude ook zonder denzelven kunnen over straat gaan. Moffen, bonte laarzen ('t zij men in dezelven met de schoenen instapt, 't zij dat men ze als bovenkoussen aantrekt), bonte handschoenen en dergelijken, behooren tot dit gewaad van voorbehoeding; en in welk huis men binnentreedt, laat men deeze geheele Garderobe in het Voorvertrek, onder bewaaring, zo men hen mede neemt, van zijne bedienden: want nimmer koomt men in de Vertrekken zelven des geenen dien men bezoekt, met eenig bontwerk; en al wat mans of vrouwen in dit soort van kleeding prachtigs bezitten, wordt voor de morgenwandelingen of voor de sleedevaarten bewaard. Een Thermometer hangt bijna buiten een venster van ieder Vertrek, en somtijds dient er nog wel een daarënboven tot meubel in | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de kamer zelve; men is hier met dit werktuig zeer gemeenzaam; en gelijk onder ons het schoone of slechte weder gemeenlijk de gesprekken opent: zoo zijn het te Petersburg de zoo en zoo veel graaden warmte of koude, dat is boven of beneden het vriespunt, die de Reaumursche Thermometer opwijst. De behoedmiddelen tegens de koude in de woongebouwen zijn voortreffelijk. De dubbele raamen in alle Vertrekken, met ééne ruit slechts, en nog niet eens in ieder venster, die men opent om somtijds versche lucht binnen te laaten, verhinderen niet alleen de vorst zoo ligtelijk in te dringen, maar leveren ook het in dit Climaat niet geringe voordeel op, van zelden door bloemen en bouquetten op het glas gestoord te worden in het gezicht van 't geen op straat gebeurt. De buitendeuren zijn in den Winter insgelijks dubbel; en niet alleen de kameren, maar ook het Voorhuis wordt bestookt; dit laatste verëenigt zich met alle Voorvertrekken, om dan de Apartementen zelven te verwarmen: zoo dat een opengaande deur hier niet, gelijk bij ons, de uitwerkselen van het vuur doet verdwijnen, maar in 't tegendeel tot een' toevoer strekt van nieuwe hette. Doch het is de de Russische kagchel vooräl, die, als een waare weldaad voor dat land, eene bijzondere beschrijving verdient. Er zijn tweeërlei soorten van denzelven; den éénen zoude men kunnen noemen dien van fatsoendelijke lieden, den anderen dien van den gemeenen man. De eerste is een van klinkers gemetselde, en doorgaans met tegels | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||
overdekte of driekanten of vierkanten kachel, meest in den hoek der Vertrekken geplaatst, en tot het plafon toe reikende; zelden vindt men, of in zijnen form, of in zijne vercieringen en het schilderwerk der tegelen, eenige in 't oog vallende pracht. Hij kan niet opgezet worden, dan door lieden, die er zich opzettelijk op hebben toegelegd; en als er iets aan gerepareerd moet worden, wordt er ook tijd en bedreevenheid gevorderd, om hem weder in zijn' voorigen toestand te herstellen. Hij wordt meest altijd binnenskamers gestookt; de vierkanten opening, in welke men het hout werpt, is laag bij den grond, en, na evenredigheid van het geheele gevaarte, zeer klein. Dagelijks doorwandelt 's morgens, niet één der Levreibedienden van de Famille, maar een knecht voor het grove werk met zijn' baard en zijne Russische kleeding, alle de Vertrekken, en werpt in iederen kagchel zijne twee armen vol berken-blokken. Het stooken is hier zoo wel een kunst als de eerste oprichting van dat gebouw. Zoo dra het vuur een weinig gebrand heeft (en de trekking is geweldig), stelt de man dien 't aanbevolen is, alle poogingen in 't werk om de schielijkere verteering van het hout te bevorderen; onöphoudelijk pookt hij er in; en zoo dra er, na een drie quartier of een uur tijds, alleenlijk kolen overblijven, breidt hij dezelve over den geheelen bodem van den haard van binnen uit; en wacht het vroegste oogenblik af, dat ze niet meer gloeiënd maar blauw beginnen te zien, om de gemeenschap tusschen den | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||
kagchel, en den schoorsteen waar deeze den rook uit opzendt, door een of twee ijzeren deksels nauwkeurig te sluiten: terwijl het deurtje van het stookgat meestäl slechts open gelaaten wordt. Nu begint, zonder dat, wanneer er geen fout bij het metselen heeft plaats gehad, er eenige zwavellucht in het Vertrek koomt, de hette allengskens, door een hoope Canaalen, waar in de kagchel inwendig, met de afscheiding van een half steentje, verdeeld is, op en neder te gaan, en door de dikke buitenmuuren door te dringen, die echter nimmer zoo warm worden, dat men er de hand niet tegen zou kunnen houden. De kamer, om negen uuren 's morgens bestookt, ontvangt eerst in den nademiddag zijn' grootsten graad van hette; doch in een Vertrek, van den aanvang des Winters af verwarmd, is dit onderscheld nauwelijks te bespeuren. Twee vuuren des daags (gelijk de Zweedsche kagchel dezelven vordert, daar hij eene veel grooter opening heeft om 't vuur in aan te leggen, en daar door minder warme lucht in zich opgeslooten houdt, en veel meer zwaveldamp naar buiten zendt) zouden eer koude dan hette in 't Vertrek brengen, om dat men bij het tweede vuur weder genoodzaakt is de buitenlucht in den kagchel in te laaten, en hier de werking van den voorigen gloed door breekt. Men zou zich zeer bedriegen, zo men zich verbeeldde in een onbestookt Vertrek, wanneer het vriest, met het eerste vuur eenige uitwerking van aanbelang te weeg te brengen. Men moet de kamers langsaamerhand bewoonbaar, en, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gelijk men het noemt, de muuren op deeze wijze warm maaken. Doch dan blijft de getemperde lucht er ook, door het gantsche Saisoen heen, bijna op dezelfde hoogte in. Ik heb zelfs, in den hevigen Winter van 1798 tot 1799, Vertrekken gekend, die men zonder vuur kon laaten, en van welken het genoeg was de deuren te openen, en hen op de hette van voor- of zijde-kamers te doen teeren. In de Russische huizen wordt doorgaans op veertien à vijftien graaden gestookt; doch men kan het met twaalf of dertien zeer wel houden. Niets tekent beter den aart van de Vertrekken hier te lande te verwarmen, dan eene vergelijking, die ik gelegenheid had te maaken tusschen dit soort van kagchels en de ijzeren. In mijn Logement was de Russische kagchel niet te zeer voor de grootte der kamer, die ik bewoonde, berekend; ik kocht derhalven een' Duitschen kagchel van zeer dun ijzer, en plaatste hem nevens den anderen; des avonds liet ik meest in den Russischen vuur aan leggen, om hem 's nachts tijd te geeven van eenige warmte in het vertrek te verspreiden; en over dag opende ik het deksel van den schoorsteen, en stookte den ijzeren. Deeze, die ook geweldig trok, had nauwelijks vijf minuuten gebrand, of zijne wanden waren reeds zoo heet, dat men ze niet meer aanroeren konde; en, met zeer veel walm dien hij verspreidde, joeg hij den Thermometer in een oogenblik van de twaalf tot de agtien graaden op: doch hij had ook niet uitgebrand, of de warmte viel op nieuw tot zijn' vasten maatstaf van onder de twaalf | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||
graaden te rug. De Russische kagchel daar en tegen, den gantsche winter gestookt zijnde, liet, wanneer ik eens vier- en- twintig uuren verzuimd had er vuur in aan te leggen, den Thermometer, zelfs bij de felste buitenkoude, slechts om een' enkelen graad zakken: zoo dat men schier een paar weeken een vertrek zonder eenigen brand zou kunnen laaten, eer er de vorst in door zou dringen. Van bevriezen van inkt, water en andere dingen in de Russische huizen, hoort men ook nimmer spreeken; en men slaapt er veeläl in open bedden: want niet alleen wordt er in de slaapvertrekken, gelijk dit hier van zelve spreekt, mede gestookt, maar zelfs verkiezen de Russen, zoo wel als de Zweeden, hier mijnes inziens een' veel te hoogen graad van hette. Hoe koud men ook zijn moge, wanneer men in eene kamer binnen treedt, bevindt men er zich slechts weinige minuuten in, om de behoorlijke temperatuur te rug te bekomen, zonder dat men noodig heeft op te zoeken, in welken hoek er vuur is aangelegd, en in der daad zonder eenigen reuk of benauwdheid te ondervinden. De kagchel van den gemeenen man verschilt van dien ik tot nu toe beschreeven heb, daarïn, dat hij een' veel grooter omvang heeft, doch doorgaans laager is; men stookt hem dikwijls van buiten, en legt er onëindig meer hout in, dan in den anderen, doch daarëntegen behoeft dit ook slechts om de dag of vijf herhaald te worden. De spijs wordt er in dien tusschentijd dikwijls in toebereid, en van vooren ziet men er nog wel eens buiten | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dien een klein schoorsteentje aan vast gemetseld, om water te kooken, en andere kleinigheden in gereed te maaken. De warmte in deeze vertrekken is veel grooter dan in die van den anderen kagchel, doch hij verspreidt ook tevens meer benauwdheid; en daar die kamers doorgaans laag van verdieping zijn, is het onderscheid van Climaat, wanneer men digt bij den bodem nederligt, of recht over eind staat, aanmerkelijk. Welk een onderscheid, (ik herhaal nog eens de opmerking, tot welke mij in het voorige Deel de Zweedsche kagchel reeds aanleiding gaf): welk een onderscheid in een zoo ruw Climaat den armsten daglooner den gantschen trap van hette, dien hij verkiest, te zien genieten; en in ons Vaderland den burgerman in kamers, waar in de vorst van alle zijden indringt, bij een paar turven te zien verkleumen; en rijkeren zelfs, met al het geld dat hun de stooking 's jaarlijks afvordert, voor een braadend vuur, dat zij niet verlaaten durven, te zien zitten, terwijl aan de andere zijde van het Vertrek de Thermometer, bij felle koude, beneden het vriespunt wijst. Al de bosschen van Rusland zouden in weinig jaaren geveld zijn, en een prooi der vlam worden, zo men onze wijze van stooken aldaar wilde aanneemen. Hier daar en tegen ben ik verzekerd, dat, zo men de hunne overnam, een paar vuuren in de week, vooräl wanneer men er de dubbele raamen bij voegde, een' geheelen Winter door voor ieder Vertrek voldoen zouden. De gantsche Consumtie van Petersburg in dit Artikel wordt slechts op | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||
200,000 vademen hout gerekend, doch de vadem Berkenhout, die te vooren een' Roebel, en, een jaar of tien geleeden, er nog maar twee en een half kostte, moest men in den laatsten tijd met zeven betaalen. Opentlijke Brandhout-magazijnen zijn er te Petersburg, zoo wel als overäl in het Rijk, voor de armen, in welken het Gouvernement niet meer afvordert dan het uitgeeft, zonder verdere kosten aan de ongelukkigen in rekening te brengen. De Newa is tusschen de jaaren 1726 en 1789, volgens de Beschrijving van Petersburg door Georgi, het vroegst vast gaan liggen op den 20 October, en het laatst op den 1 December: los gegaan daar en tegen, het vroegst op den 25 Maart, en het laatst op den 1 Meij. Zonderling luidt het, dat men deeze Rivier dikwijls bij dooi-weder zich heeft zien vast zetten: doch dit verschijnsel verklaart zich ligtelijk, wanneer men weet, dat de Newa nimmer eigentlijk te Petersburg zelve tijd heeft om te bevriezen, maar dat het de ijsschollen van het hooger op gelegene Meir van Ladóga, waar het veel vroeger vriest, zijn, welke, herwaards met geweld heen gedreeven, zich in de Stad aan elkaâr verbinden; dus zoude het te Petersburg of nog niet kunnen vriezen, of na eene vroege vorst weder kunnen aan 't dooijen geraakt zijn, en echter de gezegde ijsschollen in de Stad haare werking doen. Om deeze rede is 't ijs der Newa ook bestendig ten uitersten hobbelig; en waar geen bruggen liggen, en echter een pad noodzaakelijk wordt, is men ver- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||
plicht dergelijke paden te baanen; en, door aan derzelver beide zijden Dennen op 't ijs te planten, er bij avond den loop des te beter van aan te wijzen. De dikte van het ijs bedraagt in zwaare Winters wel een voet of drie; en 't was een schoon gezicht, wanneer men tegen het eind der vorst, er dobbelsteenen van deeze dikte, en van het helderste en fraaiste zee-groen, uit hakte, en door de straaten heen sleepte, om er de ijskelders, die zich schier in alle groote huizen bevinden, mede te vullen. Gelijk de vriezing zich in horizontaale lagen formeert, zoo vinde ik in het zoo even reeds aangehaalde Werk, dat de ontbinding in parallelle Cylinders geschiedt van een' duim dikte. De sneeuw is mij in 't Noorden veel onäangenaamer voorgekomen dan de vorst; en den bodem van November tot in April met dit eeuwig wit overdekt, en van alle groen beroofd te zien, is zoo verveelend, als het voor de oogen op den duur vermoeijend en schadelijk is; althans, na dat ik reeds een jaar was te rug gekomen, heb ik er op de mijnen de nadeelige uitwerking nog van bespeurd. De Russen daarëntegen verkiezen den met sneeuw overdekten grond ver boven het stof en slijk van den Zomer, van wiens vochtigheid ik reeds gesproken heb, en die dikwijls eene vrij hevige hette daarbij oplevert: zoo dat de Thermometer somtijds tot zeven- en- twintig graaden, of omtrent vijf- en- negentig Fahrenheitsche, wijst. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Bevolking]De bevolking van St. Petersburg wordt doorgaans op 220,000 geschat, en is in 't laatste vierde- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||
deel der afgeloopen eeuw ongelooffelijk toegenomen. Van de oorspronkelijke bewooneren deezer streeken, Finnen en Ingriërs, zijn er nauwelijks 4000 in dit getal begreepen. De Russen brengt Storch, in zijn Tafreel der Stad, op zes zevenden van het geheele; de Duitschers maaken een getal van tusschen de 17,000 en 18,000 uit; de overige Natiën met elkander haalen het hier op verre na niet bij. De telling van Geënregistreerde inwooners was in 1789 van bij de 218,000, waar onder maar tusschen de 69- en 70,000 Vrouwen: hier bij moest nog het Keizerlijk Huis, de Academie, en in vredenstijd twee Regimenten Infanterie en één Chevaux Legers gevoegd worden, die jaarlijks afwisselen, behalven nog eenige vreemdelingen. Het Politique bedroeg over de 102,000 Mans, en bij de 55,000 Vrouwen; het Militair tusschen de 30- en 31,000 Mannen, en bij de 5800 Vrouwen; de Vloot over de 10,000 Mans, en over de 3700 Vrouwen; de Instituuten van Opvoeding over de 5300 Persoonen. De geboorten schat men hier tot de levens, als 1 tot 31; de huwelijken als 1 tot 63, de vruchtbaarheid ale het 4⅕ Kind uit elken Echt; de sterfgevallen als 1 tot 35; de Mannelijke tot Vrouwelijke dooden als 84 tot 100, 't geen waarlijk vreemd luidt bij het zoo veel grootere getal van Mans: dit is, ten minsten de berekening van den Heer Kraft tot 1780. Eene zonderlinge opmerking is, dat er in deeze Stad, onder de 1000 Russische Kinderen, maar zeven dood ter waereld komen, waar toe het gemakkelijk bevallen van vee- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||
le geringe Vrouwen in de dampbaden wel iets medewerkt: onder de Kinderen der vreemdelingen daar en tegen vijf- en- twintig. Zoo stierven er ook maar zeven Russische Vrouwen in de kraam, terwijl er vijftien vreemde door haare vruchtbaarheid den tol aan de Natuur betaalden. Even eens stierven er meer Kinderen van Uitlanders dan van Russen in het eerste, en zelfs tot het vijftiende jaar toe. Op deezen leeftijd rekent men, dat, schoon de geboorten der Jongens die der Meisjes niet meer dan elders overtreffen, er evenwel op het vijftiende jaar een derde meer van de eersten dan van de andere overig zijn. Over 't algemeen echter sleept de dood hier tot aan het twintigste jaar minder jonge lieden weg dan elders: doch daarna, dank zij den brandewijn, wordt de sterfte hier in eene omgekeerde rede veel sterker dan in welke plaats het ook zijn moge; en de Vrouwen blijven dan, geheel verschillend van in de jeugd, om deeze reden leeven, terwijl de Jongelingen in meenigte in 't graf daalen. Geduurende zeventien jaaren waren er, tusschen de twintig en vijf- en- twintig jaar, van over de 74,000 dooden 14,752 Mans en 973 Vrouwen gestorven. Van dit zelfde aantal zielen hadden de heete ziektens alleen er 40,000, en de borstziektens er over de 11,000 weggenomen; en er hadden slechts negen- en- dertig menschen de honderd jaaren bereikt: doch drie onder dezelven deezen ouderdom ver te boven gegaan. Volgens eene andere berekening, sterven er, van de 4616 dooden, door elkaâr 1348 's jaars aan Pleurissen, 1007 aan | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de Teering, en 671 aan heete Koortsen. De koude na dronkenschap kost aan zeer veelen het leven; eens hebben er twee enkele Maanden 635 ongelukkigen van deezen aart zien sneuvelen. In den Winter openbaaren zich minder Ziektens en Sterfgevallen dan in den Zomer. Ik heb echter in dien van 1799 op 1800, bij eene felle vorst van twintig graaden, en de helderst mogelijke lucht, hier eene Gripe bijgewoond, die een derde van Petersburg te gelijk aantastte, en door welke, schoon meest onder lieden die niet wel behandeld wierden, vooräl onder den gemeenen man, er zeer veelen ten grave daalden: behalven dat zij bij een hoope anderen zeer lang achter één nadeelige gevolgen overliet. De verschillende begraaffenissen vervulden ter zelver tijd de Kerkhoven; en bij den hard bevroozenen grond, en de koude, die aan de lijkverzellers den lust van lang te wachten benam, vielen er hier en daar zonderlinge tooneelen van rangstrijdigheid en andere twisten voor. Bij dit alles zal ik slechts nog bijvoegen, dat het water van de Newa, Chemisch onderzocht, geen nadeelige bestanddeelen behelst: schoon het op aankomende vreemden, na de eerste veertien dagen, doorgaans dezelfde uitwerking doet, als dat der Seine, en hen voor een' dag of twee verbiedt het huis te verlaaten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Eenige geographische en physische aanmerkingen over het geheele rijk, en over de bevolking van hetzelve]Laat mij nu, eer ik verder voorgaa, eenige weinige bladzijden vervullen, met ook iets van 't Rijk in 't algemeen te zeggen, uit het zelfde oogpunt beschouwd, uit welk ik tot hier toe alleen de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstad behandeld heb. Hier bij evenwel hoop ik, dat niemand eene volledige Statistische beschrijving van mij verwachten zal: terwijl mijn doelwit enkel is eenige hoofdtrekken, die mij van algemeen belang zijn voorgekomen, op te geevenGa naar voetnoot(a). De | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||
grootte van het Rijk kan omtrent op een agt- en- twintigste deel der geheele Aardvlakte, en een negende van al het bekende vaste land geschat worden. Na de nieuwste aanwinsten zal Rusland niet ver van de vierdehalf hondert quadraat mijlen oppervlakte aanbieden, waarvan het Europisch gedeelte er 75,000 bedraagt. En het Romeinsch Gebied, in de bloeijendste tijden zijner macht, heeft nooit een' grooter omvang gehad, dan dit Europisch gedeelte alleen. Geheel Europa heeft maar 150 à 170,000 vierkanten mijlen. Een land van zulk een' maateloozen omvang zou onberekend zijn voor het bestuur van een enkel mensch, indien vijf zesden van dit geheele niet woestijn was, en indien gelukkiglijk zich deeze woestijn niet juist achter den rug des Heerschers als verëenigd vondt. De Gouvernementen of Stadhouderschappen, waar in Rusland verdeeld is (het | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||
getal derzelven wordt telkens veränderd; en er vinden zich steeds nog Natiën, daar onder niet begreepenGa naar voetnoot(a)), zijn omtrent naar de bevolking gesplitst: doch de grootte is zoo zeer verschillend, dat Irkutsk in Siberiën alleen 126 duizend vierkanten mijlen bevat, zonder de Eilanden, die men nog op 628 schatten kan. Het maakt over de drie tienden van geheel Rusland, en met Tobolsk samen meer dan zes tienden uit. Hoe verschillend het Climaat moet zijn in een land van zulk eene vreesselijke uitgestrektheid, en dat zich op zoo verschillende hoogten en breedten geplaatst ziet, behoeft nauwelijks herïnnerd te worden. Bekend genoeg is het, dat naar maate een landstreek Oostelijker ligt op dezelfde hoogte, zij ook zoo veel kouder is. In de moerässen der Noordelijkste Provintiën van Siberiën dooit het ijs zelden beneden eene halve elle op; en de Petersburgsche Tuinvruchten komen reeds op den zestigsten graad in die gewesten niet meer voort: gelijk er ook boven deeze hoogte bijna geen akkerbouw meer geöeffend wordt, en naar de Oostzijde zelfs ver beneden dien graad, bij voorbeeld te te Kamschatka, waarvan de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Zuidelijkste punt op den een- en- vijftigsten ligt; de Zomers zijn aldaar te kort, om iets van aanbelang te kunnen teelen. In Tobolsk wast een soort van bruine en witte Framboos, doch anders hoegenaamd geen vrucht. Het Quikzilver bevriest in deeze akelige landen dikwijls in de vrije lucht. De reizen door dezelven zijn het schrikkelijkste wat men zich voorstellen kan. Des Zomers kam men bij het gemis van sneeuw niet voort. Aan herbergen is niet te denken. De postpaerden, en verder Oostelijk, naar de zijde van Kamschatka, dat is voorbij Ochotsk, de honden, die men voor de sleden spant (want de paerden neemen, naar maate men Oostelijker koomt, in grootte af), stallen onder den grond, zoo dat men somtijds eene Station voorbijrijdt, zonder zelfs te vermoeden dat er huis of stalling is; en alle proviand bevriest: waar door men zich in ieder opzicht vreesselijk behelpen moet, en het ook bij stormen er zeer gevaarlijk wordt. Dan, terwijl dit Noordelijke Siberiën een onbewoonbaare woestenij is, geniet in 't tegendeel het Middel- en Zuidelijke gedeelte tot aan de Lena eene ongelooffelijke vruchtbaarheid, Tot de schoonste en weeligste streeken van deeze zijde van Rusland behooren deels de Zuidelijke of bergächtige gedeelten van het Stadhouderschap Caucasiën, en van Tauriën of de Crim, welk laatste door allen, die het gezien hebben, voor een waar Paradijs verklaard wordt; en hier, zoo wel als in den omtrek van Astracan, koomt de Wijnstok voort, gelijk ook de Moer- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||
beziënboomen in eenige deezer warme Gewesten. Voorts zijn nog in dit Rijk de Provintiën Simbirsk, Charkow, Orel, Kursk, Nishney Novogrod, het nieuwe deel der Poolsche Ukraine, door haare vruchtbaarheid vermaard. Onder de Siberische Gouvernementen munt het District van Krasnojark in het Stadhouderschap Koluwan uit. Intusschen bevinden er zich ook in de Zuidelijke Provintiën uitgestrekte moerässen en bosschen. De groote vlakten of Steppen zijn er van water ontbloot, en hebben een' zout- of zandächtigen bodem, die dezelven tot den Koornbouw mede weinig geschikt maakt. Ook hier zijn veeltijds de posthuizen onder den grond, en men doet honderden Wersten door deeze woestijne, zonder iets te zien, dat naar eene menschelijke wooning zweemt. In 't geheel telt Rusland omtrent 162000 vierkanten mijlen, waar het graan-gewas weigert voort te komen, Het grootste gedeelte van het Rijk bestaat uit vlakten: doch de Uralsche Bergketen, of, gelijk het woord het eigentlijk aanduidt, Berg-gordel, die Europa van Asiën afscheidt, en de Zuidelijkste Siberische Grensbergen, beiden, gelijk wij daarna zullen zien, zoo rijk aan Mineraliën en kostbaar Gesteente, vooräl het Goud- en Zilverdraagende Altaïsche, gebergte, maaken hier omtrent eene aanmerkelijke uitzondering. Ten opzicht der bevolking van dit Rijk, meen ik geen veiliger opgave te kunnen mededeelen, dan die ik van iemand ontvangen heb, welke het uit den ei- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gen mond der overleedene Keizerin had: dat zij naamentlijk, bij het aanvaarden der regeering, haare Onderdaanen een agttien Millioenen sterk vond; dat deezen in al den tijd van haar bestuur met vijf à zes vermeerderd waren, en nog met zes of zeven door de nieuwe aanwinsten in Polen en eldersGa naar voetnoot(a): 't geen bij haaren dood het gantsche op even boven de dertig brengt. Dit zal evenwel thans, door de geboorten, welke in het geheele Rijk de sterften ver te boven gaan, behalven eenige laatere vergrootingen, buiten twijffel weder vermeerderd zijn: althans zo de evenredigheid van het voorleeden jaar hier steeds op dezelfde wijze voortgaat, toen er in al de Eparchiën van het Rijk tegen 1304 duizend geborenen, maar 688 duizend overleeden waren, en 299 duizend paar gehuwd, zoo kan de aanwas der Russische bevolking in weinig jaaren geweldig toe- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||
neemenGa naar voetnoot(a). De Heer Storch ging intusschen in zijn Statistisch Werk over Rusland, waar van in 1797 het eerste Deel verscheen, reeds verder, dan het getal dat ik zoo even noemde, en schattede de bevolking toen reeds op zes- en- dertig Millioen. Alleen de telling van 1783 levert er hem vijf- en- twintig op; en hier bij voegt hij, om zijne som te vinden, 220,000 Cosakken; 1500,000 aan ongetelden; vermeerdering der bevolking sedert 1783 drie Millioen, en nieuwe aanwinsten 5,755000. De onderverdeeling der ongetelden (want de telling loopt slechts over die het Hoofdgeld betaalen), is: Land- en Zeemacht en Landmilitie, met derzelver Vrouwen en Kinderen, 800,000. Civie-Amptenaaren, en die van eene laagere Classe, met de hunne, 200,000; de Geestelijken met de hunne 1200,000. Eindelijk de Adel, de Hofstaat, de Rijks-Colle- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||
giën, Academiën, Opvoedings-Instituuten, Vreemdelingen, zwervende Volkeren, Gevangenen enz. 300,000. Ik zal tusschen de beide opgaven niet beslissen: maar, daar de telling van 1783 niet wel in twijffel kan getrokken worden, heeft Catharina zekerlijk niet bij vergrooting gesproken. Zo Rusland dus, na al zijne aangewonnen landen, met het Fransche Keizerrijk, na al de zijne, in het getal van Onderdaanen wedijveren kan, zoo wijken zij beiden in Europa alleen slechts voor Turkijën, 't welk in de drie Waerelddeelen tot negen- en- veertig Millioenen klimt. Ik voeg hier slechts nog bij, dat de uitnoodiging der Keizerin, in den aanvang haarer regeering, om vreemden in haar land te lokken, met talrijke vrijheden verzeld, inderdaad er veelen heeft ingebracht: vooräl in het Gouvernement van Saratow aan de Wolga en Medenzza. Het Hernhutsche Sarepta bloeit hier onder anderen zeer. Er bevinden zich in dit Gouvernement zeven- en- vijftig Luthersche, dertien Gereformeerde, dertig Roomsche Coloniën, en ééne gemengde. In 1790 bedroegen deeze samen tot 5624 Familiën, of bij de 31,000 persoonen. Het Stadhouderschap Jecatherinoslaw bestaat wel voor de helft uit Colonisten van allerlei landen en Godsdiensten. In de Crim hebben deeze Volkplantingen minder gebloeid; en in der daad, behalven dat Zuidelijk Paradijs, waar van ik zoo even sprak, is al het overige van dit Gewest dorre woestijn, en de Populatie had er in de laatste jaaren meer af dan toegeno- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||
men; ook telde het gantsche Schier-Eiland slechts 50,000 zielen, uit. allerlei: geslagten saamgesteld, zoo dat men er Tartarisch, Grieksch, Russisch, Italiaansch enz. door elkander sprak; en de staat van handel en industrie was er zoo ellendig, dat men de Turksche zaaken uit Kiew en Moscon ontbieden moest. Onder de bijna dertien Millioenen Mans, welke de groote helft der 25 Millioen, die de telling van 1783 had opgeleverd, uitmaakten, waren er ver over de vijfdehalf Millioen Kroons-boeren, en ver over de zevendehalf Millioen boeren van Edellieden. Samen bevonden er zich toen, onder de getelde Manspersoonen in het geheele Rijk, 11,352,842 Lijfeigenen, tegen 1,485,678 Vrijën: 't geen met de Vrouwen bijna verdubbeld moet worden. Alle de ongetelden, gelijk van zelve spreekt, zijn Vrijën. Dan, daar de nieuwe bezittingen insgelijks voor een groot gedeelte uit Lijfeigenen bestaan, zoo twijffel ik niet, of de evenredigheid tusschen deeze en de Vrijën zal nog heden, ten zij de vrijlaatingen, die sedert eenigen tijd een' aanvang genomen hebben, sterker mochten doorgezet worden, steeds blijven als van vier en een half tegen één. Bij dit stuk der bevolking is nog zeer merkwaardig, dat men het gantsche Asiatische Rusland slechts op twee en een half Millioen rekent. Bijna vier en een half maal grooter dan het Europaeische, heeft het daar en tegen slechts omtrent een twaalfde, indien niet zelfs een veertiende van deszelfs bevolking. Wanneer men geheel Rusland dus schat op even | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||
108 en twee derde zielen op de Quadraatmijl, zoo levert het Europaeische er 405 en een zevende, en het Asiatische elf en een vijfde op. Ik zal hier slechts nog eenige weinige bijzonderheden uit Storch overneemen, om te doen zien, in welke streeken zich omtrent deeze bevolking verzameld heeft. Het Gouvernement van Moscou, zoo wel als de Provintiën die het zelve omringen, hebben het grootste aantal inwooners, als zijnde in 't hart van 't Rijk gelegen. Men rekent in dat Gouvernement alleen 1,139000 zielen, en met de Stad 2403 op elke Quadraatmijl, doch zonder dezelve 1770; in dat van Petersburg met de Stad slechts 682, en zonder dezelve 424. Het Gouvernement van Wiburg wordt in 't geheel op niet meer dan 187,000 inwooners geschat, en op 239 voor de vierkanten mijl. De Russische Lappen, die tot het Stadhouderschap van Archangel behooren, bedraagen niet veel over de 1200 Familiën. Van de vijf Asiatische Gouvernementen, die ik zoo even zeide dat samen omtrent elf zielen op eene Quadraatmijl opleveren, heeft het uitgestrekte Tobolsk er maar zeven, en het schier even groote Irkutsk er maar drie. De bevolking van alle de Steden samen, waarvan het aantal doorgaans op 610 wordt opgegeeven, doch welke de Schrijver, dien ik volge, tot 1200 meent te kunnen verheffen, schat hij op vierdehalf Millioen, of een negende van de geheele Massa. Zo men Petersburg op een groote 200,000, en Moscou, waarvan ik daarna meer bij- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zonder spreeken zal, op omtrent 350,000 rekent, zoo zullen de beide Hoofdsteden samen omtrent den zegtigsten inwooner naar zich sleepen. Astracan volgt op dezelve in sterke bewooning, als bevattende er alleen 70,000. Riga heeft er tusschen de 24- en 25000, Kiew 22-, en Kroonstadt 20,000. Na deeze verschijnen er 24 van 10- tot bij de 20,000. Het overige is onder de 10-; en drie hebben er tusschen de 100 en 200. Het getal der Duitschers in het geheele Rijk, de Duitsche Provintiën er bij gerekend, wordt op 100,000 gebracht. En alle de inwooners van het Keizerrijk samen beweert men dat ten minsten uit tagtig bijzondere Natiën bestaan. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Iets over de gedaante en het caracter der natie]Het zoude ten uitersten onvoorzichtig zijn, wanneer men slechts in een paar Steden van een Rijk, zoo uitgestrekt als het Russische, eenigen tijd heest doorgebracht, ik zal niet zeggen van het Caracter en de Zeden, maar zelfs van de uiterlijke gedaante der Natie algemeene opgaven te doen. Men begrijpt, dat dit in iedere Provintie verschilt, gelijk het mij ook niet moeijelijk gevallen is, zelfs tusschen Petersburg en Moscou een aanmerkelijk onderscheid gewaar te worden. Evenwel, wanneer men op de Regimenten let, welke tog uit de inwooners van zeer verscheidene Provintiën saamgesteld zijn, en waarvan ik er door Moscou, om den voorspoedig aangevangenen maar ongelukkig geëindigden krijg van 1799 te onderneemen, menigvuldige heb zien doortrekken: zoo koomt tog alles doorgaans op eene maa- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||
tige lengte, iets schraals en weinig bloozends in de tronie, doch tevens op eene door dit alles heenen niet te miskennene sterkte uit. De baard, bij den gemeenen man en dien van den middelstand te Petersburg, maar vooräl op het platte land, niets minder dan in onbruik, vleit hem slechts weinig, wanneer dezelve, gelijk al veel 't geval is, of kort en kwalijk gefatsoeneerd, of uit hair van eene vuile en onbepaalde couleur, somtijds wel uit vlokken van verschillende couleuren, als blond en ros, of ros en grauwächtig saamgesteld is, of ook wel wanneer men hem haveloos heeft uitgekamd: doch wanneer men hem daarëntegen aan Russische Kooplieden van wat meerder middelen, in eene achtbaare lengte, donkerbruin of zwart van verw, en wel onderhouden, van de kin ziet nederdaalen, en dit alles verzeld ziet gaan van eene ten opzicht van het overige deftige kleeding, 't geen men te Moscou nog veel meer dan te Petersburg waarneemt, is hij ver van het aangezicht te veröntcieren; en ik heb mij, dergelijke lieden ontmoetende, zeer dikwijls niet van het denkbeeld kunnen ontdoen: zoo omtrent zagen er een Abraham of Salomon uit. De Vrouwen uit den geringen burgerstaat te Petersburg zijn doorgaans kort en dik, en niet onäangenaam van gelaat; die der andere Hoofdstad zijn mij iets grooter voorgekomen: doch van het door zeer veel kunst geholpene gezicht van deeze, zal ik, wanneer ik mijne Leezeren daar heen voere, gelegenheid vinden breedvoeriger te spreeken. Onder eene | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||
hoogere Classe zoude het moeijelijk zijn eene meenigte welgemaakte en schoone lieden, onder beide Kunnen, over 't hoofd te zien: doch zo het rood leggen bij de Vrouwen eene minder algemeene heerschappij oeffende, zoude een Teint, welk het aan geen natuurlijke verw ontbreekt, er nog meer door verhoogd worden. Een vriendelijk voorkomen (ik spreek niet van een' toon van hoogheid, dien aan sommigen de groote Waereld leert aanneemen, of die geringeren aan trotsche meesters nabootsen) zal men den Russen over 't algemeen niet betwisten, en zij behooren gewis niet tot de Natiën, aan welken men niet gaarne eene zekere goedäartigheid zou willen toestaan. Van eene onbepaalde onderwerping aan hunnen Souverain, en aan de bevelen van hun die in zijne plaats over hen gezag voeren; van een' moed op het slagveld, en bij het beklimmen van vijandelijke muuren, die geene grenzen kent; van een doorstaan zonder murmureeren van alle ongemakken, die hiervan onäfscheidelijk zijn: is het noodeloos te spreeken, daar de Jaarboeken van het laatste vierdedeel der afgeloopene eeuw, er de talrijkste en doorslaandste bewijzen van hebben opgeleverd. Of evenwel dit denkbeeld zelve van onderwerping hen in de uitvoering van wat al te despotique bevelen niet somwijlen wreed maake omtrent de ongelukkigen die er het slagtöffer van zijn; en of die andersints zoo onbepaalde subördinatie in den krijg, hen evenwel zoo ligt zou te rug houden, van in plaatsen, bij storm veröverd, of op eene | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wijze, die er niet veel van onderscheiden is, zich aan het plunderen en vermoorden over te geeven, is eene andere vraage. Althans te Warschouw hebben mij lieden van doorzicht, en die gewis niet op de hand waren der drie verdeelende Mogendheden, en in 't bijzonder geen Verëerers van den Generaal Suwarof, in zijne zedelijke hoedanigheden, nimmer durven verzekeren, dat hij het afgrijsselijke bloedbad van Praga zou hebben kunnen keeren, noch hem het zelve stellig durven te last leggen. En of alles wat er te Oczacow, Ismaël en elders gebeurd is, even eens op Potemkins en anderer Veldheeren rekening geplaatst moet worden, is misschien even twijffelächtig. In 't land zelve hoort men intusschen van moorden slechts zeldsaam spreeken: waar toe tog ook, daar alle Steden geslooten zijn, en daar men zonder Pas geen' voetstap in het Rijk kan doen, de zekerheid van aan de straf niet te zullen ontgaan, wel iets kan toebrengen. Men kan dus ook schier overäl met de meest mogelijke veiligheid reizen, hoe zeer er langs de Wolga, en reeds in de buurt van Casan, wel eens van aanvallen op de doortrekkenden gehoord wordt. De inwooners van de Provintie van Nischnei, door welke men heen moet, als men van Moscou naar de Stad die ik daar noemde, heen reist, staat ten opzicht van het Caracter haarer inwooneren in gantsch geen goed gerucht. De wreedheden, welke zich sommige Lijfeigenen wel eens omtrent hunne Heeren veröorloofd hebben, en zelfs om- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||
trent vreemdelingen, die hen met het Landgoed gekocht hadden, zouden door geleedene onderdrukkingen nog eenigsints kunnen veröntschuldigd worden. Ik spaar tot een afzonderlijk Artikel, 't geen ik omtrent den staat der dienstbaarheid aan mijne Leezeren merkwaardigs heb mede te deelen: doch hier kan ik mij niet onthouden van in 't voorbij gaan te zeggen, dat de ontsagchelijke aanhang, dien de opstand van Pugatschew oogenblikkelijk vondt, en de vervolging des Adels, die er terstond, even gelijk eenige jaaren geleeden in Frankrijk, mede verzeld ging, genoeg doet vermoeden, wat er in dit Rijk zou kunnen plaats grijpen, indien zekere beginselen er onvoorzichtig of moedwillig gepredikt wierden, en wat de goedsbezitteren als dan van de barmhartigheid hunner Russen zouden te verwachten hebben. De Russische Kooplieden van eenig vermogen, inzonderheid in het middelpunt des Rijks, draagen den roem eener groote eerlijkheid weg, en genieten dus een' evenredigen graad van vertrouwen. Met de kleinere daar en tegen, gelijk ze in het Winkelgebouw te Petersburg, en ook te Moscou, bij elkaâr zitten, dient men, zoo ten opzicht: van de waaren, als van den prijs, zeer op zijne hoede te zijn. Wanneer ik wist, dat ik omtrent de waaren zelven zeker was, heb ik mij altijd het best bevonden, met een derde te bieden van 't geen men eischte, en bij de natuurlijk daarop volgende weigering heen te gaan; wordt men door hun niet te rug geroepen, zoo dient men zelf | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||
terug te keeren, en iets meerder te bieden; het oogenblik, dat men, weder op nieuw hen verlaatende, door hun zelven wordt weâr geroepen, is 't geen den prijs bepaalt, waar op men zeker kan zijn dat zij de goederen laaten zullen. Tot kleine dieverijën wordt het Volk beschuldigd zeer geneegen te zijn. Dan, de Police bestraft dezelven streng; en ik herïnner mij niet, bij eene vertoeving van één en een half jaar in het Rijk, er anders ondervinding van gehad te hebben, dan dat te Moscou aan mijne bedienden, zoo dra hun Vertrek maar eene minuut open en ledig stond, door de bedienden van een' ander, die zich in een nabuurig Vertrek bevonden, een hoope zaaken ontvreemd wierden; en vervolgens, dat van de meubelen, welke ik bij mijne aankomst had moeten koopen, en na mijn vertrek last had gegeeven van weder tot geld te maaken, de spiegels, althans zoo mij geschreeven wierdt, reeds des anderen daags uit de geslooten kameren waren weggenomen. Ik zal echter daar laaten of dit eene Russische onëerlijkheid, dan wel een Fransch bedrog geweest zij; en er pleit veel voor de laatste gissing. De vreemde Negocianten te Petersburg bedienen zich dikwijls op hunne Comptoiren van gemeene Russen tot het heen en weder draagen van Contanten; zonder dat de ondervinding hen leert zich over dit vertrouwen te beklaagen. Het Caracter der Natie tekent zich het minst voordeelig in de omkoopbaarheid der Amptenaaren van alle Classen, bij welken, niet alleen om het on- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||
geöorloofde, maar ook om al waar men wettig recht op heest, en 't geen tot hunnen plicht behoort, te verkrijgen, geldsommen van meerder of minder aanbelang, naar maate van het gewigt der zaak, besteed moeten worden; en die behalven dat zich duizenderlei kunstgreepen veröorlooven, om hun inkomen te vermeerderen. De veröntschuldiging moet mogelijk in de algemeenheïd en publiciteit van de misdaad, in de geringe besolding der Amptenaaren, en in eene al te groote toegeevenheid onder de langduurige regeering van Catharina, en het voorbeeld 't welk sommigen haarer gunstelingen zelven gaven, gezocht worden. Ik twijffel echter geensints, of hooger belooningen aan de eene zijde, en aan de andere niemand verschoonende straffen over een misbruik van gezag, dat alle order ondermijnt, zouden daar in al spoedig heilzaame hervormingen te weeg brengen. Dat het intusschen ook hier aan geen Mannen ontbreekt, die hunne Posten, hoogere of geringere, eerlijk waarneemen, zal niemand, hoop ik, in twijffel trekken. Het brandewijn drinken, of met een ander woord de dronkenschap, heeft sedert eenige jaaren, vooräl onder 't Gemeen, zoo vreesselijk toegenomen, dat de verpachting dier verderffelijke waare thans 800,000 Roebels meer opbrengt, dan te vooren, toen er eene Millioen voor ontvangen wierdt. De Sociëteit, die er agttien Ton voor betaalt, mag dit vloeibaar vuur, gelijk het de Engelschen hebben uitgedrukt, alleen verkoopen, behalven die, waar aan zij er het | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||
recht toe op haare beurt verhandelt; ieder evenwel staat het branden vrij, mits hij er slechts geen koopmanschap mede drijve. Ik zal te Moscou, waar ik van de uitwerkselen des dranks het meest ben getuige geweeest, nog eens op deeze stof te rug komen, en er hier slechts bijvoegen, dat ik mij weinig had voorgesteld, bij het te rug keeren in mijn Vaderland die zelfde ondeugd in dezelfde evenredigheid te zullen toegenomen vinden, en te zullen moeten betreuren, dat een der bloeiëndste takken onzer inlandsche industrie zich op de puinhoopen der Natiönaale zeden verheft. Eene boven alle verbeelding losse levenswijze der Grooten, verzuim van de opvoeding hunner Kinderen, geduurige verandering van smaak, en verkwistingen daar uit ontstaan, verwaarloozing van het huishouden (zoo dat de rijkste Edellieden zich in schulden gewikkeld vinden, die sommigen hunner met de minste order zouden kunnen voldoen), en wat iets meer van dien aart is, laat zich mogelijk voor een groot gedeelte verklaaren uit den snellen overgang, dien men in dat Rijk door de verplaatsing der Hoofdstad, indien ik mij zoo uit mag drukken, uit Asiën in Europa, en door de overhelling van Peter I en zijne Opvolgeren tot al wat Europeesch was, uit de Barbarey in het tot verblindens toe heldere licht der Cultuur van ons Waerelddeel, zonder allengsche voorbereiding, gemaakt heeft. Het is onmogelijk eenigen tijd in de beide Hoofdsteden door te brengen, zonder aan menschen en aan zaaken, ja ik zoude | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||
er durven bijvoegen schier aan alles, het onnatuurlijk mengsel waar van ik spreek, en de Asiatische voetspooren gewaar te worden. Voor het uiterlijke intusschen hebben de aanzienlijke Russen van beide Kunnen, inzonderheid evenwel de Vrouwen, den eleganten toon der Europeesche welleevenheid, met al deszelfs rafinementen, voortreffelijk, althans zoo veel het uiterlijke betreft, weeten aan te neemen: gelijk ik ook nauwelijks behoef op te merken, daar ieder, die een weinig terug denkt, het van zelve begrijpen zal, dat de eene en andere Stad rijkelijk in al de immoraliteiten van Hoofd- en Hofsteden deelen, en dit natuuurlijkerwijze ook tot laagere rangen afdaalt. Of hier, gelijk Storch verzekert, geen voorbeelden zijn van Romanesque Amourettes, laat ik voor zijne rekening; doch dat er doorgaans, uit eene groote zucht om te schitteren, geld en rang bij het sluiten van huwelijken onbegrijpelijk veel afdoen, zal ik hem niet betwisten. Moeijelijk vrees ik ook, dat men de Russen geheel van dat soort van eigenliefde zal vrijpleiten, welke in een' hoogen graad zich zelve zoekt, en daar door omtrent anderen, wanneer men er geen voordeel bij uitrekent, en dikwijls zelfs ook dan, weinig behulpsaam wordt. Ik heb hier meer dan eens de bewijzen van gezien, die, men bezwaarlijk in een ander land ontmoeten zoude, en mogelijk is er geen plaats in de Waereld, waar een kranke meer verlaaten is dan te Petersburg; daar het ten uitersten moeijelijk valt zelfs zijne bedien- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||
den, voor zoo ver zij gehuurd zijn, van hunne dagelijksche vermaaken af te houden. Eene slimheid in het Caracter, welke het nimmer aan resources ontbreekt, eene geschiktheid inzonderheid om alles wat men ziet na te bootsen, meer nog dan Genie om het uit te vinden, wordt hun met het grootste recht algemeenlijk toegekend. De zelfs-moorden zijn ten uitersten schaars. Van hunne Godsdienstige beginselen zal ik daarna opzettelijk spreeken. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Kleeding]De Nationaale Russische Mans - kleeding is een ruim en tot beneden de knieën afdaalend overkleed van laken, of in den Winter ook wel van schaapenvel, 't welk niet door knoopen, maar door eene sjerp over elkaâr wordt vastgeslooten, en een half opgetoomde hoed op het hoofd; dat der Vrouwen verschilt in iedere Provintie; te Petersburg zijn het in den Winter korte zijden gecouleurde bonte manteltjes, met de in een langsaam spiraal opgewondene muts. De lieden van den middelstand gaan gekleed gelijk bij ons. Onder den hoogeren was de pracht in dit opzicht aan het afneemen. Slechts wanneer het Hof zich in de Stad bevond, konde men bij den Adel niet wel anders dan met den degen en den hairzak komen; aan zijn Hof had Keizer Paul in den tweeden Winter van mijn verblijf te Petersburg alles in de Uniform gezet. Op groote Fêtes intusschen verschijnen de Vrouwen met zoo veel smaak als rijkheid van gewaad, zoo wel als van Juweelen, die | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||
men hier, te Weenen, en te Napels misschien beter weet te zetten, dan in eenige Stad van Europa. Men bemint het meest, en zoo 't mij voorkomt met recht, de gecouleurde steenen; en van Amethisten, Aigue-Marines, Topaazen en meer andere van dit soort, heb ik hier de schoonste hals- hoofd- of borstvercieringen, die men zich voor kan stellen, gezien: veeläl met goud Filagram omringd. Op Huwelijksdagen leenen de Vrouwen elkander haare Juweelen: dewijl de Bruid haare eigene den dag te vooren aan den Bruidegom moet overgeeven. Den Mans ontbreekt het ook aan geen schatten van Edele Gesteenten; en de talrijke Ridder-Ordens van het Rijk, waarvan sommige Grooten drie en meer Starren op het zelfde kleed verëenigen, geeven gelegenheid genoeg, behalven ringen en dergelijke, om dezelve op plechtige dagen ten toon spreiden; niemand evenwel draagt de Star van zulk eene Order in Diamanten, dan die, waar aan de Keizer ze daar in geschonken heeft. Behalven verscheiden andere Juweliers in deeze Stad (onder welken ik bij den Heer Berteuil, buiten 't geen tot zijn handwerk behoorde, ook eenige Schilderstukken, Mineraalen, Jaspissen, Agaaten en verscheiden der Siberische half Edele Gesteenten heb aangetroffen), verdient inzonderheid de verzameling van den Hof-Juwelier Duval bezocht te worden. Met zijn' Broeder samen bezit hij mogelijk de schoonste verëeniging van gecouleurde Stee- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||
nen die bekend is. Veelen daarvan zijn uit een vermaard Cabinet te Parijs gekomen, waar eertijds voor een paar Millioen van deeze duure liefhebberij bij elkaâr was. Van laadjes, waar enkele Juweelen en Brillanten samen liggen, zegt hij, ze even openende en weder toeduwende: ce ne sont que des Diamants. Orientalische en Siberische Topaazen van uitneemende grootte, blauwe Star- en Straal-Brillanten, heerlijke Robijnen en Opaalen, en wat men verder in dit soort uitgezochts, en in der daad ongewoons, zich verbeelden kan, behelst dit Magazijn in eenen meerderen graad, dan ik het mij ooit herïnner gezien te hebben. Behalven de talrijke Galanterie- en Mode-winkels langs de Perspectief, meest door Franschen gehouden, onderscheidt zich, inzonderheid voor de Vrouwelijke kleeding, het zoogenaamd Engelsch Magazijn, hoe wel er ook Ameublementen en andere dingen verkocht worden, niet alleen door de deugd zijner waaren, maar vooräl door de reeks der kameren en zaalen, in welken zij uitgebreid liggen, en die met elkander een' langen winkelhaak vormen. Voor 't overige zal het gevoegchelijker zijn, zoo van het dubbele hofgewaad der Vrouwen, als van al wat het Pelswerk betreft, op eene andere plaats te spreeken. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Voedsel]Het ontbreekt den gemeenen Rus niet aan de gelegenheid om op eene gemakkelijke en goedkoope wijs aan voedsel te bekomen, hoe zeer een hoope levensmiddelen sedert eenigen tijd zeer in prijs | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gereezen zijnGa naar voetnoot(a). Vijf zesden van het jaar door zijnen Godsdienst tot onthouding van vleesch verbonden, zoekt hij dan met zijne koolsoupen, gruttespijzen en dergelijken zich te behelpen. Een paar soorten van Thee of Limonade, met honig, saffraan en andere inmengselen gereed gemaakt, worden steeds op straat warm aan den voorbijganger van eene mindere Classe aangebooden; en hier en daar staan even eens voor de huizen allerlei drooge waaren van amandelen, nooten, hard gebak in kleine kraamen of op tafels te koop. In den Winter leveren eenige markten een zonderling schouwspel op, gelijk bij voorbeeld de Vischmarkt, achter de Keizerlijke stallen, waar ik sommige soorten van langen visch, zoo hard als stokken bevrooren, en van een' verren afstand herwaards gebracht, in grooten aantal heb zien veil bieden. Doch dit is niets tegen de vermaarde markt van St. Andreas Newski, welke in de buurt van dat Klooster, geduurende een paar weeken omtrent het Kersfeest, op eene groote, rui- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||
me, doch onregelmaatige plaats gehouden wordt, Hier komen de bevroozene eetwaaren in sleden van een paar duizend Wersten ver; de boeren staan zeer digt bij elkaâr, en verkoopen dikwijls in éénen dag reeds al hunne goederen: doch de toevoer gaat onophoudelijk voort. Het geen men hier het meeste ziet, zijn Varkens in hun geheel, de buitenste huid er alleen van afgehaald, en voorts zoo hard en stijf, als of zij uit des Beeldhouwers hand kwamen; men zet ze doorgaans zoo goed als recht over end, en met de voorste pooten tegen eene tafel of een' kruiwagen leunende. De veertig pond kosten bijna twee en een' halven Roebel. Het overige zijn schaapen, lammeren, kalveren, doch deeze drie van weinig waarde, mitsgaders speenvarkens; de kalveren hebben nog de hairhuid om; voorts halve ossen, doch ook deeze, zoo wel als hoenderen en endvogels, slecht; de ganzen waren iets beter. Boter en vet wordt hier mede verkocht, en visschen uit de Ladogasche Zee, even gelijk ik die zoo even beschreeven heb. Sommige deezer waaren zijn in der daad goedkoop: doch het wordt meest door gemeene lieden opgekocht, terwijl er al veel de kracht is uitgevrooren. Eenige goederen hebben niet eens de verdiensten van den geringen prijs. Het wemelt er steeds van menschen, en reeds de straaten die er heen voeren, zijn vol met sleden, welke er de gekochte waaren gaan afhaalen, en doorgaans met heele of halve varkens terug komen. Bij eene middel- en hoogere Classe heerscht zeer veel tafelpracht. In een' zeke- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ren zin is elk bijna tot het houden van eene open tafel voor zijne vrienden verbonden, en het wordt gezegd eene daad van beleefdheid te zijn, wanneer deezen zich bij iemand te gast noodigen. Intusschen heeft mij de ondervinding in een paar gevallen geleerd, dat men hier, zoo weinig als elders, de uitnoodigingen zelfs van den Gastheer, wanneer ze in algemeene woorden geschieden, altoos even letterlijk op moet neemen; en dat te Petersburg, gelijk overäl, de dagelijksche tafel niet altoos ingericht is, om er met genoegen vreemden aan te ontvangen. In sommige huizen houdt men zijne vaste dagen: doch eigentlijke open huizen, in de volle kracht van het woord, waren 'er, bij mijn verblijf in deeze Stad wel eenige weinige om er den avond door te brengen en te soupeeren, doch, zoo veel ik weet, geene des middags. Op alle maaltijden maakt men hier, even als in Zweden, van het tafeltje met Liqueur, brood, kaas, worst, en dergelijken gebruik, dat in het Vertrek, waar men ontvangen wordt, geplaatst is; en ook aan tafel begint men met Caviaar en zouten visch. Van den Caviaar wordt sterk gegeeten. Ik twijffel of men hem buitenslands in die gedaante van zwarte Gelei, zonder dat hij gedroogd of gezouten wordt, wel ver kan vervoeren. Het geen dit soort van voedsel lekkers hebben mag, wordt mijnes oordeels door de ijsselijke vettigheid weg genomen. De Fransche keuken is doorgaans de gewoonlijke. In Russische huizen voegt men er eenige Nationaale schotels | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||
bij, waar onder zich zeer saamgestelde Soupen, en kleine grutten potjes, sommigen van onrijp graan vervaardigd, onderscheiden; van beiden hebben zij verschillende soorten: doch de laatsten zijn niet minder dan gezond. Aan groenten heerscht in den Winter groot gebrek, en 't geen men heeft, wordt meer voor den avond gespaard; voor geld evenwel zou men kunnen bekomen wat men begeerde: doch men heeft wegens den moerassigen bodem er een vooröordeel tegen. Onder de lekkernijën, die hier somwijlen opgedischt worden, behoort in der daad het Kalfsvleesch van Archangel. Grooter, schooner en blanker heb ik het nimmer gezien. De mesting deezer Kalveren, die van Hollandsch ras zijn, duurt veertig weeken: na welke zulk een Kalf tot 7- à 800 ponden zwaar is. Ook van de Wolga komen er Kalveren, doch minder van soort; en het overige vleesch wordt van de vette weiden der Ukraine, en van de Kalmukken, van den afstand dien ik zoo even reeds noemde, herwaards heengevoerd. Het is niet duur, even weinig als het zout. De Steur en de Witte Visch zijn mij de twee aangenaamste Visschen, die men van tijd tot tijd op tafel zet, voorgekomen. In den Sterlet, die voornaamentlijk een bewooner der Wolga is, heb ik nimmer den hoogen prijs kunnen proeven, dien er de Apiciussen onder de Russen, welke er somwijlen honderd en meer Roebels voor betaalen, wanneer hij van eene aanzienlijke lengte is, aan hechten: doch zij verkiezen hem dan in Soupe, gelijk wij met den Paling | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||
doen, te nuttigen. Het witte brood is hier voortreffelijk; en in dit opzicht leveren niet alleen de Hoofdstad, maar ook andere Plaatsen, althans naar de Zweedsche zijde, een merkelijk onderscheid vaa dat nabuurig Koninkrijk en van Denemarken op, en de gemeene man zelfs heeft den toegang tot deeze waare. Het koorn, dat te Petersburg tot brood verbakken wordt, koomt van de Provintiën aan de Wolga. Er is hier een Keizerlijk Meelmagazijn, waar men het voor een' vasten prijs in geringe hoeveelheid koopen kan: gelijk er ook, op denzelfden voet als ik reeds omtrent het brandhout gezegd heb, openbaare Koorn- en Meel- magazijnen in het Rijk zijn opgericht. De Wijnen, waar van men zich bedient, zijn meest de Fransche, Spaansche, en Portugeessche: doch ook aan groote maaltijden is, even als in Frankrijk, de tafelwijn slecht. Een Plateau van de uiterste pracht en smaak, geheel uit het geen men in Italiën Piétra dura noemt (gelijk Agaat, Lapis Lazuli, Porphier) en uit Marmer saamgesteld, en tot een' Tempel en andere Architectuur-stukken verëenigd, 't welk ik op eene vroegere reize te Dresden bij een' Beeldhouwer bezichtigd had, en waar van ik ook in mijne toenmaalige Berichten heb gewag gemaakt, dacht ik weinig op deezen tocht bij den Prins Beloselski, die er in Italiën den bouwstof toe verzameld had, te rug te vinden, en wel op eene groote maaltijd, welke aan een' Generaal Prins van Gallitzin in het begin van 1799 gegeeven wierdt, toen dezelve bestemd was, om | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||
in het voorjaar te land met eene Armée van 36000 man op deeze Republicq te trekken: een tocht, welke, wegens de zwaarigheden die de onderneeming van de Pruissische zijde ontmoette, daar na veränderd wierdt in de Expeditie ter Zee, waarvan de uitkomst aan een' ieder bekend is. Nog een Plateau van dit zelfde soort zag ik daarna aan het huis eenes Koopmans in Lustres, Branches enz., die het voor den Graaf van Soimonoff bewaarde. Het wierdt op 50,000 Roebels geschat, en was geheel van Siberische fijne steenen. Agaat, Jaspis en dergelijke vervaardigd, met Tempeltjes en Triumphboogen; de grond van Malachiet. De ordonnantie echter van dit kostbaare Tafelstuk behaagde mij onëindig minder dan die van het voorige: als zijnde alles veel te klein en te gedrongen: daar het Beloselskische in 't tegendeel van de beste tekening is, en voor eene tafel van tusschen de dertig en veertig menschen geschikt. Des Winters wordt aan vruchten op de Desserten weinig besteed, behalven op groote Feesten: hoe zeer ook hier aan voor geld steeds ligt genoeg te geraaken is. De Astracansche druiven kan men in een soort van Russische winkels, waar men in olij, worst en dergelijke dingen handelt, tot in het voorjaar toe nog voor drie quart Roebel het pond, zeer goed onder doppen bewaard, koopen, en natuurlijker wijze in 't begin des Winters nog voor minder. Goede appelen, en bergamotten zelfs, vindt men er ook zoo lang men begeert. Wanneer er pracht moet ten toon gespreid worden, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||
rekent in dit opzicht de Rus niets voor zich te kostbaar. De Heer de la Coste heeft het in zijn' Tuin bij de Rigasche Poort zoo ver gebracht in het vroeg voortteelen van vruchten, dat hij omtrent den 10 Februarij reeds rijpe kerssen had, niet tegenstaande hij eerst na Nieuwe Jaar begint te stooken; en deeze kerssen laat hij zich in het gemelde Saisoen tegen tien Roebels het stuk betaalen; men had hem, zelfs deezen prijs op een Feest, 't welk, even eer ik hem in 1799 bezocht, door een aanzienlijk Edelman voor het Hof bestemd was, voor eene schotel van honderd stuks, zoo hij ze leveren konde, aangebooden; ieder van deeze Kersseboomen stond in eene groote pot. Met de Persikenboomen gelukte het hem niet een dergelijk fortuin te maaken, daar geen kracht van vuur ze in dit Climaat veel vóór Julij tot rijpheid brengen konde. Aan de kagchels, die de groeikracht van deeze en andere vruchtboomen en van de bloemen helpen bevorderen, zijn gemetselde vierkanten canaalen vast, die door de geheele kas loopen. Ik heb ook, tegen 't laatst van Maart, op de nog besneeuwde Buiten-plaatsen van den Graaf Osterman en Moussin Pouschkin de broeikassen bezichtigd; in derzelver bouwaart en wijze van aanleg was weinig opmerkelijks: doch ik vond er van allerlei gewassen: aardbesiën, apricoosen, persiken, vijgen, pruimen, druiven, ananassen, zelfs een paar appelboomen; en aan sommigen derzelven de vrucht voor den tijd al ver gevorderd. Op beide de Plaatsen worden de vruchten verkocht, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dewijl de Eigenaars zich te Moscou bevinden. Op die van Moussin Pouschkin had dit, in 1798, 2500 Roebels opgebracht. Ook de bloemen worden er verkocht. In Logementen valt niet zeer op het eeten te roemen; en van een' grooten Franschen Kok, die in het mijne voor de Huisgenooten, en voor eene meenigte lieden buitens huis dagelyks zijne vijf schotelen leverde, was het nauwelijks met geld of goede woorden mogelijk iets boven het geen de pot van dien dag schafte, waar onder zelden groente was, te bekomen; en 's avonds, wanneer hij en een paar knechts zich in de Comoedie of op hunne Assembléen bevonden, slechts zelden eene enkele warme schotel. Des Zomers, op dat ik dit in 't voorbijgaan van iets dat ik zelf niet bijgewoond heb zegge, wanneer de aanzienlijke lieden op hunne kleine en digt naast elkander gelegene Buitenplaatsen op den Peterhofschen weg, of in andere gedeeltens van de buurt van Petersburg doorbrengen, verliest men de helft van den dag met dan op de ééne, dan op de andere Plaats zijne middag- en avondmaaltijd over bestoovene wegen, en in eene groote hette, te gaan haalen. Op het platte land is mij verzekerd, dat de welvaarenheid der Inwooneren, vooräl van sommige groote Dorpen midden in het Rijk, zich in hunne houten huizen, wanneer zij bruiloften of andere feesten houden, in pracht van serviesen, zoo wel als in overvloed van levensmiddelen, kenmerkt. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Ameublement]Gelijk de Luxe te Petersburg zich zeer in de kost- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||
baarheid der maaltijden uitlaat, zoo ontdekt men hem niet minder in het Ameublement. Men moet evenwel niet ver buiten de eigentlijke Apartementen gaan, om juist het tegenövergestelde, en veel haveloosheid, morssigheid en wanörde gewaar te worden. Doch in deeze Apartementen heeft men, behalven op al 't geen Engeland en Frankrijk in 't stuk van meubelen elegants en uitmuntends opleveren, ook op den vorm zelven der Vertrekken zeer geraffineerd; men heeft er sommigen, behalven de Colomnades die aan veele te koste gelegd zijn, in tenten, andere door het schilderwerk in tuinen veränderd; de Canapé's hebben in verscheiden huizen voor de Divans plaats gemaakt, die, daar de vreesselijk breede zit- en rustbanken het aanleunen verhinderen, tot uitwerking hebben, dat de Vrouwen, om zich gemakkelijker te plaatsen, naar achteren schuiven, en dus de beenen niet hangende maar liggende houden. Het bekleeden der muuren met een gordijn van gecouleurd laken, van onderen en ter zijde opgeplooid, en met kwasten enz. vercierd, was bij mijn verblijf aldaar de grootste en nieuwste smaak, waar van de fraaiheid mij evenwel niet voorkwam aan de onkosten te beäntwoorden. In het huis van een' particulier had men van de deuren ingangen tot Grottes gemaakt; in de kamer waar men 's avonds ontving, was geen venster om ooit het daglicht binnen te laaten. De trap naar de tweede verdieping was een wenteltrap, rondöm den stam eenes booms in het midden van een koepelvertrek, 't welk zelve | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||
als tuin geschilderd: was, en deeze trap wederöm verbeeldde van onderen stukken steen. De drift tot de hangende tuinen, die onder Catharina, welke het van Semiramis waarschijnlijk overgenomen had, op de daken of op de tweede verdieping van verscheiden huizen wierden aangelegd, en, gelijk men zich ligt kan voorstellen, door het lood dat er aan besteed, en de aarde die naar boven gevoerd moest Worden, zeer hoog kwamen te staan, heest kort geduurd, eenige derzelven, om van die der Heremitage niet te spreeken, van welke ik daarna afzonderlijk gewag zal maaken, ziet men nog in 't voorbijrijden in de hoogte. Van de Meubel-magazijnen in deeze Hoofdstad, in welken zich alles verëenigt, waar mede men in weinig dagen een geheel. Hôtel in order zoude kunnen brengen, zijn er verscheidenen zeer zienswaardig. Zoo treft men hier ook winkels van die prachtige Alabastre Vasen van Florence aan, die, inwendig geïllumineerd zijnde, een flauw licht door het bijtel- en beeldwerk heen in het Vertrek laaten. Die van Desfargues munt daar in uit. Zij zijn er van allerlei grootte, en worden wie weet hoe veel maal duurder, (gelijk alles te Petersburg, wat enkel Luxe is, verbaazend hoog te staan koomt) aan den kooper aangerekend, dan hij ze in het Attelier van Pifani zelven zoude kunnen verkrijgen. Voor 't overige worden de huizen hier of bij verdiepingen of alleen bewoond. In het laatste geval strekt de Rez de Chaussée meest tot Offices of Comptoir, of nog wel tot een enkel Heeren-Apartement. De veränderlijkheid der | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||
groote Russen doet hen somtijds geheele huizen slechts bij de maand huuren. Aan goede herbergen is zonder tegenspraak gebrek; en wanneer men in dezelven een quartier gehuurd heeft, 't geen men voordeeliger bij de maand dan voor een korter rijd zal verrichten, heeft men nog zeer veel moeite, eer men met beddegoed en meubelen in order is. Niet de Logementen alleen, maar zelfs een groot gedeelte der eerste huizen, zijn door rotten en muizen ondermijnd. Dit ongedierte kan zich niet zoo zeer, gelijk bij ons, achter behangselen verbergen, om dat men zich hier doorgaans aan geschilderde muuren houdt; doch de betimmering van de voleren is zoo ellendig, dat het onder den bodem het veiligste en ongestoordste verblijf vindt. Het zoude schier in 't belagchelijke vallen, de operatiën te beschrijven, die ik in het Hôtel de Londres tot mijne verdediging tegen dit lastig geslacht heb moeten in 't werk stellen, zoo met het huuren van katten, als met het bepleisteren en vullen hunner diepe holen; en tevens de rustelooze poogingen van hunne zijde, om, tegen alle die bebolwerkingen aan, het veld te blij van houden; ook hoe zij mijne buuren in het zelfde gebouw, die zich zoo veet moeite niet gaven, behandelden: doch liever zal ik, om op eens een denkbeeld te geeven van die AEgyptische plaag in deeze Stad (en in andere Steden van Rusland, vooral in 't Zuiden, is het nog onëindig erger), alleenlijk aantekenen, dat de metselaars jaarlijks in 't begin van den Winter genoodzaakt zijn de Vertrekken van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Keizerlijk Paleis zorgvuldig na te zien, en alla muizen- en rotten-hoolen met pleisterwerk te stoppen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Dienstboden]Het aantal dienstboden is in de Russische huizen verbaazend groot: en een paar hondert Lijfëigenen in zijn huis te hebben, onder den grooten Adel niets ongewoons. Daar zijn er zelfs die er tot 500 à 600 toe bezittenGa naar voetnoot(a). Ten hoogsten bevinden zich onder dezelven de eene of andere Hofmeester, Kamerdienaar, Kamenier, Of Kok, die vrijen, en doorgaans tevens buitenlanders zijn. De vrijen laaten zich gewoonlijk duur betaalen; ook de andere, die de Bezitters van hunne goederen afneemen en aan den akkerbouw ontrukken, voor welken zij daarna nooit meer geschikt zijn, en zelfs zich als den Adel van hunnen stand beschouwen, ontvangen, behalven kost en levereij, eenig loon: wel tot zestig Roebelen toe in het jaar; buiten het geen men, als zij huwen, nog voor hunne kinderen doen moet. Voor hunne ligging des nachts moeten zij zelven zorgen; het locaal alleen wordt hun daar toe aangeweezen; en is hunne zaak alsdan de lappen, of kussens bij | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||
één te leezen, op welke zij meer of min gemakkelijk begeeren te rusten. En niemand inderdaad zal dit vreemd vinden, wanneer hij onderricht wordt, dat zelfs zeer aanzienlijke Russen op hunne buitengoederen aan de Logeergasten geen bed gewoon zijn aan te bieden, maar verwachten, dat zij het zelven medebrengen. Op eene plaats in den omtrek van Moscou te logeeren gevraagd wordende, door lieden, wier huisgezin meer op den Europaeïschen voet was ingericht, wierdt er wel uitdrukkelijk bijgevoegd: wij hebben bedden. Een Sergeant is doorgaans aan 't hoofd der Lijfëigenen gesteld, om er order onder te houden: 't geen hem, wegens de ondersteuning der Police, aan welke zij dikwijls ter bestraffing worden overgegeeven (gelijk dit ook wel door vreemden ten opzicht van hun arbeidsvolk plaats heeft), vrij gemakkelijker valt, dan te weeg te brengen, dat de Heer en Vrouw beter door zulk eene schaare gediend zijn, dan slechts door weinigen. Men laat hen intusschen allerlei handwerken en kunsten leeren; de Meisjes naaijen, kantmaaken of borduuren; en indien de Lijfëigenen van beide Kunnen talenten ontwikkelen, ontleenen er derzelver Heeren en Vrouwen zoo wel voordeel als vermaak van; en sommigen hebben hen zelfs wel, om 't een of ander te leeren, laaten reizen, zonder hen daaröm verlooren te hebben. De rijkste Edelman van Rusland, de Graaf van Scheremetew, die 1200 zijner Lijfëigenen in de betrekking van huisbedienden onderhoudt, heeft zijn Orchester en zijn Theater uit geen ander soort | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van lieden saamgesteldGa naar voetnoot(a); en het vermaarde Waldhoornen - Concert, dat alleen aan Rusland eigen is, kan door geen andere dan door Lijfëigenen ten uitvoer gebracht worden, om dat niemand, dan die onder den dwang des stoks staat, zich zelven en zijn Musicalisch Genie zou willen vernederen, om zich, gelijk hier geschiedt, te onderwerpen aan eeuwig den zelfden toon of halven toon uit te blaazen: zoo dat men ieder ook doorgaans, naar mate van dien toon, met den naam van Cis of D of H, onder die met hem verkeeren, bestempelt. Somtijds bestaat zulk eene bende tot uit dertig toe: doch een paar reizen, dat ik deeze Concerten heb bijgewoond, eens onder anderen van de Troup des Graaven Savadowski, heb ik er zoo veelen niet geteld. Zij staan allen met hunne Waldhoornen naast elkander; elk heeft op zijn Musicqpapier alleen de rol beschreeven, die zijn Toon in de Symphonie moet speelen; en hij blaast dien ook, wanneer de rei aan hem komt, met de verwonderlijkste nauwkeurigheid in den Tact. De uit- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||
werking van het geheele heeft mij in evenredigheid van het zonderlinge, en van de kunst, niet grootelijks voldaan: doch men beweert dat het vooräl in de open lucht is, dat men het hooren moet, om er gerechtigheid aan te laaten wedervaaren. Voor 't overige heeft men mij verzekerd, dat de Lijfëigene Domestiquen in de huizen meestäl niet streng behandeld worden. Ik herïnner mij echtet hierbij het verhaal van een buitenlandsch Minister, die lang te Petersburg geweest is, en op wiens gezegde ik volkomen staat kan maaken. Hij bevondt zich kort na zijne komst op een' maaltijd bij eene Dame van jaaren, naast welke hij geplaatst was. Een Hofmeester, met een zwaar gegaloneerd kleed, zettede de schotels op, en beging onwillig eene fout met een weinig saus op het kleed zijner Meesteresse te storten. Op een' wenk van deeze verdween het Hoofd der dienstboden voor eenigen tijd van achter tafel, en kwam daarna tot zijne voorige werkzaamheden terug, wel wat bleeker en pijnlijker van tronie dan te vooren, maar in het zelfde Costume; en gedwongen om zoo goed als mogelijk het gevoel eener operatie te verbergen, die hij intusschen ondergaan had. Niemand dan de Adel en hooge Civiele en Militaire Amptenaaren, mogen Lijfëigenen koopen: doch, gelijk er geduurig knechts en meiden in de Couranten worden veil gebooden, geschiedt dit somtijds wel eens door anderen: doch in dit geval is het steeds een Adelijke, die er zijn' naam toe leent. Van den prijs zal ik | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||
in 't vervolg gelegenheid vinden te spreeken. De leverijen zijn over 't algemeen rijk, en de roode couleur heerschte daarïn vooräl boven de overige: doch ik meen dat er op 't laatst een Keizerlijk verbod tegen uitkwam, althans tegen de roode pelsen, om de Hof-leverij beter van die des Adels te kunnen onderscheiden: 't welk toen weder de blauwe verw met goud of zilver galon zeer gemeen maakte. Vreemdelingen te Petersburg gevestigd, en ook de Onädelijken, zijn natuurlijkerwijze niet gehouden aan een zoo talrijk heir van bedienden, als die, welke ze van hunne Landgoederen bij honderden in de Stad kunnen brengen: doch in evenredigheid houdt men er tog meerderen dan onder ons. De vrijen worden somtijds maar voor eene maand gehuurd, doch zij kunnen zelfs in dien tusschentijd vertrekken wanneer het hun behaagt; en de Police schijnt hun in 't geheel, meer dan den Heeren en Vrouwen, haare bescherming te verleenen. Zij zijn zeer aan hunne vermaaken verslaafd, en des avonds niet uit het Tooneel of hunne gezelschappen te houden. Wanneer zij trouwen, geeft men hun dikwijls bruiloften in huis, en wel in een der goede Vertrekken, waar dan de Pairs der Kamerdienaars of Kameniers, op hunne wijze prachtig gekleed, de laatsten zelfs wel met gouden of zilveren randen op haare Robes, zich in dans en gastereering verlustigen. De Lijfeigene dienstmaagden zelve worden bij haar huwelijk omhangen met de Juweelen haarer Vrouwen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[Rijtuigen]In Equipagiën is de pracht niet boven maate groot, en wanneer zij zich in dit opzicht het meest doet bespeuren, is het nog meer in de tuigen der paerden, en in de kleeding der Domestiquen die op het rijtuig staan, dan in dit laatste zelve. De vreemde Ministers rijden dikwijls met zes paerden, met loopers en voorrijders, naar het Hof; omtrent het getal van paerden en voorrijders der Russen, zal het geschikter zijn op eene andere plaats te handelen. Hier zij het genoeg aan te merken, dat de meeste lieden die er het recht toe hebben, met ver paerden door de Stad rijden; en niet alleen eischt men het zelfde van een' Vreemdeling, die onder eene zekere Classe van menschen verschijnt: maar de ondervinding leert hem ook wel dra, dat twee niet toereikende voor hem zijn, in eene zoo groote en ver uit één gebouwde Stad. Veelen die hunne eigene Equipagiën hebben, althans onder de buitenlandsche Ministers, bedienen er zich meest slechts over dag van, terwijl zij des avonds met Iswostschiks rijden; dus noemt men het Russische huurspan, 't zij men dan de koets er van de voerlieden bij neeme, of slechts hunne paerden, bij welke zij eene gantsch andere wijze van spannen gebruiken, dan de gewoone Europaeische; en de Postiljon, zoo wel als de Koetsier, in 't Russisch gewaad gekleed, de laatste somwijlen met zijn' baard, zit op het van de handsche der voorpaerden, die vrij ver van de twee achtersten verwijderd zijn. Huurkoetsen bij het uur, gelijk bij ons, zijn niet te bekomen; bij | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||
den dag zelfs zoude dit zeer moeijelijk vallen; en wie zich dus niet in de mogelijkheid bevindt van er maandswijze een te huuren, kan des Winters zich nergens heen laaten voeren, of, hoe koud het ook zij, des avonds van een Soupé komende, niet naar huis rijden dan in eene opene slede, of des Zomers in eene kleine Chais, of in eene Droschki met één paerd (het laatste, is een soort van Worst, gelijk men het in Duitschland noemt, met een' enkelen bank in de lengte), welke op de hoeken van alle straaten gereed staan. Het getal der sleden, 't zij met één of twee paerden, wordt te Petersburg wel op 3000 geschat, en de prijzen der vervoering van één gedeelte der Stad naar het andere zijn maatig. Die ze mennen, hebben Nommers op den rug. In volkrijke straaten, vooräl daar zich dezelven kruissen, moet men duizend oogen hebben, om niet overreeden te worden: te meer, daar zich geen arreslede hier door schellen aankondigt. De goede Huur-Equipagiën staan zekerlijk op prijs. Men kan echter niet zeggen, dat 2 à 300 Roebels 's maands voor vier paerden zoo buitenspoorig veel is, wanneer men er bij bedenkt, dat men deeze paerden, en derzelver twee geleiders, reeds des morgens omtrent negen uuren bekomen kan; dat zij, al ging men den gantschen dag niet uit, zelfs in de strengste koude, niet wijken van de deur; dat, zo men tegen den middag een of twee uuren wil toestaan tot het voeder der dieren, en het spijzen der menschen aan hunnen stal, het een onverplich- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||
te gunst is; en dat andersints het ééne en andere zoo goed mogelijk op straat geschiedt; dat men ze vervolgens weder den gantschen nademiddag en avond, tot hoe laat de Soupés of zelfs de Bals ook duuren, tot zijn gebruik heeft. Meestäl is er hier en daar, vooräl bij de Logementen der Vreemdelingen, een nabuurige kroeg, waar de Huurkoetsier en zijn Postiljon, of beide samen, zich intusschen eens verwarmen en verkwikken, en van waar men hen binnen de minuut terug bekomen kan. In de huizen, waar men des avonds visiten doet, of waar menschen ontvangen worden, worden zy dikwijls binnen de voordeur toegelaaten; men ziet hen hier, wanneer men inkoomt, ter rechter en ter slinkerzijde van de eerste trappen, verdiepingswijze boven, elkander liggen, en zij verspreiden er gewis niet altoos den aangenaamsten reuk. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Russisch bad, en andere nationaale gewoonten]Het Russisch bad is een der eerste behoeften deezer Natie, inzonderheid voor den gemeenen man. Hij wordt er, van jongs af aan, aan gewend, en beide Kunnen bezigen dit soort van reiniging, en van opening der door de koude en allerlei onzuiverheid geslooten pooren, gewoonlijk ten minsten eens in de week, vooräl des Zaturdags, sommigen wel twee- of driemaalen; en de bruiden zonder uitzondering op den dag vóór haar huwelijk; de baarende dikwijls, gelijk ik reeds gezegd heb, om in te verlossen. Bij eene hoogere Classe is het Dampbad sedert eenigen tijd | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zeer uit het gebruik geraakt; evenwel in sommige huizen is er nog een Vertrek toe geschikt; of men gaat in de wooningen van lieden, die, voor een' quart of halven Roebel of iets meer, er een voor de zulken gereed houden, wier middelen hen ver boven het gebruik der publique Baden stellen; waar men dan ook alle oplettenheid en gemakken aantreft. Van het laatstgenoemde soort zijn er verschillende in Petersburg, en zij draagen den naam van publique Baden, niet om dat ze op openbaare kosten aangelegd, maar slechts om dat ze voor een' ieder, tegen betaaling eener kleinigheid, in de zelfde beslooten zaal toegankelijk zijn. Zij behooren aan bijzondere persoonen, wien zij geen geringe som opbrengen. Ik heb op een' Zaturdag nademiddag die van Grodno (dus meen ik dat de eigenaar heet) bezocht. Op zulk een' dag rekent men, dat er omtrent 500 persoonen zich van dezelven hier komen bedienen, tegen vijf Kopeeken (toen omtrent tien duiten) ieder. Een Voorpoort, onder welke allerlei ververschingen voor de geenen die zich gebaad hebben, worden verkocht, brengt op eene ruime langwerpige Bassecour, door een houten beschot in de lengte in tweeën verdeeld; de Vrouwen naamentlijk gaan door eene deur naar haare Bassecour, en vervolgens naar haar Bad, aan de rechterzijde; terwijl de Mans op de plaats zelve blijven, waar de Poort op uit koomt. De plaats en het Bad der Vrouwen is ontoegankelijk voor de Mans, schoon de deur der Voorplaats juist niet zoo digt gesloo- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ten is, dat zich de Susannaas hier altijd even veilig voor een bespiedend oog zouden mogen rekenen. In een' omgekeerden zin weert men ten minden van de afscheiding der Mans de Vrouwen niet zoo stiptelijk. Althans ik heb er onbeschroomd meer dan ééne Eva naast haaren Adam zien wandelen; en in het Bad zelve worden de Mans en Minnaars somwijlen door haare tegenwoordige of toekomende Huisvrouwen verzeld. Alles in der daad, behalven de sneeuw die op den bodem lag, herïnnerde hier den staat der onschuld van 't Paradijs. De Bassecour was vol met of nog geheel ontkleede, en uit het Bad reeds te rug gekeerde Mannen, of met zulken die bezig waren zich weder aan te kleeden; sommigen lagen op banken in de open lucht om zich af te droogen, of om uit te rusten; eenigen hielden de takken, waarvan zij zich in het Bad tot een soort van geesseling bedienen, nog op eene wijze in de hand, die eenig gevoel van schaamte te kennen gaf: doch ver de meesten dachten hier aan niet eens. Die een paar Kopeeken boven den badprijs betaalen willen, kleeden en ontkleeden zich in eene beslootene houten loots, waar intusschen ook hun gewaad blijft liggen. De anderen hangen het hunne over de latten van een stellagie, van boven even overdekt. Vruchteloos heb ik willen beproeven, om in het Dampbad zelve binnen te treeden. Reeds aan de deur ontmoetede mij een zoo heete stikkende Waassem, dat ik genoodzaakt was het hoofd te rug te trekken; | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||
doch ik heb den form der Russische Baden elders gezien. De kagchel wordt natuurlijkerwijze tot eene groote hette gestookt; alsdan tegen deszelfs gloed bestendig emmeren met koud water aangeworpen, waar van de waassem zich door de zaal verspreidt; de baadenden zitten amphitheatraal op banken boven elkander, en men klimt op hoogere banken, naar maate men een' meerderen graad van hette voor zich begeert. De waassem wordt in de huid ingewreeven; en, in de Baden althans waar men meer oppassing heeft, worden tot ontspanning derzelve dergelijke hulpmiddelen gebruikt, als men uit de beschrijvingen der AEgyptische genoegsaam heeft leeren kennen. Die er uit komen, vertoonen zich rood, gezwollen en dampende. Het onbegrijpelijkste is minder de hooge graad van hette, die zij er kunnen draagen, dewijl men zich van langsaamerhand hier aan gewennen kan: dan wel de verkiezing, om, wanneer zij het hebben doorgestaan, een quartier, of half uur, bij voorkeur moedernaakt in eene bevroozene lucht op en neder te wandelen: waar door men zich verbeelden zou, dat de gantsche heilzaame uitwerking des heeten waassems noodzaaklijk vervallen moest. De Gardes te paerd hebben hunne bijzondere Baden in de buurt hunner Casernen, niet ver van het Stift der Adelijke Jonkvrouwen; zij waren van buiten als een Theäter-Decoratie geschilderd. Onder de Russische gewoonten tekene ik hier in het voorbijgaan ook deeze aan, dat men de lieden, van den | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||
hoogsten tot de geringsten, nog bij den voornaam, gevoegd bij dien des Vaders, gelijk Paul Petrowitsch, Alexander Paulowitsch, noemt: even als dit in eenige Zuidelijke Gewesten van Europa nog het gebruik is; en dan die andere, dat, wanneer men eene Vrouw de hand kust, zij intusschen haare lippen op de wang des kussenden drukt. Het handkussen geschiedt hier derhalven ook doorgaas slechts, wanneer men zich reeds in zekere betrekking van vriendschap of maagschap met eene Vrouw bevindt, en bij eene wederöntmoeting na lange afweezenheid. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Ysbergen en andere Nationaale Vermaaken]Tot de Volksvermaaken in den Winter moet vooräl het glijden van de Ysbergen geteld worden. Dit strekt zich echter niet tot den gantschen tijd der vorst, maar enkel tot de laatste dagen van het Carnaval uit. Achter het zelfde Stift, dat ik zoo even noemde, worden als dan twee stellagiën opricht, met een' trap van achteren om ze te beklimmen, en van vooren de helling om er van af te glijden. Deeze helling, die eerst aanmerkelijk: stijl, daarna iets glooijender gaat, wordt zoo lang met water overgooten, tot dat ze geheel bevroozen en zoo glad als een spiegel is; die glijden wil, plaatst zich op eene slede van het kleinste soort, weinig meer dan een' bak met een' stompen hoek een weinig naar vooren geboogen: 't zij geheel alleen, 't zij op de knieën van iemand die de slede bestuurt, waar toe nog al eenige vaardigheid en gewoonte behoort; hoewel de bewee- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ging, die net met de hand verëischt, gering is; Weine jongens glijden ook wel zittende, zonder slede, en zelfs wel staande: het moeijelijkste van allen in deeze kunst, inzonderheid wanneer het door volwassen lieden geschiedt. De grootste vaart bekoomt men eerst, wanneer men bijna om laag is, en dan glijdt men geheel horizontaal, op eene insgelijks beijsde baane, een ontsagchelijk end ver: 't geen, met eenig behulp der handen, de vaarenden tot aan den aanvang brengt van het bijna vlak daar tegen overliggende tweede stellagie, wiens horizontaale baan, doch in eene tegengestelde richting, naast die van het eerste stellagie loopt, en mede tegen het zelve zoo goed als aanstuit. Alles is met dennen-takken vercierd. Het glijden gaat schier onöphoudelijk, als het storten van eene Cascade, voort; slechts enkel gebeuren er ongelukken bij, wanneer de sleden te schielijk op elkander volgen. Het gevoel, ten opzicht der ademhaaling en snelle doorklieving der lucht, zegt men, dat voor lieden die er niet aan gewoon zijn, somwijlen zonderling is. Bij gunstig weder verzamelt zich hier omtrent een merkelijk aantal koetsen, sleden en menschen. Raderen van avontuur met houten paerden en sleden, en rondöm den as een paar Hansworsten, zijn voor liefhebberen van dergelijke spellen in de buurt geplaatst. Te vooren plagten er ook elders, en vooräl op sommige Landhuizen, ijsbaanen opgericht te worden, waar heen dan aanzienlijke gezelschappen eerst met eene gewoone sledevaart | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||
heenvoeren, en er dan van dit vermaak gebruik maakten: doch dit was thans minder in gewoonte. Op het ys der Newa worden om deezen zelfden tijd ook wedloopen met sleden op eene afgeperkte baan langs de Vesting, en verder Oostelijk, aangelegd. Men bezigt voor dezelven twee, paerden; en zoo wel hier, als wanneer men in de Stad met twee paerden voor eene slede rijdt, spant men het van-de-handsche buiten de beide disselboomen; en terwijl het dier, dat binnen dezelven loopt, moet harddraaven, galoppeert het andere zoo snel het kan. Van de Russische schommels, of verticaale raderen van avontuur, zal het voegsaamer zijn bij Moscou te spreeken, waar ik ze, als een Zomervermaak, in al hunnen glans gezien heb. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Schouwburgen]Er bevonden zich, behalven het Hof-Theäter der Heremitage, slechts twee openbaare Schouwburgen te St. Petersburg. Op het kleine, in een gebouw niet ver van het Slot, speelde eene maatige Troup gewoonlijk voor geen merkelijk aantal aanschouwers, en deeze niet van den eersten rang, Hoogduitsche stukken. De zaal is breed en van geen kwaaden form; het schilderwerk der muuren in de gedaante van Treillages, met achter dezelve uitsteekende boomen. Ook de Decoratiën van het Tooneel zijn niet van het verwerpelijkste soort. Van den grooten Schouwburg heb ik reeds bij de algemeene beschrijving van Petersburg gewag gemaakt. Dit groot langwerpig, en op een open | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||
plein op zich zelf staande gebouwGa naar voetnoot(a), gelijk het uitwendig niets aanvalligs had, kan het ook inwendig op geen bijzonder aangenaame formen, en nog veel minder op goede inrichtingen roemen. Inzonderheid deed het gebrek van Foyer zich hier opmerken: want, daar bij het uitgaan de koetsen in de File moesten voorkomen, en aan dezelven zoo lang geen tijd gegeeven wordt te toeven, tot dat de eigenaars uit de zaal kunnen geroepen worden, was ieder gedwongen zich in het ijskoude Voorportaal zoo lang op te houden, tot dat de beurt aan zijn rijtuig kwam, zo hij het niet ledig voort wilde ziën rijden, om zich weder het achterste aan de File aan te sluiten: 't welk, bij den tocht gevoegd der iedere minuut zich openende buitendeuren, hier eene onäangenaamheid verschaft, die dikwijls rijkelijk opweegt tegen het genoegen der vertooning. Aan uitgangen andersints ontbreekt het niet. De Corridors zijn overäl ruim; en men zegt dat zij bestookt worden, doch ik herïnner mij niet het ooit te hebben kunnen ontdekken. De zaal is meer voor Opera's dan voor Comoediën geschikt; tot de laatste is zij te groot, vooräl te lang, en de stem | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||
verliest er zich bijna volkomen in. Vier reiën Loges schaaren zich boven elkander, en het Parterre heeft banken. Tusschen het zelve en het Orchester is een enkele afgescheiden bank, met zoogenaamde Fauteuils, waar Heeren van rang, wanneer zij niet verkiezen in de Loges te gaan, zich kunnen plaatsen. De zaal kan een 3000 menschen bevatten. De Architectuur en het schilderwerk derzelve hebben, zonder eenige berisping te verdienen, evenwel niets buitengewoons. Met de Decoratiën heeft men in deeze Hoofdstad meer op, dan mij voorgekomen is dat zij verdienen. De Loges worden alle door particulieren tot een' hoogen prijs, en, zoo ik meen, voor het Jaar of het Saisoen, verhuurd, waarvan dan de Benefice-avonden, die in 't Contract van sommige Tooneelspeeleren komen, zijn uitgezonderd. Deeze Schouwburg strekt voor het Russisch, het Fransch en het Italiaansch Spectakel; elk soort heeft zijne verschillende Troup, iedere van welke twee of naar de omstandigheden meer reizen in de week speelt. Boven dien zijn er nog Danssers, die, zo ik wel onthouden heb, dan achter de vertooningen in de ééne, dan achter die in de andere taal, Balletten geeven. De Russische Troup was middelmaatig; en wanneer er stukken in de spraake des Rijks gegeeven wierden, was de Schouwburg met een geheel ander soort van lieden vervuld, dan bij de Fransche of Italiäansche. De Troupen in deeze twee laatste taalen wierden beurtelings (dewijl het Hof onder Keizer | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Paul nimmer in den opentlijken Schouwburg verscheen) op het Heremitage-Theäter ontbooden: doch het Russische, zo ooit, althans ten uitersten zeldsaam. Er zijn eenige Natiönaale Treurspellen in de Moeder-taal opgesteld, die van tijd tot tijd worden vertoond; insgelijks eenige oorspronkelijke Blijspelen; het overige zijn Vertaalingen. Ook hier, gelijk in Zweden, scheenen mij de Acteurs zich meer op het Hoogduitsche dan op het Fransche Model gevormd te hebben. Ik heb er een Blijspel, gedeeltelijk ten minsten, zien voorstellen, 't welk zeer gepreezen wordt, en een' jongen Heer, wiens opvoeding bedorven is, moet aftekenen. Men zegt, dat wie van nabij de Russische zeden kent, er zeer veel geest in zal ontdekken. Doch ik verstond de taal niet genoeg, om er eenig oordeel over te durven vellen. De Italiäansche Troup is enkel zingende. Zij speelt bijna niet dan Opera-Buffa's: een soort van Schouwspel, 't welk ik, bij de onmogelijkheid van mij van het gebruik mijner rede voor eenige uuren te ontdoen, en de moeijelijkheid van een' gantschen avond het oog te sluiten, nimmer heb kunnen dulden; en 't welk het in der daad ook nauwelijks mogelijk is te volgen, zo men de waardigheid van den Mensch niet geheel voor de streeling zijner ooren veil heeft. Ik herïnner mij daarom ook niet met eene gieriger hand een briefje van vijftig Roebels te hebben uitgegeeven, dan om eene Loge te huuren op het Benefice van éénen der Zangeren van die Troup: waar toe ik door eene | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Dame, aan wier huis ik mij bevond, en door welke hij begunstigd wierdt, schier onweetende wierd genoodzaakt. Een half toestemmend woord van mijne zijde tot het bijwoonen der vertooning, bezorgde mij het Billet aan huis, en ik vernam, dat de som die ik daar genoemd heb, het minst was dat men aan een' Kunstenaar van die verdiensten bij eene zulke gelegenheid kon aanbieden. Ik heb sedert nimmer het woord van Benefice in dergelijke gezelschappen hooren uitspreeken, zonder te trachten, indien het mogelijk was, eene andere Group in het Apartement te gaan opzoeken, om er een gesprek mede aan te vangen. Eens heb ik ook door de Italiaansche Troup eene groote Opera zien speelen, waarvan de Heer Himmel, Kapelmeester van het Hof van Berlijn, die zich toen te Petersburg bevondt, de Musicq gecomponeerd had: 't geen hem 5000 Roebels opbracht. Het voorstel was met eenigen dans vermengd: doch behalven de Musicq, beduidde het overige weinig. Het Fransche Sehouwspel was ver het meeste begunstigd door de Petersburgsche Grooten. De Troup is over 't algemeen vrij goed: doch het geen hier omtrent verder verdient aangehaald te worden, betreft alleenlijk de vermaarde Mad. Chevalier voor de Operettes, en Mad. Walville voor de rollen der Vrouw van fatsoen in de Blijspellen, en dus voor het haut Comique; enkel ook, maar met minder geluk, in het Tragique. Juffrouw Chevalier was met haar Man en Broeder, even | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||
vóór mijne komst te Petersburg, uit Hamburg insgelijks in deeze Hoofdstad aangeland; en de Famille trok niet minder dan 10,000 Roebels 's jaars vast Tractement, waar toe men zich echter niet verbeelden moet, dat de Talenten der beide Aanverwanten in 't minste toebrachten. Haar eerste Benefice, bij welk ik gelegenheid had tegenwoordig te zijn, goldt haar dezelfde som nog buiten haar inkomen, daar zij goedgevonden had een' willekeurigen prijs op de Loges (die van den eersten rang tot hondert Roebels toe, elken Fauteuil op vijf- en- twintig enz.) te zetten, en het Publicq zich alle haare impertinentiën liet welgevallen: zoo zelfs, dat zij, boven het door haar bepaalde Entréegeld, nog geschenken van zeer veel waarde ontving. Vleiën zoude haar grootelijks de geen, die haar de schoonheid eener Venus Uranie wilde toekennen: doch even moeijelijk zoude het vallen, haar die eener meer aardsche Venus te betwisten; noch ook een oog, dat met zeer veel vuur en levendigheid mededeelt, al wat zij wil dat men van haar weeten zal. Haare stem is mij, beide in het spreeken en zingen, vreesselijk schreeuwend voorgekomen, en haare Actie in het speelen verheft zich niet boven het gewoone. Haare grootste kunst bestond dien avond, op welken Raoul Barbe-Bleue wierdt voorgesteld, in, bij het terugvliegen uit de moordspelonk, een' schrikkelijken gil te geeven; en nooit in der daad, daar haar overig spel hier weinig aan beäntwoordde, heb ik een' gil duur- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||
der zien betaalen. Kort daarna kwam Juffrouw Walville uit Parijs, betoonde zich in haar vak eene zeer goede Actrice te zijn, doch zonder dat soort van verdiensten te bezitten, die de andere ook buiten het tooneel wist te ontwikkelen; en de Stad was geduurende eenigen tijd onüitputtelijk in haaren lof, te meer, daar zij bij haare talenten nog de weezentlijkere hoedanigheid voegde, dat haar gedrag zonder opspraak was. Weldra vestigde zich tusschen de beide Actrices eene jaloesie, die eerst aan het Hof, en daar na ook in de Stad, een soort van partijschap formeerde, welke somtijds tot hevige Scenes aanleiding gaf, en waar van de hoofdöorzaak niet moeijelijk was na te gaan. Toen ik in den volgenden Winter uit Moscou te rug kwam, hadden zij kort na elkaâr ieder wederöm op nieuw haar Benefice; en terwijl Mad. Walville, die 't haare het laatste gaf, gerekend wierdt tusschen de 12, en 14,000 R. gemaakt te hebben, schattede men dat der Minnaares van Koutaisoff, des Keizers Gunsteling, op 22,000; en ik zoude mij zeer bedriegen, indien zij er in den Zomer te vooren niet nog een afzonderlijk bekomen had. De geschenken regenden van alle zijden; en van een' rijken Graaf alleen had zij 1000 Ducaaten en een Dejeuné van zilver ontvangen. Haar Echtgenoot of Broeder bestuurde doorgaans de Balletten, en met deezen was men, daar hij in dit stuk op geenerlei wijze uitmuntte, eenigsints verlegen. Ik heb evenwel op dit Tooneel eens een voortreffelijk Ballet, in vijf Actens, van le Picq, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zien geeven. Het heette Tancrède, gevolgd naar de bekende Tragoedie van dien naam. Er was in der daad weinig dans in; doch Pantomime, kleeding, Decoratie en de verdere toestel, verdienden allen lof. Voor 't overige kost deeze Schouwburg aan het Hof, 't welk hem in stand houdt, en alles betaalt, na aftrek van 't geen de ontvangst bedraagt, omtrent 180,000 Roebels. In huizen van particulieren worden dikwijls Tooneelen opgericht, en, door de Huisgenooten en Bekenden, Fransche stukjes niet onäardig gespeeld. Bij de eene of andere Fête laat men ook wel de Troup van het publique Tooneel ontbieden, 't geen niet goedkoop uitkoomt, en haar met het gezelschap der aanschouweren vervolgens mede spijzen. Meer dan eens ben ik ook tegenwoordig geweest bij de voorleezing van een paar stukken van eigen opstel, door een Poolsch Edelman van zeer veel geest, die goed geschreeven, en vooräl uitmuntend gediälogeerd waren. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Masquerades, bals, concerten enz.]Geduurende den gantschen Winter worden er van tijd tot tijd bij zekeren Lyon op eene in 't vierkant om loopende boven-verdieping, met eene zeer groote en wel geëvenredigde zaal; benevens eene andere lange zaal, en een hoope Vertrekken, gemaskerde Bals gegeeven: doch slechts tegen 't eind van 't Carnaval komen er fatsoendelijke lieden. De laatste dag van die Feestweeken valt voor de Russen op een' Zondag; en op deezen wemelt het reeds des morgens tusschen twaalf en drie uuren bij Lyon van Masquen, maar nog meer tegen den | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||
avond; zij moeten zich echter, zoo dra er het Hof verschijnt, ontmaskeren. Daar de Dingsdag de laatste Carnavalsdag is voor alle Niet-Grieken, houden dezelven als dan hier nog een Bal onder elkander, waar die van de Land-religie eigentlijk, op eene boete, zich niet vertoonen mogen. Op beide de avonden waren er wel tusschen 2- en 3000 menschen: doch op deezen laatsten veel meer Masquen van Caracter, gelijk bij voorbeeld zeer veel Russische Vrouwendrachten van goud stof, nagebootste inwooners van eene meenigte Provintiën van het Rijk in hunne Costumen; Wilden, Japaneezers, Dwergen met ijsselijke hoofden enz. Er is nimmer plaats om te danssen, en het duurt ook niet zeer laat. De Waldhoornen-Musicq, van welke ik boven gesproken heb, liet er zich tusschen beiden mede hooren. In den zoogenaamden Club de Musique, wisselen om de andere week een Concert en een Bal met elkander af. Ik heb slechts een van het laatste soort bijgewoond, waar toe dezulken die geen leden zijn, een briefje van toelaating bekomen moeten. Er is een zeer groote danszaal, en voorts een reeks van goede en ruime Vertrekken, waar in gespeeld, en gegeeten wordt, en een paar Billardzaalen. Voor het Soupé, 't welk zeer goed is, betaalt men afzonderlijk. Het gezelschap behoort hier eigentlijk meer tot eene tweede Classe, dan tot die van den grooten Russischen Adel: doch dit neemt deszelfs | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||
verdiensten niet weg, en men ontmoet hier een hoope schoone Vrouwen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Fête bij den prins Bezborodko, en beschrijving van zijn hôtel]Er wordt te Petersburg, gelijk in de meeste groote Steden, veel gedanst, en ook in de huizen van particulieren, dan eens op Naamdagen, dan onder den titel van Kinderbals en dergelijken, meenigvuldige partijën van dat soort aangelegd. Over 't algemeen intusschen, zo ik de vergelijking piet Stockholm mocht maaken, zoude ik zeggen, dat de Russische Vrouwen hier overäl meer verschijnen om haarer kleeding wil, en de Zweedsche meer uit liefde tot het danssen zelve: eene kunst echter, in welke men ook te Petersburg genoeg ervaaren is. Groote Fêtes, waar bijna een ieder verzocht wordt, zijn er in den eersten Winter van mijn' verblijf in deeze Hoofdstad verscheiden gegeeven, die wel verdienen, dat men er eenige melding van maake: te meer daar het mij gelegenheid zal vergunnen, eenige prachtige Paleizen tevens van binnen te leeren kennen. Eene der eersten, waarbij ik mij bevond, was bij den toenmaaligen, en nog eer ik het Rijk verliet, overleedenen. Groot-Cancelier Prins Bezborodko: een' Man, die, bij zeer veel goede en gezellige hoedanigheden, en bij niet minder verdiensten en kundigheden, niet tegenstaande hij een' Post van zoo veel werksaamheid en veräntwoording bekleedde, zich een groot gedeelte van den dag en den nacht aan zijne vermaaken overgaf, en alles op zijn ijzeren geheugen en groote vaardigheid liet aan- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||
komen: welke beide in der daad zoo sterk waren, dat, toen hem eens de tijd ontbroken had om een Rapport, dat hij aan de Keizerin moest voorleezen, op schrift te stellen, hij een wit papier uit zijn' zak haalde, en daar uit de geveinsde voorleezing, zonder te stooten, ten einde bracht. Zijn uitgestrekt vermogen, 't geen sedert in de handen eenes weinig verteerenden Broeders gevallen is, besteedde hij onder anderen, aan het doen van groote kosten aan zijn Paleis te Petersburg, zoo in verbouwing, als in verciering en meubileering, vooral met schilderijën: behalven dat hij, in plaats van zijn aan den Keizer verkocht Paleis te Moscou, reeds weder den grondslag van een geheel nieuw Gebouw aldaar had laaten leggen, 't geen hem de dood verhinderd heeft op te voeren. Op de Fëte waar van ik spreek, waren tusschen de 3 en 400 menschen verzocht, en verscheiden onverzochten komen er steeds nog bij. In de danszaal, en een ander Vertrek of drie, verëenigde zich, niet tegenstaande de lange reeks der overige Zaalen, Gallerijën, Kamers en Cabinetten, het grootste deel der genoodigden. De kleeding der Vrouwen was van eene uitgezochte elegantie en pracht: meest wit met gouden of zilveren pailletten, of rijke randen geborduurd. Men begon den dans met de hier gebruikelijke Polonoise, 't geen enkel een door de kamer slingerende wandeling is van eenige paaren achter elkander, terwijl de wandelenden steeds van Heer of Dame verwisselen. Het overi- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ge waren Engelsche en Fransche Contredanssen mitsgaders Walssen, tegen welken Paul evenwel nog in dien zelden Winter eene Ukase uitvaardigde. De gantsche Suite van Vertrekken van dit Hôtel waren dien avond met kostbaare Lustres en Kroonen verlicht. Zij bevatten eene der rijkste verzamelingen van vergulde en andere Bronzes, Porceleinen, Pendules, Commodes, Zilver en Schilderijën. Veel hier van heeft te vooren aan 't Hof van Versailles toebehoord; andere dingen zijn uit de winkels van Parijs ontbooden; andere wederöm waren geschenken. Het eerste Vertrek na de Antichambre is niet groot, doch van een' verwonderlijken rijkdom van vergulde Bronzes, van welken er eenige zeer schoon zijn. De kamer zelve is sterk verguld, en bevat een levensgroot en welgeschilderd portrait van Catharina II, ik meen door Lampi, waar haare trekken evenwel eenigsints van de gewoone wijze van haar voor te stellen afwijken. Dan volgt een zeer groot Apartement, met Gobelins behangen, en weder nieuwe Bronzes. De Danszaal is enkel vrolijk. Van eenige Vertrekken en Cabinetjes, die hier op uitkomen, bewondert men er in een, een Cabinet van groote porcelleinen Vasen en schotels van de uiterste pracht, en gedeeltelijk tot de zoldering toe boven elkaêr gerangschikt. Een reeks van twee of drie andere onderscheidt zich door het fraaiste Seve, en ander klein porcelein in Koppen, Vasen en dergelijke; en voorts door eenige tekeningen van Flo- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||
rence, met schilderijën die juist niet van den eersten rang zijn; eenige Commodes en een prachtig Statie-bed. Een deezer kamertjes heeft een soort van Alcove, met dunne blauwe Colommen in den smaak der schilderijën van het Herculanum. Aan het eind der Danszaal gaat men door eene Rotonde of een Hexagoon, op Pylaaren rustende, en met den Amor die den vinger op den mond houdt, van Marmer, in 't midden. Deeze was uit Frankrijk gekomen, en van voortreffelijk werk; ik meen dat de Statue Pigal tot Beeldhouwer heeft; in de hoeken ziet men mindere Groupes geplaatst, Eene lange Gallerij, met schilderstukken aan beide kanten behangen, vertoont boven dien een paar tafels met Bronzes wederöm in 't midden, en langs de muuren insgelijks Commodes en andere vercierselen, ook eenige gesneeden Yvooren. Een doorgang met Colommen aan 't eind dier Gallerij strekt tot weg naar de Huiskapel. Deeze laatste was te dier tijd niet genoeg verlicht om alles behoorlijk te onderscheiden. Ter rechter zijde van hier omslaande, koomt men in eene andere groote langwerpig vierkanten Zaal, met een' op vier Pijlaaren van Graniet rustenden Dôme, mede met schilderijën bekleed. Daar zij eindigt, rijst het hooge zilveren Buffet, pyramidaal tot naar boven opgaande, en vol van de grootste schotels, Bocaalen, Filigram-stukken, en dergelijke. In 't midden had men een eerst onlangs uit Parijs hier overgebracht zwart Vaas van Seve-porcellein geplaatst, 't welk, met het Marme- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ren Pièdestal, een voet of negen hoog mag zijn; het is een uitmuntend stuk met vergulde Bronzen vercierselen van onderen, en van boven snijwerk van wit Marmer. Onder de Schilderijën is in der daad wel veel middelmaatigs: doch het ontbreekt er echter te gelijk niet aan eenige voortreffelijke stukken, gelijk eene schoone liggende Venus van Titiaan, een paar Portraitten van Rembrand, een Carlo Dolce, Guercino, Guido, Rubens, Denner en anderen. De grootste berisping, die men op het geheele Ameublement zou kunnen maaken, is dat men er al te veel verkwisting ontdekt, somwijlen ten koste van den smaak; en dat men dikwijls meent zich meer in een magazijn van Porcelleinen, Bronzes en wat iets meer van dien aart is, dan in een daarmede vercierd Hôtel te bevinden: doch, hehalven het nieuwe Paleis te Moscou, waar heen men veel dacht te vervoeren, wierden hier zelfs nog grootere Vertrekken en Zaalen bij getimmerd; en eene deezer laatsten is nog in dien zelfden Winter, bij gelegenheid eener andere Fête, ingewijd: doch daar hier toe noch buitenlandsch Minister noch vreemde genoodigd wierdt, heb ik de uitwerking daarvan niet kunnen beöordeelen. Op het Feest, 't welk ik beschrijve, spijsde men in twee groote Zaalen en in verscheiden kleinere Vertrekken, met dezelfde pracht, die bij al het overige heerschte: doch de Plateaus der beide hoofd-tafels wederöm veel te vol en te zwaar. De Vrouwen zaten meest alleen, en even eens de Mans. De Leverijën van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Kamerdienaars en knechts, de stoelen en meubelen van gebruik, waren mede aan al het andere in kostbaarheid gelijk. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Fête bij den graaf Savadowski en beschrijving van zijn Hôtel]Bij den Graaf en de Graavin Sawadowski was er kort daaröp een dergelijk verzocht Bal van 3- of 400 lieden van den hoogen Adel. Hier speelde men in eene File van vier Vertrekken, die op eene Antichambre volgden, en rijk gemeubeld waren, schoon zij ten opzichte der kunst slechts eenige weinige in Italiën vervaardigde Copiën van Antiquen aanbooden. Uit eene deezer Kameren ging men in de Statie-slaap-kamer, en bewonderde er een zilver verguld Toilet; in den hoek hingen een talrijke meenigte in zilver-gemonteerde Grieksche-Heiligen-portraitten; daarna kwam eene gantsche reeks van kleine laage Vertrekken van gebruik, met nagemaakte Tuinen, Divans, eene Handbibliötheek, en dergelijke. Het Dans-salon was aan de andere zijde der Antichambre: een groote, vierkanten, witte Zaal met eene Koepel van boven, en in dezelve eene rondloopende Gallerij voot de Musicq en voor eenige Aanschouwers. Ook hier hing in de hoogte in een' hoek een Heiligen-beeldtje, waarschijnlijk om de ijdelheid onder het danssen te temperen; evenwel ben ik sedert onderricht, en heb het ook zelve wel eens waargenomen, dat, wanneer men er op let, een dergelijk Devotie-stuk ergens half verborgen in veele Vertrekken der Grooten te vinden is. De Spijszaal, die hier op volgde, was van eene prachtige Bouwkunde, met twee | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Colommes vau voortreffelijk nagebootst Marmer aan de beide enden, en met beschilderde muurenGa naar voetnoota. Een rijke tafel liep door de gantsche lengte, en was, behalven met prachtige Plateaus en schotels, tot verlichting niet alleen met kandedelaars, maar ook met lampen van Spiritus overdekt, en bovendien had men het geheele Vertrek geparfumeerd, doch ongelukkiglijk door deszelfs grootte op een' tijd van hevige koude niet warm genoeg kunnen stooken. Van het Concert der Waldhoornisten geduurende dit Soupé heb ik reeds boven gewag gemaakt. Het Gezin van den Prins Bezborodko voegde zich bij dat des Gastheers, een' der vroegere Gunstelingen van Catharina II, om het dienstwerk te verrichten. Onder het danssen stond eene Dwerginne gereed, om de Vrouwen, welke de Zaal voor eenige oogenblikken verlaaten wilden, te geleiden. Deeze Dwergin, en alle Dwergen en Dwerginnen, die ik in dat land gezien heb, gelijken van aangezicht volmaakt op elkander; en die zich den geenen herïnnert, welke welëer in het gevolg van den Prins Gallitzin den Haag doorwandelde, zoude denzelven tot vergissens toe in dit geheele Pijgmaeen-geslacht te Petersburg te rug vinden. Ware ik eenige dagen vroeger onderricht geweest, dat er nog eene Dwergin van Pe- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ter I aanweezig was, zoude ik buiten twijffel een bezoek bij haar afgelegd hebben. Ongelukkiglijk was zij, toen ik het vernam, omtrent eene week te vooren in den ouderdom van 103 jaaren overleeden. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Fête bij den graaf van Litta, en beschrijving van zijn Hôtel]De Graaf van Lita, een Italiaan, niet lang voor mijne komst met eene der drie schatrijke Nichten van Potemkin gehuwd, en te dier tijd, zoo 't scheen, diep in de gunst van Paul gevestigd, woonde, geduurende den eersten Winter van mijn verblijf te Petersburg, tot op het oogenblik, dat hem de Keizerlijke ongenade als een donderslag trof, en hem de Stad moest doen ruimen, in een prachtig huis op het plein van het Slotgebouw. In de elegant gemeubelde Kamers bevondt zich onder anderen teel porcellein, antique koppen in Romen nagebijteld, een portrait van eene Zuster der Graavin door Mevr. le Brun, en in de Slaapkamer of een Cabinetje daar aan vast, gelijk veel 't gebruik in dit land is, de kostbaare Juweelen der Eigenaaresse in een kistje onder glas, voor ieder zichtbaar. Eene Fête in dit huis, welke men op de 4000 Roebels schatte, was tevens Concert, Bal en Soupé. Het eerste bestond eigentlijk uit eene Opera, door de Italiaansche Zangers uitgevoerd, en te Petersburg in die taal geverfifiëerd, van Allegorischen inhoud, op de terugkomst des Graaven van buiten 's lands, en op zijn huwelijk. In deeze en eene volgende Zaal wierdt toen gedanst, en in de overige Vertrekken gespeeld. Het Soupé | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wierdt op eene meenigte kleine ronde tafelen, in de daar toe kort te vooren weder geslootene Concertzaal geserveerd: doch het was er voor de talrijke schaare van menschen veel te eng. Een paar maanden laater stond er door de Eigenaaren van dit Hôtel een nog grooter Feest, aan de Keizerlijke Persoonen zelven, en den Aartshertog Palatijn gegeeven te worden, 't welk reeds door de genoodigden was aangenomen: toen het eensklaps afgezegd wierdt, en het Paleis oogenblikkelijk in eene verlaaten wooning wierdt omgekeerd: want eer zelfs een gebannene vertrekt, zou niemand dan zijne naaste Aanverwanten het waagen durven hem te bezoeken. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Fête bij den graaf van Scheremetew]Van een ten uitersten grootsch en prachtig Feest bij den rijken Graaf van Scheremetew, zal ik slechts in 't voorbijgaan spreeken, dewijl er noch Ministers van andere Mogendheden, noch eenig Vreemdeling verzocht wierdt. Van buiten was de illuminatie rijk; naar de tuinzijde nog treffender, daar men hier geene lampions bespeurde, zijnde er alles met doorschijnend beschilderd lijnwaad verlicht. Inwendig moet zich de smaak, zoo wel als de pracht, alöm hebben doen ontdekken. Langs den geheelen trap tot beneden toe, hadden de knechts in schitterende leverijën gestaan, en de Kamerdienaars, hooger op, in evenredigheid. Een klein goud Servies, en een grooter in Vermeil, hadden, buiten de fraaiste porcelleinen, de Tafelen overdekt. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Opene huizen des graaven Narischkin, der princen Dolgorucki, Gallitzin en Belofelski, en den hertogs van Serra Capriola, met de levenswijze in dezelven]Onëindig aangenaamer dan zulke vertooningen van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||||||||||||
pracht voor eene enkele reize, waren die huizen, waar men des avonds dagelijks gewoon was menschen, althans bekenden, te ontvangen, en, gelijk ik reeds boven gezegd heb, op eene gewoone avondmaaltijd die geenen daar onder te houden, welke verkoozen te blijven. Het huis van den Graaf Narischkin genoot in dit opzicht, in 't bijzonder voor Vreemdelingen, reeds sedert lang eene zekere vermaardheid. Ik ben er, zoo lang de Opperstalmeester nog in leven was, verscheiden reizen geweest, 't zij in zijn zoogenaamd Zomerpaleis, waar men in eene uitgestrekte Zaal, in drie afdeelingen gesplitst, van welke de middelste Colommen had, en met Alfresco geschilderde muuren, bij een kwam; 't zij in de lange Suite der beneden-vertrekken van zijn Winterpaleis. Men wierdt er steeds vriendelijk ontvangen, en ruim onthaald; men vondt er een aantal van allerlei soort van menschen, en was er vrij om te speelen of niet te speelen, en heen te gaan, wanneer men het verkoos. Op Zondagen was het er meest het volste, wanneer er tevens gedanst wierdt. Bij de Princes Dolgorucki vergaderde dagelijks, tot dat ook zij op haare goederen bij Moscou gebannen wierdt, een uitgezocht gezelschap. De rei haarer kleine Vertrekken was met den meesten smaak gemeubeld, en verëenigde schoone porcelleinen, gecouleurde prenten, eenige Gouaches, kleine Schilderijën, en hier en daar een stuk Marmer of Alabaster. Haar Portrait door Mevr. le | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Brun, hoe zeer het niet gelijkt, is in veel opzichten een meesterstuk. Zij wordt er als een Sybille voorgesteld, met het boek van Anacharsis in de hand, en verdiept in bespiegelingen bij het Hoofddeel 't welk van het Geluk handelt. De couleuren zijn van de grootste kracht. De Princes Michel Gallitzin, die zeer veel bevalligheden en geest aan niet minder talenten huwt, ontving, eerst een paar maal in de week allen die aan haar voorgesteld waren, daarna dagelijks haar meer gemeenzaame vrienden en vriendinnen; en ik heb in deezen stilleren kring veele mijner Petersburger avonden met genoegen doorgebracht. Het huis van den Napolitaanschen Minister, den Hertog van Serra Capriola, die eene Russische Princes Waesemkoi tot Echtgenoote heeft, behoorde mede tot de aangenaamsten der Stad, en stond, wanneer de gastvrije Eigenaars niet zelven waren uitgereeden, insgelijks iederen avond open. Hier zal ik nog den naam des Prinssen en der Princes Beloselski bijvoegen. De Vertrekken van hun Hôtel zijn met veel grootschheid en elegantie gemeubeld. Hij heeft verscheiden Antique stukken in Marmer en Bronze van zijn Italiaansch Gezantschap medegebracht; twee of drie kamers zijn met eene verzameling van Schilderijën behangen, onder welken er wel eenige fraaije van Italiaansche Meesters; doch ook andere van minder waardij zich bevinden; er wierdt ter zijde van 't gebouw eene nieuwe Zaal voor Schilderstukken opgevoerd. Voorts ziet men hier een paar kleine en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||||||||||||
fraai gesleepen Colommen van Malachiet; een Piedestal in den vorm eener getronqueerde Colom, van Siberisch Porphier, 't geen mij voorgekomen is het bij het Zweedsche niet te kunnen haalen, en geen wit grein heeft. Van zijn prachtig Plateau heb ik boven gesproken. Ook bezit de Vorst eene verzameling van gegraveerde Portraitten van verschillende, doch de beste Meesters, en daar onder veele der eerste drukken. In meest alle de huizen, welke ik daar heb opgenoemd, nam men zelden of nooit de toevlucht tot het kaartspel. Een enkel tafeltje somwijlen, en dan nog doorgaans van dezelfde persoonen, wierdt hier en daar in een' hoek gezien; de overigen van het gezelschap, zo zich niet eens tusschen beiden het Clavicimbel of eene der stemmen liet hooren, of dat zich iemand met het tekenen, en wanneer men in de dagelijksche Vertrekken ontving, ook wel eens met het Billiard vermaakte, terwijl de Vrouw van den huize dikwijls borduurde, leverden zich aan de Conversatie over; en hoe zeer men in deeze, gelijk ieder ligtelijk begrijpen zal, juist niet de grootste soliditeit, veel minder eene diepzinnigheid die voor geen gemengde Maatschappij berekend is, moet verwachten, zoo gaf evenwel eenige Lectuur (hoe zeer voornaamentlijk in het vak der fraaije letteren), die zelfs de meeste Vrouwen zich verworven hadden, behalven haare aangeborene leevendigheid en geest, een' zekeren toon aan de gesprekken, welke ze niet slechts voor de verveeling be- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||||||||||||
waarde, en zelfs belangrijk maakte; maar ze boven dien zelden deed kwijnen. Althans wanneer men, om negen uuren zich verzamelende, en tegen elven een groot half uur zich aan tafel zettende, wederom opstond, hervatteden zij zich doorgaans met het zelfde genoegen als te vooren, en wierden ligtelijk tot omtrent éénen voortgezet. Het niet speelen was zelfs eerst sedert eenigen tijd in dit soort van Societeit, uit eene niet geheel verwerpelijke praetensie, dat men zijn gezelschap wist te onderhouden, in 't gebruik gekomen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Huizen van kooplieden, en cabinet van den heer Bergien]In andere huizen evenwel, en ook in die der Kooplieden, wordt, volgens de oude Russische gewoonte, onëindig meer gespeeld: hoe zeer tog ieder hier bij zijne vrijheid behoudt. En dat er lieden genoeg in deeze Hoofdstad zich bevinden, voornaamentlijk onder Mans, die zich aan grove hazardspelen overgeeven, en hun fortuin daarbij om ver stooten, of zomtijds op het ongeluk van andere Familiën bouwen, zal het nauwelijks noodig zijn op te merken. Daar de Kooplieden meest Duitschers, Engelschen en andere Vreemdelingen zijn, behoort de beschrijving van den toon die in hunne huizen heerscht, ook niet tot het eigendommelijke van St. Petersburg, waarvan zij slechts eene meerdere gastvrijheid en pracht ontleenen, dan tot welke zij elders zich zouden genoodzaakt vinden. Er zijn er eene meenigte, bij welke men steeds op eene zeer vriendelijke wijze ontvangen wordt, en welker huizen bijna bestendig open staan; en zo ik van het niet opnoemen derzelven, ten opzichte | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van den Heer Bergien eene uitzondering maake, is het, om in 't voorbijgaan van eene fraaije verzameling gesneeden steenen te spreeken, die hij gemonteerd of ongemonteerd bezit: 't zijn deels Antiquen, deels stukken van een nieuwer graveerijzer, en sommige daar onder, zoo door de couleur des steens, als door de diepe ingraaving, of hooge opwerking, en dergelijken, zeer opmerkenswaardig. Hij heeft tevens de afdrukselen der gesneedene steenen van de voorige Keizerin, eenige zeldsaame Engelsche Spotprenten, een klein Mineraliën- en Schelpen-Cabinet, en in het eerste een paar stukken Goud-Ertz van het rijkste soort; in den hoek van zijn Comptoir staat een Rooktopaas van eene grootte, gelijk ik ze nimmer gezien heb: zo ik mij wel herïnner, omtrent van een' voet of drie lengte, en voorts zuiver gecristalliseerd in haare gewoone gedaante. Zij woog dertien Pud, en wierdt op 7000 Roebels geschat. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Engelsche club]Van een' zoogenaamden Engelschen Club, of publique Societeit, in deeze Stad, is het nauwelijks de moeite waard te spreeken. Zij bestaat wel uit 300 Leden, doch er verschijnen er weinig; het gebouw is groot, en uit eene Zaal en een hoope Kamers saamgesteld, waar van er drie Billiards hebben: doch alles is van eene morssige gedaante, en de inrichting, inzonderheid met het invoeren van Vreemdelingen, is slecht. Somtijds worden hier groote maaltijden gegeeven. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Vermaaken in Siberiën]Voor 't overige voeg ik bij al wat ik van de vermaaken van Petersburg gezegd heb, er dit nog bij, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dat zich de geest derzelven zoo zeer door het Rijk verspreid heeft, dat men niet alleen te Tobolsk, de Hoofdstad van Siberiën, Clubs, Bals, en een Tooneel ontmoet, op welk laatste de Heer von Kotzebue, tot verzachting zijner ballingschap, zijne eigene stukken zag speelen, maar dat er zelss in het nog veele honderden Wersten verder verwijderde Irkutsk, door jonge lieden die nooit iets anders gezien hebben, een Liefhebberij - Tooneel in werking gebracht is. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Stadshospitaal met dolhuis]Ik gaa over tot de Stichtingen van weldaadigheid, welke in deeze Hoofdstad wederöm zoo talrijk, als alle oplettenheid waardig zijn. Het Stadshospitaal is een lang in 't oog vallend gebouw aan de Fontanka, met zes Colommen in 't midden, en van vooren met een hek vercierd. Het opzicht over het. zelve, voor zoo ver de zindelijkheid en de Police betreft, slaat onder een' Russischen Majoor: doch, voor het Genees- en Heelkundige, onder zes zoo Doctoren als Chirurgijns; en onder allen deezen zijn nog weder Onderämptenaaren en Bedienden geplaatst. De lijderen vond ik in verscheiden ruime en zindelijke Zaaien verdeeld; die aan inwendige ziekten kwijnden, die onder Heelmeesters handen lagen, die aan Diarrhaeën laboreerden, en bij die allen wederom beide Sexen afzonderlek, hadden elk soort hunne eigene Zaal. Men zal zich misschien verwonderen, dat de laatste Classe, meer dan die onder zoo veel andere kwaaien zuchten, hier van de overigen afgescheiden worden: doch, de talrijkheid van zoodanige Patiënten te Petersburg, ge- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||||||||||||
voegd bij den reuk, welken hunne ziekte veröorzaakt, heeft tot deeze uitzondering aanleiding gegeeven. Bij ieder bed is een gemak waar bij evenwel, ten opzichte van de noodzaakdijkheid des uitdraagens, wel eene andere inrichting noodzankelijk was. Samen zijn er in dit Godshuis 300 bedden: 't geen veel te weinig is voor eene Stad van deezen omvang. Zoo dra er plaats is, wordt nie mand geweigerd. Ieder ligt afzonderlijk; en het kleine bed, 't welk, op de wijze van eene wieg overdekt is, wordt weekelijks van ander linnen voorzien. Voor iedere ligging staat een Nommer geschreeven met den naam des kranken. In een afzonderlijk boek tekent men zijne ziekte op, derzelver Symptomes, de verördende geneesmiddelen, en het voedsel dat voor dezelve het verkiesselijkste is. Twee Oppasseressen bedienen elke Zaal; en alle benoodigdheden en gerieften bevinden zich bij de beddekens. Jaarlijks wierden er tusschen de 1000 en 2000 zielen in gehuisvest; veelen echter kwamen er te laat in, hoe zeer de sterf-lijst mij verzekerd wierdt zelden de 300 te overtreffen. Lijderen aan heete koortsen kwamen er veel minder in, dan het boek van Georgi over het heerschende van dit soort van ongesteldheid ih deeze Stad zou doen verwachten. Doorgaans stookte men hier op vijstien graad van Reaumur. Op zindelijkheid, goeden reuk, ordendentelijkheid, beleefdheid, ook van de zijde der Lijderen, kan in der daad dit Godshuis roem draagen. In eene zeer groote Zaal, die voor de Con- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||||
valescenten bestemd is, wierden er vijf geëlectriseerd: waarbij men in Verlammingen en Rhumatique kwaalen verzekerde dikwijls grooten baat te vinden. Een afzonderlijk Vertrek diende voor de Chirurgische Operatiën. Beneden bevatten nog twee Zaalen de Mannelijke en Vrouwelijke Venerische Patiënten; te vooren plagten hier deeze niet te worden toegelaaten: doch daar het Hospitaal, dat er opzettelijk toe geschikt is, veel te gering wierdt voor het altijd toeneemend getal Lijderen van dit soort, heeft men van de eerste bepaaling moeten afgaan. Alles wordt hier kosteloos toegelaaten, behalven Lijfëigenen of Bediepden, vooj welken hunne Heeren vier Roebels 's maands betaalen; en ik ben zelf in het geval geweest, van één' der mijnen hier zijne herstelling op eene wijze te kunnen bezorgen, en hem geduurende zijne ziekte eene oppassing te verschaffen, die ik hem met den besten wil in mijne eigene Vertrekken nimmer zoude hebben kunnen doen ondervinden. Bij de aankomst der Zieken worden zij in een bad gewasschen, en hunne kleederen, die men in een' bundel bewaart, worden tegen die van het huis, eene lange witte pij, verwisseld. En over 't algemeen mangelt er niets aan het Hospitaal, dan, bij gebrek van Fonds, een grootere uitgestrektheid. Des Zomers huisvesten alle kranken, twee maanden lang, in een paar losse bouten lootsen, achter het groote gebouw, waarïn men meent hen koeler te kunnen houden: doch reeds in September dwingt Vochtigheid en kpude hen naar | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||||
het hoofdgebouw te rug. Tusschen die lootsen in, en met een paar rechte hoeken aan het Hospitaal zelve vast, loopt een lange Gallerij van achteren, die tot een Dolhuis strekt. Op twee Corridors naast elkander, van onderen zoo wel als van boven, komen vijftien ruime Kamertjes op ieder uit; boven zitten de Melancoliquen, beneden de Raazenden der beide Sexen; doch van dit laatste soort, althans in een' hoogen graad, bevonden er zig geenen te dier tijd; slechts één was er met leder vastgebonden (want van Ketenen bedient men zich in 't geheel hier niét); en veelen der Zwaarmoedigen hadden ook de benedenkameren ingenomen. De meeste Vertrekken stonden open, en, er wandelden verscheiden der ongelukkigen over de Corridors. 's Nachts sluit men alle Kamera met ijzeren bouten toe: doch een gat in de deur blijft altijd open. De verschooning is er dezelfde als in het Hospitaal, doch de bedden en eenige andere inrichtingen vrij wat minder. Elke Corridor heeft zijne eigene Oppassers van den Sexe der geenen die denzelven bewoonen: drie voor de Gallerijën der Vrouwen, en vier Voor die der Mans. Een Geneesheer, die mij verzelde, verzekerde mij, dat er zedert eenigen tijd niet zeer veelen te recht kwamen; en dat zij, die zich lang in het Godshuis bevonden, op 't laatst, zoo door hun eigene onreinheden, als door het zittend leven, aan het Scorbuut overleeden. Voor het overige schijnt de Natie niet zeer tot het gevaar der Dolheid over te hellen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[Tuchthuis]Met het geheele Krankenhuis is eenigermaate een Tuchthuis verëenigd, 't welk men bereikt, wanneer men van achteren nog een paar binnenplaatsen is doorgetreeden. Dezelfde Majoor, die over 't Hospitaal gesteld is, heest ook daar het opzicht; en het Hospitaal van het Tuchthuis staat onder dezelfde Doctoren. Ook wordt voor beide gebouwen gemeenschappelijk gewasschen. Reeds op de Bassecour vond ik eenige Mans, ook eene enkele Vrouw bezig met hout zaagen, doch niet, gelijk elders, het zwaare Brasiliaansche. De Mans alleen draagen een Collier om den hals, met een paar uitsteekende. punten yan een' duim of agt lengte. Er zijn slechts twee Zaalen voor de gevangenen, ééne voor elke Kunne; hier brengen zij, zo zij niet buitenshuis bezigheid bekomen, den nacht zoo wel als den dag in door; 's daags evenwel bevinden zij zich veeläl buiten. De Vrouwen worden tot allerlei soort van arbeid, zoo het huishoudelijke, als het los twernen van touw tot Werk, en dergelijke, gebezigd; de behandeling is ver van menschlievend. Het eenigste voedsel der ongelukkigen is het grondsop van havergrutten, met brood en water. Zij liggen op eene enkele mat, met welke eene houten brits overdekt is; en in het Vrouwenvertrek wordt, om er den reuk nog wat in te veräangenaamen, brood gebakken. Reeds buiten vóór de Manskamer hingen de. Colliers de misère aan den muur gereed, en inwendig het endtje touw, 't geen de minste misdaad met een' slag of drie vergeldt; in zwaardere geval- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||
len klimmen deeze drie wel tot honderd op. In geheel bevonden zich hier een 120 inwooners, vrij gelijkelijk ten opzicht der Sexen verdeeld. Het zijn veröordeelden, om er geduurende eene verschillende lengte van tijd in te vertoeven. Eene enkele reize worden er hier ook lieden van meerder aanzien geplaatst, doch dan in afzonderlijke Vertrekken, en met het genot van betere behandeling. Ook toen ik het huis bezichtigde, zaten er eenigen, tot welken niemand den toegang had; somwijlen bevonden er zich ook wel, met welken de lieden van het huis zelven niet spreeken mochten, maar alles tusschen deeze en hen schriftelijk geschieden moest. Men begrijpt, dat dit dan Staatsgevangenen warenGa naar voetnoot(a). Eenige maanden vroeger had men een zeker aantal bakkers, welke bedrog met het brood hadden gepleegd, voor drie. dagen het zelfde Logement en voedsel der boetelingen doen genieten. Zekerlijk waren er, om verscheiden heerschende misbruiken en misdaaden van dien aart tegen te gaan, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||
waarbij de Keizerin te veel toegeeffelijkheid betoond had, toen Paul op den Throon kwam, strenger maatregelen noodig. Dit Tuchthuis had zijn eigen Hospitaal, 't welk insgelijks uit twee Vertrekken bestond; de kranken genieten er eene betere behandeling, dan de gezonden in de Stichting zelve; de Venerische echter worden van de overigen niet afgescheiden; en met dit kwaal waren er zelfs onder de werkende Vrouwlieden veele besmet: 't geen voor haare andere lotgenooten in zulk een eng verblijf vrij gevaarlijk is. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Land- en zee-hospitaalen]De Land- en Zee-Hospitaalen, in het Quartier van Wiburg, zijn twee verschillende Stichtingen, doch naast elkander geplaatst, op dezelfde wijze gebouwd, en, op kleinigheden na, ook op dezelfde wijze ingericht. Elk maakt een' grooten winkelhaak uit van twee laage verdiepingen, en bestaat uit verscheiden Zaalen; de breedte is slechts de breedte zelve der Zaal. Hier en daar staan nog houten gebouwen, baden en dergelijken op de plaats, gelijk mede een vervallen Kerk. Tot het Land-Hospitaal hebben alleenlijk toegang kranke Land-Soldaaten van het Garnisoen; het andere is voor Matroozen en Zeevolk van de Vloot. Van het eerste bevonden zich hier over dc 500; van het tweede over de 600: doch het getal der bedden in ieder huis bedraagt 1500. De flerfte wordt in elke der beide Stichtingen op 500 persoonen geschat. De Gripe, die den laatsten Winter van mijn verblijf te Petersburg, woedde, had wel de twee huizen aangevuld, doch wei- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||
nig slagting onder de Lijderen veröorzaakt: waar toe de goede oppassing veel had toegebracht. Een Doctor en een Chirurgijn en Chef met eenigen onder hem, en voorts de Studenten van het Collegium Medicum, waarvan ik daarna zal spreeken, neemen de Patiënten in ieder gebouw waar; in de Zaalen bevinden zich een Oppasser of zes; het getal van bedden in elke afdeeling is ongelijk, nauwelijks zal het de dertig overtreffen. De laagheid van verdieping maakt deeze Vertrekken te bedompt; en er is een onäangenaame reuk in, en weinig zindelijkheid; boe zeer het er noch aan verschooning van lijnwaad, noch aan goed voedsel ontbreekt. Er is geen afzonderlijk Fonds toe, ten minsten niet voldoende; en de Kroon maakt de som, die men benoodigd heeft, voltallig. De Keizer had de gebouwen, weinig dagen eer ik ze bezichtigde, zelve bezocht; en had het wierooken verbooden, om dat dit belettede te oordeelen over de natuurlijke lucht in de Ziekenvertrekken. Het bad wordt er door de Lijderen tweemaal in de week gebruikt. De Venerische en de Chirurgische Patiënten hebben hunne afgezonderde plaatsen. Bij het Land-Hospitaal bevondt zich een Anatomisch Theäter, waar ik een hoope Infusiën, en eene gantsche kast met aan één gewassene Kinderen, van vooren, van achteren, ter zijde, bij elkaâr zag. De Lieberkühnsche Praeparaten bevonden zich, tevens met eenige boeken, in een ander Vertrek, waarvan de sleutel in 't bezit van ie- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||
mand was, die te dier tijd niet kon opgespeurd worden. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Arm- en werkhuis]Een Arm- en Werkhuis, aan het Oostelijke gedeelte van de Stad, schoon het op geen uitwendigen pronk kan roemen, bevat evenwel, binnen eenige aan elkaâr getrokkene vleugels, rondöm een uitgestrekt Binnenhof, en nog een paar andere hoven buiten dien kring, tusschen de 11- en 1200 zielen; en ver boven deeze laatste som, als men Kinderen en alles medetelt. Men toonde mij eerst een' bijzonderen vleugel, in welken een paar dozijn Kinderen, waar onder twee derden Jongens, die hunne Ouderen verlooren hebben, op kosten der Kroon, van hun vijfde jaar of daarboven af, drie of vier jaaren achter één onderhouden en opgevoed wierden, tot dat men gelegenheid vondt, ze elders te plaatsen: 't zij in een ander Instituut, of op een ambacht. Zij leerden hier de aanvangsgronden van alles, doch slechts in 't Russisch. Ik vond het er taamelijk ruim, zindelijk en ordentelijk. Vervolgens doorliep ik de bedompte en morssige doch warme Vertrekken van eenig slecht gespuis, zoo in- als uitlandsch, 't welk hier tot allerlei werk genoodzaakt wordt: 't zij dan dieven, die er blijven zitten, tot dat zij het gestolene door hunnen arbeid vergoeden kunnen; 't zij bedelaars, of lieden zonder Pas, die van straat worden opgeligt. Het soort van arbeid, dat men van hun vergt, is niet zeer zwaar; op den Hof hakken eenigen eene aangeweezene hoe- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||
veelheid hout; in de Vertrekken wordt allerlei handwerk, door lieden die er zich de kundigheden toe verworven hebben, vervaardigd; de Vrouwlieden zitten meest in ééne Zaal bij elkander, en doen werk van meer dan één soort voor het Huis. Even als in het Spinhuis, hadden ook hier de Mans een ijzer om den hals, en hunne ligging en voedsel waren er mede niet van verschillende. Eenige Vrouwen hebben haare Kinderen bij zich, en voor dezelven staat de Kroon iets afzonderlijks toe. Het getal dier boetelingen was omtrent zestig van elke Kunne. Ook hier wierdt weder brood gebakken in een der Mans-vertrekken. Dan het voornaamste deel deezer Stichting is het eigentlijke groote Armhuis zelve. Men wordt er, in twee verdiepingen boven elkander, in een onëindig getal van Vrouwen-, en dan van Mans-kameren gebracht, met de daar toe behoorende Krankenhuizen. De Vertrekken zijn van verschillende grootte, wederöm zeer warm gestookt, en elk van zoo veel bedden voorzien, als ze door persoonen bewoond wierden. Deeze bekomen hier, behalven vrije wooning, nog eenig brood en havergrutten, en een groot derde, eenige weinigen zelfs de kleine helft van een' Roebel in de maand; nog eenigen, die van de straat zijn opgeligt, en iets kunnen arbeiden, slechts twee Kopeeken, of omtrent vier duiten, voor zout. De meesten zijn over de vijftig jaar. De Police, in het Quartier van ieder armen, bezorgt hun hier de intreede; die voor zich zelven willen kooken, vinden er eene geschikte plaats toe. On- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||
der de Mans vond ik er een hoope, die gewoon waren zich van den baard te ontdoen. Bij de lieden van beide Kunnen heerschte Veel beleefdheid, vooral onder de Vrouwen. Zij boogen zich meest op de Russische wijze, even gelijk het in de Kerken en voor de Heiligen gebruikelijk is, dat is zeer diep, en met eene schielijke beweeging van het geheele bovenlijf: zoo dat het zelve eensklaps bijna een' rechten hoek maakt met het overige van 't ligchaam. Hunne kleeding is de Uniform van het Huis. De Duitschers worden afzonderlijk bij elkander geplaatst. Eene der Vrouwen, die zich alhier bevonden, stortte veel zegeningen over Keizer Paul uit, om dat zij, sedert zijne regeering, aan 't eind der Zaal eene Kapel bekomen hadden, in welke door de Protestantsche Predikers van Petersburg beurtelings dienst wierdr gedaan: terwijl de overleedene Keizerin dit nooit had willen gedoogen, en men te dier tijd nauwelijks op het uiterste liggende, een' Leeraar Van het Luthersch of Hervormd Geloof bij zich verwerven konde. Ik reken mij verplicht dit zoo veel te eerder aan te tekenen; om dat de vergelijkingen tusschen Moeder en Zoon niet altijd naar de laatste zijde overhelden. In dit Vertrek lagen de Gezangboeken overäl verspreid; bij de Russen wierden dezelven door geschilderde Heiligen-beeldtjes vervangen. Een Grieksche Kapel van steen was tusschen de wooning van Mans en Vrouwen in geplaatst, doch die weinig beduidt. Over 't algemeen verdient deeze Stichting wel de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||
voorkeut boven de meesten der Fattig- of Armenhuizen, of zoogenaamde Hospitaalen, in Zweden: dan ook hier zijn de lieden Veel te digt op één gepakt, en zouden nog tot meerder werk kunnen verplicht worden. Ook is het geen men aan hun onderhoud te koste legt, veel te gering. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Vondelingen-huis]Tot eene der schoonste Stichtingen van Catharina II. behoort buiten allen twijffel het Vondelingenhuis. Een fraai en groot gebouw aan de Moika, door Orlow welëer bewoond, met eene Bassecour van vooren, een' vrij uitgestrekten Tuin van achteren, die in twee afgescheiden deelen voor Jongens en Meisjens gesplitst is, en het Accouchements-huis er naast aan: welk laatste echter nimmer getoond wordt, dewijl, het voor geheime Verlossingen bestemd is, en er zelfs somwijlen Vrouwen van stand voor eenige weeken in komen huisvesten; ook mag het, behalven door de weinige lieden van de kunst, en de overige persoonen die er toe behooren, door niemand hoegenaamd bezocht wordenGa naar voetnoot(a), dan door de toen regeerende Keizerin, onder wier opzicht niet alleen verscheidene piëuse | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Stichtingen den naam hadden van te staan, maar die zich in het Vondelinghuis ook de belangen deezer Kinderen van den Staat, met de tederste en getrouwste Moederlijke zorgvuldigheid, aantrok. Zij kwam somwijlen tweemaal in de week in dit gebouw; en onderzocht alles met eigen oogen. Onder haar vindt zich nog een Bestuurder of drie, de één steeds laager dan de andere, geplaatst. Het huis voldoet in de volle kracht van 't woord aan den haam dien het draagt: zoo, dat men, zonder de minste rekenschap te geeven, er alle Kinderen, die men verkiest, te vondeling kan leggen; het juiste getal, door elkaâr, heb ik niet kunnen ervaaren: doch het zal evenwel op omtrent 2000 neêrkomen; er waren wel dagen van agttien jonge Wichten geweest. Ieder derzelven krijgt natuurlijkerwijze zijn eigen Nommer; zij blijven omtrent vier- en- twintig uuren lang in een afzonderlijk Cabinet, eer men hun de borst geeft; daarna neemen hen de Minnen een dag of agt onder haare zorg: waaröp zij bij de boeren op het land verzonden worden, die er anderhalven Roebel 's maands, indien ik wel onthouden heb, voor bekomen, zoo lang, tot dat de Kinderen in staat zijn zich zelven te helpen. Het hangt van het Huis af, en ik meen ook somwijlen van de Ouderen, welke en hoe veele Kinderen men daarna weder in het gebouw wil neemen, om in het zelve hunne opvoeding te bekomen. Een Kamer of vier waren vervuld met een paar dozijn der jongste aankomelingen, nog meer in gedaante en couleur van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||
elkaâr verschillend dan volwassene Menschen. Allerlei bloed, en, indien ik het woord gebruiken mag, allerlei combinatiën van Menschen wierden hier ook in der daad bij één gebracht. Een afzonderlijke Suite van Vertrekken is met Kinderen vervuld, voor welke men honderd Roebels betaalt. De Minnen, die men in dit Godshuis aanneemt, en waar van er even in de dertig waren, beloonde men met zestig à tagtig Roebels; Die Kinderen, voor welke geld gegeeven wordt, hebben, gelijk ligt te begrijpen is, ieder zijn eigene Voedster; de anderen somwijlen met hun beiden samen slechts eene enkele. Zij worden doorgaans weder terug gehaald, zoo dra de zoogtijd over is. Het aantal der geenen, die in de vroegste jeugd den tol aan de Natuur betaalen, is zeer aanmerkelijk; veelen worden er reeds half dood gebracht. Het gedeelte van het Huis, 't welk aan de opvoeding der grooteren toegewijd is, wanneer zij van het platte land er in terug komen, bevattede mogelijk een 600 kinderen, schoon het hooger wierdt opgegeeven. Het bepaalde getal van Meisjes is 270: doch er bevonden er zich een paar dozijn daar boven. Zij waren in vijf ouderdommen verdeeld, en het zelfde meen ik, dat ook omtrent den anderen Sexe plaats heeft. Allen staan des morgens zeer vroeg op, en hebben in de eerste uuren hume Meesters, die in den Godsdienst, leezen, schrijven, cijfferen, en wat Hoogduitsch, onderwijs geeven. Het overige van den dag wordt met handwerken doorgebracht. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De Jongens hebben in verschillende Vertrekken hunne Kleermaakers, Schoenmaakers-, Koussenweevers-, Slotenmaakers-, Zadelmaakers- en andere winkels. Veelen der lieden, die in deeze Handwerken les moeten geeven, zijn uit Duitschland beschreeven, en woonen in het Huis. Een geheele Kamer met kleine Jongens was bezig met breiën. Even eens zaten de Meisjes onder het opzicht verschillende Vrouwen te naaijen, te borduuren, kant te maaken, en wat iets meer van deezen aart is. Men werkt op bestellingen en in voorraad: gelijk men ook verkoopt voor rekening van het Huis. Evenwel bekomen er de Kinderen ook iets van voor zich. Zij eeten en slaapen in verscheidene Zaalen; het beddegoed is zeer Zindelijk; de huiskleeding volgens de afdéélingen onderscheiden. De Kinderen der beide Kunnen komen enkel in de Kapel bij één, en zien elkander anders nimmer. Men hun 's middags drie schotelen voor, ook in den Vastentijd. Allen worden in den Griekschen Godsdienst groot gebracht, welke ook de denkenswijze hunner Ouderen ten deezen opzichte zijn moge. Met het zesde tot het agtste jaar neemt men er hen voor de tweede reize in op, en zij blijven er tot hun agttiende. Veele Meisjes huwen uit het Huis; andere worden er als dienstmaagden uitgelaaten; en de Jongens op de handwerken, die zij geleerd hebben, geplaatst. De Ziekenkamers waren weinig vol. Ruim, zindelijk en luchtig was alles genoeg; dan, of de order overäl aan deeze voortreffelijk- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||
heid beiintwoordde, zou een andere vraag zijn; het eeten der Opzieners afzonderlijk na de Kinderen, kwam mij voor eenigsints tot een bewijs van het tegendeel te strekken, daar de Opvoedelingen in dien tijd geheel aan hun zelven scheenen overgelaaten te zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Nieuw kraamvrouwen-hospitaal en accouchements-school]Eerst kort geleeden was er een nieuw Hospitaal voor gehuwde Kraamvrouwen in een geheel ander gedeelte van Petersburg opgericht, van het geheime, 't welk doorgaans door ongehuwde bezocht wordt, geheel verschillend, doch onder den zelfden Directeur evenwel geplaatst: Het was aan Pauls weldaadige Gemaalin zijn geheele bestaan verschuldigd. Eigentlijk moet het meer uit het oogpunt van een Accouchements-school voor aanstaande Vroedvrouwen worden aangemerkt; en ik zoude er dus onder een ander Artikel van moeten spreeken; doch om dat het tog in der daad te gelijk een opentlijk Hospitaal van dit soort is, knoop ik deszelfs beschrijving aan de voorige vast. Het gebouw was aan een particuller voor 60,000 Roebels afgekocht, en het vorderde boven dien, om aan het oogmerk te beäntwoorden, nog een derde van die som aan vertimmeringen. De jaarlijksche inkomsten der Stichting bedraagen 20,000 Roebels, waar van een vierde kan oploopen. Twintig jonge Dochters worden hier Theöretisch en Practisch in haare aanstaande kostwinning onderweezen. Zij worden er met haar vijftiende jaar in opgenomen, en blijven er omtrent vier jaaren in, wanneer men re- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||
kent, dat zij in de kundigheden van haar hoofdberoep, en het geen verder tot haaren stand behoort, genoegsaam gevorderd kunnen zijn, waar na zij er dan met een huwelijk en een paar hondert Roebels douceur worden uitgelaaten. De: twintig eerste zijn alle uit het Vondelinghuis genomen, en er waren er reeds onder, die gezegd wierden vrij bekwaam te zijn. Men verkiest het dus allengskens vormen van jonge Meisjes tot Vroedvrouwen, boven het lessen geeven in deeze kunst aan meer bejaarde persoonen van den Sexe. Zij bekomen hier zeer nette Zomer- en Winterkleeding voor dagelijks, behalven nog een Zondagsgewaad; vervolgens zeer ordentelijk voedsel, ruime slaapzaalen en zindelijk bedlijnwaad; en, 't geen niet minder nuttig is, goede regelen van gedrag. Zij moeten alle Hoogduitsch leeren, en het is zelfs in deeze taal dat haar de Vroedkundige lessen worden medegedeeld. De Cijfferkimde, Geögraphie, Historie, worden haar mede onderweezen, mitsgaders al wat tot het huishoudelijke behoort. Zij verrichten haaren Godsdienst, in welken zij boven, dien afzonderlijk onderricht bekomen, in huis, en gaan ook weinig uit. Een Tuin achter het gebouw dient haar tot uitspanning. De Directeur woont in het andere Kraamvrouwenhospitaal, doch doet in beiden de groote Operatiën. Een Professor en Doctor houden hier bun vast verblijf: en geeven een paar maal 's daags lessen in een Bovenvertrek, 't welk boeken, Instrumenten, en eenige weinige Praeparaaten in wasch | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||
behelst; vooräl ziet men hier een fraai bewerkt geheel ligchaam, van eene meer of min Elastique stof, 't welk in 't midden der voorige eeuw door eene Juffrouw te Parijs vervaardigd is, en 't geen ik ook meen veele jaaren geleeden in die Stad bij haar aan huis gezien te hebben; de gedeeltens van het zelve kunnen er uit genomen worden. In deeze bovenverdieping bevinden zich ook de Vertrekken der Kraamvrouwen, met eene vaste Vroedvrouw. Er zijn hier twee- en- twintig bedden gereed om dezelve te ontvangen, met alle mogelijke gemakken en voorzorgen, die haar toestand verëisschen kan. Men neemt ze reeds een week of vier vóór de Verlossing op, en zij blijven er wel vijf of zes na dezelve, indien zij het verkiezen. Ook bekomen zij eene Huis-uniform. Zij worden er aan zekere regelen gebonden: doch geene andere, dan die de ordentelijkheid van zelve voorschrijft. Geen voorwaarde, behalven het enkele bewijs van huwelijk, wordt tot de toelaating gevorderd. Zonderling was het evenwel, dat, niet tegenstaande het voorrecht van zoo lang kosteloos en wel onderhouden te worden, en met zoo veel hulp het Kraambed te kunnen afwachten, in anderhalf jaaren tijds er echter nog maar veertig Vrouwen de huisvesting verzocht hadden. Op het oogenblik dat ik het bezichtigde, bevondt er zich zelfs maar ééne in, die haare bevalling te gemoet zag, en ééne, die ze achter den rug had. De nog niet verloste hebben haar eigen Vertrek; de reeds verloste het haare; en hier | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||
stonden tevens de wiegen voor haare Kinderen. Ze het haar evenwel aan zog mocht ontbreeken, worden deeze laatsten zoo lang elders buiten 's huis geplaatst. Een bijzonder Vertrek met een bed of vier was voor zulke geschikt, die meer dan gewoon zwak uit de Verlossing kwamen. De ontbinding zelve had, gelijk men ligt begrijpen zal, haar eigene Zaal, met een paar bedden, het tooneel der gewichtige handeling; want van stoelen, hoe zeer er nog een derzelven staat, bediende men zich niet meer daar toe. Men had nog slechts een paar kwalijk uitgevallene Verlossingen hier beleefd, welke echter, zoo ik wel onthouden heb, van den dood der Moeder niet waren achtervolgd geworden. Niet meer dan drie Kweekelingen te gelijk worden er elke reize bij toegelaaten, en de Vroedvrouw verricht het werk. In zwaare gevallen heeft men van de Caesajiaansche operatie, en de doorsnijding der schaambeensdeelen afgezien; en verkiest liever het hoofd van 't kind te verbreeken, en het stukswijze te voorschijn te brengen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Opvoedings-instituut van adelijke en burgerlijke juffrouwen]Veel, en mogelijk al te veel Luxe heerscht er in het Opvoedings-Instituut van Adelijke en Burgerlijke Juffrouwen, in het zelfde gebouw als het Nonnenklooster, schoon dit er in geen verhand hoegenaamd mede staat. De uitgestrektheid van het huis is ver boven de grenzen der Stichting. Men zegt, dat Elizabeth, die het beeft laaten bouwen, het voor haar zelve bestemde. Drie vendiepingen van onöverzienbaare Gallerijën loopen langs zoo | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||
veele zijden van eene vierkanten Bassecour, welke de Kerk in 't midden bevat, om; de vierde vleugel is voor het Klooster, 't geen niet sterk bezet is De Vertrekken en Zaaien komen op deeze Corridors of Gallerijën neder. Om evenwel van de eene in de andere te gaan, moet men zich dikwijls aan de lucht en koude bloot stellen. Volgens de nieuwste inrichting waren de Adelijke Dochters in drie Classen gesplitst, iedere van honderd; zij droegen den naam der witte, blauwe en bruine: de eerste, op welker Examen ik zoo straks te rug komen zal, was er even te vooren uitgegaan; en de beide andere Classen waren over-voltallig, door inéénsmelting, bij gelegenheid van verändering van plan. Iedere Classe woont geheel afzonderlijk; de Slaapzaalen, waar van er verschillende zijn, en waar van elke een Vertrek voor eene Onder-Gouvernante bij, zich heeft, kunnen meer op ruimte dan op de zindelijkheid van het beddegoed roemen. Drie groots Zaalen dienen bij elke Classe voor de lessen. Twee Classen eeten evenwel samen, doch de derde, en juist de geene, die nu het huis verlaaten had, op zich zelve. Iedere deezer Classen heeft niet minder dan ééne Gouvernante en agt Onder-Gouvernantes. Om als Kweekeling in dit Instituut te worden toegelaaten, wordt eene lijst der Candidaaten, die zich aanbieden, gevormd; er wordt als dan naar den welstand van haar ligchaam, zoo wel als naar haar: caracten en gedrag, onderzoek gedaan. Het Hof schrapt van de lijst er zoo veele uit, als het er niet onder | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||
begeert, en vervolgens werpt men het lot over de geene die er op staan. Na omtrent drie maanden tusschenpoozing, wordt de Classe, die het gebouw verlaaten heeft, door nieuwelingen vervangen, en de overigen klimmen op. Voor sommige der geenen wier leerjaaren afgeloopen zijn, zorgt de Keizerin, naar maate haarer verdiensten. Negen jaaren, drie in iedere Classe, maaken den bestemden tijd van opvoeding uit; en deeze vallen tusschen het negende en agttiende jaar. Aan uuren van uitspanning ontbreekt het haar gewisselijk niet, en zij hebben haaren tuin om in te speelen en te loopen. Men leert haar ongetwijffeld van alles, schoon het minst van 't geen tot de huishoudings-verrichtingen behoort. Het getal der Meesters is zeer aanmerkelijk. Men zet haar dagelijks vier schotelen 's middags, en drie des avonds voor; voor ontbijt en Gouté bekomen zij alleenlijk brood en water; en in 't geheel geen ander drinken dan dit laatste. In de Ziekenkamers schaft men alles, wat de Geneesheer voorschrijft. Weinige deezer kweekelingen onderscheiden zich door haare schoonheid. Iets beter was het hier onder de burgerlijke gelegen. Deeze zijn slechts in twee Classen verdeeld, waar van er, toen ik het Huis bezichtigde, mede eene ontbrak, pok hier bestaat elke Classe uit hondert, met zes Gouvernantes. Zij blijven slechts zes jaaren in het Instituut; van de elf naamentlijk tot de zeventien jaaren. Aan haar voedsel wordt iets minder besteed, doch in dc kleeding twijffel ik of wel ver- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||
schil is. Men leert aan deeze meer huiswerk dan aan de Adelijke; en er lag veel gebreid, genaaid, geborduurd en ander handwerk gereed: doch daar tegen geen danssen of Musicq, Ook de Logica en Mathesis blijven voor de Adelijke alleen gespaard. Bij het opneemen van beide soorten wordt naar geen onderschcid van Godsdienst gezien. De Protestantsche Meisjes gaan met eene der Gouvernantes in haare eigen Kerk, en doen haare belijdenis eer zij het Huis vaarwel zeggen. Voor de Grieksche strekt de Kerk van het klooster zelve tot een Bedehuis. Plegtiglijk worden de openbaare Examens van de Stichting, drie dagen achter één, gehouden. Dit betrof, toen ik het bijgewoond heb, de zeventig oudste, die thans het Instituut verlaaten moesten. Een groote Zaal wordt tot dit einde bestemd, en de aanschouwers of toehoorders worden langs de muuren achter Balustrades geplaatst. De Vrouwen komen hier zelfs zeer gekleed. De Juffrouwen zaten, in 't ruim der Zaale, op banken achter elkander, alle in een wit gewaad, en over 't gantsche hoofd met boucles gekapt, tusschen welke witte vercierde Roozen gevlogten waren. Vóór haar was een wijde opening; aan de ééne zijde derzelve zetteden zich eenige Directeurs of Heeren van aanzienGa naar voetnoot(a), en stonden de Meesters, alle, volgens | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||
het algemeen gebruik in de Opvoedings-Instituuten hier te lande, in Uniform gekleed; aan de andere rijde zat de Opperdirectrice van het Huis, de Generaalin van Palmbach, met een paar andere Dames; de Onder-Gouvernantes naast de Juffrouwen. Aan het tegenövergestelde einde der Zaal lagen een hoope tekeningen der Elèves ter openbaare beöordeelinge: sommige daar onder ongetwijffeld van groote verdiensten, vooräl eenige die met Oostindische inkt gewasschen waren. Het onderzoek van den eersten dag liep over den Godsdienst, waar mede een Pope zich een uur of anderhalf bezig hieldt. Het waren korte vraagen en antwoorden, welke laatsten door elke Juffrouw, waar aan de vraag zich door elkander richtte, staande gegeeven wierden. De Informator in Geögraphie en Historie vattede toen zijne taak op, en bracht er een' niet veel minderen tijd mede door. Hij liet zes of agt Elèves te gelijk bij zich komen, en op Landkaarten het geen hij van haar begeerde te weeten, aanwijzen: 't welk met eenige Historische onderzoekingen beslooten wierdt. Alles geschiedde in 't Russisch; en dus ben ik weinig in staat over de gevorderdheid der Kweekelingen vonnis te vellen, dan alleen voor zoo ver zij taamelijk vaerdig scheenen te zijn in het beäntwoorden der vraagen, Somwijlen geschiedde dit door iedere enkel, somtijds ook wel Choorswijze. Een lijst, die men in deeze Zaal kon inzien, behelsde de punten van onderzoek voor de beide volgende dagen, En deeze waren Logica, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Physica experimentalis, de drie gewoene taalen: Russisch, Fransch en Hoogduitsch; de Russische Geögraphie en Historie, en iets van de Mathesis. Het Examen, 't welk over 't algemeen wat al te lang duurde, eindigde met een klein Dejeuné in een zijde-vertrek. Somwijlen wordt het Publicq ook toegelaaten bij de dansöeffeningen, dip aan de Elèves eenige avonden in den Winter onder elkander in dezelfde Zaal worden toegestaan: 't geen voor Petersburg geen gering voorwerp van belang is. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Opvoedings-instituut der Juffrouwen van St. Catharina]Zoodanig een soort van Bal is 't eenigste, wat ik van nog een ander Opvoedings-Instituut van Adelijke Juffrouwen, die van St. Catharina geheeten, gezien heb. De Keizerin vergenoegde zich niet alleen, met het groote, 't welk ik tot nu toe beschreeven heb, geduurig te bezoeken, maat had nog zelfs, weinig maanden te vooren, dit nieuwe in werking gebracht, en verscheen er niet minder aanhoudend. Er bevinden zich zestig Kinderen omtrent van agt tot zestien jaaren; zij blijven er eigentlijk zes in, zijn in twee Classen verdeeld, en staan onder eene Gouvernante en eenige Dames des Classes. Men geeft haar insgelijks in taaien, de nuttigste kundigheden, handwerken en eenige kunsten een onderricht dat geroemd wordt. Elke Dame du Portrait van het Hof heeft het recht, om hier eene Elève naar haar welgevallen te plaatsen. Om de week of vier wordt aan de Ouders pp een' Zondag nademiddag de toegang tot hunne Dochters vergund: gelijk dan de overigen hunner Familie, en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wie er verder bij verkiest tegenwoordig te zijn, er ook worden binnengelaaten. Men loopt in een paar Vertrekken door één, en de Juffrouwen danssen eenigen tijd. Zij zagen er zeer wel uit, en gingen in 't wit met een rood lint, en een dergelijken in 't hair. Voor dagelijks draagen zij eene andere kleeding. Wanneer het uur van afscheid daar is, defileeren zij twee aan twee naar binnen, en de deuren worden geslooten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Staat, van den godsdienst]Het belangrijk Hoofdstuk van den Godsdienst, biedt mij van alle zijden zwaarigheden aan. Deels vinde ik mij genoodzaakt het te splitsen, en sommige dingen, die er noodwendig toe behooren, tot Moscou te spaaren; deels wordt de grootste voorzichtigheid verëischt, om uit den kring, in welken ik in de twee Hoofdsteden verkeerd heb, uit de berichten aldaar verzameld, en uit het geen ik in 't openbaar alleenlijk heb zien verrichten, zonder, bij gebrek van genoegsaame kunde der taal, met lieden van die Classe, die niets dan Russisch spreeken, er mij over te kunnen onderhouden, met taamelljke zekerheid eenig oordeel te vellen. Doch mijne Leezeren zullen ook waarschijnlijk niets van mij vergen, dan 't geen ik hun in dit opzicht met overtuiging kan mededeelen. De Alleenheerscher van Rusland is tevens het Hoofd der Grieksche Kerk in zijn Rijk; en alle Geestelijken, van den hoogsten tot den geringsten, zijn hem onderworpen. De Metropolieten van Petersburg en Moscou bekleeden de voornaamste Kerkelijke waar- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||
digheden. Onder dezelven staan de Archijerei, die omtrent het zelfde zijn als Aartsbisschoppen. Deeze allen worden uit den Monnikenstand gekoozen, en, zijn dus ongehuwde. Het overige zijn gemeene Popen, en Monniken of Nonnen. Volgens het Werk van Hamersdorsf over dit Rijk bedraagt de gantsche Geestelijkheid 68000 zielen; het getal der Parochiën loopt tot 18,319; dat der Monniken-kloosters tot 479, der Nonnen-kloosters tot 74. En in dezelven wederöm rekent men 73000 Monniken, en 5300 Nonnen. De Hofgeestelijkheid is naar maate van den overigen sleep van groote en kleine Amptenaaren, die op het Kasteel moeten dienst doen, niet zeer talrijk. Het H. Synode bestaat uit de twee Metropolitaanen, uit drie Aartsbisschoppen, 's Keizers Biechtvader, en twee andere Geestelijken. Het heeft natuurlijker wijze, voor zoo ver het tegen de Waereldlijke macht niet strijdt, het oppertoezicht over Godsdienst en Kerk, en heeft zelfs den naam van over de, Grondwetten van het Rijk te waaken. Het benoemt tot de hooge geestelijke waardigheden. In de laatste tijden heeft dit Collegie zich door veel gemaatigdheid, en door beginselen van verdraagsaamheid onderscheiden, die ook in der daad de tegenwoordige geest van het land is, en in het moreele misschien wat al te veel. De Rijkswetten doen het anders, hoe zeer alle Godsdiensten in Rusland toegelaaten worden, en van geen Posten uitsluiten, in zoo verre niet, dat het aan een' Griekschen Onderdaan nimmer geöorloofd is van Religie te | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||||||||
veränderen, en dat in gemengde huwelijken alle Kinderen in de heerschende moeten opgevoed worden, 't zij de Vader of de Moeder Grieksch mocht zijn, 't zij de Ouders een Contract op dit stuk mochten willen sluiten of niet. De overleedene Keizerin heeft aan de Russische Geestelijkheid den doodsteek gegeeven: met haar het land-eigendom, en het daar mede verknochte bezit van een Millioen Lijfëigenen te ontneemen, en in de plaats daarvan eene bepaalde som voor derzelver onderhoud vast te stellen. Zij maakte, om dit zonder te groote tegenspraak ten uitvoer te kunnen brengen, van een gunstig oogenblik gebruik, en het ontmoette ook in der daad geen' weêrstand van eenig aanbelang. Paul breidde dit zelfs verder uit, en, daar hij de laagere Land-geestelijkheid nog in de noodzaakelijkheid Vondt, van te moeten ploegen om zich een sober bestaan te verwerven, bezorgde hij ook hun een inkomen in geld: dan niet, gelijk men mij verzekerd heeft, en gelijk van zulk een slag van menschen ligtelijk te verwachten was, met een gunstig gevolg: want lieden, tot niets dan den veldbonw opgelegd, op eens tot Studiën, en 't geen verder de beroepsbezigheid van Priesteren en Leeraaren in andere landen, uitmaakt, te willen noodzaaken, is hen uit een' slaat Van werksaamheid in eenen van ledigheid over te brengen. Zij zijn ook sedert voor een groot gedeelte hunnen Dorpsheeren zeer tot last geworden, en hebben zich aan liederlijkheid overgegeeven, en nog meer dan te vooren aan den | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||||||||
drank, van welken zij altijd voor beminnaaren te boek gestaan hebben. Weinigen onder de Grieksche Geestelijkheid zijn lieden van eenige geboorte, te meer daar men tot geene hooge waardigheid in deeze Kerk verbeven kan worden, zonder den Monnikenstand doorworsteld te hebben; en zoo veel Bisschoppen en Abten men in de Roomsche landen in de cerste gezelshappen ontmoet, zoo vreemd een verschijnsel zoude het zijn, indien men in Rusland er een' van hunnen stand in aantrof. Mij althans is dit noch te Peterburg noch te Moscou ooit ergens gebeurd. En men behoeft ook slechts de meeste van hun over straat of in de Kerken te zien gaan, en Vooräl op de gemeene tronie, met het lang nederhangende sluike hair, te letten, om spoedig overtuigd te zijn, dat zij er niet in behooren. Persoonen Van aanzien, die hen bij zich laaten komen, gaan voor de allerbigotsten door. Zelfs zijn deeze Popes ver van zich boven de verzoeking te kunnen verheffen, om het geen het heiligste in den Godsdienst behoorde te zijn, de geheimen der biecht, niet voor geld te openbaaren; en ik heb het uit den mond van eene Vrouw van geboorte te Petersburg, welke niet zonder Godsdienstige beginselen was, dat zij en andere zich dikwijls in den grootsten tweestrijd geplaatst vonden, tusschen het niet gehoorzaamen aan het gebod der Kerke, die haar het biechten opleide; en tusschen de vaste overtuiging, dat al wat zij haaren Biechtvaderen beleeden, haaren Mannen we- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||||||||||||
der ter ooren komen zou. In de Steden leeven deeze Priesters slechts onder elkander, en durven het zelfs niet anders doen, daar hunne Hoofden zich even wejnig buiten dien engen kring begeeven: doch op de Dorpen verkeeren zij nog al met de landlieden hunner Parochie. De Vrouwen der meesten zijn, gelijk dit schier van zelve spreekt, van niet veel meer geboorte dan haare Echtgenooten. Wanneer ik daarna van den Metropoliet van Moscou, den vermaarden Platon, spreeken zal, zal men ligtelijk inzien, dat hij, en eenige weinige anderen van zijne talenten, èene uitzondering van 't geen ik tot nu toe als het gewoone heb opgegeeven, formeeren. Het ontbreekt der Order ook niet geheet aan verscheiden kundige lieden, en ik zal gelegenheid vinden mijne Leezeren in 't vervolg over het Seminarium te onderhouden, op welk, in de Stad die ik zoo even noemde, de Geestelijken tot hunnen stand worden voorbereid? dan er zal nog meenig een eeuw verloopen, en nog vrij wat Academiën en Kweekschoden zullen er moeten worden opgericht, eer de 18000 Parochiën van het Rijk, ik zal niet zeggen met Popes van eenige Studiën bezet zijn, maar met Popes, die de eenvoudigste belijdenis hunnes geloofs in eenigen samenhang zouden kunnen afleggen. En hoe ervaaren dan het Gemeen in de gronden van zijnen Godsdienst worden moet, zal het niet zwaar vallen op te maaken: te meer daar in de Grieksche Kerk niemand over de waarheden onderzocht wordt, eer hij tot het Nachtmaal wordt toegelaaten; en ik twijffel zeer of er ergens, bui- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ten de schoolen, en buiten eenige zeer weinige lieden Van meerder stand, die hunne Kinderen in de leer hunner Kerke wenschen onderricht te zien, Cathechisatiën gehouden worden. Aan het onderwijs, 't welk de Moscousche Metropoliet aan den overleeden Keizer, op begeerte van Catharina, gegeeven heeft, is men een handboek van de Grieksche Kerkleer verschuldigd. Ik heb het zelve in de Hoogduitsche VertaalingGa naar voetnoot(a) met genoegen geleezen; en de weinige caracteriseerende grondstellingen dier Leere zwemmen er; indien ik mij zoo eens uit mag drukken, in eene gezonde Protestantsche Theologie, waar van men duidelijk ziet dat de schriften aan dien Geestelijken ver van onbekend waren gebleeven. Zonderling, is het, dat, bij dit onderricht aan den toenmaaligen Grootvorst, de oplettenheid zijner Keizerlijke Hoogheid op den persoon van Melchisédek gevallen was, en dat een. brief des Metropoliets aan den Prins; tot opheldering van deszelss vraagen en zwaarigheden over den geheimzinnigen Koning van Salem, een bijvoegsel tot dit leerboekje uitmaakt. Gelijk de Roomsche Kerk zich van de Latijnsche taal in haare Godsdienstige oeffenin- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gen, de Leerreden er niet mede onder begreepen, schier bij uitsluiting bedient: zoo kent de Grieksche geen andere dan het Slavonisch, 't welk wel een Dialect van het Russisch is, doch evenwel genoeg van het zelve onderscheiden, ora niet gereedelijk van den gemeenen man begreepen te worden. De landlieden dus ook, wanneer zij in 't leezen onderricht worden, leeren meest slechts deeze taal alleen; en de letteren derzelve, schoon even eens het meest naar de Russische gelijkende, hebben echter eene andere form, omtrent als de Gothique tot de Romeinsche, een grooter aantal, en, 't geen mij steeds het moeijelijkste daar bij toegescheenen is, eene meenigte verkortingen. De Bijbel is enkel in 't Slavonisch te bekomen (gelijk er onder Paul nog een nieuwe Editie in drie Deelen in Folio van hi 't licht gegeeven wierdt, met eenige, hoewel zeer maatige plaaten, en de vier Euangeliën afzonderlijk, in een Deel in Fol.): want eene Russische overzetting, die Peter I had laaten ten uitvoer brengen, en waar van ik slechts eens een Exemplaar in de Wolfenbuttelsche Bibliotheek, met het Nederduitsch cr naast, gezien heb (in 't geheel zijn er slechts vier van dit laatste soort bekend), heeft de Geestelijkheid weeten meester te worden, en ze vernietigd. Alle boeken van Devotie, die ik hier en daar in de Russische boerenhutten heb zien liggen, zijn insgelijks in 't Slavonisch opgesteld; en men heeft mij als eene rede, dat het gebruik dier taal in de Kerk van het Rijk niet tegen de Landstaal kon verwisseld worden, bijge- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||||||||
bracht, dat dit ten allerhoogsten gevaarlijk zijn zou, en slechts het ontstaan van nieuwe Secten naar zich sleepen. Eéne Secte is er in die Eerk, die het oorspronkelijk Grieksch heeft bijbehouden. Het prediken intusschen geschiedt ook bij de Russen in de algemeen bekende landtaal. Dan, gerustelijk zoude ik hier kunnen bijvoegen: wanneer het geschiedt. Men heeft mij wel verzekerd, dat in de groote Steden, in veel Parochiën, na de Mis een soort van lessenaar voor het hek van 'tChoor naar de gemeente toe geplaatst wordt, en daar eene Godsdienstige stof behandeid: doch hoe dikwijls ik in de twee Hoofdsteden des Zondags de Kerken in en uitgeloopen heb, ben ik nooit van iets dergelijks getuige geweest, dan eens te Moscou bij iets dat nog meer eene aanspraak bij zekere gelegenheid, dan wel eene Leerreden kon genoemd worden. Er waren ook, gelijk ik onderricht wierdt, preêken gedrukt, ten einde Ze op het platte land te doen voorleezen: daar het slechts aan eenige geexamineerde Geestelijken vergund was, met eigen opstellen te voorschijn te treeden. En over 't algemeen ben ik overtuigd, dat dit hoofdmiddel van leering en van stichting in 't stuk van den Godsdienst, ZO het op eene gepaste wijze geschiedt, en er de verstanden der toehoorders slechts eenigermaate toe voorbereid zijn, grootelijks in dat Rijk verwaarloosd wordt. Alles dan, wat de gemeene hoop van den Godsdienst ervaart, is 't geen zij van de gewoone Kerkgebeden begrijpen, en 't geen zij van de betekenis der Mis, Communie, en verdere | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Kerkplegtigheden, uit het zinnebeeldige waar het onder verborgen ligt, door hun eigen oordeel, of 't geen men er hun van zegt, kunnen opmaaken. Gezang- of gebedenboeken neemt men hier nimmer in de Kerken mede; en de meesten onder de smalle gemeente weeten ook niets dan de gewoonste uitroepingen van gebeden na te prevelen; ook zijn de boeken der leeken doorgaans de Heiligen-printjes, gelijk de Huisgodsdienst voornaamentlijk in de verëering bestaat, die denzelyen beweezen wordt. Doch hieröp zal mij bij de andere Hoofdstad mijne taak te rug brengen. Het gevolg nu van dit alles kan niet anders zijn, dan, bij zeer veel onkunde omtrent de gewichtigste stukken van Geloof- en Zedekunde, zeer veel bijgeloovigheid te voegen (gelijk er zelfs bij de Grooten nog veel vertrouwen op Toveressen en Waarzegsters gesteld wordt), en het bepaalen van alle Godsdienstplichten tot enkele uitwendigbeden, de overtreeding van welke hun grooter misdaad toeschijnt dan diefstal en moord. Het Vasten, waarömtrent, op het platte land, zelfs de meeste onverdraagsaamheid omtrent anders denkenden plaats zou grijpen, behoort tot een' der plichten, waar aan zij het meeste hechten. De Petersburgsche Almanac van 1799 beperkt de vergunning van vleesch te mogen, eeten, slechts binnen de agt weeken en twee dagen. Geduurende de groote Vasten is het de eerste en laatste week verbooden iets te nuttigen, dat van een dier koomt. De groenten worden dan met olie, en op het platte land som | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wijlen wel met oude lijnzaadölie toebereid; fatsoendelijke Vrouwen, die minder aan voedsel van dien aart gewoon zijn, en die, gelijk ik ze zelfs te Petersburg ontmoet he, zich in die laatste week, al was 't alleen om der bedienden wille, somwijlen streng aan de voorschriften der Kerke houden, neemen dan dikwijls haare toevlucht tot allerlei rauwe spijzen, gelijk Champignons, raapen en dergelijke; en zelden loopt dit zonder ongesteldheid van de maag, die in 't geheel tegen 't einde der Vasten iets vrij gewoons is, ten einde. In het jaar dat ik zoo even noemde, telde Rusland niet minder dan zeven -en zestig groote Feestdagen, zoo van een' Godsdienstigen als burgerlijken aart: want ik zoude niet stellig durven verzekeren, dat allen ook in de Kerken gevierd worden, schoon de winkels dan steeds geslooten zijn, en er niet op gewerkt wordt. De Verjaar- en Naamdagen van den Keizer, de Keizerin en al derzelver Kinderen, de Verjaaring van den Krooningsdag en van 's Keizers komst tot den Troon, de geheele Heilige en de Paaschweek, de dag van den slag bij Pultawa, behalven nog twee bijzondere Ordensdagen, behooren tot dit getal. De laatste berichten uit Rusland intusschen verzekeren, dat er voortaan veel minder Feestdagen zullen gevierd worden. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Grieksche kerken]De Grieksche Kerken onderscheiden zich, behalven andere bijkomende dingen van minder belang, daarïn hoofdzaakelijk van de Roomsche, dat het Choor, 't welk doorgaans slechts klein is, en niet de volle breedte van de Kerk beslaat, met een hek, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||||||||
voor welk een gordijn hangt, van het overige van het gebouw wordt afgezonderd. Geduurende een gedeelte van de Mis, is dit alles open, en de dienstdoende Geestelijke bevindt zich dan buiten, dan binnen het Choor: doch de Consecratie geschiedt steeds voor het Altaar binnen het Choor, met beslooten deuren, en nederhangend gordijn. Dit wordt vervolgens geöpend, en de in 't lighaam en bloed des Zaligmaakers veränderde brood en wijn in een overdekten kelk aan de buigende doch niet knielende schaare door den terug gekeerden Priester vertoond. Geduurende den gantschen Godsdienst, hoe lang hij ook duure, blijft altoos de gemeente, zonder onderscheid van Kunne of jaaren, staande; en een stoel of zitbank is iets onbekends in eene Grieksche Kerk. Op het Altaar ziet men steeds een klein Crucifix, 't welk bewijst, dat beelden niet zoo volkomen uit deeze Kerk zijn uitgeslooten, als men zich doorgaans meent. Het boek der vier Euangeliën op een' lessenaar maakt mede een der vaste behoeften, en zeer dikwijls der vercierselen deezer Kerken uit. Men leest ook somwijlen voor lessenaaren buiten het Choor in den een' of anderen Oudvader, of in andere Werken van stichting. In het Choor laat men, zelfs buiten den Godsdienst, nimmer eene Vrouw treeden, doch zij kunnen voor het geöpende hek blijven staan, en alles van daar, zoo lang het baar belieft, beschouwen. Bij de gemeente is het zich geheel voor over ter aarde werpen, inzonderheid bij het inkomen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||||||||||||
in de Kerken, de schielijke vooröverbuiging en weder te rug trekking van de bovenhelft van het ligchaam, tot een' volstrekten winkelhaak toe met de benedenhelft, waar van ik kort te vooren bij eene andere gelegenheid gesproken heb, en het kruissen-maaken met de rechterhand, van 't hoofd naar de borst, en van den rechter- naar den linkerschouder, iets zeer gewoonlijks onder den dienst, en 't geen zich dikwijls herhaalt. Doch met dit laatste moet men bijna opgevoed zijn, en een vreemde zal het aan een' Rus niet zoo ligtelijk nadoen. Dat de Grieksche Kerk geen instrumentaal Musiek toelaat, maar enkel stemmen, is genoegsaam bekend. De Ceremoniën van den dienst zijn niet minder talrijk dan onder de Roomschen, en de kleeding der Geestelijken, schoon ook van de hunne verschillend, insgelijks niet minder plegtig. De Kerken zijn doorgaans niet zeer groot, meer vierkant dan langwerpig, bont van binnen en van buiten, en inwendig vol schilderijën van Maria met het Kind, de Apostelen, en een hoope Grieksche Heiligen, behalven nog hier en daar eene meenigte Ex-voto's wanneer er wonderdaadige schilderijën van Heiligen gevonden worden. De talrijke klokken van buiten trekt men slechts aan den klepel, zonder dat de klok zelve zich mede beweegt. De Cathedraalkerk van Petersburg heeft, meen ik, alleen een slaande Horlogie, en een Klokkenspel aan zynen Toren: 't geen Czaar peter in Holland gezien had, Andersints, op dat | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ik dit in 't voorbijgaan zegge, levert de Hoofdstad slechts twee of drie publique Horologiën in 't geheel op, 't geen niet nalaat zeer lastig te zijn. Doch van het Klokkenwerk, zoo wel als van de eigentlijke Architectuur der Russische Kerken met derzelver talrijke Koepels, zal ik nog nader gelegenheid vinden bij Moscou gewag te maaken, of wanneer ik in de bijzonderheden van sommigen der gewijde gebouwen treede. Petersburg telt zes- en- vijftig Tempelen van den Natiönaalen Godsdienst, behalven het Mansklooster van St. Alexander Newski, en het Vrouwenklooster van welk ik reeds gesproken heb. Natuurlijkerwijs zijn alle deeze gebouwen nieuw, en dus kan de Architectuur er beter van zijn dan elders: doch sommige zijn wederom reeds zeer vervallen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Cathedraalkerk]De Cathedraalkerk zullen zich mijne Leezeren te binnen brengen, dat in de Vesting geplaatst is. Uitwendig maakt zij geene kwaade vertooning, doch zij onderscheidt zich meer door eene goede form en fraaije vergulde spits, dan wel door haare grootte. Deeze spits verheft zich naar de voorzijde, en het Choor van achteren loopt om hoog koepelswijze toe. Het geheele is nog van Czaar Peters tijden: doch de Toren onder Anna afgebrand zijnde, is te dier tijd door den nieuwen vervangen. Rondöm de muuren hangen inwendig alle de vaandels en zegetekens die Rusland over Turken, Zweeden en Poolen, en wie het verder onder zijne vijanden telde, veröverd zijn; ook ziet men er de sleutels | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van ingenomen Steden. De nieuwste en fraaiste van deezen, doch door vrij wat bloed gekocht, was die van Warschouw, waarbij men ook nog het brood bewaarde, 't welk door den Magistraat dier Stad aan Suwarow ter zelver tijd was aangebooden. In deeze Cathedraalkerk rusten de Keizers en Keizerinnen van de voorige eeuw. Hunne Gedenktekenen, of eigentlijk de bewaarplaatseu zelven hunner asch, zijn zeer eenvoudig van langwerpig vierkanten gedaante, zoo dat eene kist er gevoegchelijk in staan kan; voorts van Marmer, en, zo ik mij wel herïnner, van drie à vier voet hoogte. Wanneer men met het aangezicht naar het Choor staat, ziet men aan de rechterzijde vóór het zelve, doch op een' kleinen afstand, de Tombe van Elisabeth, Peter III en Catharina II, Zij zijn naast elkander geplaatst, schoon ieder volkomen vrij; en zoo herëenigde de dood twee van elkander in het leven zoo zeer verwijderde Echtgenooten; herëenigde ze op eene zoo veel te zonderlinger wijze (gelijk het veelen nog niet zal ontschooten zijn), daar Catharina, ten tijde der Revolutie die haar op den Troon bracht, het lijk van haaren Gemaal in het aan een geheel ander einde van Petersburg gelegene Newskische Klooster had laaten ter aarde bestellen: 't geen Paul, toen hij niet ver van de veertig jaar daarna dien zelfden Troon beklom, op de ondubbelzinnigste wijs willende herstellen, zijn' Vader eerst uit het Klooster in vollen Keizerlijken Lijkstoet af ging haalen, toen in | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||||||||||||||
het Winterpaleis onderweegs zijne Moeder opnam, en beide aldus over de bevroozen Newa naar de Cathedraalkerk heen bracht. Op eene der smalle kanten van de Tombe, staat by beiden eene Inscriptie in het Russisch zoo eenvoudig als de Tomben zelven zijn; zij bevat niets dan den naam, en de jaaren van geboorte en dood; evenwel op die van Peter III had men het jaar wanneer hij hier begraaven was, bijgevoegd. Beide Tombes waren met goudstof overdekt. Peter I, Catharina I en Anna liggen vóór de drie Keizerlijke persoonen, die ik zoo even noemde. Aan de andere zijde van 't Choor rusten er nog een paar andere; en ik twijffel, of er niet op het Choor zelve zich ook nog eenige gedenktekenen bevinden. Niet allen zijn van Inscriptiën voorzien. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Kerk van Casan]De Kerk van Casan, welke op de breede Perspectiefstraat neêrkomt, is de oudste van 'tgeen thans het voornaamste deel der Stad uitmaakt; en, wanneer het Hof eenige openbaare daad van Godsdienstoeffening buiten de Hofkapel verrichten wil, bezigt zij deeze, gelijk men zich in andere Hoofdsteden van eene Gathedraalkerk bedient. De oudheid van eene eeuw laat niet na, dat zij taamelijk modern is, zonder evenwel noch groot te zijn, noch veel merkwaardigs te bevatten. Dan, daar het de eerste was, in welke ik te Petersburg binnentrad, en zij druk bezocht wordt, trof mij hier zeer het soort van Devotie der in- en uitloopenden, of in de Kerk zich ophoudenden, aan welk ik mij nog niet gewend had: | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||||||||||||||
al dat kruissigen naamentlijk, voor over buigen, of neêrvallen, door elkaâr naar het Altaar dringen om het Kruis te kussen, en dergelijke, waar van ik zoo even gedeeltelijk sprak; vervolgens de goorheid, indien ik hier dit woord mag gekruiken, der Popes; de talrijke doch slechte schilderijën en Ex-voto's de meenigte waschlichten; en dit alles gevoegd by het voor mij insgelijks nog zoo goed als vreemd Costume der Russen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Kerk der opstanding]Een andere Kerk, die ik meen dat den naam der Opstanding draagt, insgelijks in eene der Hoofdstraaten van St. Petersburg, heeft van buiten iets zeer vrolijks, zoo door haare groene en witte verw, als door een soort van Architectuur, met eene koepel of vijf van boven: doch men moet slechts even binnentreeden, om een ellendig gebouw te zien, 't welk, schoon ik het ledig vond, na volëindigden morgendienst, nog vol was van dc verpeste lucht, welke talrijke ademen, zonder, wegens gebrek van ruimte, zich te kunnen verspreiden, er in hadden te rug gelaaten. De koude van het Climaat schijnt dikwijls aanleiding te geeven, dat men aan een uitwendig hoog gevaarte inwendig een zoo laag verwulfsel geeve, dat er misschien geen drie menschen boven elkander zouden kunnen staan. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Matroozenkerk]Merkwaardiger in deeze Hoofdstad is de St. Nicolaas- of Matroozenkerk. Zij rust op een zeer ruim met boomen beplant Kerkhof, gelijk meerdere der Tempelen van Petersburg. De hoofdïngang van het Kerkhof is onder een' hoogen Toren met | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||||||||||||||
verscheiden Architectonische Ordres boven elkander: doch evenwel, zoo weinig als de Kerk zelve, van de aangenaamste Bouwkunde. Zij heeft de gedaante van een Kruis, en is in eene Bovenen Beneden-kerk verdeeld. De onderste, welke in den Winter dagelijks gebezigd wordt, is wederöm laag, en buiten dien somber; en zij vertoont niet veel anders dan eene meenigte Altaaren naast elkaâr. Doch boven is het ruimer en prachtig, door het veel verguldsel dat er aan te koste gelegd is, zonder dat het oog, aan zuiverheid van tekening en keuze in de vercierselen gewoon, er echter meer voldoening vindt. Het aantal van lelijke geschilderde Heiligenbeelden van allerlei grootte ontluisteren in der daad de Kerk. Voornaame persoonen van dit soort hebben hunne waschkaarssen bestendig voor zich. Het beste zijn doorgaans, en waren ook hier, die kleinere stukken, die, in den smaak van Miniätuurschilderijën, veel figuuren samen, dikwijls in afzonderlijke Casen, af beelden, gelijk men ze onder de Christen-oudheden dikwijls ontmoet; schoon evenwel ook onder die zich een hoope prulwerk bevondt. Na haare beide Turksche oorlogen heeft Catharina hier een paar plaaten van Ducaaten-goud ten geschenke gegeeven, elk met vijf dergelijke schilderijtjes. In deeze Kerk wilde men mij niet vergunnen tusschen het hek vóór het Choor, en het Altaar in 't midden van 't zelve, te treeden, doch wel achter dit Altaar rond. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Isaacskerk]De Isaacskerk, bestemd tot een der grootste sie- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||||||||||||||
raaden van Petersburg, en om een meesterstuk van Architectuur te vertoonen, was, na dat men er oneindig lang aan gebouwd had, nog op verre na niet in staat, om tot den Godsdienst gebezigd te worden, en ik weet niet of zij ook op dit oogenblik wel ingewijd is. De overleeden Keizer had ze zelfs inwendig beroofd van haar kostbaarste Marmer, om het aan het nieuwe Paleis St. Michel, 't welk hij oprichtte, te besteeden. In den eersten Winter, toen ik mij te Petersburg bevond, had zij nog Torens, die van eene ellendige ordonnantie waren. Daarna uit Moscou terugkeerende, vond ik in derzelver plaats eene zeer eenvoudige Koepel, die tegen het Marmer der muuren, (want deeze zijn uitwendig met plaaten daar van overdekt) verbaazend afstak. De vorm van 't gebouw is een Grieksch Kruis van goede evenredigheden; aan de vier zijden loopt het halfrond toe; en eene deezer Nissen was tot het Choor of Heiligdom bestemd. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Klooster van St. Alexander Newski]Van alle Geestelijke Stichtingen te Petersburg is mij het Klooster van St. Alexander Newski voorgekomen, het meest de oplettenheid des Vreemdelings te verdienen. Het ligt, gelijk zeer veel Kloosters in Rusland, in zijne muuren ingeslooten, aan het Zuidelijke einde der Stad. Binnen dien omkring treft men eene meenigte van gebouwen aan, van welken echter, behalven eene goede Façade der Hoofdkerk, geen één iets bijzonders voor de Architectuur oplevert. Men voerde mij eerst in | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||||||||||||
eene Kerk digt bij den ingang, die zich wederöm in eene Beneden- en Boven-kerk verdeelt; de Beneden-kerk, en een verwulfd Vertrek daar naast, zijn laag: zoo dat de Grafmonumenten van eenige bekende Russische Grooten, waar van men er hier omtrent een tiental ontdekt, die hoogheid en stoutheid niet kunnen aanbieden, die hun een lugtiger verhevener gebouw zou toegestaan hebben. Het zijn al veel getronqueerde platte Pyramiden van Italiäansch of ander gecouleurd Marmer, met eenig wit Marmer, waar van men doorgaans, boven op of ter zijde. Medaillons of Bustes der overleedenen, en Allegorique figuuren gebijteld heeft. Meesterstukken van kunst en smaak heb ik er niet onder aangetroffen; een det besten was het Narischkinsche Gedenkteken, dat er even geplaatst Was. De Staatsminister Bezborodko, de laatste, die hier ter ruste gelegd was, had het zijne nog niet bekomen. In 't midden van deeze Kerk had, tot de overbrenging naar de Cathedraalkerk toe, het lijk van Peter III, onder een' effen zerk, zelfs zonder het minste opschrift, gelegen. De Ceremoniën, vóór het oogenblik dier overvoering, moeten zoo plegtig als akelig, want het Woord van aandoenlijk koomt mij hier kwalijk geplaatst voor, zijn geweest. Paul, willende alles, 't geen volgens de Hof- of Kerkgebruiken bij zijnes Vaders dood en eerste begraaffenis verzuimd was, thans op eene treffende wijs vergoeden, liet de kist nog in den kelder openen; en de gantsche Keizerlijke | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Familie daalde in het graf zelve, 't welke slechts door eene flauwe doodslamp verlicht was, neder, en kuste de half vergaane hand des Vaders of des Grootvaders. Eene der jonge Princessen, die toen een dertien of veertien jaaren oud mocht zijn, konde zelfs een' zeer geruimen tijd daarna van deeze onderäardsche hulde aan den ongelukkigen Monarch noch denken noch spreeken, zonder van eene koude rilling bevangen te wordenGa naar voetnoot(a). Er hing, geduurende mijn verblijf in deeze Hoofdstad nog overäl een prent te koop, waar Paul voorgesteld wordt, als zijn' Vader uit het graf weder in 't leven roepende, en hem de hand geevende, ten einde hem zoo veel te gemakkelijker uit de doodkist te doen oprijzen, met een hoope voor Catharina zeer beleedigende zinnebeelden. De Bovenkerk is hooger van terdieping, doch bevat niets, dat waard is genoemd te worden; slechts in eene Zaal ter zijde hangt een groote schilderij, welke het | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||||||||||||||
huwelijk van den oudsten Grootvorst voorstelt, met eene meenigte Portraitten, welke tot de Keizerlijke Familie en de verdere Hofhouding behooren. De Hoofdkerk van het Klooster is het fraaiste Tempelgebouw, dat ik mij herïnnere in Rusland gezien te hebben, van de zuiverste tekening en van de stoutste Ordonnantie; het heeft de gedaante van een Romeinsch Kruis. De overleeden Keizerin heest er de laatste hand aan gelegd, want ik meen dat het gebouw reeds vroeger aangevangen was. Men ziet er talrijke schilderijën, zoo van Italiäansche als Russische Meesters: welke echter, schoon zij, inzonderheid de eerste, haar veel gekost hebben, niet alle aan de prijs beäntwoorden; niet te min zijn zij over 't algemeen beter dan de meeste, die men in de Grieksche Kerken ontmoet. Het Portrait van Catharina levensgrootte, met eene Inscriptie daar onder, aangaande den bouw der Kerke, en 't geen door haare Voorzaaten en haar voor het Klooster verricht is, gelijk mede tegen haar over een Portrait van Czaar Peter I, staan in een' zijdegang. Het Graf van den Vorstelijken Heiligen, naar wien de geheele Stichting den naam draagt, bevindt zich in den rechter Kruisgang, en is geheel van zilver. Zijne daaden ziet men op den zerk en basrelief voorgesteld; van achteren verheft zich een soort van Pyramide. Het fatsoen alleen van dit opgewerkt Metaal heeft onnoemelijke schatten gekost. Tegen dit Gedenkstuk over heeft men in den muur een Buste van den tegenwoordigen Metropoliet, die in het | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Klooster zijn verblijf houdt, geplaatst, 't welk veel te duur betaald is. Een zwaare en fraaije zilveren Kroon hangt vlak vóór het hek van het Altaar, 't welk zelf in een' uitmuntenden smaak gewerkt is. Achter het Altaar loopt de Kerk rond toe, doch tusschen beiden nog met eene dubbele rei pijlaaren. In een ander gebouw binnen den omtrek van 't Klooster bewaart men in eene Bovenzaal den schat. Meest alles rust in kisten en kassen, die sreeds verzegeld zijn, en telkens, wanneer het bezichtigen daarvan aan een' vreemden wordt toegestaan, of wanneer men er een stuk uit behoeft, weder op dezelfde wijze geslooten worden. Het zijn, gelijk dergelijke Kerkenschatten overäl, Choor-kleederen, Mijters, Euangelie-boeken, Calices enz., behalven in de hoogte een meenigte Grieksche platte Heiligen-beeldtjes. De fluweelen muts van Alexander Newsky zelven, een Euangelie-boek op kosten der Kroon met steentjes bezet, en een prachtige moderne Mijter van den thans leevenden Metropoliet, benevens een paar Calices, waarvan ééne vooräl, met Camoeën en Edelgesteenten bezet, een model van kostbaarheid en smaak is, verdienen hier voornaamentlijk genoemd te worden. Catharina, die in 't geheel dit Klooster zeer begunstigde, heeft het laatste stuk, met verscheiden andere dingen van waarde, hier geschonken. Behalven het woongebouw des Metropoliets, bevat de Stichting ook een Geestelijk Seminarium van omtrent 400 Discipelen, welke deels door de Monniken zelven, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wier getal mij ontschooten is, deels door vreemde Meesters hun onderricht bekomen. Van achteren is een groote Tuin. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Grieksche doop, en huwelyken]Den Griekschen Doop heb ik in een huis te Petersburg, in welk ik bekend was, aan een jonggeboren Kind zien verrichten. Men had daar toe een' aanzienlijken Pope laaten noodigen. Een groot zilveren koelvat met lauw water was in eene Zaal geplaatst; en op den rand van het zelve brandde een waschkaarsje of vier. De Priester, van zijn' Kerkenknecht verzeld, stond voor dit koelvat oneindig lange gebeden voor te leezen, eer iemand van het saamgekomene gezelschap, behalven misschien de Vader, de Peter en de Meter, zich in de Zaal begaven. Toen dit voorbij was, zegende hij het water, en goot er wat olie in; nam ook van die olie een weinig in een penseel, en besmeerde er handen, voeten, aangezicht enz. van het Kind mede, 't welk naakt in eenige dikke omwindselen en kussens gedraagen wierdt. De Doop geschiedde toen bij indompeling, drie reizen achter één; de derde reize althans raakte het Wicht er geheel onder, en kwam er rood, gelijk een kreeft, weder uit. De Priesters weeten dit met zeer veel vaardigheid te verrichten, en daarbij zoo veel mogelijk te verhoeden, dat er water in den mond kome. Na de afdrooging, heeft er met eene schaar een soort van Tonsuur plaats van eenige hairvlokken des jonggeborenen, die aan den Peter en Meter ter hand worden gesteld, en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||||||||||||||||||||
die deezen wederöm in de Doopfont werpen, Dan wandelt de Pope met de beide getuigen rondöm het koelvat, ieder met een kaarsje in de hand, en alles eindigt met eene reeks van nieuwe gebeden, en de kussing van het Kruis. Vóór en na den Doop wordt, even gelijk men dit in de Kerkeu bij geduurige herhaaling hoort, voor de Keizerlijke Famille ieder ondeelbaare derzelve bij naame opgenoemd, gebeden, Voor 't overige heerscht in Rusland de zonderlinge gewoonte, dat men bij Kraamvisites een geschenk in geld aan de Moeder doet. Te petersburg was dit by de aanzienlijkste Vrouwen doorgaans een Ducaat. Van de som, die hier door; hij elkander koomt, laat men iets vervaardigen, 't welk ter gedachtenis der Verlossing bewaard wordt, en zoo ik meen daarna tot een pillegift van het Kind strekt. De Trouwing gaat, volgens de gebruiken der Russische Kerk, nog met meerdere plegtigheden gepaard. Even voor de Vasten, geduurende welke, en zelfs een week te vooren, er niemand in den Echt verbonden wordt, loopt het doorgaans in de Kerken hier zeer druk mede. Ik hen er eens, en nog slechts voor een gedeelte, hij tegenwoordig geweest; doch wegens den toevloed van menschen was het er moeijelijk te genaaken. Ik vond den Bruidegom en de Bruid in 't midden van de Kerk voor een' Geestelijken staande. Tusschen hen en den laatsten in was een Prie-Dieu, en een waskaars. Ieder had eene gouden Kroon op, welke | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||||||||||||||||||
door eene hand van achteren, althans op 't hoofd der Bruid, wierdt vastgehouden; zij waren beiden eenvoudig gekleed, en de Kroon stond vooräl den gebaarden Rus daar door zoo veel te zonderlinger. Na een hoope gezangen en gebeden des Pope, en zijne Helperen, wierdt aan 't paar een glas met wijn voorgehouden, uit welk zij beiden dronken; door den Priester geleid, deeden zij vervolgens eene Processie rondöm het Altaar, terwijl van achteren iemand hen volgde, die met elke hand weder eene Kroon boven de hoofden van het paar hieldt, en gewoonlyk een der Aanverwanten of Vrienden is; de verloofden kussen dan elkander; men zet de Bruid een ander Hoofdciersel op, met meer Ceremoniëu. De Bruiloften, op dat ik dit hier bijvoege, worden midden in het land nog met de grootste pracht gevierd. Iemand, welke, op een der Dorpen, bij zulk een Feest Van een' gegoeden inwooner, gelijk er aldaar veelen zijn, tegenwoordig is geweest, heeft mij verzekerd, dat er onëindig veel conditiën gedronken wierden; doch dat het pas verbonden paar geduurende het geheele Soupé, zonder iets te eeten of te drinken, als beelden stonden, en, eerst na dat het zelve afgeloopen was, met hun beiden alleen mochten gaan aanzitten. De tweederlei Vaders en Moeders zijn er niet bij. De Ouders der Bruid geeven haar hunnen zegen, wanneer de Bruidegom haar koomt af haalen naar de Kerk, en van daar voert hij ze dan naar zijn eigen huis, waar de Bruiloft gehouden wordt. De | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||||||||||||
in eenige Oostersche landen bekende persoon eener oude Bemiddelaarster van huwelijken speelt hier ook eene rol in; en wanneer het jonge paar de Bruiloftsgasten reeds reeds eenigen tijd verlaaten heeft, koomt zij weder in de Zaal terug, om verhaalen te doen, over welke men zich op onze huwelijksmaaltijden ten uitersten bevreemden zoude. De zelfde jaloersheid, waar voor de Oosterlingen zoo vermaard zijn, om in haar, die men tot gezellinne zijnes levens gekoozen heeft, ontwijffelbaare bewijzen van onschuld op dat gewigtig tijdstip aan te treffen, voert ook in dit gedeelte van Rusland, en onder die Classe van menschen, nog een groot gezag: waarvan een onbewimpeld spreeken der pas gehuwden over dingen, welke elders de grenzen der eenzaamheid niet overschreeden, het natuurlijk gevolg is. Van een Huwelijk bij Ukase, dat is op Keizerlijk bevel, wanneer de Famille er haare toestemming niet toe geeven wilde, heeft het, geduurende mijn verblijf in Rusland, in eene hoogere Classe niet aan een voorbeeld ontbroken. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Tijdrekening]Men volgt in dat Rijk, gelijk ieder weet, den ouden stijl nog in de tijdrekening; en deeze, die te vooren elf dagen van de onze verschilde, verschilt er sedert het begin der tegenwoordige eeuw reeds twaalf van. De overgang dier wijze van tellen tot de nieuwe zoude te veel invloed op de Godsdienstige gebruiken van het land, en op de schikking der Heiligen van den Almanac hebben, dan dat men | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||||||||||||
hier toe ligtelijk besluiten zal. De order van alle verschuifbaare Feesten staat hier insgelijks mede in verband; en dewijl Paasschen noodwendig op een' Zondag vallen moet, verëischt deszelfs bepaaling eene geheel andere rekening dan bij ons: in 1799 bij voorbeeld viel dit Feest in de gantsche Christenheid op den 13 Maart, terwijl het in Rusland op den 28 April gevierd wierdt; en in 1800, indien ik een' zeer korten tijd vroeger het Rijk verlaaten had, zoude ik mij in het geval bevonden hebben, van twee maal in één jaar Paasschen te honden. Alle Protestantsche Gezindheden richten zich, ten opzicht der algemeene Christenfeesten, naar den Russischen Almanac. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Godschenst in de hof-kapel op tweeden kersdag en nieuwe-jaarsdag naar den ouden stijl]Op tweeden Kersdag, en dus den 6 Januarij, zag ik in de Keizerlijke Hofkapel op het Slot, na den Godsdienst, de Priesters van eenige der Stadsparochiën zich in een' halven Cirkel verzamelen, terwijl die der Cathedraalkerk midden onder hun stonden; die van alle Parochiën der Stad hebben hier toe op deezen en op tweeden Paaschdag het recht; zij zongen toen samen een' korten Hymne; zij waren slechts in hunne gewoone Priesterlijke kleeding, zonder Choorgewaad; en deeze bestaat meest uit een' Thalaar van eene bruine of andere donkere couleur, op welken het ellen-lang onömgekruld hair van achteren neêrhangt. Ook hier trof mij weder het, nog beneden het burgerlijke, gemeene uiterlijke der meeste Individu's van dien stand. De Kapel formeert een welgebouwd langwerpig | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||||||||||||||
vierkant. De Keizerlijke Loge, dat is het beschot of vak, in welk de Keizer en Keizerin staan (de Prinssen en Princessen zich houden meer achterwaards voorbank-lessenaars), is een weinig zijdelings aan den rechter kant van het Altaar, wanneer men zich met het aangezicht tegen het zelve keert. Een hoope schilderijën van Heïligen hangen achter dit Altaar. Op Nieuwe-Jaars-dag daar aan volgenden begaf zich het Hof in zeer groote statie naar deeze Kapel, om de Mis bij te woonen, geduurende welke het zingen en door elkander loopen van verscheiden Priesters, hun wierooken, buigen, draagen van waskaarssen, en dan weer nederbuigen van dezelven, veel voor het oog, weinig voor het verstand opleverden, en nauwelijks iets voor het hart. De Keizer, die met de Diämanten Kroon op het hoofd was binnengetreeden, en met den mantel, welke door eenige Heeren gedraagen wierdt, om, leide deeze Kroon geduurende den Godsdienst af. Na denzelven tradt hij iets voorüit, en ontving van den Patriärch eene gelukwenschings aanspraak over het Feest van den dag. De Ridders van alle Orders waren hier in hun Ceremoniegewaad, en behalven de Keizerin, verzelden ook de zes oudste Kinderen den Monarch in de Kapel. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Waterwijding en inwijding der vaendels, op drie koningen]De plegtigheid der Waterwijding op het Driekoningsfeest is bekende. Reeds des namiddags te vooren zag ik in een paar Kerken eene meenigte Menschen door elkander dringen, om uit een vat of twee hunne flessen, ketels, pannen, theepotten, en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||||||||||||||
al wat in staat was vocht te laaden, gevuld te bekomen, en het mede naar huis te neemen; sommigen dronken er reeds in de Kerk van, of wiesschen er zich mede. Er wierdt wel iets bij gezongen, met eenige kruissigingen: doch dit verwekte toen de minste oplettenheid. Des anderendaags waren de Troupes tegen half agt onder de wapenen: voor deeze reize evenwel liet de Keizer hen, om de hevige koude, terstond uit één gaan; daar anders een Garnisoen van somtijds 12000 Man op het Slot-plein verzameld te zien, een der grootste cieraaden van dit Feest formeert. Even voorbij 't Kasteel had men over de smalle Moika heen, niet ver van haare verëeniging met de Hoofd-rivier, een soort van rond open Zomer-pavilion, als een Tuinhuis, gebouwd: doch de plek was van rondsomme te bekrompen, om veel aanschouweren toe te laaten. Voor het venster van een nabuurig huis geplaatst, en er een weinig laat gekomen zijnde, was al wat ik van de Ceremonie ontdekken konde, een Cirkel van Officieren, elk zijn vaandel draagende, en het zelve nederlaatende, 't geen dan door eenige Popes met het reeds ingezegende water besproeid wierdt. De Keizerlijke Familie was er bij tegenwoordig, die, toen het volbracht was, door het Exerceerhuis te voet naar het Hof te rug defileerde. Het is eene zeer koude plegtigheid: daar er niet alleen op deezen tijd hier steeds eenige voet dik ijs ligt, waarïn men tot het Feest genoodzaakt is bijten te hakken, maar nog meer, om dat de aan- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||||||||||||||||||||
weezenden er volkomen in Gala gekleed, en dus zonder pelssen, of eenige behoedmiddelen tegen de fijne Januarij-lucht, moeten verschijnen. Intusschen loopt alles nog al spoedig af. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Onrechtzinnige Grieken]De Grieksche Kerk heeft, zoo wel als meest alle andere Gezindheden, haare van de Orthodoxie afwijkende Secten. In Rusland is er ééne, die bijzonder als de Onrechtzinnige bekend staat, en door de Heerschende zeer bespot en verächt wordt. Paul heeft aan dezelve de openbaare Godsdienstoeffening toegestaan; men verzekerde mij, dat zij uit braave lieden bestaat, welke, met vrij wat minder bijgeloovigheid dan hunne andere Grieksche Broederen, eene veel nauwgezettere levenswijze verbinden. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Andere gezindheden. Lutheraanen en hunne kerken]Alle overige Godsdiensten genieten in dit Rijk de geweetens-vrijheid, mits zij geen Proselyten maaken; het luiden evenwel is hun ontzegd. Het Justitie-Collegie voor de Duitsche Provintiën heeft het opzicht over dezelven. De Lutheraanen bezitten drie Hoogduitsche Kerken in St. Petersburg, welke zich uiterlijk als zoodanige vertoonen. De voornaamste van deeze is zelfs een groot en fraai gebouw met Kerkhof en Toren, en heeft twee Leeraaren, die beurtelings des morgens voor eene talrijke Gemeente prediken, doch des nademiddags bijna voor verlaatene zitplaatsen. Inwendig loopt een Gallerij rond; welke op Pijlaaren rust. Achter de Kerk is een Schoolhuis voor Kinderen deezer Gemeente. De twee andere Tempelen staan bij het Arsenaal en op Wasili-Ostrow; de laatste is geen onäardig gebouw; beide | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||||||||||||||||||||
worden maar door éénen Leeraar bediend. Niet ver van daar heeft men op een uitgestrekt Binnenhof een houten Kruisgebouw tot eene Finsche Kerk, welke ook door eene groote Gemeente bezocht wordt, geplaatst; ter zijde staat de Zweedsche Kapel, welke zeer net is, en waar een veel kleiner, doch fetsoendelijker gekleede hoop den Godsdienst waarneemt. De Koning van Zweden, gelijk ik reeds boven gezegd heb, onderhoudt dezelve, en heeft er een gestoelte. Ook verhaalt hier eene Inscriptie, dat Gustaaf III en zijn Zoon er beiden den opentlijken dienst hebben bijgewoond. Ik meen dat er in deeze Stad ook een Esthonifche Luthersche Kerk is. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Gereformeerden]De Gereformeerden hadden, toen ik mij hier bevond, een' Hoogduitschen en een' Franschen LeeraarGa naar voetnoot(a). In dezelfde buurt, waar de meesten der gebouwen van welke ik zoo even gesproken heb, staan, predikten zij des morgens na elkander in de fraaije en des Winters bestookte Zaal van een groot huis. Bij den Hoogduitschen Godsdienst waren steeds de meeste Toehoorders, bij den Franschen doorgaans een dertig of veertig. De Communie wordt in beiden slechts door zeer enkele lieden waargenomen; zelfs blijft de Kerkenraad dikwijls zitten. De Predikant bedient zich zelven eerst geheel alleen, voor het Altaar of de tafel beneden den Predikstoel staande, van de tekenen. Op Feestdagen worden er dikwijls | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||||||||||||||||||
maar Bedestonden gehouden: gelijk ik dit ook op den eersten Kersdag heb bijgewoond. Ik heb reeds meermaalen te kennen gegeeven, dat ik buiten 's lands over 't algemeen genomen bij de Gereformeerden de Fransche predikwijze, boven die der Duitscheren verkieze: ook hier bevestigde mij in dit gevoelen onder anderen eene Leerrede van den Hoogduitschen Predikant over de uithuizigheid (de Text was: Haare voeten bleeven in haar huis niet), en deeze nog wel zoo 't mij toescheen op eene wijze behandeld, die voor den Christelijken Cancel verscheiden eisschen van aanbelang onvoldaan liet. Ongelukkig hadden nog dien morgen de meeste Toehoorders den Leeraar gelogenstraft, en waren in der daad, in voorraad, meer dan hij het bedoelde, gehoorzaam, 't huis gebleeven. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Armeniërs en roomschen]De Armenische en Roomsche Kerken staan beide op de Perspectiefstraat; de eerste is zoo uit- als inwendig een zeer net gebouw van goede Architectuur. De kleeding der Priesteren verschilt van die der Griekschen, doch het Heiligdom wordt bij hen even eens van het overige met het hek en gordijn afgescheiden. Hoe talrijk de Gemeente zijn moge, durf ik niet bepaalen; ik ben er slechts eens geduurende den een' of anderen weekgodsdienst binnengetreeden, toen ik een' Priester of zes hoorde zingen in tegenwoordigheid van slechts een paar leeken. Er leefde te dier tijd nog te Petersburg een aanzienlijk Armenisch Koopman, die groote schatten verworven, en zoo door zijne eerlijkheid en mild- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||||||||||||||||||
daadigheid, als door de diensten, die hij dikwijls aan het Gouvernement beweezen had, zich op eene zeer voordeelige wijze had bekend gemaakt. Ik heb sedert in de openbaare papieren gezien, dat hij overleeden is. De Roomsche Kerk telt eene meenigte Ledemaaten, en de Fransche Emigranten, waarvan er zich toen nog veelen, schoon op verre na niet in zulk een aantal als te vooren, bevonden, hielpen deeze schaare vermeerderen. Dit korte Kruisgebouw, heeft van buiten insgelijks eene goede Façade, waarvan het middelste een' fraaijen boog uitmaakt; inwendig vallen de evenredigheden derzelve aangenaam in het oog. Men vierde hier, geduurende mijn tweede verblijf te Petersburg, negen dagen achter één de Exsequien van den overleeden Paus. Door een misverstand heb ik verzuimd bij de hoofdplegtigheid, welke op den eersten dag plaats greep, tegenwoordig te zijn: wanneer er, na eene groote Musicq, een Italiäansche Lijkreden uitgesproken wierdt, getrokken uit eene Latijnsche, welke men in 't Fransch meende over te zetten, en zoo in alle drie de taalen, gelijk daarna geschied is, te laaten drukken. Ik heb mij, toen ze uitkwam, door het leezen derzelve zoeken te vergoeden; doch gevonden, dat ik weinig verlooren zou hebben, indien ik ook dit had nagelaaten. Op een' der overige dagen van het treur-feest zag ik in deeze Kerk een' Priester slechts met het gewoone dienstwerk bezig. In 't midden van 't | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gebouw stond een Catafalque op een stellagie van omtrent twaalf trappen hoog, met vier Colommen; die niet alleen niet zeer fraai waren uitgevallen, maar daarënboven niets te draagen hadden, doch door een soort van Dome even overdekt waren. Midden op dit stellagie was een Altaar geplaatst, met zwart en zilver bekleed, op welk de Pausselijke Kroon en de twee Sleutels lagen. Het weinig gelijkenende Buste van Pius VI stond van vooren, net de Religie aan de ééne, en een' treurenden Genie aan de andere zijde. Aan de beide kanten nog een paar andere weenende figuuren. Voor 't overige is het bekend genoeg, dat de thans regeerende Keizer eerst onlangs aan Pius VII den Herderstaf over de Roomschen in Rusland, geduurende de ontstaane onëenigheden, onttrokken heeft, en denzelven aan den Poolschen Primaat, onder welken zij na het Hoofd der Kerke stonden, ik meen den Aartsbisschop van Mohilow, op nieuw heeft aanvertrouwd. Doch hoe rijkelijk heeft zich de Paus aan de Oeveren van den Rhone en de Seine niet schadeloos gesteld gevonden voor de de hulde, waar van men hem langs den Weichsel of de Newa beroofde! | ||||||||||||||||||||||||||||
[Musulmannen]Voor haare Musulmansche Onderdaanen heeft Catharina zelve den Coran laaten drukken. Ik heb er mij uit het Magazijn van de Academie der Weetenschappen, op welker Drukkerij het in een Deel in Folio met eene nette Arabische letter in 't licht gekomen is, een Exemplaar van aangeschaft. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[Weetenschappen, volksschoolen]Van den Godsdienst gaa ik tot de Weetenschappen over, die mij echter in dit Rijk geen' oogst van de grootste vruchtbaarheid zullen opleveren. Catharina, welkein der daad voor had, dezelven tot de volle hoogte op te voeren, voor welke een land, dat over eene eeuw nog in barbaarschheid gedompeld lag, vatbaar was, begreep met rede, dat men met de opvoeding een' aanvang maaken moest. Zij beval, dat er in elke Gouvernements-stad één Hoofdvolksschool zou opgericht worden, 't welk uit vier Classen bestaan zou. In de eerste zou men leezen, schrijven, Godsdienst en Zedenleer, Bijbelsche Geschiedenis, Rekenkunde en Taalkunde onderwijzen. In de tweede hier mede voortgaan, en er het tekenen bijvoegen. In de derde wederöm Godsdienst, rekenen, Russische Taalkunde en tekenen, en bovendien de Algemeene Geschiedenis, de Europaeïsche en Russische Geögraphie. En eindelijk in de vierde, behalven het meeste der voorige Classe: en dit alles in veel opzichten in practijk gebracht door briefschrijven, rekeningen vervaardigen, en dergelijken: nog de Russische Historie, de Algemeene en Mathematische Geögraphie, de Geömetrie, Mechanica, Physica, Natuurlijke Geschiedenis en Bouwkunst. Daar en boven zouden er in elk deezer Hoofdschoolen Leeraars geformeerd worden voor de mindere Schoolen. Aan zulken, die hunne Studie verder verkoozen voort te zetten, zou er ook het Latijn onderweezen worden, en aan allen zoodanig een vreemde Taal, als er in de buurt hun- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ner Provintie gesproken wierdt. Ook zoude men er steeds eenige Weetenschappelijke Verzamelingen aanleggen, ten einde sommig soort van onderricht met zoo veel te meerder nut te kunnen bijbrengen. Iedere Classe zou voorts haaren eigenen Docent hebben, en alle vier samen een' Tekenmeester, en een' Leeraar voor de Buitenlandsche Taalen. Hoe fraai dit alles klinke, zal niemand echter na laaten zich over de kundigheid der vier overigen te verwonderen, waarvan elk zoo veelerlei Weetenschappen te gelijk moet kunnen omvangen. De onkosten van elk deezer Hoofdschoolen zijn op 2500 Roebels des jaars geschat, terwijl alle leerlingen er kosteloos moesten onderweezen worden. Ten opzichte der kleinere of Volks-schoolen: in deeze bepaalde men, dat, behalven eene vreemde Taal, zij in alles met de twee onderste Classen der zoo even beschreevene gelijk zouden staan. In alle Kreis-steden moest er zoodanig een gevonden worden; in sommige Gouvernements-steden waren zij met de grootere verbonden, in andere daarvan afgescheiden. Dit geheele ontwerp wierdt nu wel volgens Catharina's voorschrift ten uitvoer gebracht: schoon men de Monarchin somwijlen vreesselijk in dit opzicht misleid heeft: zoo, dat men haar omtrent afgelegene Provinciën niet alleen Plans van reeds bestaande Schoolen, maar zelfs lijsten der aldaar uitgedeelde Prijzen heeft voorgelegd, terwijl er niets, dat naar een School geleek, voorhanden was: even gelijk men haar op haare reize naar de Crim, op een' afstand van de Rivier die zij afdaalde, van verre | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe Coloniën en Dorpen liet zien, om welke te verbeelden men eenige dagen te vooren grofgeschilderde houten schuttingen had laaten opslaan. De Volks-schoolen intusschen bestaan thans wel op de meeste plaatsen: doch, volgens het oordeel van bevoegde Rechters, zijn zij beneden alle Critiek, en in een' kwijnenden staat. In deezen scheen en zij evenwel niet geheel zonder opzet gelaaten te worden. 't Geen ik in voorige Berichten van de Normaalschoolen in 't Koninkrijk Van Napels heb opgemerkt, die men in 't eerst met zeer veel ijver, en op een' goeden voet had aangelegd, doch die, zoo dra de Fransche Revolutie haar vergist begon te verspreiden, en daar men vreesde, dat met eene toeneeming van kundigheden onder eene laagere Classe, ook beginselen van muiterij zouden kunnen in omloop komen, weder wierden tegengewerkt: dit zelfde heb ik ook onder Pauls bestuur in Rusland herhaald gevonden; en het is mij door wel onderrichte lieden met zoo veel verzekering bevestigd, dat ik geen rede meer had er aan te twijffelen. De tegenwoordige Monarch heeft zich reeds als zulk een' Voorstander de Weetenschappen betoond, dat dit waarschijnlijk ook sedert zijn bestuur reeds eene andere gedaante zal bekomen hebben. Voorts is, in ieder Stadhouderschap, aan het Collegie van Algemeene Voorzorg het opzicht, zoo over alle Inrichtingen van Opvoeding, als over de Godshuizen, aanbevolen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Gymnasium van de academie der weetenschappen]Te Petersburg heb ik, behalven het geen van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| ||||||||||||||||||||||||||||
deezen aart reeds te vooren door mij beschreeven is, en 't geen ik daarna als aanleidingen tot deeze en geene bijzondere bestemming nog nader zal doen kennen, slechts het Gymnasium van de Academie der Weetenschappen bezoekenswaardig gevonden. Het gebouw, op Wasili-Ostrow geplaatst, beduidt slechts weinige doch de Slaapzaalen waren luchtig en ruim, en men liet dezelven niet zonder behoorlijk opzicht. Zelfs waren de jongere Kweekelingen nog onder dat van eene Vrouw. Een Hospitaal, een Vertrek voor de Kinderziekte, en een voor de Schurft, noeme ik hier tevens in 't voorbijgaan, om dat men er mij bij onderrichtte, dat zo er in eene Stichting van deezen aart niet de uiterste voorzorg gebruikt wierdt, van geheel in de beginselen de kranken te isoleeren, en men de ziekte liet veld winnen, er daarna geen ander middel zou overblijven, om er zich weder van te ontdoen, dan het geheele gebouw te verlaaten. Wat nu de Classen betrest, men gaf hier voornaamentlijk les in het Latijn, en in de drie in Rusland gangbaare Taalen, Russisch, Fransch en Hoogduitsch; voorts in de Schrijfkunst, het Cijfferen, Mathesis, Algebra, Geögraphie en een weinig Historie. Het eigentlijke oogmerk van het Gymnasium is geweest, om Kweekelingen te vormen voor de Academie, die het zelve gesticht heeft. Te vooren was het op een' uitvoeriger voet ingericht, doch het is sedert ingekrompen; en om dat men toen de kleineren niet verlaaten wilde, heeft men er een zeker | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||||||||||||||||
getal van grooteren uitgezet. Daar er thans nog verscheiden dier kleineren zich in bevinden, zoo moet men ook natuurlijker wijze zich nog gedeeltelijk met de beginselen bezig houden. Doch dit zal in 't vervolg vervallen, om dat men ze niet meer in zulk een' jeugdigen leeftijd meende op te neemen. Thans telde men er een' Meester tien of twaalf, en een 175 Leerlingen, onder welken ik meen dat er 75 voor Kroons- en de overigen voor hunne eigen rekening waren; de betaaling echter ging de 300 Roebels niet te boven. De spijze kost aan het Land nog geen' Roebel in de week, waar voor zij 's morgens bij hun water nog een soort van koek bekomen, des middags drie, en des avonds twee gerechten; de drie, die ik er op den dag van mijn bezoek ontmoette, waren, op het vleesch na, 't geen er allerëllendigst uitzag, goed; die er voor hunne eigene rekening zijn, bekomen geen andere tost, dan de overigen. Zij draagen allen twee verschillende Uniformen, beide in 't graauwe. Ik vond ze doorgaans wel opgevoed, en er ordentelijk uitziende. Voor eenige Mechanique Kunsten, gelijk bij voorbeeld voor Letterzetters, is hier een bijzondere Classe ingericht, doch deeze mogen met de anderen noch verkeeren noch eeten. Men leert hen wat meer tekenen, doch daarëntegen denkelijk eenige der verdere kundigheden minder: de handwerken zelven worden hun eerst naderhand bijgebracht. Nauwkeurig evenwel kan ik van deeze Classe geen bericht geeven. Het | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||||||||||||||||
getal der Kweekelingen van dit soort Was, meen ik, zeventien. Voor 't overige krijgt niemand van het geheele Gymnasium, na de leerjaaren doorworsteld te hebben, eenig uitzet: 't geen ook in der daad niet noodig is: daar ieder, die in Rusland de drie Taalen machtig is, goed schrijven kan, en eenige kundigheden er bijvoegt, geen de minste moeite vindt, om in de verschillende Bureaux van werk voorzien te worden, en dus zijn brood te verdienen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Wijze van studeeren in Rusland]Behalven dit Seminarium, moet er te Petersburg nog een Senaats-Jonker-School zijn, doch 't geen ik niet gezien heb. Een Universiteit weet men dat in deeze Hoofdstad niet bestaat. En niet zeer veele jonge lieden, hier geboren, bezochten die van Moscou; de Dorpatsche is eerst van laater oprichting; en schoon men er toen reeds van sprak, bedoelde men er echter meest het nut des Lijflandschen en Courlandschen Adels mede. Een Universiteit is ook in Rusland minder dan elders noodig: want, dewijl er bijzondere Instituuten voor sommige levensstanden zijn, waar dan alles tevens geleerd wordt, wat men meent dat tot dien stand verëischt wordt, zoo zoude er bijna voor de Academie niet veel meer dan de oude Litteratuur en Philosophische Weetenschappen overblijven: 't welk omtrent wel ook in Engeland het geval is, doch met dit onderscheid, dat ieder, die aldaar op eenige kunde aanspraak wil maaken, dezelve als onöntbeerlijk beschouwt, 't geen ver is van in Rusland plaats te | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||||||||||||||||
hebben: waar men mogelijk in geen' tak nog zoo zeer ten achteren is als in deezen. De Theölogie, voor zoo veel een Grieksche Pope die behoeft, wordt in de Kloosterlijke Seminariën, daar toe opzettelijk geschikt, onderweezen. Het Recht bestaat hier enkel in de kennis der Ukaazen, waar toe men zich in de Vierschaaren en op de Staats-bureaux zelven het beste bekwaam maakt. Voor de Genees- en Heelkunde zijn bijzondere Collegiën; en al wat zich aan den Officiersstand overgeeft, vindt de Cadettenschoolen bereid, om hen zoo geleerd te makken, als het de Krijgsstand vordert. Hier bij kunnen nu nog de meenigte van Huisselijke Gouverneurs en Meesters gerekend worden, die met al het overige medewerken, om de Academiën niet zoo zeer als elders te doen bezoeken: waar van 't gevolg is, dat al wat niet onmiddelijk tot die Weetenschappen behoort, die men volstrekt moet verstaan om tot zekeren levensstand te worden toegelaaten, of in 't geheel niet, of zeer oppervlakkig en enkel als bijwerk behandeld wordt. Welke veränderingen hier omtrent door zijne tegenwoordige Majesteit, die, op het voetspoor zijner Grootmoeder, zoo veel kundige lieden uit Duitschland en elders naar de Russische Universiteiten ontbooden heeft, zijn gemaakt, behoort niet tot mijn bestek. Ik beschrijf dit Rijk, gelijk ik het onder Keizer Paul gevonden heb; en dan twijffel ik zeer, of mij iemand het ongunstig vonnis, dat ik genoodzaakt ben, na de al de inrichtingen van Catharina, en met al 't | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||||||||||||||||
geen ik te vooren van eenige ervaarenheid der Petersburgsche Societeit in de Fransche Belles Lettres gezegd heb, in dit opzicht te vellen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Censuur]De Censuur, die de voorige Keizer, uit overdreeven vrees voor de nadeelige uitwerking van buitenlandsche voortbrengselen van geest, tot eene hoogte liet klimmen, waar van men nimmer in dit Rijk het voorbeeld gezien had, veröorzaakte eene vreesselijke stremming in den boekhandel, en in de aanëenschakeling van alle kundigheden, die tog geen stooring dulden, en waar met zijne eeuw niet gelijk te blijven, het zelfde is als achter uit te gaan. Men telde slechts weinig Havens, waar de invoer van boeken geduld wierdt, en weinig plaatsen, waar Censoren aangesteld waren, Deeze, nog van het domste soort, overkropt met werk, en altoos vreezende, dat hun iets van een' onbehoorlijken aart, 't welk ondanks hunne schroomvallige bedilling, mocht doorbreeken, zou worden te last gelegd, hielden de vreemde Werken, 't zij ze dan door Boekverkoopers of door Particulieren ontbooden waren, jaaren onder zich, en eindigden met aan dezelven of de intreede in het Rijk te verbieden, en ze dus den Eigenaaren te ontneemen, of ten minsten met ze defect te maaken, door sommige Deelen er van te rug te houden. De ongelukkige Geschiedenis van een' Lijflandsch Dorpsgeestelijken, die door het uitleenen van een verbooden boek, geheel zonder zijne schuld aan de Knoetpaal geraakt, schoon niet | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| ||||||||||||||||||||||||||||
daadelijk gezweept is, en toen voor een' korten tijd de Siberische reize heeft moeten onderneemen, hebben onze Nederduitsche Journaalen reeds bekend gemaakt. En het was zoo veel te gemakkelijker in dergelijk een gevaar te komen, daar men nog geen' Index van al of niet geöorloofde boeken in Rusland vervaardigd had: men had zich slechts den Weenschen, dien de Onderdaanen zoo ligt niet konden machtig worden, in deezen tot leiddraad verkoozen, waarvan 't belagchelijk gevolg was, dat zelfs Werken van den Griekschen Godsdienst, die men in 't Oostenrijksche niet had willen binnen laaten, ook hier onder 't getal der Kettersche schriften waren opgenomen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Boekhandelaars en drukkerijen]Aan Boekwinkels, en prachtige Boekwinkels zelven, ontbreekt het in de Hoofdstad niet: doch zij verkoopen slechts of kostbaare Werken voor de Bibliotheeken van eenige groote Heeren, die in dit soort van Luxe geeven (en in dit opzicht kan men hier zekerlijk? schoon tot een' hoogen prijs, koopen van aanbelang doen, vooräl in de nieuwere Fransche en Engelsche Plaatwerken en uitmuntende Editiën), of wel Fransche en eenige Hoogduitsche Romans, waarmede ik in hunne Winkels tafelen gedekt gezien heb, die van het ééne einde van het Vertrek tot aan het andere reikten; en waar men van dit ligte voedsel zoo veel genieten kon, als men in staat was te verduwen. Behalven deeze opzettelijke Boekhandelaaren van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||||||||||||||||
beroep, deed ook een Emigrant, een Chevalier de la Motte, die het handwerk, inzonderheid gelijk het in Rusland moet geöeffend worden, volmaakt verstond, een klein Commercie met kostbaare en zeldsaame Werken, die hij van tijd tot tijd uit zijn Vaderland liet overkomen. Zijne kamers pronkten met een paar kassen der fraaist gebondene Editiën van Didot en dergelijken, die hem duur betaald wierden. Onder verscheiden Breviaires, welke mede tot zijne Verzameling behoorden, telde men er ook een, 't welk uit de Sainte Chapelle te Parijs gekomen, en ten uitersten schoon geschreeven was, doch niet ouder dan omtrent het midden der zeventiende eeuw; Miniätuuren bevonden er zich weinige in, doch deeze van de eerste Classe. Dit stuk evenwel, waar voor 1500 Roebels geëischt wierden, had nog geen' Kooper aangetroffen. De Drukkerijën behoorden ten tijde van mijn verblijf in Rusland alle aan de Kroon toe; en geene onderneeming van Particulieren genoot in dit opzicht, zoo veel ik weet, eenige merkelijke ondersteuning. Doch de Kroon zelve hadt sedert kort eenige Uitgaven bezorgd, welke haar eer aandoen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Russische schrijvers en dichters]De Academie der Weetenschappen, in welker Bibliotheek alles gebracht moet worden, 't geen van de Drukpers koomt, bezat, eenige jaaren geleeden, volgens de verzekering van Georgi, 2247 Werken in 't Russisch; en deeze formeerden 2725 Boekdeelen, vijf- en- dertig met plaaten en kaarten daar onder gerekend; sedert zal dit omtrent tot de 3000 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| ||||||||||||||||||||||||||||
opgeklomen zijnGa naar voetnoot(a). Zeer veel daarvan is nog Vertaaling; 't geen zelfs onder de Keizerin met 5000 Roebels in 't jaar ondersteund wierdt: eene som, die daarna aan de Russische Academie, ten haare gebruike, is toegelegd. De Werken over Politische Oeconomie en Moraal wierden omtrent op een quart van het geheele getal, dat ik daar noemde, geschat: waar op de Historie en Geögraphie in rang volgden. Ter zelver tijd telde Georgi ook agt- en- zestig leevende Auteurs in de Stad. Onder de nieuwere in 't Russisch uitgekomene Werken verdienen een paar Vaderlandsche Gelschiedenissen, dat men er gewag van maake. De eene is die van Tatistchef in vier Deelen in 4to, welke tusschen 1768 en 1784 uitgekomen zijn, en, van de vroegste tijden af, de gebeurtenissen tot 1462 voortzetten. De andere, die van Prins Michaël Schtscherwatof, is in zeven Deelen of vijftien stukken, tusschen 1770 en 1794 gedrukt. Deeze loopt ingelijks van den oorsprong af tot 1610. Geächt zijn ook de aanmerkingen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Van den Generaal Majoor Iwan Boltin op het Werk vanLeclercq, La Russie Anciene & Nouvelle, die in twee Deelen in 4to in 1788 verscheenen. De Zee-Capitein Sergei Pleschtschejew is de Schrijver eener Statistica van Rusland, die door den Heer Lentz in 1790 te Moscou onder den Titel vertaald is: Übersicht des Russischen Reichs nach seiner gegenwärtigen neu-eingerichteten Verfassung; en eene Beschrijving van Kamschatka, in 1786 in twee Deelen in 4to uitgegeeven, heeft men aan Krascheninnikov te danken. Mich. Bafil. Lomonosow blijft nog steeds als eerste Dichter Ruslands zijnen roem behouden. Zijne Werken, die echter, behalven Tragoediën en andere Poësie, ook Taalkundige en Physische onderwerpen behandelen, zijn in 1794 in zes 8vo. Deeltjes bij elkaâr gedrukt. Enkele kleine Stukjes van laater jaartekening heb ik mede nog van hem ontmoet: gelijk ook van 1774 Liefdes-Eleglën van Alex. Sumarokov; en van 1782 Gedichten van B. Petrow. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Academie der weetenschappen en haare verzamelingen]De Academie der Weetenschappen, welke ik nu reeds een paar reizen in 't voorbijgaan genoemd heb, vermaard door den grooten Euler, welken zij een' geruimen tijd onder haare arbeidende Leden bezitten mocht, zoo wel als door de Acta, die zij heeft uitgegeeven, blijft nog met haare werksaamheden voortgaan, en het ontbreekt haar ook nog niet aan eenige kundige Leden, vooräl in de Mathematische en Algebraïsche Studiën, waar toe zij zich nog meer dan haare Zusteren van den zelfden naam in | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||||||||||||||||
andere landen bepaaltGa naar voetnoot(a): doch zij is echter niet het geen, in een Rijk gelijk dit, eene Stichting, die waarlijk den naam welken zij draagt, verdiende, moest en zou kunnen zijn; en zij maakt ook in der daad geen de minste sensatie te Petersburg. Zij had, toen ik mij in deeze Stad bevond, den kundigen, en door eenige Hoogduitsche schriften ook in de Geschiedenis der fraaije letteren niet onbekenden Baron van Nicolay, welke tevens Secretaris der Keizerin was, en het oppertoezicht over de gesneeden steenen van het Keizerlijk Cabinet had, ook zelf eene niet onaardige Bibliötheek en eenige fraaije schilderijën bezat, tot Praesident; en aan hem zoude het zeker, zo zijne handen waren vrij geweest, niet gemangeld hebben, om de Maatschappij tot eene meerdere hoogte te verheffen. Hij is sedert door een Russisch Edelman vervangen. De bijëenkomsten der Academisten zijn ten uitersten zeldsaam; doch de werkende Leden gaan voort met hunne Memoriën in te zenden, die nog jaarlijks gedrukt worden. Het vaste inkomen der Academie is 53,000 Roebels: doch met het Monopolie van den Hof-Almanac, welke de lijst bevat van alle Hof- en Rijks-Amptenaaren enz., en met de uitgave der Russische en Hoogduitsche Couranten, kan zij het op zeventig à tagtig brengen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Deeze beide Nieuwspapieren, op dat ik dit in het voorbijgaan zegge (en anders kwamen er niet alleen in Petersburg geene uit, maar er wierden er ook geen buitenlandsche in Stad of Rijk geduld, de Hamburgsche Correspondent alleenlijk uitgezonderd, van wien men nog wel eens een Nommer op het Postcomptoir te rug hieldt), waren door de meenigte van Advertentiën en de Lijst der lieden die vertrekken wilden, halve Boekdeelen: doch voor het nieuws, behalven 't geen waar van het Hof de Natie onderricht wilde hebben, diep ellendig, en steeds nog zeer ten achteren. In beide Couranten stond omtrent het zelfde. Het gebouw der Academie, wat ook de plaaten, die voor veele jaaren daarömtrent zijn uitgekomen, er van moogen voorwenden, beduidt slechts weing: doch haare Verzamelingen, die in dat gebouw bewaard worden, maaken buiten twijffel eene der merkwaardigheden van deeze Hoofdstad uit, en verëisschen wel een uur of drie zelfs oppervlakkige bezichtiging. Ik zal ze beschrijven in de order, in welke zij mij getoond wierdenGa naar voetnoot(a). Men voerde mij eerst in een Vertrek, en eene ronde Zaal en Dome, welke met nog drie Zaalen, en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||||||||||||||||||
twee Vertrekken boven, door welke men zich niet eens de moeite geeft de Vreemdelingen te brengen, de Bibliötheek formeeren. Ik bevinde mij dus buiten staat mijnen Leezeren eenig nader bericht van een' Boekschat te geeven, van welken men zelfs het uitwendige niet geheel te zien bekoomt. De plaatsing, voor zoo ver men ze beöordeelen kan, is niet voordeelig. In Handschriften vernam ik, dat zij niet uitmuntte; er zijn slechts eenige Hoogduitsche Reizen, voor de Courlandsche en Lijflandsche Geschiedenis van eenig aanbelang. Het Vóórvertrek, behalven een Model der Brug van Schaffhausen, bewaart nog dat van eene andere schoone platte brug van voortreffelijke Architectuur, mede geprojecteerd, even gelijk die, waarvan ik in Zweden gesproken heb, om over de Newa gelegd te worden; twee rijtuigen zouden daar over op twee wegen naast elkaâr, doch geheel van elkander afgescheiden, hebben kunnen rijden. Een volgende Zaal bevat de Anatomische Praeparaaten van Ruisch, met de Naturaliën van Seba, en, tegen de voorüitsteekende Pylasters aan, hoofdzaakelijk Kapellen en Torren, alle op borden, en sommigen onderling in allerlei soort van figuuren gerangschikt. Onder de Anatomische zeldsaamheden ontmoet men talrijke Monsters, Foetus van allerlei grootte en gedaante, en kunstige Infusiën der inwendige deelen van 't menschelijk ligchaam. Van een' Heyduk van Peter I, die omtrent zeven voet lang was, vindt men in deeze Verzameling het volgestopte vel, het Ske- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| ||||||||||||||||||||||||||||
let, voorts maag, hart, tong enz. doch dit alles ieder bij andere voorwerpen van denzelfden aart. Onder de Naturaliën munten, behalven de Insecten van welken ik reeds gesproken heb, de slangen, hagedissen en andere gediertens in Liquor uit. Een tweede nog uitgestrekter Zaal behelst eerst de viervoetige gedierten. Hier staat de grootste Olijphant, dien ik mij herïnner gezien te hebben, te gelijker tijd opgezet en in geraamteGa naar voetnoot(a); een. Mongolische koe verdient er ook opmerking. Alle die Zee-gedrochten, waar aan men, naar sommige viervoetige gedierten, de naamen van Zeekoeijen, Zeepaerden, Zeeleeuwen, Zeehonden gegeeven heeft, ver- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||||||||||||||||||||
scheiden Armadilla's, de Crimsche steenbok, een Persisch paerd, 't welk, aan Czaatr Peter had. toebehoord, en 5000 Ducaaten gezegd wordt gekost te hebben; een uitmuntend stuk zwart Coraal, eenige spellen der Natuur van hout; voorts een schoone Verzameling vogels, waar onder verscheiden inlandsche, welken het niet aan fraaiheid mangelt (onder anderen een specht); een fossile Rhinoceros-kop, in Siberiän gevonden: zijn het geen hier voornaamentlijk de aandacht naar zich trekt. Boven deeze Zaal loopt een Gallerij rond, met prachtige Chineessche en Japansche zaaken, kleedingsstukken, lakwerk, Vercierselen en andere dingen; daar na met het geen tot alle Siberische Natiën behoort, en tot die tusschen Siberiën en Indiën woonen. Hier bij bespeurt men een' zeer verschillenden graad van Cultuur, zoo in het huisraad als in Godenbeelden, tover-instrumenten, enz. In een paar aan elkander stootende Benedenvertrekken Vertoont men het oorspronkelijk Handschrift van Catharina's instructie tot een algemeen Russisch Wetboek; het wordt in eene prachtige kas bewaard, en is met eene fraaije hand geschreeven, doch met zeer veel radiatuuren. Hier heeft men ook verëenigd al de draaimachines, en het in ijvoor en koper gedraaide werk van den grooten Czaar: veel daarvan zijn dikke Tubussen, welke allen figuur-werk op zich hebben; sommigen derzelven zijn van gantsch geen' slechten arbeid. Ook zag ik hier Machines, die, even gelijk de zoogenoemde Aap ten | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||||||||||||||||||
opzicht van het tekenwerk doet, ook in 't klein nabeelden, 't geen in 't groot gedraaid en gefigureerd is. De kamer daar naast vertoont het naar 't leven geboetseerde beeld des zelfden Keizers, in eene zijden kleeding; in twee kassen hier nevens aan hangt de ellendige Garderobe van den Monarch, met schoenen die hij met eigen handen gelapt heeft. De beide laatste Vertrekken, door welke men heen gevoerd wordt, bevatten den Fothergillschen schat van gecouleurde tekeningen van Planten en Dieren, in eenige Folianten, die 40,000 Roebels gekost hebben; vervolgens eene schoone Verzameling van in Sibetiën, vooräl in de buurt-van Astracan, onder de aarde gevondene vercierselen en figuuren, zoo van goud als ander metaal, 't Grootste gedeelte daarvan houdt men voor Tartaarsch, en rekent het van de dertiende eeuw of daar omtrent. Hier ziet men ook een kastje met fraaije dolken, een van welken, met zeer schoon beeldhouwwerk vercierd, en met voorstellingen van de Grieksche Fabelhistorie, van de Tartaaren afkomstig isGa naar voetnoot(a). Eindelijk bevindt | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zich hier een Cabinet van Grieksche en Latijnsche Munten, de Grieksche naar alphabetische order geschikt, en van Russische en andere Europaeïsche zoo Munten als Medailles. De Russische Munten loopen niet zeer hoog in de oudheid op; de eersten zijn Tartaarsche. Men bewaart er een' zonderlingen Roebel, die de gedaante van een' ingedrukten Cylinder heeft. Men zal uit al wat ik tot nu toe gezegd heb, genoegsaam hebben opgemaakt, dat deeze geheele Verzameling der Academie ver van onbelangrijk is, en dat er een', geruimen tijd achter één geen kosten aan gespaard zijn, om in zoo weinig jaaren zoo veel bij elkaâr te brengen; doch met dat al kan ik niet nalaaten, ze te beschouwen als beneden haare groote vermaardheid, en niet gelijk aan verscheiden Musaeën van het zelfde soort in andere Hoofdsteden. De Vertrekken en Zaalen, wanneer men er de Hoofd-zaal, die eene taamelijke goede Architectuur heeft, van uitzondert, zijn meest alle laag en slecht geördonneerd. Men mag er nimmer stooken; en als of dit in Rusland niet reeds een gebrek van den eersten rang was, 't welk de geheele Verzameling ruim zes maanden in 't jaar, en juist die maanden, in welken zich de meeste menschen in | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de Stad betinden, volkomen onnut maakt, zoo heeft men het daarënboven, om ook dan, zoo 't schijnt, de lieden van 't bezoeken af te schrikken, nog met steenen gevloerd; behalven dat het gebouw in een afgelegen Quartier der Stad geplaatst is. Ook koomt er bijna schier niemand dan Vreemdelingen. De overleeden Keizerin verscheen er nooit, hoe zeer zij tot den, rijkdom van het Musaeum zoo veel heeft bijgedraagen. Of dit, gelijk men mij verzekerde, moet toegeschreeven worden aan een zwak, van niet gaarne iets te zien, 't geen haar den dood zou kunnen te binnen brengen, zal ik voor rekening laaten van hun, die aan eene anders zoo groote Vrouw eene vrees durven aanwrijven, welke dan ten minsten klein is, wanneer men geen reden heeft om voor die altijd belangrijke standsverwisseling beschroomd te zijn. De zorg over dit alles is slechts aan een' Opziener of drie, van welken de Opperbibliothecaris de voornaamste is, aanbevolen. Men kocht er bijna niets meer bij, zelfs niet van boeken. En nog eens, al wat zich hier bevondt, waren begraavene schatten. Indien een dergelijk Musaeum in 't een en ander gebouw op de Perspectief in een aantal bestookte kameren wierdt aangelegd, hier onder 't opzicht van kundige en verplichtende lieden dagelijks voor een' ieder open stond, en er, bij de boeken vooral, telkens het nieuwste en belangrijkste, dat Europa in de Weetenschappen en in Plaatwerken oplevert, wierdt bijgekocht, twijffel ik niet of het zoude naarstiger, al ware het ook alleen uit Mode, bezocht | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| ||||||||||||||||||||||||||||
worden, en van het grootste nut kunnen zijn: schoon mij evenwel, ten opzicht der boeken althans, door iemand, aan wien ik eens dit denkbeeld opperde, en die de Russen wel meende te kennen, geantwoord wierdt: wie zou er komen? | ||||||||||||||||||||||||||||
[Haar boekwinkel en observatorium]De Academie der Weetenschappen heeft ook haar boekwinkel in het zelfde gebouw: waar zy, behalven allerlei Werken die men op haar Catalogus aantreft, onder anderen de Landkaarten, Portraitten en Plaaten verkoopt, die zij zelve heeft doen vervaardigen; geen van allen zijn zij van den eersten rang; en wanneer men eenigen tijd genoodzaakt wordt in dien winkel door te brengen, gelijk, om sommige dingen uit te zoeken, eens mijn geval was, en ongelukkiglijk in een oogenblik dat men den nieuwen Almanac verwachtte, hoort men er niet anders dan om dergelijke prullerijën vraagen. Het Observatorium der Academie bevindt zich in een nabuurig gebouw, op een' Toren, welken ik, volgens de ontvangene berichten, niet noodig geoordeeld heb te bezoeken. De Abt Henry, een der Academisten, doet op denzelven de waarneemingen der Maatschappij, of laat ze gedeeltelijk doen. Hij woont niet in het huis, waar van de Starrentoren een stuk uitmaakt; en zijn Studie was zoo weinig te Petersburg een der Mode-studiën, als ik dit van Stockholm te vooren heb opgemerkt. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Reizigers door haar uitgezonden, en derzelver werken]Het is algemeen bekend, dat deeze Academie, een groote dertig jaaren geleeden, eenigen haarer Leden afzondt, om, op kosten der Kroon, Natuurkun- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dige en geleerde Reizen te doen, door de voor een gedeelte nog onbezochte streeken van dit onmeetelijke Rijk. Dit heeft, toen zij terug kwamen, de uitgaven van ieders tocht afzonderlijk, hoe zeer er eenige derzelven niet aan de verwachting voldeeden, ten gevolge gehad. Zij zijn alle in verscheiden Deelen in 4to, in 't Hoogduitsch, en met bijvoeging van zeer veel plaaten, gedrukt. Van Falck verscheenen Beyträge zur Topographische Kenntniss des Russischen Reichs; Petersburg 1785 en 1786. Het eerste Deel derzelven bevattede de Geschiedenis zijner reize van 1768 tot 1773, mitsgaders bijdragen tot de Natuur- en Staatkundige Aardrijksbeschrijving, het tweede de Mineralogie en Planten-geschiedenis. Men vindt hier een paar Kaarten, op welke alle de sedert 1720 tot dien tijd toe door Rusland gedaane Reizen met liniën van verschillende couleuren worden afgetekend, die der Academisten er bijgevoegd: waar uit men duidelijk bespeurt, welk een vreesselijk gedeelte van Noord- en Oost-Siberiën op deeze wijze nog geheel onbezocht is, schoon mogelijk ook onbereisbaar; en in de Tartaarsche Gewesten blijft er niet minder over. Van Gmelin vervolgens kwam uit eene Reise durch Rusland zur Untersuchung der drei Naturreiche. Het eerste Deel beschrijft zijn' tocht van Petersburg naar Tscherkask, de Hoofdstad der Donsche Kosacken, het tweede dien van daar naar Astracan met zijn verblijf in deeze Stad in 1769 en 1770; het derde dien door het Noordelijke Persiën in 1770 tot 1772; en het vierde ein- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| ||||||||||||||||||||||||||||
delijk dien van Astracan naar Zarizin en door de Kumaenische Steppen over Moscou te rug, mitsgaders zijne tweede Persiäansche Reize van 1772 tot 1774. Weder een andere vrucht van deeze bezending waren de Anmerckungen einer Reise im Russischen Reiche in 1772, van Georgi, welke in 1775 het licht zag. Het is dezelfde, van wiens Beschrijving van Petersburg ik meermaalen gesproken heb, en die, toen ik mij in deeze Hoofdstad bevond, nog daadelijk bezig was te arbeiden aan eene Geögraphisch-Physicalische und Natur-historische Beschreibung des Russischen Reichs: een Werk, waarvan in 1797 en 1798 reeds vijf Deelen waren uitgekomen, doch 't welk ik niet weet, of hij het nog vóór zijn' dood, die niet zeer lang geleeden hem aan zijn tweede Vaderland ontroofde, ten einde gebracht heeft. Het moest een Deel of agt groot worden. Dan, hoe veel moeite het hem ook moge veröorzaakt hebben, is het echter niets dan een soort van Physisch en Natuurkundig Register. De vermaarde Pallas, buiten twijffel de man, die thans aan Rusland tot het meeste cieraad strekt, doch wiens verblijf in de afgelegene Crim mij verhinderd heeft hem van persoon te leeren kennen, liet niet alleen, omtrent ter zelver tijd, zijne Reise durch verschiedenen Provinzen des Russischen Reichs in een Deel of vier drukken: maar gaf ook, op begeerte der Academie, die van den overleedenen Güldenstad door Rusland, en in het Caucasische Gebergte, in 1787 en 1701, in twee Deelen uit. Sedert kort | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ziet nog eene laatere Reize van dien grooten Natuurkenner in het Zuidelijke Rusland, van een' fraaijen gecouleurden Atlas verzeld, het lichtGa naar voetnoot(a). | ||||||||||||||||||||||||||||
[Russische academie, en taal]Ook de Heer Lepechin was één der geenen, welken de Academie der Weetenschappen naar Siberiën tot onderzoekingen had afgevaardigd: doch van deezen is het mij niet bekend, dat Reizen zijn uitgegeeven. Hij bekleedde, toen ik mij in dit Rijk bevond, den post van Secretaris der Russische Academie, en woonde in derzelver gebouw: doch ik meen, dat hij sedert insgelijks den tol aan de Natuur betaald heeft. Deeze Stichting, welke, gelijk men uit eene omstandigheid, zoo even door mij aangehaald, zal hebben kunnen opmerken, door Paul zeer begunstigd wierdt, heeft reeds een groot Woordenboek der Moedertaal, zonder bijvoeging | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van eenige andere, in zes Deelen in Folio, tusschen 1789 eu 1794 te voorschijn gebracht, 't welk door kenneren geroemd wordt; en zij arbeidde nog steeds zoo aan eene Russische Grammatica, als om het Etymologische gedeelte derzelve op een' vasteren grond te doen rusten. Het Russisch is mij voorgekomen voor een' vreemdeling eene zeer moeijelijke taal te zijn; althans de ligtheid, die ik in andere landen, in welke ik mij eenigen tijd heb opgehouden, steeds in het aanleeren der Landsspraak bij mij zelven had waargenomen, heeft mij hier verlaaten; en ik schaame mij te moeten belijden, dat, na zeer veel poogingen die ik er toe heb aangewend, ik in bijna anderhalf jaar er geene vorderingen van het minste belang in heb gemaakt: waar toe evenwel het volkomen gebrek aan oeffening ook iets kan hebben medegewerkt: want met Fransch en Hoogduitsch brengt men het in de gezelschappen, die een vreemdeling doorgaans bijwoont, taamelijk ver, terwijl een Huurknecht bij al wat men verder behoeft, tot Tolk verstrekken kan. Intusschen zou men zich van deeze Hoofdsteden niet ver moeten verwijderen, om, zonder het kennen der Landtaal, zich in een' beklaagchelijken toestand te bevinden; en zelfs te Petersburg, en nog meer te Moscou, treft men onëindig veel lieden van den middelstand aan, en zelfs eenige daar boven, die niets dan Russisch machtig zijn. Het moeijelijke der Taal moet niet gezocht worden in het verschillende schrift. De letteren en derzelver | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||||||||||||||||||
uitspraak (een paar enkele klanken uitgezonderd, die de tong der Russen alleen weet te behandelen) leert men ligtelijk op éénen dag; en het vaardig leezen van 't geen ik voor 't overige niet verstond, is mij zelfs van zeer veel nut geweest, om 't zij in Woordenboeken op te zoeken, het geen ik er van weeten wilde, 't zij uit de Analogie of andersints gissingen naar den zin te vormen. Het afwijkende veel meer van de meeste bekende Taalen, en de rijkheid zelve van 't Russisch, maakt het, op zekere jaaren althans, ten uitersten bezwaarlijk, om zijn geheugen op nieuw met zulk een aantal van al het voorige afwijkende tekenen te belaaden. 't Is waar, dat men bij eene meenigte woorden, gelijk dikwijls aangeweezen is, inzonderheid bij de kortste en eenvoudigste, bij Conjugatiën en Declinatiën zelfs, en Constructiën, denzelfden oorsprong, dien het Grieksch en Latijn gehad hebben, niet ligt zal over 't hoofd zienGa naar voetnoot(a): doch dit is slechts het | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||||||||||||||||
minste getal, daar ver het grootste een' geheel anderen stam, ik meen den Scytischen, te kennen geeft, doch die door eene der allerüitgebreidste Familiën gesproken wordt: want zo men van Triëst naar Warschouw, en zelfs nog Westelijker, en van daar weder naar Kamschatka eene linie trekken wilde, zoude men schier met het Slavonisch, in al de takken, in welken het zich uitbreidt, te recht kunnen komen. Zeer veel welluidenheid heb ik in het Russisch vruchteloos poogen te ontdekken; er komen wel verscheiden toonen van het zachte Italiäansch in voor, doch weder met zoo veel harde gemengd, dat het geen bevallig geheel formeert. En de vaardigheid der Natie, om veel streelender Taalen dan de haare te leeren, pleit ook voor deeze stelling. Het Woordenboek van Nordstet, waar, achter de Russische uitdrukkingen, het Fransch en Hoogduitsch gevoegd is, en sedert, het Rus- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||||||||||||||||||||
sisch en Duitsche van den Heer Heym, waar van echter in 1798 het Russisch gedeelte nog maar half beärbeid was, zijn de Werken, waar van zich een Vreemdeling met het meeste nut bedient: wanneer hij er de Russische Sprachlehre van denzelfden Heym, welke in 1794 het licht zag, bijvoegt. Voor 't overige verdient hier gewag gemaakt te worden van de onderneeming, die Catharina bevorderde, om een aantal der meest gebruikelijke woorden in 200 Taalen bij elkander uit te geeven. Het draagt den Titel: Linguarum totius Orbis Vocabularia comparativa, Augustissimae cura collecta. Sectionis primae, linguas Europae & Asiae complexae, Partes II. Petersb. 1787 en 1789. Ik weet niet, of men er Exemplaaren met de Latijnsche letter van gedrukt heeft: doch het mijne is geheel met de Russische; ik heb er 285 woorden in geteld, welke op deeze tweehondert verschillende wijzen zijn uitgedrukt. Een optelling der Taalen zelven zou te veel buiten mijn bestek zijn, om er hier eene plaats mede te beslaan. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Oeconomische maatschappij]De Oeconomische Maatschappij heeft digt bij de Admiraliteit een huis, in welk zij haare Zomer- en Winter-Vergaderzaal houdt, en een paar Vertrekken voor Modellen. Zij telt een 300 inlandsche Leden, en eene meenigte buitenlandsche Correspondenten, en had toen reeds in de veertig kleine Deelen uitgegeeven, waarvan de Keizer den druk bekostigde, zonder iets meer tot deeze nuttige Institutie bij te draagen. In de Zomer-vergaderzaal staan haare Boeken, Mineraalen, en eenige andere | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Natuurlijke voortbrengselen. De Mineraalen maaken er het grootste gedeelte van uit. Het zijn schier alle Siberische, onder welke ik wel goede stukken, doch geene evenwel, die door schoonheid of zeldsaamheid zich buitengemeen onderscheiden, heb mangetroffen. Een groote ronde steen, met geribde afdeelingen in 't vierkant, en inwendig gelijk sommige keiën gecristalliseerd, kwam er mij het vreemdste voor. Onder de Modellen verdient een Perpetuum mobile dat men er gewag van maake, indien het slechts in 't groot met een' goeden uitslag kon ingevoerd worden, waar aan men twijffelt: schoon iemand beweerd heeft het daadelijk beproefd te hebben. Het is een Watermolen, welke in stil water werkt, wanneer men slechts eens de pompen gevuld heeft. Meest alle de overige Modellen, en deeze nog niet zeer talrijk, behooren tot den Landbouw; enkele zijn ook voor Fabriquen geschikt. In de Winter-vergaderzaal hangen, plat op een raam gedrukt, en onder glas, twee rogge-planten, waarvan de ééne 180 voudig opgewassen is, en omtrent 6000 koorntjes gedraagen heeft; de andere 120 voudig. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Collegium medicum]Toen ik van het Land- en Zee-Hospitaal sprak, heb ik reeds in 't voorbijgaan van het Collegium Medicum gewag gemaakt; terwijl de Studenten welke aldaar tot het zelve behooren, onder opzicht der Professoren hun practicaal onderricht komen ontvangen. Het getal der Leeraaren is zes, en dat der Studenten, zoo ik meen, 120, welken het | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||||||||||||||||
oogmerk is tot 160 te vermeerderen. Zij zijn reeds meer dan eens van plaats veränderd; en het Archief en de boeken van het Collegie bevonden zich nog, zo ik wel onthouden heb, in het gebouw der Keizerlijke Apotheek, waar het Collegie zelve te vooren gehuisvest had. Thans woonden de Leerlingen slechts in een afzonderlijk houten gebouw, en de Professoren en Doctoren in een paar reiën op zich zelve staande nette huizen: alles niet ver van de beide Hospitaalen. Dan, er wierdt reeds in de buurt een steenen huis opgericht, waar men tegen het Najaar van 1800 alles in meende over te brengen. Zelfs had men binnen kort eenige nieuwe, verbaazend lange Zieken-zaalen, beter dan de oude ingericht, hier ieder op haar zelve gebouwd, waar van er reeds een paar bevolkt waren. Het doet mij leed verzuimd te hebben, mij naar de verdere huishouding van dit Collegie, bij voorbeeld naar 't geen er meer geleerd wordt, dan wat volstrekt de Studie eenes Geneesheers verëischt, naar het Vaderland der Professoren, en dergelijke te informeeren. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Medisch-chirurgisch instituut]Iets meer ben ik in staat te zeggen van het Medisch-Chirurgisch Instituut, 't geen van het voorige geheel onderscheiden, en meest voor Duitsche Onderdaanen bestemd is: gelijk er ook niet dan in 't Latijn en Duitsch onderweezen wordt; waar door de Russen, welken men er mede in toelaat, genoodzaakt zijn, zich in de laatstgenoemde | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Taal alvoorens bekwaam te maaken. Een Jongeling of veertig worden er voor Kroonsrekening gehuisvest, gespijsd, en geleerd; eenigen, een stuk of tien, voor hun eigen rekening aangenomen. Er zijn agt- en- veertig kleine Studeerkamertjes, elk voor twee geschikt; dus is er plaats voor zes- en-negentig. De Cursus is doorgaans van vier jaaren; en die door 't land betaald worden, houdt men niet gaarne langer. Het Collegium Medicum examineert hen, zoo wel als allen die in het geheele Rijk de Medische en andere daar toe behoorende kundigheden beöeffenen willen: gelijk het ook alleen de gradus uitdeelt. Daar Doctor, Chirurgijn en Vroedmeester in de Provintiën doorgaans dezelfde persoon is, moeten zij op alle deeze takken der heilzaame Weetenschap, die hier geleerd wordt, zich hebben toegelegd. Ook hier geeven zes Professoren onderricht, waarvan er een in 't gebouw zelve woont. Dit laatste beduidt weinig; ééne kagchel bestookt telkens vier Slaapvertrekjes der Studeerenden, twee naamentlijk boven en twee beneden naast elkander: 't welk, daar de hette zich steeds om hoog trekt, geen evenredige verdeeling uitmaakt. De geheele tijd der jonge lieden is zoo met Theöretische als Practische Collegiën en andere oeffeningen vervuld; tot het Practische dient ook een nabuurig klein Hospitaal, met veertien Mans- en tien Vrouwenbedden: meest, hoewel niet alle, voor Chirurgische Patiënten, in twee Zaalen verdeeld, welker | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||||||||||||||||
behandeling, schoon zij hier minder ruim en zindelijk liggen, meest op die van het Stads-hospitaal geschoeid is. Een bijzonder Venerisch Hospitaal wordt niet getoond. Behalven dat der Kraamvrouwen, 't welk ik te vooren beschreeven heb, en 't welk zich in deeze buurt bevindt, meen ik dat ook hier nog eenige bedden voor Vrouwen, die haare verlossing te gemoet zien, gereed gehouden worden: ten zij men dezelven sedert die inrichting niet meer noodzaakelijk geächt mocht hebben; en mogelijk is het nu om dezelfde reden niet meer hier, dat de Vroedvrouwen der Stad zich komen oeffenen. In den Winter geschieden er ook Anatomische Operatiën. Voor 't overige is mij van dit geheele Collegie, en van de kundigheid der geenen, die er opgevoed worden, met zeer veel los gesproken. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Apotheekers tuin]Achter de Vesting ligt op het zoogenoemde Apotheekers-Eiland, de Tuin, welke insgelijks de Apotheekers Tuin geheeten wordt. Er is hier iemand aangesteld van dit beroep, welke het opzicht heeft over de Officinaale Planten, terwijl aan een' Tuinman de stookkassen, en het vreemd Plantsoen dat in dezelven bewaard wordt, zijn toevertrouwd. In der daad is dit de Bothanische Tuin, waar des Zomers aan de Studenten van het Collegium Medicum, en anderen, lessen in deeze kundigheid gegeeven worden; en zij hadden, gelijk ik vernam, nog al een' redelijken toeloop. Het getal der stookkassen is vijf, en achter dezelven bevindt zich de halfronde Leerzaal, welke des Winters ook vol | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||||||||||||||
potten staat. Eene der kassen vond ik weinig bestookt; men bewaart in dezelve de Laurierboomen, en dergelijke Evergreens; in eene andere stonden een Pisang of vier, voor welk Gewas echter het gebouw te laag is, zoo dat men de potten diep in den grond moest zetten. Onder de overige Planten munten vooräl eenige Cerei uit. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Doctoren te Petersburg]Voor 't overige vormen de Doctoren te Petersburg geen zeer talrijk ligchaam, althans die geen onder dezelven, die eenige vermaardheid genieten; veelen daar onder zijn vreemdelingen; men heeft groote moeite om hen bij zich te bekomen, en moet ze duur betaalen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Berg-cadetten-corps, en derzelver mineraal-cabinet]Voor de Bergbouwkunde, eene Weetenschap welke in dit Rijk van zulk een uitgestrekt belang is, heeft men te Petersburg mede een Kweekschool opgericht; 't welk evenwel, niet tegenstaande het goede onderwijs dat men er geeft, en al de hulpmiddelen waar door men het nog nuttiger zoekt te maaken, geöordeeld wordt dat bij de Mijnen zelven beter zou zijn geplaatst geweest: dewijl men de rechte kundigheid tog niet verkrijgt, eer men aldaar de Practijk bij de Theörie heeft leeren voegen. Dit Berg-Cadetten-Corps bewoont een taamelijk uitgestrekt, doch weinig beduidend gebouw in Wasili-Ostrow. Er bevinden zich, zo ik wel onthouden heb, twee- en- tagtig Kroonpensiönairs onder, en een groote vijftig op hunne eigene rekening; doch deeze laatsten betaalden maar 200 Roebels des jaars; en, daar men hier, behalven | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||||||||||||||||
den Bergbouw, even gelijk op de overige Cadetten-schoolen, in alles les geeft, 't geen tot eene fatsoendelijke opvoeding behoort, zoo plaatsen er verscheiden Ouders hunne Kinderen, zonder hen echter tot het bestuur der Mijnen te bestemmen: terwijl de prijs, voor welken zij kleeding en alles vrij hebben, zoo gering is. Zij blijven hier insgelijks een jaar of vier, en worden in de eerste helft van dien tijd door Meesters in drie Taalen, en in de overige kundigheden die men tot elken stand behoeft, onderweezen; daarna, door eenige Professoren, in de Chemie, Mineralogie, den eigenlijken Bergbouw, en de Mechanica die er toe betrekkelijk is. De kundige Professor Herman, die zelf de Mijnen en een goed gedeelte van Siberiën bezocht, en er verscheiden Mineraale voortbrengselen uit medegebracht heeft, behalven een Herbarium dat hij bezit, is tegenwoordig een der Leeraaren bij dit Gymnasium. Hij is de Schrijver tevens eener Statistische Schilderung von Rusland, in rücksicht auf Bevölkerung, Landesbeschaffenheit, Naturproducte Landwirtschaft, Bergbau, Manufacture und Handel, welke in 1790 uitgekomen is, en veel verdiensten heeft. Op het Auditorium volgt in dit gebouw het Mineraliën-Cabinet, 't welk in eene groote Zaal bewaard wordt, en de bezichtiging van iederen Vreemdeling dubbel verdient. In de hoogte loopt een gallerij rond, met boeken en Physische Instrumenten. De Mineraalen staan om laag in kassen in de form van Coulisses, met lessenaars onder dezel- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ven, en nog laager met laden; voor de kassen en lessenaars is glas. De stukken, door het aankoopen van Collectiën, en enkele Mineraalen allengskens aangewassen, zijn talrijk. Alle de Ertzen en andere Steensoorten benevens eenige Fossiliën, buitenlandsche zoo wel als inlandsche, zijn volgens hunne soorten gerangschikt. In 't midden staat een tafel met eenige meer kostbaare steenen, en, tusschen de Coulisses in, enkele van grooter omvang. Onder deeze laatsten munt vooräl het vermaarde stuk Malachiet uit, het grootste dat bekend is. Het gelijkt naar eene Rots, meest overäl gecarbonkeld; het woog oorspronkelijk honderd Pud, dat is 4000 Pond, doch men had zich genoodzaakt gevonden, ten einde het door het venster in de Zaal te kunnen inlaaten, er een Pud of drie van af te neemen; gedeeltens hier van liggen vlak er bij, waar onder één, dat fraai gesleepen is, van een' duim of zes in 't vierkant. Het hoofd-stuk heeft omtrent vierdehalf voet hoogte, en drie voet breedte, waar het zich het verste uitstrekt, naamentlijk op een derde, van den grond af gerekend. Het loopt, niet spits toe. Anderssints heb ik geen zeldsaamheden ontmoet, die mij bijzonder getroffen hebben; een stuk natuurlijk Yzer evenwel, uit een' klomp genomen, dien Pallas ontdekt had, en die de eenige bekende is, verdient genoemd te worden. Onderäardsche vuuren schijnen het zelve gevormd te hebben; zelfs heeft men getwijffeld, of het niet het gewrocht van voorige smeltingen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||||||||||||||||
was. Men bewaart hier ook eene koperen pot, in Siberiën onder den bodem gevonden, waar welëer de Tschuden gewoond hebben; er lagen een paar houten trommelstokken in, even als beenderen; en zoo volkomen gaaf, als of het hout heden gesneeden was. Achter de Zaal, die ik tot nu toe beschreeven heb, wordt men in eene ruime Modelkamer gebracht, waar het binnenste van eenige Russische Mijnen, een Munthuis van koper geld te Catharinenburg, eene Canonboorderij, eene Klop-machine en dergelijke, vertoond worden. In den Tuin achter dit gebouw had men ook iets aangelegd, dat weezentlijk naar eene Mijn zweemde: doch het moet te niet gegaan zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Forsters verzameling van mineraalen]Daar ik sedert mijn vertrek uit Petersburg vernomen heb, dat zijne tegenwoordige Majesteit de Mineraal-collectie van het Berg-Collegie vermeerderd heeft met den aankoop van die van den Heer Forster, een' Duitscher: meene ik, dat hier de geschiktste plaats is, om van dit uitmuntend Cabinet, 't welk ik meermallen aan deszelfs huis gezien heb, te spreeken. Deeze kundige Verzamelaar en tevens Negociant in Mineraalen, welke eigentlijk te London gevestigd is, had reeds te vooren een aanzienlijk Cabinet aan den Koning van Spanje verkocht, en er sedert weder een nieuw uit alle Waerelddeelen bij één geleezen, om het hier, schoon vruchteloos, aan Keizer Paul voor 60,000 Roebels te komen aanbieden: 't geen hem eindelijk onder Alexander gelukt is. Een zeer uitvoerige Catalo- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gus, systhematicq opgesteld, beschrijft de Ertzen van Nommer tot Nommer. Zij zijn buiten twijffel van de allerëerste Classe, en vervullen een paar Vertrekken. Evenwel moet men hier minder een volkomen stelsel verwachten, dan wel eene reeks van uitgezochte stukken, van welke er omtrent 1500 zijn zullen. Zoo ziet men er bij voorbeeld een zeer groot en schoon stuk Amethist-spath met de zuiverste half op elkander rustende, en in één gewerkte, groote viöletten dobbelsteenen, tevens met veele andere zonderlinge Cristallisatiën. Een even aanmerkelijk stuk mede gecristalliseerde zwavel; een hoope fraaije en rijke goud- en- zilver-ertzen, Agaaten, groote gewerkte Vasen van de bekende Derbijshiresche Fluor, verdienen insgelijks genoemd te worden; voorts een menschelijk been, in een ongepetrificeerd hout ingeslooten, en, om het zoo veel te beter te kunnen vertoonen, doorgezaagd; eenige lusus naturae van menschelijke aangezichten op steenen; een boom, op den bekenden platten doffen steen, zoo schoon getekend, als ik mij nog ooit herïnner er een' ontmoet te hebben. In een paar Woonvertrekken bewaarde hij nog eene meenigte andere Mineraliën, vooräl Siberische, met welke hij handel dreef, en kostbaare Edele Gesteenten. De Natuur schijnt ook wel eens haare uuren van uitspatting te hebben: althans ik heb hier drie van zelve gegroeide Phalli van steen gezien: een silex onder anderen van deezen form, bijna van gewoone grootte, was ten opzicht zijner contouren, als | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||||||||||||||||||
naar het oorspronkelijke gebijteld. Kort eer ik den Heer Forster het laatst bezocht, had hij nog een doosje der zonderlingste Petrefacten van vruchten gekreegen, meest uit Engeland. Er bevondt zich een Appeleina, een Citroen, een Quee, een Okkernoot, en Nootemuscaat onder; de Quee was doorgesneeden en van binnen gesleepen. Hoe zeker het nu is, dat dit geen geïncrusteerde dingen waren, gelijk men et in Engeland en elders dikwijls onder den naam van steen laat doorgaan, zoo schort ik echter liever mijn oordeel op over eene zoo buitengewoone Classe van versteeningen, dan dat ik ze zou willen vergelijken met die van andere meer ontegenspreekelijke voorwerpen van dien aart. Indien er bedrog onder plaats heeft, zoo is het op de allerkunstigste wijze in 't werk gesteld. De Heer Forster bezit ook tevens eene meenigte Hoorns en Schelpen, die ik half twijffele of niet in de groote Collectie begreepen zijn. Die zich een Cabinet wil aanschaffen, kan voortreffelijk bij hem te recht komen: doch men moet niet ongeneegen zijn, het ruim te willen betaalen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Keizerlijke bibliotheeken in de heremitage en elders]Wat de overige Verzamelingen, tot het Vak der Weetenschappen behoorende, betreft, die ik te Petersburg bezichtigd heb, zal ik, van 't geen daar onder Keizerlijk eigendom is, en zich op de Heremitage bevindt, mij hier enkel tot de Bibliotheek bepaalen, dewijl zij geheel op zich zelve staat; en het andere, dat meer aan elkaâr verbonden is, bij het Hoofddeel der Kunsten, waar toe de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Heremitage voornaamentlijk gebracht moet worden, beschrijven. Deeze Boekverzameling wordt in eene reeks van vijf verwulfde Beneden-zaalen, waarvan de tweede en vijfde rond zijn, en in eene lange Gallerij ter zijde, die voorbij alle deeze Zaalen heenloopt, bewaard. Zij staat, even als de gesneeden steenen, onder het opzicht van den Baron van Nicolay, en onder hem van den Heer Koehler, die zich door- eenige Oudheidkundige Verhandelingen op eene voordeelige wijze heeft doen kennenGa naar voetnoot(a) Het getal der Boekdeelen zal omtrent 70,000 bedraagen, en er is plaats voor een nog veel grooter: dewijl alles in geen zeer hooge geslooten boekenkassen met glazen deuren gerangschikt is. Gedeeltelijk is zij saamgesteld uit het geen de overleeden Keizerin in haare eigene Vertrekken bij één had, deels uit het geen de Berlijnsche Boekhandelaar Nicolai, die volmacht kreeg om haar de beste Duitsche Schriften te zenden, herwaards heeft laaten inscheepen, zonder juist altijd bij de keuze, die moeijelijk wordt wanneer men zelf een' winkel heeft, de grootste nauwkeurigheid in acht te neemen; veel daarvan betreft de Geschiedenis des Duitschen Rijks, en deszelfs talrijke Ge- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||||||||||||||||||
westen. Vervolgens uit de gekochte Bibliotheeken van Diderot en Voltaire. De eerste, die zeer weinig beduidde, en veel te duur betaald was, vondt zich reeds onder andere Boeken gesmolten. Doch de tweede, welke de laatste Zaal volkomen inneemt, heeft men in haar geheel gelaaten; en zij staat hier in dezelfde order als welëer te Ferney. Zij doet in der daad den voorigen bezitter weinig eer aan. Er is bijna geen enkel Classicq Auteur in 't oorspronkelijke, en nauwelijks in de gantsche Verzameling eene fraaije Editie, zelfs niet van Voltaire's eigene Werken; over 't algemeen zeer veel vertaalingen, eenige weinige Engelsche schriften, geen een Hoogduitsch: maar van prullen een onnoemelijk aantal. Zijne Verëerderen evenwel zullen zich hier en daar op aanmerkingen, op den rand van sommige boeken met zijne hand geschreeven, kunnen vergasten. Zo deeze Ferneysche Bibliotheek onder eene andere moest ingevlogten worden, zoude haare waardij bijna tot niet loopen. Een paar Bustes van hem, een Model van zijn huis te Ferney, een ladetafel met Plans enz. vervullen voorts de Zaal. Eindelijk verrijken de Keizerlijke Bibliotheek nog de Landkaarten van Bussching, en een hoope geschenken van in- en uitlandsche Werken. Het geheele behelst zekerlijk veel, doch zonder voltalligheid in eenig vak, zonder order en keus: behalven dat er een hoope ongebonden of half gebonden boeken mede onder opgenomen zijn. Aan Reisbeschrijvingen was men nog het compleetste, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| ||||||||||||||||||||||||||||
en zou het gebleeven zijn, indien men voortgegaan had met aan te koopen: doch hier, gelijk bij de Bibliotheek van de Academie der Weetenschappen, denkt men zoo weinig om een Fonds te bepaalen tot verrijking van 't geen men bezit, waar uit met er tijd wel iets zou te formeeren zijn, als het aan de andere zijde iemand voor den geest koomt er gebruik van te maaken. Behalven zijne en zijner Gemaalinne Handbibliotheek, bezat de overleeden Keizer nog eene Collectie van omtrent 20,000 Boekdeelen te Gatschina, onder welke zich veele Historische, Publicistische en Politique Pamphletten bevinden moeten. Ongelukkig is het lot geweest der vermaarde, vooräl in oude dingen zoo rijke Zaluskische Bibliotheek, die men uit Polen herwaards meende over te brengen. Reeds aanmerkelijk te Warschau bestolen, ingepakt door Housaaren, die, 't geen in de kisten niet passen mocht, met den sabel kleinder maakten, bij de aankomst daarna te Petersburg, voor 't weinige dat er van uitgepakt was, op nieuw, uit liefde tot de Weetenschappen, in meerdere handen geraakt, dan die voor welke het oorspronkelijk bestemd was: heeft men, volgens alle getuigenissen, van dezelve niets te verwachten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Musaeum van den graaf Strogonow]De oude Graaf van Strogonow, een man, dien men zekerlijk noch uitgebreide kunde, noch smaak betwisten kan, bezit een geheel Musaeum, 't welk dubbel de moeite beloont bezocht te worden, wanneer men er de vergunning van hem toe verwerven | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| ||||||||||||||||||||||||||||
kan. Zijn Hôtel is prachtig, schoon de Architectuur van het zelve niet van de laatste helft der voorige eeuw is. In een eerste Cabinet hangen zes groote Architectuur- en Landschaps - stukken van Robert, opzettelijk daar voor geschilderd. Het volgende Vertrek bevattede eene voortreffelijk gewerkte kleine Rotonde, met Colommen van wit Topaas, een paar antique Urnen, en goed geärbeide Koppen. Het Salon van Mineraalen is ten uitersten rijk. De Ertzen worden rondöm in glazen kassen, die tot op den grond neêrkomen, bewaard; en ieder stuk rust in dezelven op zijne eigene Console; van boven loopt nog een Gallerij rond voor dingen van den zelfden aart, van mindere waardij. Voor het eerste raam verëenigde een lessenaar, vol Tabatières van de fijnere Steensoorten, een hoope Mosaiquen, onder welken sommige van den schoonsten en zeldsaamsten arbeid waren, en uitmuntend gesleepen. Voor de andere raamen lag het Goud- en Zilver-Ertz; op welk het Koper volgt, en onder dit Metaal bezit de Graaf een der grootste stukken Malachiet, gepolijst, voor zoo ver het te polijsten viel, doch hier en daar wat poreus; onder een' deezer lessenaaren bevondt zich ook een Elastique Steen de aanmerkelijkste lengte. In de kassen liggen de overige Mineraalen, Steenen en Petrefacten, en onder dit alles zeer uitgezochte voortbrengselen van het Delfrijk, veel daarvan uit het in dit opzicht zoo rijke Siberiën: bij voorbeeld groen en blaauw Lood, 't geen beide zeer zeldsaam is. De tanden | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| ||||||||||||||||||||||||||||
beenderen van Olijphanten, die men in Siberiën in zulk een aantal uitgraaft, zijn het, althans in Rusland, minder. Uit de Zaal der Mineraalen wordt men in die der Schilderijën gevoerd. Haare meenigte is niet zoo groot, als het Cabinet wel uit de beste stukken der Italiäansche en Vlaamsche School is saamgesteld; in 't midden hangt eene H. Famille van Andrea del Sarto, als een der hoofd-stukken van de Verzameling. Behalven de Schilderijën vindt men er ook de eerste schets van den vermaarden Nacht van Corregio. De Zaal zelve splitst zich in drie afdeelingen, waarvan elke door twee Colommen van Stuc van de andere gescheiden wordt. De Ornamenten zijn met smaak geördonneerd, en het schilderwerk is alfresco. In 't midden staat een tafel met allerlei soorten van Italiäansche Marmers belegd, en eene meenigte fraaije of fraai gewerkte Vasen van IJvoor en Steen er boven op; ook een daar onder van Cristal de Roche, 't welk de Graaf beweerde Anticq te zijn. Aan 't eind der Zaal vindt men eene groote spiegeldeur, uit stukken saamgesteld. Zij opent zich, en nu ziet men door dezelve heen in eene Bibliotheek, een Physisch- en Kunst-Cabinet, met een' grooten schoorsteen in 't midden voor Chemische proeven, die uitwendig AEgyptische en Etruscische vercierselen heeft, om op de Volkeren te wijzen, blj welke men voor een groot gedeelte den oorsprong der Weetenschappen moet zoeken. Onder de Boeken treft men verscheiden der kostbaare nieuwe Uitgaven uit Frankrijk en En- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| ||||||||||||||||||||||||||||
geland aan. Doch alles saamgenomen, is deeze Bibliotheek niet zeer aanmerkelijk. Het Herbarium vivum van Boerhaave verdient in die Zaal oplettenheid. Het bestaat uit verscheiden Deelen. De Planten zijn wel gedroogd, en sommige gaan verzeld door eenige geschreeven aantekeningen van onzen onsterflijken Landsman. Voorts ontmoet men hier een' slaapenden Hercules van Michel Ange, op dezelfde wijze liggende als de Hermaphrodiet: het is een schoon stuk, en zeer flauw om hoog gewerkt. In de achterste kassen staat een klein, doch aardig plateau van inlandsche fijne Steenen, 't geen echter met het Beloselslkische in geen vergelijking koomt; voorts eenige opschik van Wilden uit de West-Indiën, een hoope Physische en Chemische Apparatus enz. In 's Graaven Slaapkamer hangen nog veele kleine Schilderijën, Portraitten en Miniätuuren; een deezer laatsten is mogelijk het grootste dat men kent. Behalven dit alles vond ik bij deezen Kunstminnenden Edelman de tekeningen met couleuren tot een' ontworpen Voyage Pittoresque de la Russie, welke mogelijk met er tijd het licht zal zien. Verscheiden Schilders hebben of gereisd om dezelve te vervaardigen, of zij zijn door lieden getekend, die op de plaatsen woonden; alles geschiedde onder het opzicht des Bezitters: doch het bevat nog slechts het Europaeïsche Rusland, en daar onder veel van de Crim. Er bevinden zich ook Kaarten bij, met berekeningen van bevolking enz. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[Bibliotheek van den baron Strogonow]Wat er geworden zij van de kostbaare Bibliotheek van den Baron van Strogonow, een' Neef des Graaven, is mij onbewust, nadien ik, lang na mijn vertrek, vernomen heb dat zij verloot zoude worden, en wel slechts voor een' Roebel het lot; maar van dezelven zouden er, zo ik mij niet bedriege, 100,000 uitgedeeld worden. Het was, toen ik mij in die Hoofdstad bevond, inderdaad een zienswaardige zaak; en de Baron had geen kosten gespaard, om het binnen korten tijd in dit voorwerp van Luxe, want anders was deeze Boekverzameling niet, tot eene aanmerkelijke hoogte te brengen: doch van de meeste van dergelijke schatten van Boeken, Mineraalen, Schilderijën en andere zeldsaamheden, is in Rusland doorgaans het noodlot, 't zij uit veranderlijkheid der Eigenaaren, of uit noodzaakelijkheid, niet lang in dezelfde handen te blijven. Een fraaije Zaal in zijn Hôtel, die te vooren, schoon in de tweede Verdieping, tot Oranjerie gediend had, en den form van een' korten winkelhaak vertoonde, bewaarde, in zeer nette glazen kassen, en in tafels, met Prentwerken er onder, deeze duur betaalde Collectie; Ongelukkiglijk kon men toen des Winters in de Zaal niet stooken. Onder zijne oudste Handschriften rekende de Baron er een met Miniätuuren, 't geen den naam draagt, de excidio urbis Trojae, 't welk mij echter niet geheel vreemd was. Een Herbarium van Karel VII van Frankrijk, met geschilderde planten, en eene ophelderende beschrijving, is mede zeer merkwaardig. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Onder de gedrukte Werken onderscheidden zich niet alleen een meenigte schoon gedrukte Didots en andere Uitgaven van pracht, maar ook eenige heerlijk geïllumineerde Werken, en sommige op Petkament: 't welk, daar alle stukken huids er niet toe geschikt zijn, en het eene groote toebereiding vereischt indien het voldoen zal, zeer hoog koomt te staan. Ik vond hier een uitneemend schoon en tevens voortreffelijk gebonden Werk, 't geen ik mij niet herïnner elders gezien te hebben; het vertoonde de Bas-reliëfs der Pyramide van Cajus Cestius, insgelijks op Perkament gedrukt. Het vel meen ik dat op dertig Livres te staan kwam. Nog een paar stukken uit deeze Bibliotheek zal ik hier aantekenen, en er daarmede zoo veel te gereeder van afstappen, om dat ze geen volgend Reiziger misschien meer bij één zal vinden: eene Verzameling naamentlijk van Antique Camoeën, door zekeren Wörlits op satijn geschilderd, met zijn eigen Portrait er bij: waarvan maar zes Exemplaaren bekend zijn, en maar drie in handen van particulieren. Het andere stuk zijn de Georgiques van Virgilius, met tekeningen, voor de ongelukkige Koningin van Frankrijk vervaardigd. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Mineraalen van Demidoff]De Heer van Demidoff, van eene Famille, die in de voorige eeuw, door een allerbelangrijkst aandeel in de Mijnen van haar Vaderland, tot groote schatten gekomen is, bezit, behalven eene goede Bibliotheek en Prentverzameling, ook een Cabinet zoo in als uitlandsche Mineraliën, die een paar | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Vertrekken beslaan. Alles is goed gerangschikt en zeer zindelijk gehouden: doch het moet meer voor eene systhematique Collectie gehouden worden, dan het wel schoone en in 't oog vallende stukken bevat. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Göbels kapellen]De Juwelier Göbel, insgelijks een Man van grooten rijkdom, heeft in het vak der Insecten gezameld. In de reeks eeniger net gemeubelde kamers hangen zijne in- en uitlandsche Kapellen in groote vergulde en met glas overdekte raamen tegen den muur. Veele daar van behooren in de Krim thuis, en zijn hem door Pallas toegezonden, en sommige nimmer beschreeven. Ongelukkiglijk, om het oog door de Symmetrie te behaagen, heeft men van alle order afgezien; zelfs vindt men Nacht- en Dagvlinders door elkaär, en tevens veele dubbelen; in eene bijzondere ladetafel worden Torren en andere Insecten van dit soort bewaard, onder welke er sommige mede zeer zonderling en vreemd zijn. Ook van deeze is een groot gedeelte inlandsch. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Bövers kapellen en gedroogde planten]Een ander Cabinet van denzelfden aart bevindt zich bij een' der Professoren van het Artillerie-Cadetten-school, den Heer Bevern. De inrichting is meest op dezelfde wijze als bij den Heer Göbel, naamentlijk als schilderijën tegen den muur. De Russische en Siberische Insecten zijn hier bijna voltallig. Het grootste gedeelte daar van heeft hij op eene reize door het Rijk zelf verzameld. Hoe zeer deeze bewooners van koude streeken niet het schitterende Coloriet kunnen opwijzen van Oost- en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| ||||||||||||||||||||||||||||
West-Indische Kapellen, ontmoet men evenwel er tevens eenige onder, die door hunne zonderlinge tekening of zeldsaamheid met verscheiden Ducaaten betaald worden, en bij gebrek van Biögraphen, nog onbekend zijn. Boven dien komen aan den Eigenaar deezer Insecten ook eenige Portefeuilles met inlandsche Planten toe, zeer goed door hem gedroogd en opgeplakt. Dit Herbarium is daar in van de meeste anderen onderscheiden, dat hij elke Plant, zoo dra hij ze slechts heeft kunnen bekomen, in haare jongelingschap, volwassen staat, en ouderdom, bij één heeft gebracht, behalven nog de verschillende afwijkingen van ieder soort. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Blandows bothanische tuin]Het Buitenplaatsje van den Heer Blandow, tien Wersten buiten de Stad op den Peterhofschen weg, verdient van wegen deszelfs Botanischen rijkdom in het Hoofddeel der Weetenschappen eene plaats. Het woonhuis is hier net, en de Eetzaal vertoont het binnenfte eener Ruïne, van boven gedeeltelijk met planken overdekt; zij is door een Theäter-Decorateur geördonneerd, en in dit soort voortreffelijk geschilderd. De illusie van onder den open Hemel te spijzen, wierdt ongelukkiglijk, toen ik er mij in den Winter bevond, slechts al te sterk, door dien er in deeze Zaal of in 't geheel geen kagchel was, of althans het Vertrek, gelijk in dit land noodzaakelijk is, niet door het gantsche Saisoen heen verwarmd was geworden. Een weinig verder dan dit huis heeft men de Vrugt- en Plantenkassen gemetfeld. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||||||||||||||||||||
In het Hoofdgebouw derzelven wordt men eerst binnen eene Zaal gevoerd, die met slingerpaden aangelegd, en geheel aan den Wijnstok en Vijgeboom toegewijd is; deeze evenwel was in Maart nog zoo goed als koud: daar de Eigenaar de Vruchten niet verkoos te vroeg tot haare rijpheid te dwingen, om in de plaats daarvan zoo veel te uitmuntender stukken te bekomen. Uit een Cabinetje, dat hier op volgt, koomt men in eene tweede Zaal, maatig gestookt, en vol der gewoone Bloemen van de Vroegste Lente, en van allerlei vreemde Gewassen, in welk vak een zeer uitgebreide Correspondentie hem gelegenheid gegeeven heeft groote zeldsaamheden te verwerven. De derde Zaal eindelijk had haare Broeikas-raamen in eene schuinste, gelijk ik mij niet herïnnere ze ooit gezien te hebben, en zoo de Zon als het vuur hadden het er op in de negentig graad van Fahrenheit gebracht. Hier teelde de Heer Blandow, behalven al de overige Planten, die de meeste hette verëisschen, eene gantsche rei van Pisangs, waarvan hij jaarlijks de vruchten Verzamelt. De Otaheitische Broodboom kwam hier ook, zoo wel als het Suiker-riet, Voort. Verscheiden kagchels, alle van klinkers gebouwd en van buiten bestookt, met rondloopende vierkanten Canaalen langs den muur, van dezelfde bouwstof, verwarmen deeze Zaalen, die daarën-boven de aangenaamste vorm hebben, voor welke een Broeikas in 't groot vatbaar is, en door Colommen gedraagen worden. Boven dien ontmoet | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||||||||||||||||||
men hier nog eenige andere breede kassen voor vruchten; eene geheel voor Ananassen, sommige voor Persiken, Apricoosen, Druiven enz. van boven heeft men eene gallerij geplaatst, van welke men met gemak de blinden neder laat, om alles te overdekken. Een koperen spuit, met zeer fijne gaten aan 't eind, besproeit hier de Planten, en bootst gelukkiglijk den regen naGa naar voetnoot(a). | ||||||||||||||||||||||||||||
[Medailles van den ridder Horta]De Ridder Horta, welëer Portugeesch Minister in den Haag, daarna te Petersburg, van waar hij echter sedert wederöm naar zijn Vaderland terug gekeerd is, had binnen een' ten uitersten korten tijd een Medaillen-Cabinet van omtrent 7000 stukken bij één gebracht, met de meeste nauwkeurigheid in een half dozijn kistjes gerangschikt: doch elk Metaal afzonderlijk. In Romeinsche penningen was hij het rijkste, en bezat onder dezelven eene meenigte Consulaire. Van Griekschen had hij er tevens een aanmerkelijk aantal; van Alexanders alleen telde hig er zeven- en- dertig zilveren; van de laatere eeuwen, door verscheiden landen heen, vooräl van Portugal en Rusland, een hoope Mnn- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ten en Medailles. In de Weetenschap zelve zeer bedreeven, voegt hij er de voornaamste Numismatique Werken bij, waarvan ik verscheiden nieuwere, die mij nog onbekend waren, bij hem gezien heb. Een Zaal Schilderijën in zijn Hôtel is wel meest met Copiën gemeubeld, doch onder deeze bevinden er zich eenige zeer goede: gelijk onder anderen twee groote stukken, die een jonge Rus naar Mengs en Corregio heeft nageschilderd; nog een is naar Teniers gevolgd. Ik had misschien van dit gantsche Cabinet van den Ridder Horta niet moeten spreeken, als 't welk zich enkel toevallig te dier tijd te Petersburg bevondt: doch men verzamelt niet ligtelijk met zoo veel ijver en kunde in eene Stad, zonder dat het altoos eenige voetstappen nalaat, en eenigen invloed op sommigen der bewooneren oeffent. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Academie der kunsten]Hoe veel er in de laatste helft der voorige eeuw hier voor de Kunsten gedaan is, hebben mijne Leezeren reeds kunnen opmaaken uit eene meenigte van bewijzen, die ik, van andere voorwerpen moetende handelen, in 't voorbijgaan aangeroerd heb; en evenwel twijffel ik, of men ter goeder trouw zal durven staande houden, dat zij er veel weliger, dan de Weetenschappen, bloeiën. Doch laat ik, zonder iemand voor in te willen neemen, hier wederöm de taak des Historieschrijvers opvatten; en daarna een' ieder voor zich zelven doen oordeelen. De Academie der Kunsten had den door zijne | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||||||||||||||||
beschrijving van Griekenland vermaarden Graaf van Choiseuil-Gouffier, sedert van de Emigranten-Lijst geschrapt, en in zijn Vaderland te rug gekeerd, tot Praesident: tot dat hem, juist des anderen daags, na dat ik de Academie bezichtigd had, een order van Keizer Paul naar Wilna in het Russisch Polen bande. Het gebouw deezer Academie, door Catharina gesticht, verdient ten hoogsten dat men het bezoeke. Het is een der grootsten en fraaisten van Petersburg, hoe zeer het niet zoo veel Colommen vertoont, als sedert de gewoonte geworden is. Reeds boven van het zelve spreekende, heb ik het niet anders dan als het sieraad der Kaai van de Newa op de Wasili-Ostrofsche zijde kunnen beschouwen; en slechts gewenscht dat de klinkers der zijdegevels, vooräl van dien naar het plein ten Oosten, niet zoo sterk afstaken tegen de massive steen - plaaten van de Voor - façade. Het geheele formeert een stout vierkant, met eene cirkelronde plaats van binnen. Een fraaije dubbele trap brengt in eene Voorzaal, die, zoo wel als de trap zelve, met Copiën van Statuën, Vasen en dergelijke gedecoreerd is; en dan in eene Rotonde en Dóme het middelpunt van het gantsche gevaarte. Hier staan in 't rond Apollo, eenige Musen, de Famille van Niobe, en een paar andere bekende Statuën. Aan deeze Rotonde zijn ter rechter en linker zijde twee Zaalen vast, doch die door haare smalte bijna een' gallerijform bekomen. Ook hier staan eenige Musen, met meer- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dere Statuën, Vasen enz. Die ter rechterzijde is de Vergaderzaal der Leden, in welke men geen' Keizerlijken Troon verwachten zou. Behalven een hoope Schilderijën, die echter meest het maatige niet overtreffen, ontmoet men hier de Portraitten van eenige Binnen- en Buitenlandsche Leden, Beschermers en dergelijken. Op de tafel ziet men een' prachtig gewerkten Inktkoker van Bronze doré. De Zaal ter linkerzijde bevat, behalven de Statuën van welke ik heb melding gemaakt, en die Modellen zijn der bekendste stukken van Italiën, schoon slecht gevolgd, een afdruksel der twee vermaarde deuren van Florencen, vol van de schoonste Basreliëfs. In een klein Vertrek, dat op deeze gallerij volgt, onderscheiden zich twee stukken van Beeldhouwärbeid in hout, van Schwartz, het voortreffelijkste wat ik mij ooit herïnnere in dit soort gezien te hebben; zij stellen Bloemwerk, Netwerk, Kapellen en meer andere dingen voor, van den fijnst mogelijken bijtel: gelijk er in eene der overige Kameren nog één van hem hangt, dat met opzet onvoltooid gelaaten is, op dat men zich zou kunnen overtuigen, dat er geenerlei soort van bedrog, met op elkaâr lijmen of iets van die natuur, onder schuile. In nog een klein Vertrek vond ik verscheiden jonge Schilders met copiëeren bezig, en er hingen hier ook eenige vrij goede stukken, gelijk ik er de Statue van Catharina II door Subow, welke ik het jaar te vooren in de Tauride ontmoet had, geplaatst zag. Daarna wordt men in de reeks | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van Zaalen gebracht, welke voor de Leerlingen bestemd zijn. De Academie naamentlijk is tevens een volkomen Gymnasium van Kunsten, waar zoo veel jonge lieden, als welken er vergunning toe verleend wordt, vijftien jaaren lang wooning, voedsel, kleeding, onderricht, en de materiäliën tot hunne konst noodwendig, voor niet bekomen: terwijl er boven dien nog zoo veel anderen als het begeeren, insgelijks zonder te betaalen, in de Schilder- en Bouwkunde kunnen onderweezen worden: doch hier van zijn de Gravuur en Sculptuur uitgezonderd; boven dien moeten deezen voor hun gereedschap zelven zorgen. Het getal der Pensiönairs meen ik op 160 te hebben hooren begrooten; zij worden er reeds met hun zesde jaar in toegelaaten; de eerste vijf jaaren leeren zij slechts de drie Taalen, dert Godsdienst en het Tekenen. Daarna kiezen zij hun bljzonder vak, 't zij dat van Historie- of Landschap-Schilder, 't zij van Architect, Sculpteur en Graveur. Elk soort heeft één' of meedere bijzondere Professoren, die insgelijks allen in het gebouw hun verblijf houden. Bij het vertrek worden de jongelingen met geene geldsom gedoteerd, doch zij kunnen ligtelijk in de laatste jaaren iets door hunnen arbeid overgewonnen hebben. Des avonds tekent men naar het leven. Ver de meeste Kweekelingen leggen zich op de Bouwkunde toe: 't welk in dit Rijk de voordeeligste kostwinning is. In de Gravuur munteden er verscheidenen uit; in de Schilderkunst minderen. Die in dezelfde Zaal zaten, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||||||||||||||||
waren, gelijk ieder uit het voorige zonder moeite begrijpen zal, ook allen met eenerlei werk onledig; in de achtste verëenigden zich die van den jongsten ouderdom met hun Tekenmeester. Overäl hingen de muuren vol met de voortbrengselen van allerlei soort en deugd, zoo der Leerlingen, als der Professoren en Academisten. Eenige, doch niet zeer veele, goede stukken wierden daarönder gezien; ook verscheiden Copiën naar bekende Italiaansche Schilderijën. In eene Kamer meer binnenwaards van het gebouw, trof ik drie of vier jonge Beeldhouwers aan, die vrij goede Bas-reliëfs in 't klein zaten te bewerken, naar gegeevene Modellen. Dan doorloopt men in dat uitgestrekt Paleis nog talrijke Vertrekken en Gallerijën met Modellen van Italiäansche Statuën, Basreliëfs, Dieren, gedeeltens van het menschelijk ligchaam enz., alles in plijster. De nieuwere, eerst een jaar geleeden uit het Vaderland der Kunsten overgevoerd, kwamen mij onëindig verkiesselijker dan de vroegere voor. Ook ontmoet men hier eenige stukken in Marmer of Alabaster, en eenige weinige Antiquen: onder welken men een zeldsaam Ram opmerkt, met de vier pooten aan één gebonden. Men vertoont er insgelijks een Model van het geheele gebouw; een ander van den Granietblok, die tot Pièdestal van de Statue van Czar Peter gediend heeft, en de wijze van hem voort te rollen; het afdruksel van den kop van 't paerd en het hoofd des Keizers van dezelfde Statue. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Ik zoude der waarheid geen hulde doen, indien ik niet bekende hier en daar, zelfs buiten dit gebouw, gewrochten van jonge Russen gezien te hebben, die veel van zich deeden belooven, en aan de Academie, waar zij hun onderricht bekomen hebben, eer aandoen. Doch meest alles, wat er van eenigsints vermaarde Kunstenaars zich in de Hoofdstad ophoudt, is vreemd. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Schilders: mevr. le Brun]Mevrouw le Brun, die zich slechts toevallig als Emigrante aldaar bevondt, hoewel haar penceel er zich niet geheel ledig gehouden heeft, kon nog niet eens tot de vreemdelingen, die in deeze Stad hunne vaste wooning hebben gekoozen, gebracht worden; en ook zij bevindt zich thans weder in haar Vaderland. De Portraitten van de Koningin van Frankrijk, van den Koning van Polen, van de toen regeerende Keizerin van Rusland, en nog een stuk of vier van min bekende lieden, alle van eigenen arbeid, meubleerden haar Attelier; dat van eene Poolsche Dame onder anderen deed door de leevendigheid van het Coloriet, en het wijze bestuur van licht en schaduw, zeer veel uitwerking. De tekening deezer waarlijk groote Schilderes, die ik op mijne eerste reize reeds in Italiën ontmoet had, is wel juist niet altijd even zuiver, doch Verwenmenging, Draperie, en Smaak in het vercieren, bezit zij in een' hoogen graad; ook was de prijs, dien zij zich voor een Portrait betaalen liet, gewoonlijk 1000 Roebels. Zij had eene Dochter bij zich, welke op haare beurt belooft eene goede | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Schilderes te zullen worden; een niet onäardige Russen-kop met den baard, in Pastel door haar vervaardigd, bewees haare vroege talenten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Tonci, Rith, Lewitski, Mettenleiter, Paterson, Kügelchen]De Italiäan Tonci was weinig jaaren te vooren met den Neef des Konings van Polen te Petersburg aangeland. Ook zijne zaak is voornaamentlijk het portraitteeren; en ik zoude hem in Coloriet het liefst bij Mevrouw le Brun vergelijken, in kracht misschien nog boven haar verkiezen. Een uitmuntend levensgrootte afbeeldsel van den toen pas gestorvenen Prins Bezborodko, zittende voorgesteld, en met een' Mopshond bij zich, 't geen hij juist voltooid had, was inderdaad een meesterstuk, en voegde daar bij nog de verdiensten der gelijkheid in een' hoogen graad. Een Man van veel bekwaamheid is ook de Heer Rith, Vooräl in 't Miniätuurwerk, schoon zijne grootere Portraitten het insgelijks kunnen veelen, naast andere van meer vermaarde Schilders geplaatst te worden. Lewitski, meen ik dat een Rus is. Ik noem hem slechts, om dat hij onëindig veel lieden afgebeeld heeft; en betwist hem in der daad de gaave van te doen gelijkenen niet: doch naast de naamen die ik reeds heb opgeteld, zoude ik den zijnen niet gaarne willen plaatsen. Meer Genie straalde er in den arbeid van den Heer Mettenleiter door. Deels om zijne oogen, en deels om dat het hem volstrekt geen onderhoud Opleverde, had hij het Historische vak verlaaten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Hij bezat er nog eenige overblijfsels van, gelijk ik er bij den Baron van Nicolay ook van zijn penceel heb aangetroffen, die hem waarlijk eer aandoen. Sedert had hij zich op het Plafonschilderen toegelegd, waar van hij voor Paulofski reeds stukken vervaardigd, en, toen ik hem bezocht, voor het nieuwe Paleis Michaël er eenige onder handen had. Het is moeijelijk dergelijk Schilderwerk, wanneer het over eind staat, te beöordeelen: doch de leevendigheid der verwen, en het aangenaame van sommige beelden, beviel mij beter, dan het Allegorique in de Compositie. Van den Zweed Paterson heb ik reeds te Stockholm gesproken. Hij bleef nog aan gezichten van Petersburg werken, zoo in Olijverw, als op papier met Water-couleuren. Hij had tevens eene onderneeming van Newa-gezichten onder handen, waarvan men eene Suite geëtst en geïllumineerd bij hem bekomen kan. Een Russische Mee-verkooper op het ijs, een taamelijk groot stuk, was het beste wat ik bij hem zag. Hij werkt ook in Portraitten, zonder welk een Schilder hier moeijelijk zijn bestaan zou kunnen vinden. Volgens de gewoonte van de Stad zijnes tegenwoordigen verblijfs waren zijne prijzen zeer aanmerkelijk; in zijne geboorteplaats zoude hij voor dezelven zekerlijk zich van geen enkel stuk kunnen ontdoen. Een paar jonge Duitschers, Kügelchen geheeten, kwamen eerst geduurende mijn verblijf te Petersburg in deeze Hoofdstad aan; de ééne werkte | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wederöm aan Portraitten zoo in Miniätuur als in 't groot; de andere aan Landschappen. Beiden hadden zich in Italiën gevormd, en waren niet zonder verdiensten: doch men had het hun waarschijnlijk reeds bij of vóór hunne aankomst ingeprent, dat, zo zij eenig gerucht van zich wilden doen uitgaan, de sommen, die zij voor hunnen arbeid vorderden, groot moesten zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Graveurs: Walker en Klauber]De Graveurs Walker en Klauber, de ééne een Engelschman, de andere een Duitscher, aan de Academie, die ik zoo even beschreeven heb, verknocht, zijn beide ver van ongeschikt in hunne Kunst, en hebben eene meenigte oudere en nieuwere stukken in plaat gebracht. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Stempelsnijder Lebrech]De Stempel- en Cachet - snijder Lebrech munt insgelijks in zijn vak uit. Hij vervaardigt de stempels voor alle Munten in het Rijk, onder welken er zijn, die, om het namaaken voor te komen, de letters naar binnen en naar buiten vertoonen: gelijk mede voor alle de Medailles; sommige derzelver zijn zeer fraai; men kan, hoe wel met moeite, de afdruksels daar van in Tin bekomen. Ook boetseert hij dikwijls in wasch de Portraitten zijner Vrienden en Vriendinnen in Medaillons van een duim of zes middellijn, die zeer goed uitvallen. Hij is het, die de Keizerlijke Famille in het Steensnijden onderricht gegeeven heeft; en bij hem zag ik eene Medaille, waar op Paul Voorgesteld was, door deszelfs Echtgenoote gesneeden. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Beeldhouwers: Schubin, le Brun, Schwartz]Van den twee Beeldhouwers die ik bezocht heb, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Schubin en le Brun, vond ik den eersten zonder werk, en bezig voor zijn eigen vermaak aan een Buste des Keizers te bijtelen; van de voorige Keizerin had hij eene tekening met Crayon gemaakt, 't welk in der daad een meesterstuk was. De Heer le Brun, die insgelijks in zijne kunst vermaard is, had mede niets gereed, en werkte aan een Buste in 't klein. De Heer Schwartz, de voortreffelijke Beeldhouwer in hout, van wien ik zoo even gesproken heb, leeft nog wel binnen Petersburg, doch zijn ouderdom heeft hem van allen arbeid doen afzien; zelfs vond ik niets meer daar van bij hem overig, dan een paar Modellen van stukken, die hij in 't groot heeft uitgevoerd, doch die in geene vergelijking kwamen met het geen in de Academie der Kunsten van hem bewaard wordt. In de plaats hier van heeft hij een soort van klein Cabinet verzameld van Mineraalen, waar onder zich goede stukken Malachiet bevinden, Kapellen, oud geschilderd Saxisch Porcellein in den form van Schilderijtjes, kleine Basreliëss in Bronze, Marmer en dergelijke dingen, die een paar kamertjes vervullen, van welken het eene bijna naar eene Grotte gelijkt. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Architecten: Guarengi, Brenna, en kunstverzamelingen des laatsten]Een' van 's Keizers Architecten, die ik meen dat Guarengi heet, en welke ik gezien heb dat onlangs weder tot eene verändering van gewigt aan de Heremitage gebruikt is, heb ik niet ontmoet. De andere, de Heer Brenna, insgelijks een Italiäan, welke toen het Paleis Michaël bouwde, bezit tevens | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||||||||||||
een Cabinet, 't welk verdient bezichtigd te worden. Omtrent zijne Camoeën is mij dit bij afweezenheid des Eigenaars mislukt: doch een Zaal en een Vertrek of drie, met nog eene Voorkamer, ja zelfs de trap, bevatten verscheiden antique en moderne Beelden, Borstbeelden, Urnes, Colommen, Tafels met ingelegde fijne steenen, Florentijnsch Mosaicq, en eene superbe verzameling Schilderijën. Onder de Statuën onderscheidt zich een Ebauche van Michel Ange, half levensgrootte; het stelt iemand in eene geboogene houding voor, met de beenen onder het ligchaam. Hoe zeer de Schilderijën nog wel zonder schade om een derde konden gezuiverd worden, mogen er te Petersburg echter weinigen op minder middelmaatige stukken roem draagen. Een paar schoone Guido's, een voortreffelijke Rembrand, Landschappen van Vernet en meerdere goede Meesters, onder anderen van Wijnantz; een fraaije Creuse, een stuk van éénen Fragonard in denzelfden trant, een ander van Robert, half Landschap, half perspectief-stuk van gebouwen; nog meer perspectiven; voorts Schilderijën van Titian, Jordens, en twee Sibyllen van Annibal Caracci, waarvan vooräl de eene uitmuntend is, hebben mij hier zoo zeer getroffen, dat ik mijne Leezeren verschooning vraagen moet, met tegen mijne gewoonte deeze naamlijst, hoe klein ook, voor hen op hangen. Op de tafels en stoelen van den Heer Brenna vond ik de Façade, en de plans en tekeningen van het inwendige van het Paleis Michaë | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||||||||||||
door elkander liggen. Behalven den bouw is hem ook het leveren van verscheiden der kostbaarheden, die het vercieren zullen, opgedraagen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Paleis Michaël]Daar, waar men het zelve gesticht heeft, stond te vooren het Zomerpaleis, 't geen ik meen, dat men in de noodzaakelijkheid geraakte van te moeten afbreeken. Zo het waar is, gelijk men algemeen verhaalt, dat een Soldaat, die hier omtrent op schildwacht stond, zich bij Keizer Paul begeeven, en denzelven verzekerd heeft, dat de Aarts-Engel Michaël hem verscheenen was, en begeerd had, dat de Monarch ter zijner eere op die plek een prachtig Paleis zou bouwen: heeft deeze Beschermengel van het Rijk zich, bij het geeven van dit bevel, niet tevens als den Beschermëngel van het Hoofd des Rijks betoond: althans die met eenige opmerking het Merkwaardigste jaar van Kotzebue's leven geleezen heeft, zal er, bij de uitvoerige beschrijving van het inwendige van dit Paleis, en deszelfs overdreevene pracht, doch tevens verbaazende gebreken, ook ter zelver tijd uit hebben opgemerkt, dat juist het locaale van 's Keizers Slaapvertrek aldaar, de daad, die een einde aan zijn leven maakte, heeft mogelijk doen worden; en bijna zou men in verzoeking komen, om den Hemelbewooner te beschuldigen, van slechts er bij bedoeld te hebben, om Paul zijn eigen Mausolée te doen stichten. Toen ik van Petersburg vertrok, was er inwendig nog niets van gereed, en ik ben dus alleenlijk in staat, om iets van de verschillende Faça- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||||||||||||
des te zeggen, die mij niet voorkwamen een meesterstuk van Bouwkunde te zijn: schoon ik de overhaasting, waar mede het opgericht is, en die ten gevolge gehad heeft, dat de hand over hand toeneemende vochtigheid het kort na 's Keizers dood heeft doen verlaaten, niet op rekening des Architects wil zetten, maar liever aan de drift van Paul om het tegen het Winterpaleis te verwisselen: daar evenwel de plaatsing alleen van dit laatste aan de heerlijke Newa het reeds verkiesselijker had moeten maaken, dan die aan de onbeduidende Fontanka, te meer daar men aan den Tuin, die achter het Paleis Michaël is, tog 's Winters weinig heeft, en het Hof zich in den Zomer elders ophoudt. Uitwendig heeft het eene rond ovaalächtige gedaante, met twee uitsteekende Koepels aan de twee smallere enden. Het Binnenhof is een regelmaatig eenvoudig zeskant. Het geheele heeft men omtrent in éénen Zomer onder dak gebracht, en het Marmer, dat aan Pijlaaren en Pijlasters besteed is, is onnoemelijk. De Jonische Order heerscht er in. Het gebouw, van klinkers opgevoerd, was bij mijn vertrek nog niet met plijster beworpen. De Frise echter met Trophéën vondt zich geheel voltooid. Een der beide Koepelen moest de Kapel worden, en voor deeze wierdt een vergulde spits gereed gemaakt; boven de andere Koepel stond de Keizerlijke Vlaggen-stang. De achtergevel was toen nog met stellagies overdekt: doch de voorgevel zoo goed als af. De Ordonnantie, niet tegenstaande zij veel uitwerking doet, staat | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||||||||||||
evenwel voor vrij wat tegenwerpingen bloot. De Colommen op de tweede verdieping, en ter zijde twee Obelisken, die voorbij twee verdiepingen heen loopen, geeven meer verbeeldingskracht van den Architect dan zuiveren smaak te kennen. Het Fronton heeft slechts middelmaatig beeldhouwwerk; beter zijn de steenen Statuën geheel van boven. Zonderling kwam mij naar deeze zijde het opschrift op de Frise voor met groote gouden Russische letters, die bijna van 't ééne einde des Hoofdgevels naar het andere gaan: De Heiligheid zij uwen Huize cierlijk, Heere, tot in lengte van dagen! Ter zijde van het gebouw loopt een schoone laan, eerst met een paar Pavillons van irreguliere gedaante, en ook met Colommen, vlak bij het Paleis, en daar na tusschen twee lange gebouwen door, waar van het ééne logementen voor bedienden bevatten zoude, het andere tot een onmeetelijk Exerceerhuis bestemd was, omtrent gelijk er zich één vlak naast het Winterpaleis bevindt: een langwerpig vierkant van zes- en- twintig vensters naast elkaâr, en een uitsteekend halfrond in 't midden, met deuren zoo aldaar, als aan de beide enden, waar zich ook een paar Nissen geplaatst vinden. Vóór den Hoofdgevel meende men de Statue Equestre van Peter I te plaatsen, die onder Elizabeth vervaardigd is, en te vooren digt bij het Taurische Paleis stond. Het daar toe bepaalde optchrift luidde aldus: Aan den Overgrootvader de Achterkleinzoon. Of het uitgevoerd zij, is mij onbekend, doch ik wensch voor het cieraad van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Petersburg, dat men van dit ontwerp moge afgezien hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Beschrijving der keizerlijke heremitage, met al derzelver kunstverzamelingen]Het weinige, 't geen ik van het Winterpaleis zou kunnen mededeelen, zal beter zijne plaats vinden, wanneer ik van eenige plegtigheden van het Hof zal moeten spreeken. Doch het gebouw der Heremitage, waarvan ik te vooren reeds het uitwendige beschreeven, en 't welk aan dit Paleis in drie afdeelingen, waarvan de derde het Theäter formeert, langs de Kaai der Newa is vastgehecht, verdient, als geheel aan de Kunsten toegewijd, dat ik het onder dit Capittel afschetse. Wanneer men de Hoofdtrap der Heremitage opgeklommen, en in een Voorvertrek binnengelaaten is, scheiden zich drie wegen van elkaâr, ééne ter linker, ééne ter rechter zijde, en ééne vlak van vooren. Ik zal dezelven ter meerdere duidelijkheid afzonderlijk met mijne Leezeren doorwandelen. Ter linker zijde dan, na dat men door eene Billiardkamer den hoek is omgegaan, is het een reeks van Vertrekken en Zaalen, die vol van Schilderijën hangen. In een paar Voor-kamers ontmoet men niets van de eerste Classe. De daarop volgende Zaal daar en tegen bevat verscheiden meesterstukken van Rembrand, Rubbens, van Dijk en andere groote Schilders. Dan treedt men in een paar Vertrekken, het eene bij uitsluiting aan het Vlaamsche, het tweede aan het Fransche school gewijd. Het laatste, een' Claude de Lorraine uitgezonderd, wanneer men het met de andere Schoolen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| ||||||||||||||||||||||||||||
vergelijkt, is nauwelijks te dulden. In de Italiäansche Zaal daar en tegen, die de werken der voortreffelijkste Schilders oplevert, rust het oog met het grootste genoegen bijna op ieder stuk: zoo zuiver is hier de tekening, zoo harmoniëus de verwen-menging. Van Morillo ziet men hier tevens, zoo wel als in sommige andere Vertrekken, alleräangenaamste stukken in zijne manier. Na de Italiäansche Zaal wordt men in een Cabinetje gevoerd, 't welk boven den boog uitkoomt, welke het eerste Heremitage - gebouw, van 't Kasteel afgerekend, met het tweede, waarïn zich alle deeze Zaalen en Kamers verëenigen, verbindt. Dit Cabinetje bewaart eenige stukken Beeldhouw-arbeid van Falconet; en een ander Cabinetje, tusschen welk en het voorige de Danszaal, die mij niet zeer behaagde, en nog een tweede Zaal inliggen, eene heerlijke verzameling van Douwen, Mierissen, van der Werven, en al dat uitvoerige Miniätuurwerk van onze Schilders, 't geen zijne groote verdiensten heeft zoo wel als de stoutere Italiäansche trant. Behalven de schilderstukken, die deeze lange reeks van Vertrekken van allerlei grootte vercieren, vindt men in de eerste Zaal het Cabinet van gesneeden steenen, door de voorige Keizerin zoo uit de Orleänsche, als uit verscheiden andere gedeeltelijk Engelsche Verzamelingen bij één gegaard. Een 12000 stuks worden hier geteld, wel naar een Systhema gerangeerd, doch uit welk men, voor het genoegen beide der Eigenaars en Bezich- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| ||||||||||||||||||||||||||||
tigers, er eenige honderden, die het uitmuntendste deel van 't Cabinet uitmaaken, afzonderlijk gelegd heeft. Alles is hier in ringen gezet. Ongetwijffeld ziet men er, zoo onder de Camoeën als Intaglio's, stukken van de eerste Classe, zelfs onder die geenen, welke men niet had uitgeleezen. Een schoone groote Ganymedes, een Isis, drie koppen op elkander in verschillende lagen van verschillende verwen, onderscheiden zich onder de andere Camoeën. Verre de meesten zijn Sardonixen, van boven bruin, en inwendig wit. Eenige AEgyptische, oude Persische en andere, zijn buiten twijffel meer zeldsaam dan schoon. Onder de nieuwere, waarvan sommige de oude evenaaren, munten die van Pickler uit. Van den arbeid der Keizerin Weduwe zelve toont men er verscheidene, die meest Portraitten zijn van haare Schoonmoeder, van Paul, en van haare eigen Kinderen. Bij eene taamelijke bedreevenheid in eene zoo moeijelijke Kunst, voegt deeze voortreffelijke Vorstin de uitöeffening van Teken- Schilder- en Borduurkunsten, om niet terug te komen op haare Moederlijke zorg voor alle die Stichtingen, die ik boven beschreeven heb; zij doorwandelde bijna dagelijks de Heremitage, en liet zich door den Heer Koehler dan deeze dan geene lade vertoonen. Behalven het Hoofd-Cabinet, staan er in dezelfde Zaal nog eenige andere tegen de Penanten aan, welke, zo ik mij niet bedrieg, nog meer gewoone, en voorts oudere zoo wel als nieuwere Munten en Medailles bevatten; waarvan ik slechts eenige laden | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||||||||||
vluchtig doorloopen konde. Voorts bevatten sommige deezer Vertrekken schoone Vasen, gelijk onder anderen twee van Yvoor, zoo fraai als immers mogelijk met doorgeslagen arbeid behandeld, Tafelbladen van Romeinsch Mosaicq, en allerlei vercieringen. In een paar Achtervertrekken vindt men van dat gecouleurde glas, met welk men gesneeden steenen nabootst. Veel daarvan was daar toe reeds gebezigd, en deeze Pâtes zelven maaken reeds eene groote verzameling; men dacht het evenwel nog verder te vervolgen. In een bijzonder Cabinetje bewaarde men eene lade of tien, met door Catharina II op kaartenpapier afgedrukte gesneeden steenen, die zij zelve in een geel papier met wat goud voor haar vermaak gezet, en reeds randen voor meerderen gereed gemaakt had. Achter de laatste Zaal ziet men den overdekten Wintertuin, die zeer veel glas heeft; hij was thans minder bestookt dan de Vertrekken; Over Engelsche wandelpaden liep men hier tusschen Laurieren en allerlei andere gewassen, in aarde, zonder dat men potten bespeuren kon, geplant; en in 't rond vloogen allerlei soort van vogelen. Achter deezen overdekten Tuin wederöm strekt zich, steeds op de tweede verdieping, en wel op eene verdieping, die zoo goed als tweemaal de hoogte van dagelijksche woongebouwen heeft, de zeer uitvoerige open Tuin, als een langwerpig vierkant, uit; dan deeze was, toen ik de Heremitage bezocht, diep onder de sneeuw bedolven. Langs denzelven loopt, wanneer men | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||||||||
alle de te vooren beschreevene Vertrekken ten einde is, en dan ter linker zijde omslaat, eene zeer lange Gallerij, in drie afdeelingen gesplitst, welke door gewoone glasdeuren (die langs de Newa hebben allen spiegelglas-deuren tot den bodem toe,) van één gescheiden worden. Ook hier hingen een hoope Schilderijën, doch veel van gemengden arbeid. Evenwel ook eenige groote van Luca Giordano, eenige anderen van Pompejo Battoni, en eene van Angelica Kauffman. Aan 't eind der Gallerij is nog een dwarsgang met slechte stukken; en daar aan stooten ten laatsten de Keizerlijke Vertrekken van het Winterpaleis zelve, en de Zaal van St. George in dat gebouw. Tot hier toe heb ik alles beschreeven, wat zich ter slinkerhand bevindt van het Voorvertrek, waar door men de Heremitage het eerst wordt ingevoerd. De groote Zaal, die men recht vóór zich heeft, hangt even eens vol schilderijën: doch onder deeze zijn er weinige van de eerste hoedanigheid; en die van Hackert zelven, die zich hier geplaatst zien, kunnen niet eens tot dit getal geschaard worden. De Zaal moet men slechts als een' doorgang tot het Theäter beschouwen, 't welk ik reeds gezegd heb, dat het geheele derde Heremitage - gebouw inneemt. De zitbanken loopen hier als Gradijnen achter elkander op; en de gangpaden, midden door dezelven doorgesneeden, voeren om laag in het Parterre, waar de Keizerlijke Familie in de voorste rei naast elkander zit. De Zaal is half- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||||||||||
rond, en niet zeer groot; zij heeft twee reiën Loges boven elkander, door Colommen van nagebootst Marmer afgescheiden. Het Tooneel schijne diep te zijn. Ter rechter zijde eindelijk van het reeds meermaalen genoemde Voorvertrek wordt men in iets ingeleid, dat in der daad eenig in zijn soort is. De Gallerij naamentlijk der vermaarde Loges van Raphaël. De overleeden Keizerin heeft de oorspronkelijke door bekwaame Kunstenaars te Romen zelve op lijnwaad laaten naschilderen; slechts iets weinigs heeft men op het hout der muuren moeten bijhelpen. 't Geen in 't Vaticaan de Arcades zijn, zijn hier de Vensters. Alles vertoont er, gelijk ieder ligt begrijpen zal, onëindig verschere Couleuren, daar, bij den afstand van Raphaëls leven, zich nog de open lucht is komen voegen, om van de Origineelen weg te vreeten, wat zij slechts konde. De uitwerking van het geheele is zoo treffend, als het denkbeeld zelve gelukkig is, van eene zoo overheerlijke verzameling van vroegeren schilderärbeid in 't Noorden na te bootsen. Voor de vensteren ligt in lessenaars een verzameling van een' geheel anderen aart, doch even schoon in haar soort: de Mineraalen van Pallas, die uit de fraaiste in- en uitlandsche stukken bestaat; doch zo men wel wil doen, moet men noch naar de Loges zien, wanneer men deeze Ertzen doorloopt, noch naar de Ertzen, wanneer men al het Beeld- en Arabesquen-werk van Raphaëls | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Vindingrijk Genie, en verrukkend penceel, zich in den geest wil prenten. Halverweeg van deeze Gallerij brengt een deur in eene groote Zaal van goede doch eenvoudige Architectuur. Ook deeze hangt vol van Schilderijën, meest Fruit- en Dier-stukken, zeer groot en gantsch niet kwalijk uitgevoerd; ook vercieren haar eenige Meubelen van glas, Obelisken van steen, en dergelijken. Aan iedere zijde deezer Zaal stoot nog een andere. Die ter rechter zijde is op nieuw met eenige goede Schilderstukken behangen; en men vindt ook hier in lessenaars een hoope Mineraalen, en onder dezelven uitgezochte, groote, en belangrijke steenen; twee andere kassen in 't midden van 't Vertrek bevatten Schelpen, Zeegewassen, veelerlei in- en uitlandsch Marmer, en meerder gesteente. In de Zaal ter linkerzijde had men toen den schoonen eikenboom van verguld koper gebracht, waarvan ik liever zoo even bij de Tauride, Waar ik hem het eerst gezien heb, zal spreeken. De kassen in 't rond bewaarden den rijksten schat van allerlei kostbaare gewrochten in Zilver, vooräl Filigram, in Goud en Edelgesteenten, met al wat eigentlijk in eene Kunstkamer behoort; en 't geen van tijd tot tijd aan de Keizerlijke Famille als een geschenk wierdt aangebooden, zoo van Asiätisch als Europaeïsch maaksel: gelijk Snuifdoozen, Horologles, Toiletten, Plateaus van Agaat, Jaspis en dergelijke steenen; allerlei werk in Bernsteen, Porcelein; den fijnsten Chineesschen doorgeslagen arbeid, en der- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gelijke. Om de kostbaarheid van ieder stuk behoorlijk na te gaan, zoude alles minder hoopswijze op één moeten gestapeld liggen. Een staalen schaakbord uit de Tulasche Fabriek verdiende naast het Engelsche werk in 't zelfde Kunstmetaal ter vergelijking gebracht te worden. Ruïnes van kurk stonden in de hoogte geplaatst, en er hingen, om tog geen kamer zonder Schilderijën te laaten, er eenige middelmaatige tegen den muur. Waarschijnlijk zal een anticq bekertje van Sardonix, met Basreliëfs, meer echter door zijne gedaante en zijne jaaren, dan wel door de kunst merkwaardig, de Verzameling deezer Zaal helpen vermeerderen; ik vond het nog in de Woonvertrekken van den Heer Koehler, welke zich mede in het Heremitage - gebouw bevinden. Over 't algemeen heeft, wel geen Hof van Europa eene zoo uitgestrekte en menigvuldige Verzameling van allerlei uitmuntende en zeldsaame voortbrengsels van Natuur en Kunst gelukkiger weeten te plaatsen, door de Vertrekken, waarïn ze vergaderd liggen, bijna als Woonvertrekken, en de zeldsaamheden zelve als Meubelen te beschouwen. Ook moet men, wanneer het Hof te Petersburg is, de oogenblikken van de Kapel, of het eetensüur waarneemen, om er toegelaaten te worden, daar men andersints nimmer verzekerd is, dat er niet iemand van de Keizerlijke Familie zich in bevindt: te meer daar het tevens de doortocht is naar den Theätervleugel, waar de voorbereidselen tot de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Avond-representatiën, en tot de Repetitiën ook des morgens meenig een' uit het Paleis heenlokken. De geenen onder den Adel, wien eens voor al tot de weekelijksche drie voorstellingen, of door een bijzonder Billet tot eene enkele de toegang hier vergund wordt, (en in beide gevallen goldt nooit bij Keizer Paul eenige veröntschuldiging dan van ziekte) verzamelt zich ook in deeze Vertrekken en Zaalen, en somtijds worden er Diné's of ook wel Fétes door het Hof gegeeven. Van de Keizerlijke Apartementen tot aan het Theäter, is het een wandeling onder dak, gelijk er weinige gebouwen in Europa opleveren. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Marmeren paleis]Van de plaatsing van het Marmeren Paleis aan 't eind der Oostelijke Newa-kaai heb ik reeds gesproken. Catharina II liet het voor Orlow bouwen: doch het is nimmer, noch door hem, noch sedert door iemand anders bewoond, dan slechts geduurende een' korten tijd door den Grootvorst Constantijn, die er ook in gehuwd is, en wiens Bibliötheek, doch in een verzegeld Vertrek, er nog in bewaard wordt; daarna nog door den laatsten Koning van Polen, die er met een gevolg van omtrent 300 manschen in huisvestte, en er ook in overleedt. Enkele Edellieden hebben er ook wel eens afzonderlijke Kamers van bewoond. Het wierdt, toen ik het bezichtigde, tot de ontvangst der beide Mecklenburgsche Prinssen gereed gemaakt, waarvan de oudste met de Groot-Vorstin Helena zich in den Echt begeeven moest. Het staat ge-pb n="263"/>heel op zich zelve, en doet van buiten eene voortreffelijke uitwerking, daar het geheel met Siberisch Marmer belegd is, behalven de Rez de Chaussée, die ik meen dat men met Graniet- en niet met Marmerplaaten overdekt heeft. De Decoratie is eenvoudig met Pylasters; de vensteren hebben groote ruiten van spiegelglas, en eenige vergulding. Naar de Oostzijde vindt men den hoofd-ingang, tegen over den stal. Deeze voornaamste Façade, schoon aan de smalle zijde van het langwerpig vierkant, heeft wel geen onbevallige vercieringen, doch blijft aan hevige berispingen bloot gesteld: zijnde hier alles veel te bekrompen, en de Bassecour, waar men door een hek op binnen rijdt, zoo wel als de gevel, door den muur aan beide kanten, wel ken dit hek aan één verbindt, gemasqueerd; maar vooräl, om dat de geheele Façade door zeker denkbeeld, waar in de Keizerin gevallen was, en waarvan men haar sedert niet te rug brengen konde, volkomen geerende gemetseld wierdt, zonder dat hier toe de minste noodzaakelijkheid was; en niet tegenstaande men er daarna, om de fout te bedekken, nog een' geheelen vleugel heeft aangebouwd, in de Straat, die met de Newa paralel loopt. De binnen-trap is rondöm met fraai Marmer belegd, loopt in 't vierkant door twee verdiepingen heen, en heeft eene vrij goede Architectuur met Portiques en eenige taamelijke Statuën; over 't geheel is zij weezentlijk fraai. Onder de Vertrekken is de Marmeren Zaal, welke aan drie zijden vensteren heeft op het eer- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ste gezicht ten uitersten treffend, en zij blijft het nog meer, wanneer men van nabij het schoone Italiäansche en ander kostbaar Marmer en zelfs Lapis Lazuli beschouwt, waar mede wanden en alles bekleed zijn: doch als men de ordonnantie van het geheele nauwkeuriger gaat opneemen, heeft: men moeite om te vreden te blijven; de Architectonische vercierselen zijn van geen' uitmuntenden smaak, en de zoldering, welke geschilderd is, te laag; de vloer, gelijk in verscheiden volgende Vertrekken, heeft men van fraai ingelegd hout samengesteld. In den muur treft men ook een paar redelijke Basreliëfs aan uit de oude Geschiedenis. De andere Statie-kamers, waar van de Suite naar de Rivierzijde loopt, zijn meest of van Stuc, of met rijke stoffen behangen; alleenlijk de geboiseerde Zaal onderscheidt er zich onder, welke in haar houten beschot zes Basreliëfs, insgelijks in hout gebeeldhouwd, en die het werk van een' Luikenaar zijn, oplevert, een weinig van eene andere couleur dan het overige. Zij stellen de Batailles van Alexander voor, doch de twee kleinsten, misschien om dat er de laatste hand niet aan gelegd is, zijn minder dan de vier anderen. Na dat men nog eene reeks van Vertrekken doorloopen heeft, waarvan sommige op eene Binnenplaats uitkomen, van welke ook in 't klein een overdekte en hangende Tuin een gedeelte uitmaakt; vervolgens hier ook in een Russisch bad gevoerd is: treedt men eindelijk in een Vertrek of vijf met Schilderijën, ouder welke er ongetwijffeld wel vee- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||||||||
le middelmaatig zijn, en die samen nauwelijks een paar draagchelijke kamers vol zouden opleveren: dan, waarvan eenige nogthans zeer veel opmerking verdienen, deels door den arbeid zelven, deels door haar belang voor de Geschiedenis: bij voorbeeld de Portraitten van een paar oude Czaaren, waarvan één boven dien een meesterstuk is; een ander Portrait van Peter I als kind; een allerfraaist Pastel van een Russische boerin van 108 jaaren, door drie Zoons en eene Dochter of Schoondochter omringd: waarvan het natuurlijke, en de evendigheid van couleuren ongemeen behaagt: gelijk men er ook een prent na gegraveerd heeft. De Boven-vertrekken zijn voor het Gevolg der Bewooneren ingericht, doch niet meer dan gemakkelijk en zindelijk. De Conciërge, welke mij rondvoerde, had Peter III drie jaaren gediend, en was de laatste van zijne lieden in de gevankenis bij hem gebleeven, evenwel een' dag of agt vóór zijn' dood van hem weggenomen; daaröp zelf geduurende een half jaar opgeslooten, en onder Catharina's geheele regeering niet gebruikt. Doch Paul, aan 't bestuur komende, had den Bediende zijnes Vaders terstond weder aan een' post geholpen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Taurisch paleis]Het Taurische Paleis, niet ver van de Stichting der Adelijke Dochteren, heeft dezelfde Souveraine, geheel op haare kosten, voor Potemkin laaten oprichten. Zij nam het daarna wederöm van zijne Famille over, en bewoonde het in de laatste jaaren haares levens geduurende eenige weeken. De Architectuur | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||||||||||||||||
heeft niets buitengemeens. Het is een breed Corps de Logis met vier Colommen, en een Fronton in 't midden; van boven, eenigsints achterwaards, een Dôme; twee naar de Straat toe uitsteekende vleugels, door eene fraaije Balustrade, waar door men heenrijdt, aan elkaâr gehecht. Het geheele is, naar deszelfs uitgebreidheid, wat laag. De Vertrekken der twee vleugelen zijn zeer talrijk: allen na Potemkins dood gemeubeld, schoon juist niet met uitneemenden smaak of kostbaarheid, en opgevuld met Schilderijën en Tekeningen van allerlei soort: meest het geen voor de Heremitage niet goed genoeg gerekend wierdt. Intusschen ontmoet men hier en daar tog voorwerpen, waar het oog niet onäangenaam op rut, gelijk eenige allerliefste Fruitstukken; en weder andere, die buiten dat van belang zijn: gelijk twee groote Schilderijën, welke beide het stormenderhand inneemen van Oczakow door den Veldheer, voor wien het Paleis gebouwd wierdt, voorstellen; en een geheel Cabinet vol stukjes, met waterverw, zoo ik meen, gewasschen, van AEgyptische en Turksche Gezichten, Ruïnes van oude Romeinsche Gebouwen in die landstreeken, en eene voorstelling van de Kerk van het H. Graf te Jerusalem met den Olijsberg in het verschiet, buiten twijffel op de plaats zelve afgetekend, en zeer duidelijkGa naar voetnoot(a). Ook treft men hier | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||||||
en daar in dit gebouw eenige zeer aardige gezichten van Petersburg, en de Landhuizen in den omtrek, aan; en tevens, zoo mij toegescheenen is, eene Copie naar het stuk van Hackert, 't welk het verbranden van de Turksche Vloot voor Tschesmé voorstelt: waar toe men weet, dat de Keizerin, op een' kleinen afstand van Livorno, om den Schilder tot zijn' arbeid in staat te stellen, een schip heeft in de lucht laaten springen. In eene groote Zaal ziet men hier ook drie voortreffelijke Tapijten van haut-de-lisse: het ééne vooräl zeer wel uitgevoerd en bewaard; zij stellen de geschiedenis van Esther voor; ook vindt men een paar fraaije kagchels van Porcellein, eenige voortbrengsels van de Glas-Fabricq, en dergelijken. Dan het geen eigentlijk dit gebouw vooräl bezoekenswaardig maakte, waren deszelfs drie op één volgende ontsagchelijke Zaalen, die het geheele middelgedeelte formeeren. Wanneer men de hoofddeur ingaat, koomt men door een hoog Vestibule, en een open Portique, terstond in de eerste, welke de minste is. Zij heeft eene agtkanten gedaante; en 't is op deeze, dat de Dôme rust; men heeft er de ordonnantie van eene | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||||||
der Zaalen van het Musaeum Clementinum bij nagevolgd; voor 't overige heeft zij slechts eenig maatig beeldhouwwerk tegen den muur tot verciering. Een ander open Portique, tegen over het voorige, voert nu in 't midden der Danszaal, welke door eene dubbele rei van agttien zeer dikke en hooge Jonische Colommen aan beide zijden gedraagen wordt. Aan de enden heeft men een halfrond uitgetimmerd; het eene is voor de Musicq bij grootte Fêtes bestemd, terwijl hier tevens in 't midden een superbe Vaas van wit Marmer, in Italiën vervaerdigd, geplaatst is; het halfrond aan de andere zijde heeft niet alleen insgelijks een dergelijk Vaas (beide zijn het goede Copiën van twee voortreffelijke Antique Vasen, door Piranesi afgebeeld), maar ook het Engelsch konstwerk van Bronze, waarvan ik reeds bij gelegenheid der Heremitage met een woord gesproken heb: een' eikenstam naamentlijk met twee takken vol bladeren, alles zoo uitvoerig als mogelijk gewerkt; een Pauw, Haan, Uil enz. vertoonen zich ook wel hier bij, doch die ver door de takken overtroffen worden. Vlak over den hoofdïngang in deeze Zaal holt zich, zonder eenige afscheiding, een andere onëindig grootere halfcirculaire ruimte ult, die men als de derde Zaal beschouwen kan; dit was een Oranjerie, met agt kagchels, welke dagelijks bestookt wierden. De Colommen, die de zoldering droegen, waren Palmboomen: doch ongelukkiglijk hadden zij niet toegereikt, om het invallen derzelve voor te ko- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||||||
men: zoo dat men zich verplicht had gevonden, er nog ongemaskerde houten paalen en zelfs galgen bij te voegen. En in 't voorbijgaan moet ik hier aanmerken, dat er sedert de oprichting reeds veel aan dit geheele Paleis, gelijk aan zeer veel andere gebouwen in deeze Stad, vervallen was: 't geen men daar aan onder anderen moet toeschrijven, dat men te schielijk metselt, en vooräl, uit ongeduldigheid naar het genot, te schielijk bewoont, somwijlen zelfs in 't eerste jaar. Dit ruime halfrond nu was vol met groote potten van Laurier- Myrthe- en dergelijke boomen, alle vrij groote stukken. In 't midden verheft zich een kleine Rotonde, die vrij en op zich zelve staat, met de Marmeren Statue der Keizerin, sedert op de Academie der Kunsten gebracht, en te Petersburg vervaardigd; het opschrift op het bruine Pedestal zegt in de spraake des Rijks: Aan Catharina II, de Moeder des Vaderlands, ook jegens mij genadig. Men begrijpt, dat dit de taal van Potemkin was, die de Statue uit dankbaarheid jegens zijne Weldoenster voor de gift van het Paleis, en voor zoo veel andere gunstbewijzen, had laaten beeldhouwen. Tusschen de potten loopen er paden heen; doch, behalven dat men de houten paalen wegwenscht, zoude men ook liever gezien hebben, dat de potten onder den grond mogten verborgen zijn, en men tusschen boomen mogt heenwandelen, die uit de aarde zelve opreezen. Met dat al is het geheele, wegens zijne uitgestrektheid, en het gezicht dat | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||||||||||
men reeds uit het Vestibule door alle de Zaalen door er op werpt, ongemeen treffend; en ik herïnner mij weinig dingen van dien aart ontmoet te hebben, die op den eersten opslag zoo veel uitwerking doen. De Fête, waar mede Potemkin zijn Paleis als inwijdde, en waar 60,000 lampen alles verlichteden, bracht de Keizerin zelve bij het binnen treeden in een soort van verbaazing; en men kan niemand van hun, die er bij tegenwoordig geweest zijn, er zonder bewondering van hooren spreeken. Er wierdt, daar het Zomer was, in den Tuin achter het Paleis gesoupeerd, waar aan evenwel de regen eenigen hinder toebracht. Met zoo veel genoegen ik intusschen in den eersten Winter de Tauride doorloopen had, met zoo veel leedweezen vond ik het Paleis, na mijn terug keeren uit Moscou, geheel van natuur veränderd. Toevallig er weder binnentreedende, zonder van eenige vertimmering onderricht te zijn, zag ik het arbeidsvolk reeds druk aan 't werken, om het tot Casernen voor de Gardes te paerd toe te bereiden; de groote Zaal moest de Manège worden, en in de halfronde Oranjerie wierden een hoope binnenmuuren gemetseld. Ik betreurde hier bij deels deeze verbouwing zelve, deels den geest der onderneeming, die zich ter zelver tijd in zoo veel andere dingen openbaarde, en die het tog steeds onmogelijk maakte, om, met de gebreken der Moeder, ook tevens haare hoedanigheden te doen vergeeten. De groote Tuin achter de Tauride was echter nog in zijn geheel gebleeven, en ik | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||||||
doorwandelde hem nog even vóór den sneeuw. Hij vormt een uitgestrekt langwerpig vierkant, op den Engelschen trant aangelegd, met een stuk water, eenige beeken en bruggen, veld, bosch, en een Tuingebouw. Het eenigste merkwaardige is er eigentlijk de brug van éénen boog, welke ontworpen was om over de Newa gelegd te worden, in 't klein gebracht. Zij ligt over eene gracht, die den Tuin van den Moestuin afzondert; haare lengte, niet tegenstaande zij slechts een Model is, laat niet na vrij aanmerkelijk te zijn; ter zijde heeft zij geruite latten, en is van boven overdekt. Over de geheele brug zoude een mensch, even als door een groot hondehok, kunnen kruipen: doch geen kind van vier jaaren er over heen gaan. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Paleis van den prins Joussoupof]Behalven wat ik reeds bij andere gelegenheden van particuliere fraaije Hôtels en de Kunstverzamelingen in dezelven gezegd heb, verdient hier nog het Paleis van den Prins Joussoupof genoemd te worden: een groot en schoon gebouw, van vooren naar de Fontanka-zijde met eene Bassecour, van achteren met een' uitmuntenden en uitgestrekten Tuin voorzien, die geheel tegen 't eind door een in 't oog vallend traliewerk van eene breede Straat Wordt afgescheiden. De beste Zaalen en Kameren komen op deezen Tuin neder. Eenige Zij-vertrekken hebben het gezicht op een' vensterloozen muur, door eene afdeeling van den Tuin heen: doch deezen geheelen muur heeft men weeten te masqueeren door de schoonste Perspectief-schilderijën van Colomnaden, en gebouwen er | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||||||||||
achter, met lucht en dergelijken; iets bedriegender weet ik niet in deezen trant ooit gezien te hebben; en in der daad, al bevattede het Paleis niets dan dit alleen, verdiende het dubbel dat men het om deeze reden bezocht. Alleenlijk, indien men het van nader bij beschouwde, stonden er schoorsteenen op, die tot die kunstgebouwen niet wel gerekend konden worden te behooren, en die men echter van 't huis der overbuuren niet wel konde afwerpen. Inwendig treft men in het Paleis zelve verscheiden schoone Zaalen aan, doch waar van sommige wat laag zijn, en die niet alle even goed door elkander loopen. Zij zijn echter meest zeer vrolijk, en van voortreffelijke Schilderijën, goed Beeldhouwwerk, zoo Anticq als nieuw, en fraaije meubelen voorzien. Een hoope middelmaatige Schilderstukken hadden ook hier wel hunne plaats aan beteren kunnen inruimen: doch er zijn tevens anderen onder van eene groote schoonheid. In het eerste Vertrek ziet men een paar aangenaame stukken van Hackert en van Angelica Kauffman, behalven verscheiden goede Copiën. In de Voorzaal vóór het Vertrek der Vorstin wordt men een' Simeon met het Kind gewaar, dien men niet genoeg, ook wegens de uitdrukking, kan bewonderen. Het Vertrek zelve, dat met smaak gemeubeld is, bevat een paar Portaitten, door Rembrand, van zeer veel kracht, indien er slechts hoofden, die wat meer betekenden, zich voor het treffende penceel des Mans waren komen aanbieden. Hier hangt ook een al- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||||||||||
leräangenaamst stuk van Greuse. In twee Cabinetjes, die tot dit Apartement behooren, heest de Princes haaren eigen arbeid verzameld; en zjj heeft het ongetwijffeld in het tekenen, Voor den korten tijd in welken zij er zich op heeft toegelegd, ver gebracht. Hier op volgt een lange Zaal met een' Divan, welke mede vol Schilderijën hangt, en met Statuën bezet is. Aan de andere zijde maakt de Middelzaal het hoogste en stoutste Vertrek van 't huis uit, en is voorzien met groote Schilderstukken, en voortreffelijk Beeldhouwwerk; op dezelve volgt in de dwarste de Bibliotheek, insgelijks een groote Zaal van goede Bouwkunde, met eene Gallerij die van boven omloopt; de boeken zijn om laag. Het scheenen mij toe meest goede en zelfs prachtige nieuwe Werken te zijn, men ging voort met dezelven in kassen te plaatsen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Schilderijen van de prinses Gallitzin en mevr. Golowin]Ook noeme ik eindelijk in het voorbijgaan eenige fraaije Schilderijën in het huis, door de Princes Gallitzin en Mevr. van Golowin bewoond, welke uit de Schuwalovsche Verzameling gekomen waren, terwijl zich hier ook veelerlei Marmers, Antiquen en Sculptuur bevonden. Men kan dit alles echter nauwelijks opgeeven onder 't geen de Vreemdelingen, zo ze geen' omgang met de Eigenaaressen houden, zouden behoeven te bezichtigen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Algemeene aanmerkingen over Paul I en zijn bestuur]Thans roept mij mijne taak tot het geen ik niet anders dan als het moeijelijkste van mijn' geheelen arbeid beschouwen kan. Want daar ik de gewoonte, die ik bij mijne berichten omtrent vreemde landen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||||||
mij zelve heb voorgeschreeven, ook ten opzicht van Rusland meene te moeten volgen, en dus niet na wil laaten iets weinigs van 's Rijks regeeringsform aan te tekenen: zoo zoude ik gewis aan de meesten mijner Leezeren met rede mishaagen, indien ik niet ook in 't bijzonder van den Persoon eenes Monarchs iets zeide, welke, geduurende mijn geheel verblijf in Rusland, den Scepter over het zelve gezwaaid heeft; en dien zijn zonderling Caracter, het deel, 't geen hij, geduurende zijn kort bestuur, in de Europaeïsche gebeurtenissen genomen heeft, en zijn treurig einde, zoo merkwaardig hebben doen worden. Wat Paul I geweest zou zijn, indien hij in gewoone omstandigheden den Troon beklommen had, valt misschien niet gemakkelijk te bepaalen; en aan hen, die hem als Jongeling gekend hebben, zoude alleen, gelijk mij voorkoomt, het recht kunnen toegekend werden, om zich hier omtrent eenige gissingen te veröorlooven. Zoo dra de jaaren van onderscheid hem leerden inzien, wie hij was, wierdt ook de onderlinge betrekking tusschen Moeder en Zoon een aanhoudende staat van dwang aan beide zijden. Of Catharina alle voorzichtigheid aangewend, en alle middelen in 't werk gesteld hebbe, om zich de Revolutie van 1762, vooräl de na Pauls meerderjaarigheid voortgezette regeering, door den zelven te doen vergeeven, is een vraag, die waarschijnlijk door de minsten met toestemming zal beäntwoord worden. Niet tegenstaande het den Grootvorst gewis aan | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||||||
geen natuurlijke verstandvermogens, zelfs niet aan geest, ontbrak, gelijk allen, die hem tot het laatste toe omringd hebben, uit éénen mond getuigen; en niet tegenstaande men aan de Keizerin nimmer zal kunnen te laste leggen van zijne opvoeding te hebben verwaarloosd; verschilden echter de twee Caracters reeds genoeg uit hunnen aart, om geene intimiteit tusschen hen beiden te weeg te brengen. Doch, gelijk aan de ééne zijde Catharina en haare Gunstelingen niet zonder vrees waren, dat Paul eens vroeg of laat zijn recht tot den Troon zou doen gelden, en door nadrukkelijke middelen kracht aan zijne vordering zou trachten bij te zetten: zoo groeiden in der daad aan de andere zijde met den Prins de herïnneringen aan een' beleedigden Vader op, en wierden heviger door de uitwerking die dit op zijn' eigen toestand had; waar uit een ieder ligtelijk zal opmaaken, dat de onderlinge liefde niet tederder kon worden. Wanneer de Monarchin den Grootvorst van alle deelgenootschap hoegenaamd aan de Regeering uitsloot; wanneer hij geen' voetstap verzetten kon, zonder van navorschers zijner handelingen omringd te zijn; wanneer haare getituleerde Favorieten, en Subov, de laatste derzelven, nog meer dan verscheiden voorigen, een' uiterlijken Luxe ten toon spreidden, en met een' Trein door de Hoofdstad reeden, tegen welken die des Troonopvolgers vreesselijk afstak: gelukte het deezen niet altijd zijne gevoelens hier over te verbergen. Doch, 't zij er hem de invloed op den Adel en op het Mili- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||||||
tair toe ontbrak, 't zij hem zijne beginselen verbooden van ooit het Moederlijk voorbeeld te volgen, en op haare beurt haar vóór den tijd, dien de Natuur bestemmen zou, van den Troon te stooten: hij vergenoegde zich ten minsten met het Caracter van Peter III, waar mede het zijne meer overëenkomst had, dan met dat van Peters Gemaalin, tot zijn Model te verkiezen, en veele van deszelfs geneigdheden en beginselen, schoon niet ter zelver tijd al zijne gebreken, tot de zijnen te maaken. Of de dood de Keizerin op 't laatst nog overrast, en haar verhinderd hebbe omtrent de opvolging andere schikkingen te maaken, zal ik niet onderzoeken: Paul althans klom eindelijk op den lang begeerden Zetel, zonder den minsten tegenstand te ontmoeten, en toonde wel dra, gelijk ik reeds te vooren uit eenige proeven heb doen zien, hoe hij de gedachtenis zijnes Vaders ten koste van die zijner Moeder eerbiedigde. Dan, een zoo langduurige staat van dwang, en, indien dit woord hier niet te hard is, van onderdrukking, had niet alleen een' zekeren wrevel in zijn gemoed gestort, en over zijn' gehelen aart, die reeds van zelve tot oploopenheid overhelde, verspreid, welke hem nimmer verlaaten heeft: maar het schijnt ook, dat het steeds gerekte verlangen om eindelijk eens tot de regeering te komen, in hem het denkbeeld van schavergoeding voor het langduurig wachten, door het voeren van 't onbepaaldste gezag, en door aan de woorden van gebieden en gehoorzaamen de uitgebreidste betekenis te geeven, heeft verlevendigd en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gescherpt: want van eene aangeboren trotschheid, en hooggevoelenheid van zijnen stand, zal niemand hem waarschijnlijk geheel durven vrijspreeken. Hier kwam de Fransche Revolutie bij, en de in Lodewijks persoon gekwetste Majesteit van alle gekroonde Hoofden van Europa; de opentlijk aangekondigde oorlog der Conventie en derzelver Opvolgers aan alle Troonen; de Zendelingen van het Vrijheids-stelsel in alle landen en onder alle maskers; Polen op het eerste teken bereid, om zich van de drie veroverende Mogendheden los te scheuren, en zoo de rechten van den Mensch aan de nabuurige Russische Provintiën, en deeze wederöm aan meer verwijderde mede te deelen; een aantal Fransche Emigranten in zijn Rijk, die voedsel aan zijne vrees en aan zijne driften gaven, en intusschen weldra slechts al te groote reden tot mistrouwen tegen hen zelven bij den Monarch deeden geboren worden; een aanhoudende herdenking van het lot, 't welk aan Peter III was te beurt gevallen, van een voorgevoel verzeld, dat hem eens vroeg of laat, 't zij van den aanhang zijner Moeder, 't zij van misvergenoegde Onderdaanen, 't zij van de Jacobijnsche dolken, een dergelijk lot boven 't hoofd hing: dit alles werkte zoodanig op een achterdochtig geboren of allengskens geworden, en boven dien ten uitersten heftig Caracter, dat het hem somwijlen tot de verregaandste stappen verleid heeft; en dat, met veelen, die het mogelijk aan hunne eigene onvoorzichtigheid te wijten hadden, tallooze anderen, welke plotseling | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||||||||||
uit het Rijk verdreeven, naar Siberiën heengezonden, of in kerkers opgeslooten wierden, op de allerönschuldigste wijze de slachtöffers derzelven geworden zijn. Toen ik in November 1798 Rusland binnentrad, zullen zich mijne Leezeren reeds, uit het geen boven gezegd is, herïnneren, dat er schier geen Vreemdelingen in het Rijk meer wierden toegelaaten; en dat men, niet aan Reizigers alleen, maar zelfs aan Kooplieden en anderen, wier bezigheden en gewigtigste belangen hen derwaards riepen, zonder onmiddelijke Keizerlijke vergunning, die moeijelijk verleend wierdt, weigerde, hen door de Barrières der grenzen te doen doorrijden. Onëindig waren zelfs daarna de behoedmiddelen, waarvan men zich omtrent dezulken, die reeds waren binnen gekomen, bediende; en veelen, die nog niet eens of nauwelijks in de Hoofdstad aangeland waren, zondt men, somtijds op 't enkele vermoeden dat men zich in hunne persoonen bedroogen had, plotseling weder terug. Men deed ook alles wat men konde, om hun het verblijf aldaar onbevallig te maaken, deels door den Vreemdelingen geen beleefdheid hoegenaamd aan 't Hof te betoonen, deels door de vermaaken van Petersburg te verminderen, door aan de Russische gastvrijheid paalen te zetten, door een hoope voorwerpen van oplettenheid, en verscheiden zeldsaamheden, onzichtbaar te maaken, ten minsten zonder een verlof, door den Keizer zelven toegestaan, daar niemand gaarne om vroeg. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De Russen, die in vreemde landen reisden, wierden terug ontbooden: zelfs de jonge lieden, die op buitenlandsche Universiteiten zich op de Studiën toeleiden; en slechts zeldsaam en dan nog op weinig verkiesselijke voorwaarden, wierdt het den Onderdaanen vergund, om het Vaderland te verlaaten. De Prins van Condé, die aanvankelijk met de guifte herbergsaamheid, en met de verfijndste beleefdheid, in de Hoofdstad was opgenomen, bevondt zich reeds met zijn geheele Corps, in der daad wegens de onbetaamelijkheden, waar aan het zelve zich had schuldig gemaakt, in eene afgelegene Provintie van het Rijk. Van de overige Fransche Emigranten, onder welken er ongetwijffeld verscheidenen, om hunnen vrede met de toenmaalige Beheerschers van hun Vaderland te maaken, hunne grootste Weldoeners zouden verraaden hebben, waren er insgelijks reeds een hoope verdweenen; op de overigen wierdt het allerwaaksaamst oog gehouden; en de minste onvooorzichtigheid, of de minste achterdocht, wierdt ook voor hun noodlottig. Over alle Ingezetenen en Vreemdelingen waakte een tem uitersten werksaame Police; en, reeds geduurende den eersten Winter van mijn verblijf te Petersburg, hadden er eenige veel geruchtmakende verbanningen plaats. Doch dit was niets in vergelijking van 't geen in het overige van 1799 en het begin van 1800 Gebeurde. Uit Moscou te rug gekomen, vond ik Petersburg als eene verlaatene Stad. Al wat te vooren nog eenigsints de gedaante van een open huis had gehad, wierdt geslooten; den Adel zoo goed als aangezegd zich | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||||||||||||||||
binnen den kring zijner Famille of dagelijksche Vrienden te beperken. Zoo dra er slechts eenige rijtuigen voor een huis stonden, kwam een Policeijbediende opschrijven, aan wien dezelven toebehoorden. Geen Kinderbal, zelfs bij Kooplieden, kon zonder uitdrukkelijke vergunning gegeeven worden; en, wanneer men een gezelschap, wat grooter dan gewoonlijk, bij zich ontving, verkoos men dikwijls de Achterkamers: op dat, bij het gebrek aan blinden, dat men buiten's lands al veel ziet heerschen, de illuminatie der Vertrekken aan straat de bijéénkomst niet verraaden zou. Slechts eene enkele groote Fête herïnner ik mij dat er in dien Winter, met Keizerlijke inwilliging, door den Graaf Scheremetew gegeeven zij. Aan het Hos was alles even stil; en zelfs het Theater der Heremitage ging niet meer geregeld zijn' gang; veel min eenige onthaalen van aanbelang aan daar toe genoodigde persoonen; en, schoon des Zondags 's morgens na den Godsdienst het Lever op 't Slot gelijk te voorren gehouden, en de vreemde Ministers daar toe genoodigd wierden, vertoonde zich echter de Keizer (waarschijnlijk reeds uit hoofde der toen veranderende Politicq) schier nimmer op het zelve, en begaf zich uit de Kapel door een Corridor naar zijne Woonvertrekken: zoo dat, van inlanders zoo wel als vreemdelingen, de zulken, die noodzaakelijk gepraesenteerd moesten worden, veeläl gedwongen wierden hier driemaal te vergeefsch te verschijnen; want na de derde reize wierdt de voorstelling gerekend | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||||||||||||||||
werkelijk geschied te zijn. De Bannissementen intusschen vermenigvuldigden zich ten sterksten, en streksten zich zelfs wel eens tot buitenlandsche Ministers uit: gelijk de Beijersche, wegens het ongenoegen, tusschen den Keizer en den Keurvorst over de Maltheeser Order ontstaan, dit heeft moeten ondervinden, en het dubbele hartzeer gesmaakt heeft van er een Kind bij te verliezen: daar men aan zijne Echtgenoote, die toen in 't kraambed lag, en hem daarna gevolgd is, niet wilde toestaan, de Russische Minne haares Zuigelings met zich uit het Rijk te mogen voeren. Deeze Bannissementen gingen zelden met aangenaame omstandigheden gepaard. Doorgaans vervulden een aantal bedienden der Police, des nachts of des daags, het Vóórvertrek, vergunden aan den persoon, dien het betrof, omtrent een uur tot het maaken der allernoodwendigste voorbereidselen, of tot het uitzenden om geld en dergelijken, doch stonden hem nooit meer toe van in persoon het huis te verlaaten, en verzelden hem dan uit de Stad. Waren de bevelen niet streng, zoo mogt hij vervolgens nog een' korten tijd in de buurt vertoeven, om verdere schikkingen te beraamen, en dan naar Moscou, of de Landgoederen, of andere plaatsen waar men hem had heen geweezen, vertrekken, Doch in tegenövergestelde gevallen sleepte hem een Beämpte onbarmhartig, in eene opene Kibietke, al vroor het ook tot den dertigsten graad van Reäumur, met zoo veel of zoo weinig kleederen, als hij in de haast bij één had kunnen brengen, en door | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dagen en door nachten heen, naar de plaats zijner verbanning, of, zo het een vreemdeling was, tot op de Pruissische grenzen: 't geen, gelijk ieder weet, op verre na niet onder de korte reizen kan geteld worden. En dit is geduurende mijn eerste verblijf te Petersburg zelfs aan een' jongen Duitschen Vorst, tegen wiens Vader de Keizer eenige bezwaaren meende te hebben, gebeurd. Alleenlijk wierdt in dergelijke gevallen de aankondiging van het Vonnis door een' hooger Persoon, gelijk door den Gouverneur van Petersburg, of door den Policeijmeester zelven, gedaan. Somtijds wierden meerderen in de ongenade van éénen ingewikkeld; en het heeft niet geheel aan voorbeelden ontbroken, dat men, om iemand te straffen, wien men nog eenigsints spaaren wilde, anderen heeft wegzonden, met welken hij in tedere betrekkingen stond. Niet alleen zeer veelen der bekendste persoonen van de Hoofdstad, maar verscheidenen, welke ik meenigmaal ontmoet, of tot wier huizen ik toegang bekomen had, wierden op deeze wijs de een na den anderen uit de Stad verdreeven; en hondertmaalen heb ik gevreesd, op dezelfde overhaaste en hoogst onäangenaame wijze de terugreize naar mijn Vaderland te zullen moeten onderneemen. Alles werkte mede, om aan het Humeur en Caracter van den ongelukkigen Monarch eene helling te geeven, tot welke hij andersints veel te goede beginselen en een' te edelmoedigen aart bezat. Hij had zijn vertrouwen aan een' Gunsteling geschonken, dien hij | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||||||||||||||||
uit de laagte tot de eerste waardigheden verheven had, en die den Russischen Adel tot een' doorn in 't oog strekte. Men hieldt dien Vreemdeling (want Koutaisov was meer een Turk dan een inlander) verdacht, van den Keizer tot veele deezer harde maatregelen aan te zetten, en hem alles wat in de Stad gezegd en niet gezegd wierdt, over te brengen: schoon hij van zijne zijde dit niet alleen ten sterkste loogchende, maar zelfs beweerde dagelijks de eerste aanvallen van 's Keizers oploopenheid te moeten afwachten; en dat zich de Monarch omtrent de voorwerpen, die zebij hem opwekten, niet altijd tot woorden bepaalde, zelfs buiten het Paleis, was geen geheim te Petersburg, daar de Parade en het gantsche Publicq er meenigmaal de verbaasde getuigen van waren geweest. De Parade was het boven dien voor geen' Politiquen raadsaam bij te woonen; en in het Exerceerhuis, waar de Keizer aan zijne neiging tot alle Militaire details bot vierde, zoude men niemand hebben toegelaaten. Op een' tijd zelfs dat het ledig was, en ik de koets er voor had laaten stil staan, om er even binnen te treeden, wierdt er iemand uit het Paleis naar om laag gezonden, om te vraagen aan wien het rijtuig toebehoorde. Hier voegde zich te loor gestelde liefde bij. Voorheen had Paul zich eene Vriendinne uitgekoozen, wier hoedanigheden haar zoo geächt maakten, dat, toen zij in ongenade verviel, de Keizerin zelve niets meer wenschte dan haar terug geroepen te zien. In den eersten Winter van mijn verblijf wierdt zij door eene | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Graavin Lapuchin vervangen, die men eerst kort te vooren naar Petersburg ontbooden had. Dan, 't was de Moeder, welke naar deeze onbenijdenswaardige eer voor haare Dochter haakte, en niet de Dochter zelve, die ze zocht, en die reeds aan een' Prins Gagárin haar hart gegeeven had. Schoon in het Paleis haar verblijf houdende, en onder het getal der Hofdames opgenomen; schoon op alle Fêtes waar zij verscheen, niet anders dan als de verklaarde Minnaaresse des Keizers beschouwd en geeerbiedigd, gaf zij echter den Monarch de ondubbelzinnigste verzekeringen, dat zij den jongen Prins hem voortrok, en met denzelven wenschte in den echt te treeden: gelijk dit ook eindelijk tegen het midden des volgenden Winters geschiedde, en het huwelijk op 't Paleis voltrokken wierdt, hoewel zij zich deswegen echter nog niet van het Hof verwijderen mocht. Een zulke tegenstand tegen een Vorst, die gewoon was dat alles van zijne wenken vloog, en de meer dan Oostersche jaloesie, van welke hij onder dat gantsche tijdvak de doorslaandste blijken gaf, hadden op zijn geheel Caracter, en op al zijne handelingen, den sterksten invloed; en honderden misschien hebben de onverschilligheid der jonge Graavin omtrent den Keizer onschuldiglijk moeten misgelden. Eindelijk verbitterde hem grootelijks het gedrag zijner Geälliëerden, waarvan zijne eertijds zegepraalende Armée in Italiën onder Suwarov, en de Hulptroupen die hij in 1799 in ons Vaderland gezonden had, het slagtöffer geweest waren. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Dit nam met het ten sterksten betoonde ongenoegen tegen den Engelschen Minister, en den Roomsch-Keizerlijken Ambassadeur, een' aanvang, en eindigde, gelijk men weet, in eene verzoening met Frankrijk. Den eersten deezer twee buitenlandsche Gezanten vermijdde hij te zien, en nam zelft maatregelen, die hij wist dat personeel hem zeer onäangenaam zijn moesten. Den tweeden behandelde hij nog mei minder spaaring; en niemand zoude deezen bijna straffeloos in zijn Hôtel hebben durven bezoeken. Alles was om deezen tijd in de Hoofdstad in een' staat van gisting. De Generaal Dumouriez deed er omtrent in Februarij van 1800 de onverwachtste verschijning. Niemand schier dan de Keizer, zelfs niet de Gouverneur van Petersburg, wist van zijne aanstaande komst: doch schoon ze niet verborgen kon blijven, mogt evenwel in de eerste weeken, geduurende welke hij nog geen gehoor bij den Monarch bekomen kon, maar slechts met de Staatsministers confereerde, geen mensch tot hem genaaken; en eenige Fransche Emigranten, die, weetende dat hij over Mitau kwam, en zijne verzoening met Lodewijk XVIII getroffen had, uit ongeduld, om van een' Man van zoo veel aanbelang veel te verneemen, hem waren gaan zien, hebben dit met de ballingschap moeten betaalen. Na korten tijd wierdt de Generaal gepraesenteerd, en verscheen toen opentlijk in de groote waereld van Petersburg: doch zijne voorslagen, bij eene reeds aanvankelijk veränderde denkwijze van het Hof, niet wordende gesmaakt, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ontving hij kort daarna, omtrent gelijktijdig met mijn vertrek uit Rusland, de aanwijzing, schoon met Veel oplettenheden verzeld, van het Rijk te VerlaatenGa naar voetnoot(a). Dit veränderen intusschen van denkwijze in den Monarch ten voordeele Van Frankrijk, hoe zeer door de omstandigheden zelve allengskens natuurlijker geworden, hoe zeer door het verstandig gedrag des Eersten Consuls omtrent de Russische Krijgsgevangenen, en wie weet welke andere middelen, vergemakkelijkt, kon niet dan ten uitersten treffen, wanneer men van nabij van zijn' voorigen afkeer | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||||||||||||||
der Revolutie met al derzelver gevolgen, en van zijne hooge denkbeelden van de rechten des Troons was getuige geweest. De strengheid, waarmede ieder behandeld wierdt, 't zij in of uitlander, die van het Vrijheids-stelsel maar eenigsints gehouden wierdt verdacht te zijn, of zich de minste onvoorzichtigheid in het spreeken veröorloofde: eene strengheid, die zich, zelfs nog in het laatste jaar van Pauls regeering, omtrent den Heer van Kotzebue, en den bekenden Lijflandschen Predicant, zoo nadrukkelijk betoond heeft, ging gepaard met verördening, op verördening, die hij zich slechts verbeeldde dat strekken konden, om het Hoofd des Russischen Keizerrijks te doen eerbiedigen; en tevens met de zwaarste straffen op alles, wat naar ongehoorzaamheid niet alleen, maar zelfs naar de flauwste minächting der Majesteit, konde schijnen te zweemen. De gang, dien zich de Keizer had aangewend, wanneer hij, van zijn' Hofstoet vooräfgegaan en gevolgd, in de Zaal der Audiëntie binnen tradt, had reeds iets zoo caracteristicqs, dat men niet na kon laaten zich de tooneelen te herïnneren, in welken de een of ander Koning der oudheid, na lang door de aanschouweren verwacht te zijn, eindelijk, verzeld van zijne Grooten, verschijnt, en in iedere wending van het hoofd, en in iederen tred, den Heerscher meent te moeten aankondigen. Doch dit is eene beuzeling in vergelijking der telkens gescherptere bevelen, om, wanneer men den Keizer of zelfs den jongsten Grootvorst op straat ontmoette, terstond | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||||||||||||||
uit het rijtuig te springen, en, behalven het afneemen van den hoed, ook de pels, zo men er geen geslootene droeg, volkomen af te werpen: bevelen, die, ten opzicht van den hoed, op 't laatst van mijn verblijf, zelfs tot den Gouverneur der Stad en den Opperpoliceijmeester wierden uitgestrekt; en welker onwillige overtreeding (want schoon men het aankomen van een Hofrijtuig steeds aan de Housaaren, en dat der koetsen van de beide andere Heeren aan eenige Cavalleristen, kon onderscheiden: zoo was er echter niets gemakkelijker, dan, door gebrek aan oplettenheid, of in den haast, dezelven over 't hoofd te zien, en zich te vergissen) verscheiden lieden, ook vrij wat boven den burgerstand verheven, de strengste ligchaamelijke straffen heeft op den hals gehaald. Wanneer men de Heremitage bezichtigde, hoe alleen men er ook zijn mogt, en bij 't wandelen in den Keizerlijken Zomertuin geduurende het gantsche saisoen, wierdt er aan niemand vergund, den hoed op 't hoofd te mogen houden. Van den luister, dien Paul zich door de Order van Maltha poogde bij te zetten, en de onëindig hooge denkbeelden, die hij, zich van dit Grootmeesterschap, met de Keizerlijke waardigheid verëenigd, vormde, zal ik zoo even gelegenheid vinden meer opzettelijk te spreeken; en ik besluit deeze schets van den treurigen staat der Maatschappij om deezen tijd te Petersburg, door de wending, die 's Keizers Caracter genomen had, met te verzekeren, dat, zo alles van de zijde der ingezetenen dwang | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||||||||||||||
en vrees was, de beklaagenswaardige Monarch, die dezelven verwekte, onder den last zijner driften, en het mistrouwen, dat hij tegen zijne getrouwste dienaaren had opgevat, niet minder dan zij allen leedt, gelijk hij er eindelijk het rampzalig slagtöffer van geworden is. Dan, bij alles wat ik tot nu toe gezegd heb, moeten gewigtige opmerkingen gevoegd Worden. Voor eerst was het zoo zeer niet het Rijk in 't algemeen, 't welk van den zonderlingen aart des Monarchs het grootste nadeel onderging. Dit bepaalde zich het meest tot de beide Hoofdsteden, vooräl de Residentie, en tot de plaatsen in de Duitsche en Poolsche Provintiën, die het naast aan 't overige van Europa aanstieten, en voor welke en van den invoer van het buitenlandsch vergift het meest te duchten stond. De Onderdaanen van dit zoo uitgestrekte gebied, die buiten dezelve woonden, voelden nauwelijks het drukkende van 's Keizers Scepter. 't Is waar, dat het Despotismus van Paul wel hier en daar oversloeg tot de Gouverneurs der Provintiën: doch ook zij, gelijk dit in Regeeringen van achterdocht niet anders zijn kan, vonden zich van Spionnen omringd, en moesten de grootste zorgvuldigheid aanwenden, om althans aan de oogmerken hunnes Opperheers te beäntwoorden. Ten tweeden is Rusland gewis geen Rijk, dat met fluweelen lijsten bestuurd moet worden. Catharina had, met al haare groote hoedanigheden, inzonderheid in de laatste jaaren van haare regeering, ten opzicht van het inwendige bestuur eene groote slapheid be- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||||||||||||||
toond; en uit de toegeeffelijkheid voor haare bekende gunstelingen, waarvan elk wederöm de zijnen had, waren een meenigte misbruiken ingesloopen, die Paul hersteld heest: terwijl zij ook van haare zijde, schoon bedekter, en met meer voorzichtigheid en minder in, 't openbaar betoonde vrees, dan haar Zoon, uit haare Hoofdstad en haar Rijk wist te verwijderen, wie haar niet aanstond; en die zich sterk tegen haar vergreepen had, somwijlen huisselijke kastijdingen, niet altijd even zacht, te doen ondergaan. De onrechtvaerdigheden uitgezonderd, die zijne driften en zijn stelsel van een willekeurig gezag, tot al deszelfs uitersten gedreeven, aan haaren Opvolger deeden oeffenen, was hij gewis, een Vorst die beginselen van billijkheid en recht had, en van wien ook Godsdienstige gevoelen niet vreemd waren. Zoo weinig zelfs als hij een' enkel Onderdaan, om zijne schatkist te verrijken, van het zijne beroofd zou hebben, zoo wars was hij van zijn Rijk door nieuwe veröveringen te vergrooten, of van Tractaaten te schenden; en zo men de buitenlandsche Politicq zijner Moeder uit het oog der Zedekunde met de zijne vergeleek, zoude de schaal, zo ik mij niet vergisse, grootelijks naar de zijde van Paul overhellen. Onrechtvaerdigheden, door zijne Onderdaanen aan elkander aangedaan, bestrafte hij, wanneer ze hem ter oore kwamen, streng; en indien het van hem had afgehangen, om zijn Rijk met onömkoopbaare Rechters te begiftigen, zoude hij het buiten twijffel niet hebben nagelaaten. Veel | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||||||||||||||||
heeft hij geduurende zijne iets meet dan vierjaarige Regeering gedaan, om de Amptenaaren, van de hoogsten tot de geringsten, tot hunnen pliclht te houden, en arbeidsaam te maaken. Zelfs wierdt dit als eene rede aangehaald, waaröm hij de Assembléen, Maaltijden en Feesten zoo veel mogelijk wilde afgeshaft hebben, begeerende hij niet veel rijke ledigloopers in zijne Hotofdstad, noch vermaaaken, die laat tot in den nacht duurden, en de Leden der Collegiën verhinderden des morgens hunne bediening waarte neemen. En gelijk hij ook in den Winter lang vóór den dag reeds opstond, en, op welke wijs dan ook, geholpen door een robust gostel, steeds in beweeghig of bezigheid was, ook zeer dikwijls te paerd of in eene slede uitreedt, slechts door een' of een paar persoonen verzeld, (doch daar tegen zeer vroeg at, en zich vroeg weder te bed leide: want als men van de gewoone Soupe's terug keerde, was het Paleis, en in der daad ook de volkrijk ste Quartieren der Stad, reeds als uitgestorven): zoo begeerde hij ook, dat deeze levenswijze zoo veel mogelijk door de Amptenaaren gevolgd zoude worden. Zijne milddaadigheid overtrof zelfs de grenzen, binnen welke zij zich had moeten beperken; en in alles eene zekere grootheid bedoelende, beloonde hij Keizerlijk: zoo dat het aantal boeren, 't welk hij geduurende zijn kort bestuur heeft weggeschonken, ver overtrof 't geen de oude Keizerin, die zelve niet minder dan spaarzaam was, in den gantschen tijd haarer regeering aan begunstigde Onderdaanen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||||||||||||||
verëerde, en 't geen men op eene som van dertig Millioenen Roebels schat. De Chevaleresque denkbeelden, die hij had aangenomen, vervulden hem tevens met een' geest van edelmoedigheid, waar van hij de schoonste proeven gegeeven heeft, en waarvan Bonaparte beter dan de overige Mogendheden heeft weeten gebruik te maaken. Wanneer bij straföeffeningen aan onschuldigen, die hij voor schuldig hieldt, aan de eerste indrukselen voldaan was (doch van deezen was het meest ondoenlijk hem af te trekken), gaf hij daarna, wanneer een bezadigder geest hem van de veröngelijking overtuigde, aan den beleedigden de opentlijkste en schitterendste vergoeding; en zo ik het bericht van Kotzebue over het vermaarde Artikel van het Kampgevecht, op 's Keizers uitdrukkelijken last in de in- en buitenlandsche Nieuwspapieren ingelast, welk bericht alle tekenen draagt van de meest mogelijke echtheid, wel verstaa: zoo heeft zich Paul een soort van zelfsvernedering, ter boeting van gepleegde verkeerdheden, voor 't oog van gantsch Europa daar bij willen opleggen. 't Behoort tot de taak der Historie, om te beöordeelen, of zijn Bestuur, 't welk buitendien eerst een jaar na mijn vertrek geëindigd is, tot vermeerdering of vermindering van den bloei van Rusland gestrekt heeft; doch dit is zeker, dat hij het welzijn van zijn Vaderland begeerde, en niet tot de Classe dier onbeduidende Vorsten kan gerekend worden, die zich de regeeringszaaken in geenen deele aantrekken, of ze aan hunne vermaaken | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||||||||||
opöfferen. Ook had hij den toegang tot den Troon door Requesten aan alle zijne Onderdaanen verligt; en dagelijks wierdt een Bus op den trap van 't Paleis, waar ieder de zijnen in kon steeken, geledigd, en hem door vier Secretarissen korte uittrekselen daar uit voorgelegd. Ik weet zeer van nabij, dat hij op de ingewikkeldste stoffen van regeering, en onder deeze ook op het Finantiëele, volkomen gevat was, en er lange en beredeneerde gespreken over kon houden: gelijk die zelfde tronie, waarvan het oog, in 't midden van een gebrouïlleerd en koperrood Coloriet, bij den kleinen om hoog geheven neus, zich zoo ontsaglijk maaken kon (eene tronie, op dat ik dit in 't voorbijgaan zegge, welke ik in Rusland dikwijls herhaald zag), somwijlen zich weder tot de inneemendste vriendelijkheid kon ontrimpelen; en hij in der daad, wanneer hij behaagen wilde, door zijn uiterlijke zoo wel als door zijn' geest, hier in volkomen slaagde. Wie het reeds meermaalen aangehaalde Merkwaardigste jaar van Kotzebue's leven geleezen heeft: een Werk, dat Rusland om deezen tijd, en deszelfs Monarch, naar het leven kenschetst: zal er veel van 't geen ik hier gezegd heb, in bevestigd zien; en van 't geen de ondervinding mil zelve geleerd heeft, durf ik gerust tot de waarheidsliefde ook in het overige des Werks het besluit trekken. Personeel betuige ik nooit, geduurende mijn verblijf in Rusland, eenige onäangenaamheid van den Monarch te hebben ondervonden, doch ook nimmer, schoon op het gewoone | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Lever aan hem aangebooden, met hem eenig gesprek gevoerd te hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Over Catharina II]Van Catharina, welke reeds twee jaaren vóór mijne komst overleeden was, behoeve ik niet te spreeken. Haar verheven Genie, en haare groote daaden, zoo wel als aan de andere zijde haare zwakheden en gebreken, zijn voor niemand, die eenigsints met den algemeenen loop der zaaken van onzen tijd bekend is, een geheim. Het geen ik van Pauls gedrag heb moeten mededeelen, deed, gelijk men zich ligt zal voorstellen, haare regeering grootelijks tegen die haares Opvolgers afsteeken. Men leefde bij herdenking en vergelijking; en de traanen, die ik, wanneer van haar gesproken wierdt, heb zien vergieten, zouden moeijelijk te tellen zijn. De zachtheid van haaren Scepter, haare inneemende en zich nooit verloogchenende vriendelijkheid, doch die steeds van die waardigheid verzeld ging, die zij aan haaren stand verschuldigd was, en haar voor minächting behoedde; de veiligheid, de ongedwongenheid, het genoegen, de Luxe en het vermaak, die samen te dier tijd binnen de Hoofdstad heerschten: dit alles, tegen de toenmaalige omstandigheden opgewoogen, verwekte telkens nog in alle gemoederen den levendigsten Enthousiasmus, en zoude haar, indien het mogelijk geweest ware, uit het graf hebben doen opscheuren. Veel wierdt hier bij ongetwijffeld vergeeten, 't geen verscher in het geheugen zou gebleeven zijn, zo Alexander zijne Grootmoeder onmiddelijk ware opgevolgd; en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| ||||||||||||||||||||||||||||
indien ooit een Monarch in gunstige omstandigheden een' Troon beklommen heeft, is het in der daad de thans regeerende. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Over den tegenwoordigen keizer, de keizerin weduwe, en het verdere hof]Van zijn goedäardig Caracter wierdt toen reeds algemeen gesproken. Vier jaaren heerschens hebben hem sedert gewis op geene ongunstige wijze doen kennen. Hij, en zijn Broeder Constantijn, met de vier oudste Dochters, waarvan de twee, die ten mijnen tijde uitgehuwd wierden, reeds in den bloei haarer jaaren, en in de volle schoonheid haarer Kunne, overleeden zijn, verscheenen doorgaans in de Kapel en op de openbaare Cercles; de Gemaalinnen der beide Grootvorsten heb ik slechts eens, op een publicq Bal ten Hove, waarvan ik daarna zal spreeken, zich zien vertoonen. De drie overigen waren Kinderen. Van hunne Keizerlijke Moeder, zij zelve nog eene schoone Vrouw, en die in der daad een' Troon vercierde, heb ik reeds gelegenheid gehad veel te zeggen. Haare Godsdienstige beginselen, haar onbevlekt gedrag, haare waarlijk Christelijke deugden, en meer dan gewoone Talenten in verscheiden beeldende Kunsten; en dit gevoegd bij de op verre na niet altoos lagchende dagen, die het voorige genoeg bewijst, dat zij meenigmaal beleesde, en bij de schrikkelijke scheiding van een' Echtgenoot, die niet volkomen ophieldt haar te beminnen: geeft haar het grootste recht op de verëering van allen, die prijs weeten te stellen op stille verdiensten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Hofhouding en hof-etiquette]De Keizerlijke Hoshouding is luisterrijk, zonder | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| ||||||||||||||||||||||||||||
echter eene al te groote maate van Amptenaaren op te leveren. Dp Petersburgsche Calender noemt één' Groot-Kamerheer, en vijftien werkelijlce dienstdoende Kamerheeren op, één' Kamerjonker, één' Grootmeester van het Hof, twee Hof-meesters, één' Groot-maarschalk en twee Maarschalken, één' Groot-schenker, één' Groot-stalmeester en twee StalmeestersGa naar voetnoot(a), één' Groot-jaager, en éénen Jaager, één' Groot-Ceremoniemeester en twee Ceremoniemeesters; mitsgaders één' Directeur der Schouwburgen. Bij de Keizerin zijn het ééne Groot-Gouvernante, ééne Gouvernante, een- en-twintig Hofdames, en vier- en- veertig Hof-Freulles. 't Gevolg der Princen en Princessen was zeer gering: gelijk mede, voor zoo ver er de naamen van opentlijk worden medegedeeld, de Middel-Hof-Amptenaaren. Over 't algemeen had | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de Keizer in 1798 een groote 2000 lieden in zijn' dienst, waar onder over de 900 Vrouwen. Een half dozijn Ridderördens, en van deeze sommige in ruime maate uitgedeeld, overdekt de kleederen, vooräl van den eersten Adel, met Starren, en omhangt hen met linten: gelijk de Feestdagen, waar yan iedere Orde de haare heeft, er tevens door vermenigvuldigd worden. Vier- en- twintig klein gedrukte bladzijden van den Calender zijn alleen met de naamen der St. Anna-Ridderen vol; en drie- en-dertig met die der Militaire Orde van St. George. Doch laat ik liever het Hof, uit het geen ik er zelve van heb bijgewoond, dan uit deeze pverschrijvingen en optellingen, nader leeren kennen. Een Royaale dubbele trap, aan de ééne zijde van welke het slechts geöorloofd is op te gaan, voert door een paar groote Zaalen, naar die, in welke de Keizer de gewoone Cercles houdt, en die insgelijks in een' goeden smaak gedecoreerd is, doch aan de ééne zijde licht ontbreekt. Tweemaal twee Colommen van geel Stuc, in drie verdcclingen afgebroken, strekken haar tot cieraad. De Praesentatiën van vreemdelingen, van Vrouwen zoo wel als Mans, gesphieden hier meest des Zondags na de Kapel; 's daags te vooren moet de lijst aan den Keizer vertoond, en door hem goedgekeurd worden. Die men verzuimd heeft daar op te plaatsen, gaat hij voorbij. De optocht uit de Kapel naar deeze Zaal, waar de buitenlandsche Ministers, die echter niet verschijnen, dan wanneer zij cr de aan- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zegging toe bekomen hebben, en zeer veel inlandsche Grooten, reeds geschaard staan, is zeer majestuëus; op een' langen sleep van Hovelingen, in derzelver verschillende dragten, volgt de Keizer, en daarna de Keizerin. De Monarch sprak slechts, iets langer of iets korter, met eenige weinige lieden; hier op geschieden de praesentatiën; die dezelven ondergaan, staan aszonderlijk aan eene daar toe bepaalde Colom. Bij den Keizer is alles voor de Mans, wanneer het vreemden zijn, met eene buiging afgedaan; doch de Vrouwen is hij gewoon met eene omhelzing te verëeren, hoewel doorgaans mede zonder iets te zeggen. Aan de Keizerin kust men de hand, en zij embrasseert als dan insgelijks de Vrouwen. Doch de Russen van beide Kunne maaken diepe verbuigingen, en poogen somwijlen den mond tot aan den rand van 't kleed, zoo bij den Monarch als bij zijne Echtgenoote, te brengen, en ik heb Vrouwen bijna met hem zien worstelen, om, als 't ware de eer der Keizerlijke omhelzing onwaardig, dezelve te ontgaan, of het althans laager dan zijne hand te brengen. Bij deeze voorstellingen verwacht men van de Mans niet anders, dan dat zij met een' gekleeden rok en den degen verschijnen. Doch de Vrouwen moeten, gelijk ik dergelijk gebruik in Zweden heb opgetekend, het Russisch gewaad aan hebben. Het onderscheidt zich echter niet zeer van eene gewoone kleeding; slechts hangt er iets, dat als een paar lijbanden voorstelt, van achteren op den rug. Op Galadagen had men on- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| ||||||||||||||||||||||||||||
der Pauls regeering eene Robe de Cour ingevoerd, naar de Berlijnsche wijze gevolgd, hoewel steeds van zwart Fluweel, doch met een' rijken rok er onder, van welke stof of Couleur men het verkoos. Het leggen van rood behoorde voor de Vrouwen tot een der volstrekte verëischten der verschijningen ten Hove. De Mannen, die eens gepraesenteerd zijn, kunnen, zo zij het verkiezen, op het Lever daarna alle Zondagen en voorts op andere Feesten zich vertoonen. De praesentatiën aan de Grootvorsten en Grootvorstinnen geschieden meest in derzelver bijzondere Apartementen. Voorts is het natuurlijkerwijze doorgaans de Minister van ieders vreemdelings Natie, die hem den toegang tot het Hof, en daar door tot de groote samenleeving (want zonder het eerste wordt men ook bij den Adel en het Corps Diplomatique niet ontvangen) doet verkrijgen. De betrekking onzer Republicq te dier tijd tot het Hof van Rusland gedoogde er geen' Hollandsch Minister: doch de Heer Baron Hoguer, die tot 1795 dien Post had waargenomen, en zich sedert in het Rijk gevestigd had, wierdt in dergelijke gevallen nog volkomen in zijne voorige waardigheid erkend; en ik heb van hem, geduurende mijn verblijf in dat Rijk al die hulp en oplettenheden genooten, die men van den Minister der Natie, tot welke men behoort, doorgaans ondervindt. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Plegtigheden van den St. Catharinen dag]Op den 5 December, het Feest van St. Catharina, woonde ik op het Slot eene kleine Processie der Dames van die Orde, tevens met die van de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zerlijke Familie, bij. De Zaal was toen met den Adel, de Grooten des Rijks, en de vreemde Gezanten vervuld: en deeze allen op het prachtigst gekleed. Bij het terug keeren uit de Kapel, en doortrekken naar de Spijszaal, ging eerst de Keizer met zijne Heeren alleen, toen de Keizerin met de jonge Groot-Vorstinnen en alle de Dames, in het Hof- en Orde - kleed, waarvan de Robe groen, en de Rok wit is, met de tekenen der Orde op den linkerschouder, vooräfgegaan door den Ceremoniemeester, de Chefs der Orde, en anderen. In twee reiën stonden de Lijf-Curassiers geschaard, die binnen in 't Paleis de wacht hebben, met hunne massief zilveren harnassen en helman, en aan 't eind de Houssaaren. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Het grootmeesterschap der Maltheeser orde aan Paul opgedraagen, en gevolgen daar van]De tiende van dezelfde maand in 1798 was een der merkwaardigste dagen van Pauls regeering, en aan welken hij, gelijk men uit het voorige ligt besluiten zal, geen geringe waarde hegtte, daar hem op denzelven het Grootmeesterschap der Maltheeser-Orde met de meeste statie wierdt opgedraagen. Door de ruime witte Voorzaal heen, die met de wapens der Gouvernementen behangen is, verzamelde men zich tegen half elf uuren des morgens in de Marmeren of St. George's Zaal, een prachtig en wel geëvenredigd langwerpig vierkant Vertrek, met eene van boven rondloopende Gallerij, op fraaije Pijlaaren van roodächtig Marmer rustende; twee goede Groupes van wit Marmer waren eerst onlangs gan beide zijden van de deur geplaatst. Een Troon, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||
op eenige trappen verheven, staat vlak tegen over deeze deure, aan de andere zijde der Zaal. Ik vond bij het inkomen de Vrouwen reeds op de Gallerij gezeten, en om laag de Ridders der verschillende Orders van het Rijk in hunnen Ordensmantel, zoo wel als de Ridderessen van St. Catharina, en de Hofdames in eene rijke Robe; voorts het Corps Diplomatique, waar onder Persiäansche Ministers, en tevens andete lieden van geboorte, vreemden zoo wel als inlanders. De eerste handeling bestond in het binnen draagen van de Keizerlijke Baniere, en het nederleggen van Kroon, Scepter en Rijks-Globe op een tafeltje ter rechterzijde des Troons. Een weinig daarna tradt eerst de Keizerin, in 't Catharina-Ordens-kleed en met veel Juweelen overdekt, in de Zaal; daarna de Keizer in den zwarten Maltheeser Mantel, met Hermelijn gegarneerd; beiden plaatsten zich na elkander voor aan op den bovensten trap van het Troonftellagie; vervolgens de twee ondfte Groot-Vorsten insgelijks in den Maltheeser, en eenige der Groot-Vorstinnen, mede in de Catharina - dragt, aan de rechter- en linkerzijde hunner Ouderen Na eenige minuuten pause kwamen de Maltheeser-Ridders, die zich toen in de Hoofdstad bevonden, in plegtigen oftocht binnen; het Vaandel wierdt gedraagen door één' hunner Orde; vier anderen droegen op kussens en gouden schotels de Acte van aanstelling, den Grootmeesters-hoed, zijn Zegel, en een soort van Dolk: ajles even prachtig vervaerdigd. De Graaf van Lit- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ta, van wien ik reeds boven gesproken heb, Gezant der Orde bij den Keizer, en de oudste zijner Medebroederen in deeze Stad, tradt voor uit, en deed eene korte aanspraak in de Fransche taal, in welke hij verzekerde, dat de Orde, die zich sedert eeuwen door daaden van dapperheid en deugd had vermaard gemaakt, nu voor de tweede reize uit haare bezittingen verstooten, het zich voor een geluk rekende, den Keizer, die reeds Beschermer derzelve was, thans tot haaren Grootmeester te kunnen uitroepen: volkomen vertrouwende op de reeds door hem gegeevene verklaaringen, van de Orde, in alle voorkomende gevallen, bij haare rechten en bezittingen te handhaaven, en de rechten van andere Vorsten, met welke hij in vriendschap leefde, op dezelve te eerbiedigen. Hij las hier op de Acte van aanstelling voor, in welke uitdrukkingen van denzelfden aart gebezigd wierden. De aanstelling was eigentlijk geschied door de Russische of Poolsche Taal (Langue), bij welke er reeds verscheidene der overige Taalen, niet onder de Fransche overmacht gebukt, zich gevoegd hadden. De Vice-Cancelier verscheen toen mede op het Troon-stellagie, en las in 't Russisch de Acceptatie der aan den Keizer opgedraagene waardigheid voor; waaröp deeze zijn' degen trok, denzelven zwaaide en kuste, tot een' teken van den Huldigings-eed: gelijk ik meen, dat de Ridders toen ook allen de hand opligteden. Nu omhelsden zich de Keizer en Keizerin, als elkaâr geluk wenschende; en de Groot- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Vorsten omhelsden insgelijks hunnen Vader, en kusten hunne Moeder de hand. Vervolgens was het de beurt der Grootkruissen, die de trappen des Troons beklommen, en de Ceremonie der Princessen na deeden; bij de overige Ridders had slechts dit onderscheid plaats, dat zij den Keizer, niet omhelsden, maar slechts hun hoofd op zijneborst leiden. Het Ridderslaan en de omhanging van het lint door den Monarch aan den Roomsch Keizerlijken Ambassadeur als Groot-kruis, en het slaan van eenige andere Ridders tot mindere waardigheden in de Orde, geschiedde daarna: terwijl men eene Ukase tot oprichting eeniger Russische waereldlijke Commanderiën, met afwijking slechts in eenige weinige stukken van de oude instelling, den volgenden dag in den Senaat meende te brengen. Het grootsche oogmerk was toen, de Orde in 't vervolg te doen strekken tot uitroeijing van alle Maatschappij-verstoorende beginselen, en van het soort van lieden die dezulke beleeden. Het sprak van zelve, dat de Maltheeser Ridders nu niet meer allen zouden behoeven Roomsch te zijn, en dat een eeuwige, vijandschap met de Turken, met welken Paul om deezen tijd in enge verëeniging stond, niet meer tot de eerste verplichtingen der Orde zou moeten behooren. Het huwelijk kon ook, dewijl de Grootmeester zelve Vrouw en Kinderen had, en aan de Grooten zijnes Rijks Commanderiën toedacht, niet meer als een hinderpaal aangemerkt worden, om, althans in deeze nieuwe Taal, tot dezelye te worden | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||
toegelaaten; ook de Graaf van Litta had niet lang te vooren eene Pausselijke Dispensatie verworven, om met de schoone Russische Vrouw, waar mede hij een paar maal hondert duizend Roebelen 's jaars getrouwd had, zich in den echt te mogen verbinden. Na dat alles afgeloopen, en de Keizerlijke Familie zich in een Zijde - vertrek terug begeeven had, vond ik gelegenheid om de Insignia der Orde, die men, na de Keizerlijke Acceptatie, op een tafeltje ter linkerzijde des Troons gelegd had, van nabij te bezichtigen, zoo als op de andere zijde de reeds opgenoemde Rijks-Insigniën. Van de eersten valt weinig te zeggen. Doch de Keizerlijke Kroon is van de uiterste pracht en smaak; beneden is het een roode fluweelen muts; van boven scheidt zij zich in twee half-bolronde verdeelingen, met een' half-ronden beugel in het midden; alles is met grootere en kleinere Brillanten, behalven twee reiën Paerels, bezaald. Voor elken Keizer wordt eene nieuwe Kroon vervaerdigd, en de steenen dan wel van de voorige overgenomen, doch nimmer tot iets anders gebezigd; een ontsaglijk groote ruwe Robijn verciert den top deezer Kroon; zij is, even als de bekende Diämant van 180 Caraat op den gouden Scepter, van den Persischen Schach Nadir gekomen. Op den Rijks-Appel bewondert men een heerlijken Amethist. Op den eersten Januarij 1799, 't geen hier voor 't overige, wegens het onderscheid des Russischen Almanachs, slechts een gewoone dag is, had er nog | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||||||||
een plegtigheid met deeze Orde plaats, die in veel opzichten slechts een herhaaling der voorige was, doch met onëindig minder statie en min talrijke aanschouwers. Het betrof slechts de aanstelling eeniger Maltheeser Ridders. Die der overige Orders waren er deeze reize in hunne Galakleederen niet bij tegenwoordig. De Pages stonden naast den Troon geschaard, met schotelen in de hand, op welke de uit te deelene linten lagen. De Order kwam weder met haar Vaandel binnen. De Monarch droeg, behalven den zwarten Maltheeser mantel, nu ook den hoed, die er toe behoort. Toen hij, door zijne Gemaalin, gelijk bij de eerste plegtigheid, vooräfgegaan, en door zijne Kinderen gevolgd, zich op den Troon geplaatst had, las de Cancelier een paar lange Verördeningen voor, tusschen welke de Ridders en Ridderessen (want ook tot de schoone Kunne wierdt thans de heldhaftige Inrichting Van Jerusalem en Rhodus uitgestrekt) een voor een den Troon genaaakten, en de hand des Keizers kusten, die hen van zijne zijde omhelsde, en toen de hand der Keizerin. De jonge Groot-Vorstinnen wierden bij die gelegenheid met linten omhangen; bij iedere verheffing wierdt de naam des nieuwen Ridders uitgeroepen, en de Ridderslag en verciering met het eereteken greepen plaats. De drie andere Insignia der Orde, behalven den hoed, wierden wederöm op kussens gedraagen. Wat mij natuurlijker wijze bij de ééne en andere deezer Ceremoniën het meeste treffen moest, was | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dat ik nog op Paasschen van 1792, deeze Orde in al haaren glans op het noodlottig Eiland, waar zij haaren zetel hieldt, en dat sedert tot een' zoo verderffelijken krijg de naaste aanleiding heeft gegeeven, ontmoet had; en te dier tijd zekerlijk weinig voorüitzien konde, dat de tweede Opvolger, na den toenmaaligen Grootmeester Rohan, Paul van Rusland zijn zoude, en dat ik binnen nog geen zeven jaaren naar Petersburg zoude moeten reizen, om mij op nieuw in de Residentie van 't Hoofd der Orde te bevinden. Niet minder zonderling was het in der daad, en ook alleen aan 's Keizers Ridderlijke geestgesteldheid toe te schrijven, dat eene in vergelijking zijner Keizerlijke waardigheid zoo nietige Souverainiteit, en deeze hem nog wel door een gedeelte der Taalen betwist, zoo veel indruk op hem maakte, en hem mogelijk meer genoegen gaf, dan wanneer hem, bij de Kroon van zijn Gebied, nog die van verscheiden Europaeïsche Rijken waren toegevoegd geworden. Men zag wel dra, en vooral toen ik van Moscou te Petersburg terug kwam, de eersten van het Rijk niet anders dan in de roode Uniform; en reeds de Almanac van 1799 noemde de hooge Titels der Orde. Verscheiden Vrouwen van het eerste aanzien, gelijk Lapuchin bij voorbeeld, Litta, Serra Capriola, schitterden onder de Groot-kruissen, en stonden zelfs, onmiddelijk na de Keizerlijke Famille, boven aan. Op deeze volgde eene Dame van het kleine Kruis; dan de Groot-Commandeurs van het Russisch-Catholique Groot- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Priorschap; dan die van het Russisch Groot-Priorschap; de Familie-Commandeurs, en de Justitie-Ridders van de beide soorten; eindelijk de Honoraire Ridders, en de Amptenaars. Voorts dient tot opheldering van deeze gantsche stof, dat reeds Catharina II, toen zij zich van Polen meester maakte, de Poolsche Taal van de Maltheeser Orde had overgenomen; en deeze, in zes- en- twintig Commanderiën verdeeld, is onder den naam van het Russisch-Catholique Priorschap blijven voortduuren. Ook schikte Paul zich daarbij naar de oude gebruiken der Orde: doch richtte bovendien het Russische óf Grieksche Priorschap op, uit honderd Commanderiën, en nog eenige van Famille-institutie, saamgesteld, en begiftigde dezelve rijkelijk. Om er toe te geraaken, wierden slechts 150 jaaren Land-Adel, en nog maar alleen van Manszijde verëischt. Dan, ten opzicht der vreemdelingen wierdt hier van dispensatie gegeeven; en men zal zich nog wel herënneren, dat Paul het Maltheeserkruis, behalven aan een' Zweed en verscheiden andere Uitlanders, ook eens aan een' Engelschman geschonken heest, die van zijn Gouvernement de vergunning kreeg het te mogen draagen: schoon dat zelsde Ministerie daarna, toen de onderlinge betrekking tusschen de twee Rijken geheel van aart veränderde, aan den Keizer de bevoegdheid betwistte, tot al wat hij zich omtrent de Maltheeser Orde veröorloofd had. Hoe de tegenwoordige Monarch, bij de aanvaarding van zijne Kroon, om- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||||||||||||||
trent het Groot-meesterschap gedacht, en welke hinderpaalen die ongelukkige Order alleen een' geruimen tijd aan den Vrede van Amiens gelegd hebbe, weet een ieder, zoo wel als 't geen bij het Tractaat zelve daar omtrent bepaald is: doch wat er, na den dood Van Alexanders Vader, omtrent het huishoudelijke der nieuw opgerichte Taal in Rusland voorgevallen zij, ben ik niet volkomen in staat te berichten. Thans keer ik van deezen uitstap tot de overige plegtigheden van het Petersburgsche Hof terug. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Verjaardag des oudsten groothertogs]De 23 December, die tusschen de belde Maltheeser - feesten inviel, Was de Verjaardag des oudsten Groothertogs. Doch het Lever, bij die gelegenheid gehouden, onderscheidde zich van de overigen slechts door eene wat talrijker samenkomst en prachtiger kleeding. 's Avonds verhinderde een Thermometer van zes- en- twintig Reäumursche Graaden onder het Vriespunt, dat een openbaar Bal, 't welk men voorgenomen had aan 't Hof te geeven, plaats greep. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Viering van den Russischen nieuwe-jaarsdag aan het hof]De Russische Nieuwe-jaars-dag wordt met zeer veel statie gevierd. Men verzamelt zich in de gewoone Audiëntie-zaal; en de grootste Gala wordt door de meenigte der verschijnenden in acht genomen. Tegen den middag ging de gantsche Trein, de Keizer naamentlijk met de Diämanten Kroon op het hoofd, en met een' mantel omhangen, welke door eenige Heeren gedraagen wierdt, de Keizerin, de zes oudste Kinderen, en de Ridders van alle | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de Ordres in Ceremoniekleeding naar de Kapel, 't Geen hier geschiedde, heb ik reeds boven medegedeeld. De Trein begaf zich toen wederöm naar de plaats te rug, van waar hij gekomen was; doch het Corps Diplomatique en een hoope andere liedea vervoegden zich naar de Marmeren Zaal, waarvan de Gallerij reeds met Aanschouweressen vervuld was, gekleed gelijk zij wilden. Mans wierden op dezelve niet toegelaaten; en ten opzicht der Vrouwen, welke alle van een Billet moesten voorzien zijn, betoonden de Hof-laqueijen veel hoogheid en partijdigheid. Op het Troon-stellagie was een tafel gedekt voor de agt persoonen der Keizerlijke Famille; aan den voet des Troons een halfronde tafel voor de Ridderessen van St. Catharina, en voorts vier tafelen voor de Ridders, die naast elkander in de lengte der Zaal van 't ééne eind tot het andere liepen. Gezaamentlijk waren zij met fraaije Serviesen van Zilver en Vermeil overdekt, en in deeze bevonden zich allerlei koude spijzen, die, toen het Hof en de overige Gasten er zich kort daaröp aanzetteden, met warme gerechten vermeerderd wierden. Geduurende deeze opentlijke maaltijd des Keizers met zijne Famille, en met al de Ridders en Ridderessen van zijn Rijk, wordt steeds met stem en Instrument gemusiceerd. De Monarch behoudt aan tafel de Kroon op het hoofd, en zijn leuningstoel maakt iets meerder vertooning dan die zijne Echtgenoote. Het Corps Diplomatique en de gepraesenteerde Vreemdelingen blijven ter linker zijde des Troons, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||
't geen altijd hunne plaats is, staan, tot dat zijne Majesteit het eerste glas geëischt heeft, wanneer zij de Zaal verlaaten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Bal Paré aldaar]Eindelijk moet ik nog van een Bal paré gewag maaken, 't welk in Maart 1799, bij gelegenheid der verlooving der beide oudste Princessen met den Aartshertog Palatijn van Hongarijën en den Erf-Prins van Mecklenburg SchwerinGa naar voetnoot(a) in deeze zelfde Marmeren Zaal door 't Hof gegeeven wierdt: het eenigste van alle de Feesten, bij die gelegenheid aangericht, tot welke de buitenlandsche Ministers en andere Vreemden van beide Kunne wierden toegelaaten: hoe zeer een Ministers-vrouw, een uur of drie eer het begon, nog niet verzekerd was, en de Ceremonie-meester zelf het niet stellig wist, of er andere dan Russische Vrouwen op zouden mogen verschijnen: gelijk over 't algemeen, door de overhaaste besluiten des Keizers, somtijds dergelijke uitnoodigingen eerst zeer laat aangezegd, of eensklaps weder afgezegd wierden. Zoo zoude er reeds te vooren eens een dergelijk Bal paré hebben plaats gehad, naar welk een hoope Dames, na een zeer uitvoerig en lastig Toilet, heenrijdende, eerst aan | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de deur van 't Slot verhamen, dat er een paar uuren vroeger, zonder dat men er nauwelijks de rede van wist, een tegenbevel omtrent gegeeven was. Deeze reize dan had het zijn' voortgang, en de toevloed was er groot. De Vrouwen zaten eerst in de groote Robes de Cour in het Voorportaal der Zaal, kwamen vervolgens allengskens binnen, en schaarden zich naar de linker zijde. Onder dezelve bevondt zich eene Kirgiserin, die met haar Man, een' Vorst, en een soort van Afgezant zijner half aan Rusland onderworpene Tartaarsche Landgenooten, in de Hoofdstad onlangs was aangekomen. Haar bonte doch prachtige opschik, die wel iets had van dien der Grieksche Eilanderinnen, en uit welken een verniste, en met allerlei couleuren geverwde tronie uitstak, viel zeer in 't oog. De kleeding van haar Echtgenoot was veel eenvoudiger. Aan het Corps Diplomatique wierdt op dit Bal, waar alles Etiquette is, zijne gewoone staanplaats aangeweezen, en de overige vreemden vonden achter hen insgelijks de hunne. Bij het binnentreeden van Mevrouw Lapuchin en haare Dochter wierdt er van alle zijden ruimte gemaakt, als of de Keizerlijke Familie zelve binnentradt. Dit laatste geschiedde, na lang wachtens, eindelijk een weinig over zeven uuren. Men begon kort daaröp met Menuëtten; toen wandelde men de Polonoise, en eindelijk wierdt er een enkele Contredans gedanst. Al wie hier niet mede bezig was, moest onbeweegchelijk op zijne plaats blijven staan. De Kei- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zer ging door de Zaal rond, doch sprak met geen' der vreemde Ministers; de Keizerin deed het een' korten tijd, en speelde toen met den eenigsten Ambassadeur die tegenwoordig was, dien van Zweden naamentlijk. De jonge Graavin Lapuchin, of, gelijk zij onder de Russen genoemd wierdt, Anna Petrovna, danste met niemand dan met de Prinssen. Op dit gantsche Bal, 't welk ten hoogsten anderhalf uur duurde, wierdt niets hoegenaamd gepraesenteerd; en in der daad, schoon het geheele, met de kleedingspracht en de illuminatie, wel voor eens verdient te worden bijgewoond, is het vermaak er echter zoo ver te zoeken, dat men het zich voor de tweede reize niet ligtelijk terug zal wenschen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Bals te Gatschina]Te Gatschina echter gaf de Keizer in November daaräan volgende, eenigen tijd na de voltrekking der huwelijken, een paar reizen een groot gemaskerd Bal, waar men niets liever zag, dan dat al wat in de Hoofdstad geschikt was om er op te verschijnen, van Kooplieden zoo wel als van den Adel, er gebruik van maakte; en waar ik vernomen heb, dat oyeryloed aan alles geweest is. Doch pas van Moscou over de afgrijsselijkste wegen te rug gekomen, had ik weinig lust om, uit liefde tot een Bal, op nieuw negentig Wersten (het gaan en wederkeeren saamgenomen) af te leggen, gedeeltelijk zelfs over een' insgelijks bedorven weg, en mij daarënboven aan al de ongemakken van een plaatsje bloot te stellen, waar het aan Logementen ontbrak; waar door ik dan ook de eenigste gelegenheid gemist | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||
heb, van nog om eene andere reden ten Hove te worden toegelaaten, dan enkel om van deszelfs luister getuige te zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Acte der troon opvolging, geheime raad en senaat]De Acte, volgens welke de opvolging tot den Troon tegenwoordig in Rusland plaats grijpt, is eigentlijk slechts een Familie-contract. Paul en zijne Gemaalin hebben dezelve als Grootvorst en Grootvorstinne opgesteld; bij zijne Krooning wierdt ze in de Moscousche Cathedraalkerk ter bewaaring nedergelegd, en door den Keizer en Keizerin, mitsgaders door de beide Grootvorsten, doch niet door het Volk, bezworen. De geheime Raad des Monarchs bestond ten mijnen tijde uit tien Leden, van welke ik meen dat het Cabinet, 't welk er althans in 1790 zich slechts uit drie zag saamgesteld, nqg onderscheiden moet worden. De Senaat is het gewigtigste Rijks-Collegie, en heeft de Oppervoogdij over alle takken van bestuur, het buitenlandsche alleenlijk uitgenomenGa naar voetnoot(a), en tevens het hoogste Hof van Justitie. Door dit Canaal alleen krijgen de Keizerlijke Ukasen kracht van wet, en 't is eigentlijk de Senaat, die op bevel des Keizers zelve beveelt: zonder evenwel, gelijk de Fransche Parlementen van welëer, het en- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||
registreeren te kunnen weigeren, eer zij hunne repraesentatiën daar tegen hebben ingebracht. Hij splitste zich in zes Departementen, waar van er vier te Petersburg en twee te Moscou resideerden; die samen, zo ik mij niet bedrieg, uit omtrent vijftig Leden bestonden; elk Departement was met zijne bijzondere taak in het Politique of Judiciëele belast. De beide Moscousche waren voor het Civile en Crimineele bestemd. Met de eerste Kamer, of het Plenum, van den Senaat, welke te Petersburg gehouden wordt, raadpleegde de Monarch dikwijls in persoon; meenigmaal wierden zaaken van het ééne Departement aan het andere ter herziening opgedraagen, of die van een Departement aan het Plenum. Dit alles is binnen kort, zoo veel ik weet, slechts in zoo verre veränderd, dat, daar Paul, om de reeks der onder zijne Moeder terug gebleevene zaaken af te doen, drie temporaire Departementen bij de zes gevoegd had, Alexander nu den Senaat tot negen vaste Departementen gebracht heeft, waarvan er zes met één- en- zestig Senateurs in de nieuwe, en drie met vijf- en- twintig Senateurs in de oude Hoofdstad resideeren. In 't geheel behooren er 900 menschen toe. Men rekent, dat er in de agt laatste jaaren, bij alle de Departementen des Senaats, over de 192,000 zaaken hangende geweest, en tot op omtrent 10,000 na afgedaan zijn. Voorts is de Procureur Generaal in Rusland voor het binnenlandsche, 't geen de Opper-Cancelier voor het buitenlandsche is. Hij heeft zitting in den | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Senaat, en is de ziel van alles; doch het Finantiëele is een' Thesaurier aanbevolen. Deezen Post van Procureur Generaal, in welken hij, die er met reine handen uitgaat, gewis de grootste proef van eerlijkheid heeft doorgestaan, hebben onder Pauls korte regeering ik weet niet hoe veelen bekleed. Voor 't overige staan er wel een anderhalf dozijn Collegiën onder den Senaat. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Gouvernementen en derzelver bestuur]Het getal der Gouvernementen, waar in zich het Rijk verdeelt, is dikwijls aan veränderingen onderworpen geweest. De Hof-Calender van 1799 telde er één- en- veertig, waar van ik de naamen hier onder plaatsen zalGa naar voetnoot(a) Doch, gelijk Paul de verdeeling derzelven niet heeft gelaaten, gelijk ze zijne Moeder hem heeft overgeleverd: zoo heeft zijn Zoon ook, gelijk ik sedert uit de nieuwspapieren vernomen heb, weder hier of daar iets, of tot het oude terug gebracht, of het althans niet doen blijven gelijk het was. Elk Gouvernement heeft doorgaans zijn' Ci- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||||||||||||||||
vilen en Militairen Gouverneur. Alle Amptenaaren kunnen eene Gouvernements-Uniform draagen, altijd groen, doch met verschillende opslagen in elke. Provintie: 't geen over 't algemeen een groot voorwerp van spaarzaamheid is. Eigentlijk hebben Petersburg en Moscou slechts den naam van Gouvernementen, en al het overige zijn Stadhouderschappen. Tauriën of de Krim is eene Provintie. Courland wordt onder alle Stadhouderschappen voor het kleinste gehouden. Deeze zijn in Kreitsen ondergedeeld, de grootste van die wederöm in Districten. De Hoofdstad van elk Stadhouderschap heet de Gouvernementsstad; het aantal der Kreitssteden wordt op niet ver van de zesthalf hondert begroot. De Stadhouders zijn aan niemand veräntwoording schuldig dan aan den Keizer en zijn' Raad. Het Bestuur van alle deeze Provintiën is zoo veel mogelijk op denzelfden voet gebracht: hoe zeer ik twijffele, dat dit in sommige der verwijderde en vooral der nieuw aangewonnene in Polen, juist even geregeld in werking is, als in het oude Rusland. De Volkeren, die slechts den Russischen Scepter erkennen, zonder in 't Rijk te zijn ingelijfd, hebben, steeds onder des Keizers Oppergezag, allerlei regeeringsformen behouden of verkreegen. Eene der zonderlingsten daar onder is de Militaire Democratie der Kosakken, van welke ééne stam, de Saporegers, zelfs geen Vrouwen onder zich plagt te dulden, ten minsten in geene | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| ||||||||||||||||||||||||||||
burgerlijke verbindtenis met haar te leevenGa naar voetnoot(a). Zij roofden slechts Vrouwen van hunne nabuuren, en hielden ze op zekeren afstand van zich verwijderd; ook roofden zij Kinderen, en namen allerlei Volkeren onder zich op. Na verscheiden Tumulten of trouwloosheden deezer Colonie, die somwijlen wel 40,000 strijdbaare manschap op kon leveren, vernietigde de Keizerin derzelver staat in 1775, en zocht hen onder andere Volkeren te vermengen. Dit heeft echter niet kunnen gelukken; en daar zij zich in den Turkschen krijg wel gedraagen hadden, ruimde Catharina aan eenigen hunner het Schier-eiland Taman in, en een District tusschen den Kuban en de Asofsche Zee, en noemde hen Kosakken der Zwarte Zee. Zij hebben thans eene betere Staatsregeling, en kiezen hun eigen Ataman, doch staan voorts onder den Gouverneur van Tauriën. Hun getal is, volgens Storch, 20,000, waar onder men 15000 man gewapenden rekent. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Russische adel en rang der amptenaaren]Omtrent de rechten des Russischen Adels zijn onder de tegenwoordige Regeering weder nieuwe inrichtingen getroffen, die deezen stand, welken Paul in der daad verlaagd had, meerderen luister hebben bijgezet. Ik zal dus hier, van het geen ten | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| ||||||||||||||||||||||||||||
mijnen tijde plaats had, slechts in 't voorbijgaan optekenen, dat de overleeden Monarch, minder door eene Ukase herroepen had, 't geen Peter III in eene zeer bekende Acte aan dat aanzienlijk Ligchaam had geschonken, dan wel in der daad het in een soort van onbruik had laaten komen: zoo dat de Edellieden niet minder onderhevig aan ligchaamelijke straffen waren, gelijk sommigen die werkelijk ondergaan hebben, dan de minsten van 's Keizers Onderdaanen; zelfs was het niet meer noodig dat de Rechtbanken, 't geen zij daarömtrent beslist hadden, aan den Keizer ter bekrachtiging toezonden. De verdeeling van alle Amptenaaren in vijftien Classen, naar Militaire Charges gesplitst, maakt den Adel in dit Rijk, en hunne Titels van Prins, Graaf en dergelijken, veel minder gewigtig. De meeste voorrechten zijn aan den rang, en niet aan de geboorte, verknocht. Gelijk, bij voorbeeld, een Veldmarschalk en Generaal en Chef met zes paarden en twee Voorrijders mocht rijden; de overige Generaals met zes zonder Voorrijders; ieder daar beneden, tot den Majoor ingeslooten, met vier: zoo strekte zich dit insgelijks tot de Politiquen uit, welke een' rang bekleedden, aan een' Militairen van denzelfden graad geëvenredigd; en niet zelden zijn er huwelijken uitgesteld, tot dat men het tot de vier paerden gebracht had. Tot dezelven waren ook gerechtigd de eerste burgeren der Hoodstad. Onder den Majoors rang reedt men met twee paerden, in koetsen zonder | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||||||||||||||||
vercierieringen of goud. Aan Kooplieden van de derde Classe wierdt slechts één paard vergund. Ook omtrent het goud op de leverijën hadden de vier hoofdverdeelingen deezer vijstien Classen haaren regel. Dan, ik meen, dat Paul in sommige deezer schikkingen iets veränderd heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Staat der lijfeigenen en recruteering der armée uit dezelven]De Politique gesteldheid van ver het grootste gedeelte der Natie, de Lijfëigenen naamentlijk, verdient te deezer plaatse eene uitvoeriger ontwikkeling; en ik heb mij, om hier omtrent echte berichten te kunnen mededeelen, minder nog op de Werken, die over Rusland handelen, willen verlaaten, dan op 't geen ik van wel onderrichte en onpartijdige lieden in 't land zelve vernomen heb. Het is niemand onbewust, dat Keizer Alexander heeft aangevangen de verbreeking van deezen band der slaavernij in zijn Rijk te begunstigen: doch ik zal hier noch in den aart deezer nieuwe schikkingen treeden, welke na mijn' tijd zijn ingevoerd, noch eenig onderzoek aanstellen, of en in hoe ver dit tot vermeerdering van den bloei zijnes Gebieds en het geluk zijner Onderdaanen, en, zo men wil, de verëdeling van het Menschdom, indien het verder doorgezet wordt, zal knnnen strekken. Ik zal mijne Leezeren alleen den staat der Russische Lijfëigenschap afschetsen, gelijk ik ze onder Paul gevonden heb; en onderwerpe het dan gaarne aan hun eigen oordeel, of het al of niet voordeelig zij, dien stand aldaar volkomen af te schaffen; en in dit laatste geval, wat bij denzelven voor hervormingen vatbaar zij. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Hun aanzienlijk getal in het geheele Rijk heb ik reeds boven opgegeeven, en als dienstboden in de hulzen des Adels hen insgelijks reeds leeren kennen. Er zijn verschillende middelen, welke de groote Landbezitters aanwenden, om van hunne Lijfëigenen gebruik te maaken; en dus is ook de som, die deeze aan hunne Heeren opbrengen, even verschillende. Onder de landbouwende boeten worden dezulken het voordeeligste geschat, aan welken hunne Heeren, tegen eene vaste jaarlijksche Rente, het vrije en eigene bedrijf op den akker, die hun aangeweezen is, afstaan; ik durf nauwelijks melden, hoe hoog men mij verzekerd heeft, dat die som wel eens kon loopen, om dat men vraagen zoude, waaröm niet alle Goed-bezitters, die slechts tusschen de vijf en vijftien Roebels van hunne Lijfëigenen door elkander trekken, denzelfden weg niet inslaan. In der daad worden de laatstgenoemde dan Usufructuarii, doch die van den akker evenwel verstooten kunnen worden, zoo dikwijls en om welke reden het den Heer goeddunkt; en in alle gevallen is het slechts een soort van Contract dat jaarlijks vernieuwd wordt. Andere Eigenaars laaten den boer een paar of ten hoogsten drie dagen in de week land bewerken, en vergunnen hem de overigen om voor zijne huishouding te zorgen; of anders geeven zij hem iets in geld of levensmiddelen tot dit laatste einde, en gebruiken zijn' arm dagelijks voor zich zelven. Des Winters bezigt men hen tot dorschen, of zij doen dit ten | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||||||||||||
hunnen eigenen behoeve, herstellen de daken, gaan ver van hun Dorp om hooi te haalen, hout in de bosschen te verzamelen, en dergelijke. De Vrouwen en Meisjes weeven linnen, of doen anderen vrouwelijken arbeid voor haare Heeren. De Graaf van Scheremetew, die 100,000 boeren rijk is, wordt gezegd zeven of agt Roebels door elkaâr van elk te trekken; en toen verzekert tevens, dat, zonder hen te drukken, hij dit wel tot tien en meer zou kunnen verhoogen. Dan, behalven deeze verpachting van land, en het verdeelen der arbeids-dagen met den boer, welk laatste ver het gebruikelijkste is, is er een derde wijs van van de boeren voordeel te trekken, die somtijds onëindig meer dan de beide voorige opbrengt, doch die men, om het land niet onbebouwd te laaten liggen, altijd slechts omtrent een zeker gedeelte kan in 't werk stellen. Ik meen den Pas, of, gelijk dit in Rusland heet, den Poderok. Men geeft hun naamentlijk tegen zekere somme gelds eene vergunning voor een jaar, om zich heen te begeeven werwaards zij willen, en te doen of te leeren wat zij verkiezen. Het spreekt van zelve, dat in een Rijk, bestuurd gelijk het geen van welk ik spreeke, en waar men zonder bewijzen omtrent zijn' persoon geen' voetstap verzetten kan, de desertie hierbij tot de ongewoone gevallen behoort. Bij de eigenaars der Landgoederen, die dezelven niet in persoon administreeren, is deeze handelwijze zeer gebruikelijk, en geheel Petersburg is schier met Lijfëigenen bevolkt, die, voor een' Roe- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| ||||||||||||||||||||||||||||
bel of vijf des jaars aan hunnen Heer, de steeds verlengde vergunning van hem bekomen, om in de Hoofdstad, of waar zij zich ook elders ophouden, van den arbeid hunner handen of de vrucht hunner vlijt te leeven. Naar maate nu, gelijk dikwijls gebeurt, hel vermogen van zulk een' Lijfëigenen toeneemt, noodzaakt hem de Heer, als het jaar verstreeken is, zijn' volgenden Podorok duurder te betaalen, indien hij al niet zelf zijne winst verkiest te doen met het geen zijn Onderdaan geleend heeft. Zoo is het voordeel des Meesters met dat des Lijfeigenen verbonden, en dezelfde die aanvankelijk vijf Roebels betaalde, brengt er daarna gaarne twintig op en daar boven. Het ontbreekt niet aan gevallen van zulke boeren, welke tot schatrijke Kooplieden geworden zijn; en onder die van den zoo evengemelden (Graaf, die steeds als een voorbeeld wordt aangehaald, wanneer van grooten rijkdom gesproken wordt, telt men er van 50- en 100,000 Roebels Capitaal. Ja, dat die som nog wel eens zeer door hun overtroffen wordt, bewees, ten tijde dat ik mij in Rusland bevond, een versch geval: daar een van Scheremetefs Onderdaanen van zijnen Heer de vrijheid gekocht had voor 100,000 Roebels Contant, en nog voor tweemaal zoo veel aan Contracten wegens Trafiquen en dergelijke. Van deeze zijde beschouwd, zouden dus de Russische hoeren op verre na geen ongelukkige lieden zijn, indien het niet steeds van hunne Meester afhing, na verloop van 't jaar deeze gunsten in te trekken, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| ||||||||||||||||||||||||||||
en hen tot den landbouw, zo hij hen kwellen wilde, te deen terug keeren; en indien nog daarenboven die gantsche rijkdom des Lijfëigenen niet, de zaak in den strengsten zin genomen, de rijkdom van zijn' Heer was. Want volgens de Wet bezit hij niets. 't Is waar, dat hem zelden, en enkel door slechte Landbezitters of door Speelers, het geen dus in zijne magt gekomen is, ontnomen wordt i maar de mogelijkheid dat het geschieden kan, is voor een' Man, die een groot vermogen verworven heeft, onäangenaam genoeg, en verklaart ook den hoogen prijs, dien de boer, van wien ik zoo even verhaalde, voor zijne vrijheid betaald heeft. Doch ten opzicht van ver het grootstd getal, die voor hunne vijf Roebels het een of ander gewoon handwerk of kleinen handel drijven, vervalt deeze bekommering. De boeren der Kroongoederen hebben den naam van slechts drie Roebels in 's Lands Cas te storten, behalven het Hoofdgeld van één' en een' halven Roebel (onder Catharina was het er slechts eert), dien Kroon- zoo wel als andere Lijfëigenen zonder uitzondering moeten opbrengen: doch in der daad is hun toestand niet beter dan die der overigen. Wanneer een Landgoed met boeren weggeschonken wordt, rekent men doorgaans de waardij van een' boer op 200 Roebels: doch door elkander kunnen zij wel op 300 geschat worden; de mans zijn somwijlen zelfs 500 waard; de Vrouwen meestäl 100; dit laatste echter moet slechts worden verstaan van die in de Steden zijn: want op het platte land gelden zij niet meer dan | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| ||||||||||||||||||||||||||||
vijftig; somwijlen worden er wel Meisjes voor nies boven de vijf- en- twintig verkocht. De Rijksbeleenbank, waarvan daarna gesproken zal worden, neemt bij alle verpande Landgoederen de boeren alleenlijk tegen veertig Roebels aan. Het ontbreekt nog aan algemeene Wetten omtrent de behandeling der Lijfëigenen. Het strenge en willekeurige straffen door de Heeren is echter verbooden. De Kroonboeren, door middel-persoonen mishandeld wordende, hebben toegang tot de Gerichten, om zich voor dezelven te beklaagen. Wanneer zij op de goederen misdrijven, laat men door één' of een paar Dorprechters, die de oudste boeren zijn, over hunne misdaad beslissen; en de Man, die het Vonnis geveld heeft, speelt tevens doorgaans voor den uitvoerder. De dienstboden in de Stad, heb ik reeds gezegd, dat men wegens dronkenschap en andere kleine misdaaden, of in huis door den een' of anderen Sergeant laat tuchtigen, of naar de Police zendt om er stokslagen te ontvangen. De ondervinding heeft geleerd, dat men, even gelijk ten opzicht der slaaven in de Coloniën, noch onrechtvaerdig noch dikwijls straffen moet; doch, wanneer het geschiedt, ook met geen al te streelende hand. Over 't algemeen worden zij onëindig zachter en beter behandeld dan in voorige tijden; en zeldenworden er, wanneer men boeren verkoopt, Familiën van elkander gescheiden. In de Poolsche Provintiën blijven zij, gelijk welëer, aan den akker verbonden, en kunnen dus niet van 't Goed, noch | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| ||||||||||||||||||||||||||||
tevens van hunne Bloedverwanten afgezonderd worden; in Rusland daar en tegen niet alleen van het eene Goed op het andere worden overgebracht, maar ook, gelijk reeds gebleeken is, verkocht zonder de minste belemmering. Hunne vrijheid verworven hebbende, zouden zij zelven wel land kunnen bezitten, doch daar niemand, buiten den Adel, en de Militaire en Civile bedienden die den rang van Staf-officier hebben, Lijfëigenen houden kan, zouden zij tog nimmer van boeren voorzien zijn, om ze te bebouwen; en ik twijffel zelfs, of anderen dan Kroonboeren op hun eigen naam akkeren zouden kunnen verwerven. Een der grootste lasten, welke op de Lijfëigenschap rust, en die de Heeren niet minder dan de boeren drukt, is de recruteering, welke telkens over 500 zielen gaat. Uit 500 naamentlijk van alle jaaren en van beide Kunnen, worden, naar maate der omstandigheden, van één tot vijf soldaaten gevraagd; en daar juist de geenen, die tot het draagen der wapenen in staat zijn, het meeste, indien zij verkocht wierden, gelden zouden, zoo schat men, wanneer alle 500 door elkander tegen 200 Roebels gerekend wierden, iederen Recruut, met al wat bij het leveren van denzelven behoort, op 5- tot 700 Roebels, waar tegen de Kroon sedert 1786 maar 360 rembourseert; somwijlen, als er zich geen geschikt voorwerp op het Dorp toe vindt, moet men hem koopen, en altijd met eenig geld, met een hemd en andere eerste behoeften uitrusten, hem onderhouden tot op | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de plaats der Recruteering, en dan gewoonlijk nog een geschenk aan den Recruteur doen, op dat hij den toegezondenen niet afkeure; gelijk ook aan den Chirurgijn die hem mede onderzoeken moet, op dat hij insgelijks geen gebreken aan hem vinde: behalven dat er altijd voor iederen Recruut dien men levert, nog een tweede ter keuze, of in 't geval dat de eerste wierdt afgekeurd, bij moet vertoond worden. Het is de Heer eigentlijk die den boer levert, doch dikwijls vergunt hij zijnen boeren om onder elkaâr hunnen mam uit te maaken; dan echter kiezen er deezen gewoonlijk het slechtste voorwerp toe, en sluiten hem wel eens eenige maanden op, om zeker van hem te zijn. Mij is door Landëigenaaren zelven de treurigste beschrijving van de wijze van enrolleeren, die in dit Rijk gebruikelijk is, gegeeven: schoon ik gaarne wil gelooven, niet dat zij hunne couleuren te zwart gemengd hebben, maar dat het niet op alle plaatsen erg met de zaak gelegen zij. De Heer naamentlijk wanneer er eene Recruteering plaats moet hebben, ziet zich genoodzaakt, met de grootste omzichtigheid en list te werk te gaan. Na met een' Opziener overlegd te hebben, wien voor deeze reize te leveren, laat hij den uitgekoozenen onverwachts op het lijf vallen, even als of het een misdaadiger ware: want al wat slechts te voeren zich in eenig gevaar rekent van tot den dienst bestemd te zijn, poogt andersints te vluchten, of zich verborgen te houden; en het ontbreekt zelfs aan geen voorbeelden, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dat zij zich verminkt hebben, om den dienst te ontgaan. Dikwijls moet bij gebonden naar de plaats, waar de Recruteur hem in zijne magt bekoomt, worden heengevoerd; en zo hij los geraakt, wreekt hij zich somwijlen nog daarënboven op zijn' Heer. Want hoe goad een soldaat ook de Russische Onderdaan zijn moge, wanneer hij eens zich naar dien stand geschikt heeft: zoo sterk is zijn afkeer van denzelven als landbebouwer, dewijl hij voor zijn geheelë leven van alle de zijnen afgescheurd wordt, en tot eene huishouding, die geheel van zijne voorige verschilt, en tot hardigheden van een geheel ander soort gedwongen wordt. Ook verzekert men, dat een derde deezer Recruten in 't eerste jaar, zoo van hartzeer als van veranderde Diëet en levenswijze, vergaat. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Wetten, en staat der rechtspleeging]Het is ten overvloede bekend, dat Catharina II met haar ontworpen Wetboek ongelukkiglijk geslaagd is. Rusland was veel te uitgestrekt, en bestond oorspronkelijk uit te veel verschillende Volkeren, om eene dergelijke onderneeming ligtelijk een' gunstigen uitslag te doen erlangen; en de Gedeputeerden, van asle zijden bij een gekomen om er de hand aan te leggen, zijn zonder iets te verrichten uit elkaâr gegaan. Er was, zo ik mij niet bedrieg, slechts nog uit overgebleeven eene Commissie van agt Leden uit den Senaat tot redactie der Rijks-Wetten. Althans er bestond er eene in 1799, welke dien Titel voerde. Doch sedert heb ik vernomen, dat Alexander het groote werk op nieuw meent aan te tasten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| ||||||||||||||||||||||||||||
En in der daad, de mogelijkheid veröndersteld, van voor een Rijk uit 300 veel Natiën saamgesmolten, een algemeen Wetboek te vervaerdigen, zoo ware de zaak ten uitersten te wenschen. Een Oceäan van Ukasen, of Keizerlijke Verördeningen, die elkander verdringen, zijn, behalven een' onvoldoenden Codex van Peters I Grootvader, tot na toe de eenigste Wetten, die men in Rusland kent, en onder welker last het Rijk verzinktGa naar voetnoot(a). Wanneer zij elkander wederspreeken, zijn het natuurlijkerwijze steeds de laatste, die men volgt: doch wie is in staat die alle zich in geheugen te prenten? en de grootste kunst van listige Advocaaten, of betaalde Rechters, is zoodanige Ukasen aan te haalen, die ten voordeele des begunstigden strekken; en daar en tegen, die ten zijnen nadeele kunnen uitgelegd worden, schoon laater, met stilzwijgen voor bij te gaan. Ik zal onder alle de Russische Wetten slechts die omtrent de Erffenissen noemen: om dat ze voor den Adel, ten opzicht van derzelver Landgoederen, van veel belang is. Alle Zoonen deelen in Rusland in gelijke deelen, maar de Dochteren samen bekomen slechts een zevende van het Ouderlijke goed; wanneer er echter | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| ||||||||||||||||||||||||||||
geen Zoonen zijn, erven zij alles. Zoo kan ook een Weduwe, die Kinderen nalaat, slechts een zevende van haares Mans bezittingen erven. Hertrouwt zij, wanneer er geen Testament haares Echtgenoots voor handen is, zoo valt het Gerecht terstond in den boedel, om te zorgen, dat den Kinderen het hunne niet ontgaan moge. Elk Gouvernement heeft zijn Civiel en Crimineel Oppergericht, mitsgaders een Opperlandgericht voor den Adel; de Kreitsen wederöm hunne Ondergerichten van beide soorten, behalven nog de Stedelijke Rechtbanken, en de laagere Boeren-gerichten, waar zij zelven de Assessoren van verkiezen, en die alles met geringe form van Proces afdoen. De Crimineele Gerichten zijn zonder Appél; in gevallen van Hoogverraad, wordt de zaak in eene hoogere instantie, zoo ik meen voor den Senaat, nader onderzocht. Alles wordt bij de Gerichten schriftelijk behandeld; en de Advocaaten genieten er zoo weinig achting, als men ook in 't algemeen weinig van hun hoort spreeken. 't Is in den Rechter, en deszelfs begeerlijkheid, dat men in dit Rijk zijn' besten Pleitbezorger aantreft. Over de omkoopbaarheid der Vierschaanen is er in Rusland slechts een enkele stem, en men hoort dit met zoo veel verzekeringen en zoo veel omstandigheden verhaalen, dat het te vergeefsch zou zijn hier zijn geloof aan te willen onttrekken. Ten opzicht der langduurigheid der Processen, die door de meenigte instantiën bij sommige persoonen, of in sommige | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zaaken, reeds zeer vermeerderd wordt, heeft de overleeden Keizer, in den aanvang zijner regeering, zieh zeer veel moeite gegeeven, om dit berispelijke althans in de Russische Rechtspleeging te verkleinen. Het andere zou meerder moeite kosten. Dat de doodstraf den naam heeft van in het Rijk geheel te zijn afgeschaft, en dat, behalven de gevankenis, en de Police- en andere kleine Gerichtelijke tuchtigingen, alle lijfstraffen zich tot den Knoet met deszelfs gevolgen bepaalen, weet een ieder: doch mogelijk is het zoo algemeen niet bekend, dat in zwaare gevallen, bij voorbeeld wreede moorden, er in het Vonnis bij de woorden der Knoetstraf gevoegd wordt: zonder genade: waar op de beul dan of met eenige honderden slagen den man op de strafplaats zelve afmaakt, of men hem, in den kerker teruggebracht, aan zijne onverbondene wonden een' dood laat sterven, die duizendmaalen erger is dan alle elders gebruikelijke hals-executiën in 't openbaar. Ik heb de Knoet straf nimmer zien oeffenen, schoon ze anders te Petersbug en te Moscou, geduurende mijn verblijf in die Steden, dikwijls genoeg ten uitvoer gebracht is: doch deels geschiedde het zoo ver van mij af, deels zoo vroeg in den morgen, dat ik, ook nimmer bij tijds er van verwittigd, een schouwspel verzuimd heb, daar buiten dien de menschheid zoo veel bij lijdt. Men weet genoeg, dat op eene open plaats een groote kring van soldaaten zich om een' enkelen paal stuit, over welken de veröordeelde, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| ||||||||||||||||||||||||||||
met het hoofd en den bovenrug vooröver, getrokken wordt, waaröp de Knoetmeester, zoo heet de beul in deeze landen, met eene lange zweep, doch die een' korten steel heeft, dit bovenste en geboogene gedeelte des naahten rugs, met den klap van deeze zweep zoo nauwkeurig weet te treffen, dat hij er sneede aan sneede naast elkander in de lengte op toebrengt. De smert is doorgaans in 't begin het hevigste; daarna schreeuwen zij minder. Alles eindigt bij misdaaden van eenig aanbelang met een brandmerk op wang of voorhoofd, en met de openscheuring der neusgaten, en vervolgens met de reize naar Siberiën, waar de ergsten naar de Mijnen verzonden worden, de overigen weinig uitrichten, doch onder een streng opzicht staan, en bij het minste wangedrag of de minste nieuwe overtreeding, de Mijnen mede bezoeken moeten, ook wel met den Knoet bij berhaaling gestraft worden. Tot de hardheid of verzachting van hunne ballingschap doet buiten dat de plaats van Siberiën, die men voor hun bestemt, 't zij een aanzienlijkere, 't zij een ellendige Landstad, of ook wel eene, die 1000 Wersten verder van de bewoonde Waereld afligt, niet Weinig. Die te Tobolsk, de Hoofdstad van dat geduchte land, mogen blijven, en aan den Gouverneur gerecommandeerd worden, bevinden zich het minst ellendig. Met zijn doorgaans de geen, die of om Politique misdaaden van een minder soort derwaards gezonden worden, of zelfs wel geknoeten van meer dan den burgerstand, welker straf men door eenige ge- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| ||||||||||||||||||||||||||||
nade verzachten wil; en iemand, die zelve als Reiziger in de gelegenheid geweest was, Siberiën te bezoeken, en bij den Gouverneur van Tobolsk ter maaltijd genoodigd was geworden, heeft mij verzekerd, tot zijne medegasten dergelijke in 't aangezicht gebrandmerkte lieden, en met in één gevloeide neusgaten, gehad te hebben. Men noemt hen bij hunnen voorigen titel, zo zij er een' droegen, met tijvoeging van 't geen wij sedert eenigen tijd ook in ons gedeelte der Waereld door 't Fransche Ci devant gewoon zijn uit te drukken. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Petersburgsche collegiën van magistratuur, rechtspleeging en police]De Magistraat der Residentie heeft een' Praesident aan 't hoofd, en bestaat voorts uit Burgemeesteren en Raadsmannen, welke om de drie jaaren door de Burgerij gekoozen worden: waarbij een ieder stem heeft, die over de vijftig Roebels in eene Stedelijke belasting, naar elks rijkdom berekend, opbrengt. De Stadsöudsten en de Richters van het mondelinge Gericht worden jaarlijks gekoozen. Ook de Gouvernements Magistraat, en de Leden van een zeker Geweetens-gericht, worden door de Burgerij benoemd. De Magistraat, zoo wel als de Civile en Crimineele Gerichts-departementen, vergaderen op het Stadhuis. Intusschen kwam in den grond der zaake alles, zoo in 't Militaire als in het Burgerlijke, en ten opzicht der Police, op den Gouverneur Graaf van Pahlen aan, onder welken wederöm andere Militaire Chefs onder een' anderen Titel stonden; en dus is het mij toegescheenen in meerdere Gouvernements- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| ||||||||||||||||||||||||||||
steden plaats te hebben. Voorts zijn alls Stads-inwooners, die eigendom bezitten, in het Burgerboek ingeschreeven, en moogen neering doen. Zij zijn aan eene belasting en het leveren van Recruten onderhevig. 't Zijn of enkele inwooners, of Broeders van een der drie Gilden, welke men naar de waardij hunner Capitaalen berekend heeft, en zij genieten verschillende voorrechten: gelijk ik zoo even dat der vier paerden voor de aanzienlijkste Kooplieden en andere burgers noemde. In- en uitlandsche vreemdelingen kunnen zich onder den naam van Gasten laaten opschrijven. De Stad heeft een inkomen van een groote vier Millioen, voor ver het meeste gedeelte uit tollen, en voor 't overige uit eene Procentswijze belasting der burgeren, naar hun gemoed op te brengen, en uit boeten en dergelijke bestaande; dan, deeze som zou zonder veel bezwaar der ingezetenen nog wel met het dubbele kunnen verhoogd worden. Het mondeling Gericht, waar van ik daar gewag maakte, is eigentlijk een Collegie van Nederrechters, welke binnen een' tijd van drie dagen op 't hoogst de zaaken moeten afdoen: zoo echter, dat er van hunne uitspraak Appél valle. In elk Stadsdeel van Petersburg bevindt zich zulk een Gericht. Het Geweetens- of Billijkheids-gericht, dergelijk er in ieder Russisch Gouvernement een opgericht is, heeft zijne stichting aan Catharina te danken. Haar oogmerk was daar bij het bewaaren der | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| ||||||||||||||||||||||||||||
personeele veiligheid, het verzachten van het lot der misdaadigers, en het in der minne bijleggen van burgerlijke twisten te bevorderen. Het heeft een' Praesident en zes Leden, onder welke, dewijl het een Gouvernements-Collegie is, zich ook Landlieden bevinden: en wel op deeze wijze, dat elke stand er alleenlijk door zijne Pairs gevonnist wordt. Intusschen hebben zij minder dan de Vrederegters de magt om geschillen aan zich te trekken; en hunne uitspraak steunt meer op onderlinge overëenkomst der partijën. Behalven in groote misdaaden, kan dit Gericht gevangenen, welke binnen drie dagen na hun arrest niet gehoord zijn, doen vóór zich verschijnen, en naar bevind van zaaken onder borgtocht ontstaan, mits hun geding op zijn' tijd voor een wettig Gericht zijnen voortgang hebbe. Doch een Collegie van vrij wat meer belang in deeze Hoofdstad is de Police. Een Policeijmeester, met twee OpzienersGa naar voetnoot(a) en twee Raadslieden uit de Burgerij, formeeren het zelve; en elk der tien Stadsdeelen heeft nog boven dien zijn' bijzonderen Opziener, die als een soort van Censor in zijn District is. voor de Onderdeden zijn wederöm Onderöpzieners. Dit omslagtig werk kostte der Keizerin reeds 50,000 Roebels, zonder de brandwacht; | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| ||||||||||||||||||||||||||||
onlangs heb ik het op eena som van 116- à 117,000 geschat gezien. In alles heeft de Police niet ver van de 1100 man tot haare beschikking. Nachtwachters telt men omtrent 500; en er gaat buiten dien geduurende den nacht een Patrouille Kosacken of Heusaaren rond. Des morgens wordt van alle kanten aan het Hoofd-Police-Comptoir rapport gedaan. Voor de openbaare veiligheid is zekerlijk deeze geheele inrichting voortreffelijk: waar bij, gelijk ik reeds hoven heb opgemerkt, zich nog dit koomt voegen, dat daar niemand, zelfs te voet, uit Petersburg kan uitgaan, zonder zich in 't wachthuis aan te geeven, het ontsnappen aan misdaaden bijna onmogelijk wordt: doch, of, om dit goede te bewerken, weder van eene andere zijde de veiligheid geen hevige schokken ontvangt, is een andere vraag. Althans, behalven het scherpe bespiönneeren van particulieren, is het Collegie waar van ik spreek, door zijne spoedige executiën geducht. Men heeft mij onder anderen het geval verhaald, dat er iemand door stokslagen tot het bekennen eener geldschuld gebracht is; en dergelijke sommaire straföeffeningen zijn er zeer gewoon. Er schiet mij nu nog over, eer ik Petersburg verlaat, om van den rijkdom, den handel en de industrie deezes Gebieds, en vervolgens een woord vaa de Land- en Zeemacht te spreeken. Doch daar het laatste minder tot mijnen kring behoort, en de Statistische berekeningen van den jaarlijks met reuzenschreden voortgaanden bloei van Rusland, ook in dezelfde evenredigheid vermeerderen, zoo zal ik | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| ||||||||||||||||||||||||||||
omtrent dit alles ook de meestmogelijke kortheid in acht neemen, en slechts het voornaamste aanstippen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Rijkdom, industrie en handel van Rusland bergbouw]De Bergbouw, op dat ik van 't geen onder den bodem voortkoomt een' aanvang maakeGa naar voetnoot(a), is, zoo wel als het geheele Rijk, de schepping van Czaar Peter. Onder zijn' Vader Alexis Michailowits, wierdt er slechts een enkele Mijn, nog geert honderd Wersten van Moscou afgelegen, door een' Deen en een' Hollander bewerkt; zij is daarna het eigendom der Narischkinsche Familie geworden. Hier heeft de jonge Peter, vóór zijne reize, zelf medegeärbeid. In vervolg van tijd liet hij Bergbouwers uit Saxen overkomen, welke verscheidene Mijnen ontdekten. In 1716 en 1720 deelde hij Privilegiën uit aan hen, die de Russische Mijnen zouden willen bewerken. Die er eene uitvondt, kreeg te dier plaatse 250 Quadraat Vademen gronds, op wiens land het ook zijn mogt. Zo hij alsdan zelf de Groeve niet verkoos te bouwen, ontving hij, van de geenen die het in zijne plaats ondernamen, een twee- ert- dertigste der zuivere winst, behalven nog eenige schavergoedingen. Aan de Kroon behoorde steeds een tiende van de winst; en, zo zij het betaalen konde, al het Goud, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Zilver, Koper en Salpeter. Zoo lang de Eigenaaren het verëischte getal arbeiders leverden, en naar behooren handelden, wierdt de Mijn hun niet ontnomen; het verzwijgen van gevonden Ertz was intusschen op zwaare straffen verbooden. Aan de bergwerken van Tobolsk vergunde Peter II, dat er in de eerste tien jaaren geen Tiende van behoefde betaald te worden; en, indien men slechts den tol opbracht, mogt men alle Metaalen verkoopen: het Goud en Zilver evenwel niet buitenslands; de Kroon gaf er den marktprijs voor. Men kon wel een' aanvang met bouwen maaken, zonder vooräfgaande toestemming, doch moest eene maand daarna het Proesertz aan den eersten Woywode zenden. Allengskens wierden er nu andere Mijnen, en vooräl in 1725 de rijke Koluwansche door Demidoff, ontdekt; zij gaf aanvankelijk slechts Koper, doch daarna wierdt men gewaar, dat zij ook Goud en Zilver bevattede. In 1739 wierden de Voorrechten der Mijnbezitters vernieuwd en uitgebreid. Noch Confiscatie, noch oorlog met eene Macht, waar van de Eigenaar der Groeve een Onderdaan was, kon hem van dezelve berooven. Behalven meerdere vergunningen, kreeg hij nu twee percent in plaats van het bovengenoemde twee- en- dertigste. Het Koper mogt binnen en buiten 's lands voortaan vrij verkocht worden: doch bij Goud, Zilver, Lood en Salpeter, behieldt de Kroon zich het recht voor, van dit bij uitsluiting te kunnen doen; met verdere bepaaling wat aan haar moest opgebracht worden. Onder Elisa- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| ||||||||||||||||||||||||||||
beth namen de Bergwetken zeer toe. Demidoff zag zich genoodzaakt aan te geeven, dat zijne Koluwansche Mijnen ook Zilver inhielden: waaröp ze hem ontnomen wierden, hoe zeer dit tegen voorige vergunningen aanliep, om dat geen particulier toen Goud- of Zilver-Mijnen bezitten mogt. Onder Catharina II konde men alk de Mineraal-voortbrengselen van Rusland, het Zout daar bij gerekend, in de eerste helft haarer Regeering des jaars op tien, daarna op twaalf, geheel op het laatste op meer dan dertien Millioenen Roebels schatten. De voornaamste Goudgroeve is op den Ural, niet ver van Jekatherinenburg, en wordt door een paar duizend persoonen bewerkt. Zij levert doorgaans een zeven of agt Pud Goud in het jaar op, en eene taamelijke overwinst. Sedert, meen ik, dat er nog elders in Siberiën eene van belang ontdekt is. De Koluwansche Zilvergroeven tellen tusschen de 5 en 6000 Berg- en Huttenlieden, en 54000 Boeren, tot het houtvellen toegeschreeven; behalven nog het noodige Militair en eenige Amptenaaren. In een groote veertig jaaren, doch niet de laatsten, hebben zij aan Zilver, en een dertigste Goud, voor over de dertig Millioenen opgebracht; en sedert is het steeds klimmende gegaan. De kosten bedroegen nog lang geen derde daarvan, en men betaalde nog meest met Koper, op de plaats zelve gevonden. De Nertschinskische Loodgroeven, die tevens Goud en Zilver bevatten, zijn van veel mindere waardij, doch geeven echter aan 2000 arbeiders bezigheid; | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| ||||||||||||||||||||||||||||
er zijn 13,000 boeren bij toegeschreeven. Samen brengen de Goud- en Zilvermijnen omtrent 1,729000 Roebels op: naamentlijk veertig Pud Goud en 1300 Zilver: doch dit strekt op verre na niet voor de behoeften van 't land. Lood koomt er veel meer van buiten 's lands in, dan er uitgaat. Van Kopermijnen vinden zich de voomaamste in de Uralsche en Altaïsche Gebergten. De eerste brachten in 1792, in zestig hutten-werken, 190,752 Pud Koper voort; het Altaïsche doorgaans 15,000 Pud in 't jaar, het Zilver-ertz daar onder gerekend. Het geheele Koper, 't welk echter afneemt, terwijl de waarde rijt, zal in Rusland des jaars een paar Millioen bedraagen; en ook ten opzicht van dit Artikel is men genoodzaakt bijna zoo veel in te koopen als men uitvoert. Het Yzer is de waare schat van dit Rijk. Men vindt het op de vlakten, zoo wel als op de bergen. De meeste en rijkste Groeven ontmoet men op den Ural, en wel vier vijfde van al het Yzer dat Rusland oplevert, en dit laatste schat men omtrent vijf Millioenen Pud aan gesmeed Yzer (waarbij dus het gegootene nog niet gerekend is), 't welk mem vier en een half Millioen aan geld gelijk staat. In 1793 ging hier van ver de grootste helft buiten 's lands. Een 100 Ovens en 800 Hamers beärbeiden het. Tin koomt nergens in Rusland voort; en aan Half-Metaalen mangelt het insgelijks; aan Steen- en Marmer-soorten daarëntegen is groote overvloed. Het Rijk verbruikt 's jaars twaalf Millioenen Pud aan Zout, waar | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van het zich zelve geheel voorzien kan, deels uit Steen-zout, deels uit Zout-zeeën en bronnen. Het Zee-zout wordt slechts te Archangel en Kamschatka gezooden. Het gantsche Artikel van 't Zout beloopt een groote vier Millioen Roebels, waarvan de Kroon er echter maar twee winst heeft. Men voert nog iets van het Russische Zout uit het Rijk, doch daarëntegen ander Zout er wederöm in. Thans bevindt de Kroon zich in het bezit van alle Goud- en Zilver - bergwerken; van het Koper koomt haar omtrent een zesde toe, van het Yzer een agtste. Het overige is in handen van Maatschappijën, of enkele persoonen. Onädelijken mogen sedert Catharina II zoo vrij als Adelijken hier laaten arbeiden, 't geen te vooren aan veel bepaalingen onderhevig was: doch Lijfëigene arbeiders er toe te koopen is hun niet vergund. In 1782 breidde de overleeden Keizerin de voorrechten der Bergwerkbezitters grootelijks uit. Alle Metaalert en Mineraalen, en dus ook Goud en Zilver, mogen nu door bijzondere persoonen bezeten; en het Goud en Zilver binnen, doch niet buiten het Rijk, vrij en onverhinderd verkocht worden, mits men een tiende van de winst in de Keizerlijke schatkist storte. Op den grond eenes anderen evenwel mag men sedert geen werken aanleggen, of er meer land toe begeeren, dan na eene vrijwillig geslooten afspraak; ook geen aanzoek meer doen om Kroonbosschen. Intusschen heeft sedert die Ukase niemand Goud- of Zilver-bergwerken verkreegen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| ||||||||||||||||||||||||||||
of gebouwd; en vóór dezelve slechts een enkel particulier. Van het Koper betaalt men, sedert 1794, twintig per Cent, zo de Mijnen met medewerking en hulp der Kroon gebouwd zijn, de overige geeven vijftien; en wanneer men van het Koper, dat hun sedert 1780 overblijft, de helft tegen vijf en een' halyen Roebel aan de Kroon geleverd heeft, mag men het verdere binnen of buiten 's lands verkoopen; sedert het oprichten der Rijksbeleenbank behoeft men zelfs, voor de meerdere winst dan die men eertijds genoot, niets aan de Kroon te doen toekomen. Van een' Kopersmeltöven betaalt men tien Roebelen 's jaars; van het Pud ruw Yzer zes of agt Kopeeken, naar maate men van het Land al of niet ondersteund wordt; 200 Roebels van elken Yzer-oven. Bij den uitvoer vam het Staf-ijzer uit het Rijk, koomt de tol op zeven- en- dertig Kopeeken voor de 400 Pond te staan. Alle andere Metaalen en Mineraalen zijn geheel vrij van belasting. Doch niet tegenstaande die op het Yzer, blijft er de winst echter groot van: want men kan ligtelijk honderd per Cent op het zelve maaken, als men het te Petersburg in de pakhuizen heeft. Over 't algemeen bedroeg in 1802 op de Oostzee de invoer van alle Metaalen 4,586000, meest aan Goud en Zilver; de uitvoer 3,758000, meest Yzer. De Strogonovsche Famille, welke tot de rijkste Yzer- en Koperbezitters van 't Rijk behoort, heeft alleen in het Stadhouderschap Perm 540,000 Quadraat-Wersten land, en daar op tusschen de 83- en 84,000 mannelijke | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Lijfëigenen; verscheiden Dorpen in dit Gouvernement komen aan particulieren toe, en zijn bijna aan Steden gelijk. De Opziener over het grootste Privaat-bergwerk is somtijds maar een Lijfëigene, dien men met eene kleinigheid beloont. In 't geheel worden de meeste bergwerkers door hunne Kinderen in hun arbeid te hulp gekomen; de geheele inrichting ten hunnen opzichte is op den Regimentsvoet, en zij staan onder een' Krijgsraad. Het lot der toegeschreevene boeren is door de Keizerin verbeterd; en zij heeft bepaald, hoe lang, en tot welke bezigheid ieder hunner gebruikt zou worden. De Adel, welke bergwerken op zijn eigen goederen heeft, moet dezelven ook door zijne eigene onderhoorigen laaten bewerken. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Bosschen, jagt en visscherij]De Bosschen zijn voor Rusland van het grootste gewigt, daar zij, behalven al het binnenlandsche gebruik, ver over de derdehalf Millioen voor den buitenlandschen handel opleveren: waarvan omtrent twee derden aan Hout, en een derde aan Potäsch, Bastmatten, Pik, Teer en Harst; en de helft der Engelsche schepen, die de Russische Havens aandoen, komen er planken haalen. Men mogt derhalven wel een weinig minder rukeloos met de Bosschen omgaan, welker verbranding, waar men zaaijen wil, hier even als in Zweden gebtuikelijk is: terwijl men, zelfs op de meeste goederen des Adels, de Lijfëigenen, die er het hout, dat zij behoeven, uit de bosschen haalen kunnen, daar mede laat omspringen gelijk zij het goedvinden. De | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| ||||||||||||||||||||||||||||
huizen verslinden eene onnoemelijke hoeveelheid hout, daar men bijna alleenlijk nog in de Steden gebouwen von klinkers aantreft. Op de Dorpen bedient men zich daarënboven nauwelijks van ander licht, dan van hout-fakkelen, 't welk nog het nadeel heeft van zoo gereedelijk brand te verwekken. Van 't geen de wegen verëisschen zal nader gesproken worden. De Jagt is bijna overäl vrij in Rusland; en ik vinde het voortbrengsel derzelve, door het Pelswerk dat zij oplevert, bij Herrmann op vijf Millioen waarde geschat, waarby dan echter de huiden der Zeedieren mede gerekend wordenGa naar margenoot(a). Men weet, dat geheele Volkeren hunne belasting aan de Kroon in Pelswerk opbrengen. Het geschiedt of in Sobels, die tegen een' Roebel worden aangenomen, of in ander Bont, t welk naar den staf der Sobelen geschat wordt. Dit zijn Vossen, Marters, Eikhoorns en Visch-Otters. Men heeft intusschen Sobels, die men op de plaats zelve met vijftig en meer Roebelen betaalen moet; en zwarte Vossen somtijds wel tot 1000. Doch dit is niets in vergelijking der som, op welke zij gebracht kunnen worden, waar men dezelven naar behooren weet te | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| ||||||||||||||||||||||||||||
schatten, in welk geval de Sobel wel op 4, â 5,000 Roebels kan loopen; en van de zwarte Vos is er een Pels in 't Keizerlijk Cabinet, die men tusschen de 40, en 50,000 Roebels waard acht. De uitvoer van het Bont is sedert eenige jaaren zeer verminderd, terwijl die van meest alle overige Russische voortbrenselen sterk is toegenomen. Alles samen maakt het nog geen vier Ton uit, waarvan de grauwe Hazenvellen het meeste bedraagen: want de witte Haazen- en Katten-, zoo wel als de Grauwwerksvellen brengen ieder soort omtrent slechts 30,000 Roebels op. Het getal der Haazen- en Kattenvellen was in 1793 een groote 600,000 stuks. De Russische Zeeën en Wateren, op dat ik de Visscherij bij de Jagt voege, schat Herrman op vijstien Millioenen 's jaars aan opbrengst: waarvan echter voor niet veel meer dan tusschen de zeven en agt Ton uit het land gevoerd wordt: aan Visch zelven eene niet noemenswaarde som, doch aan Vischlijm omtrent vier en een half, aan Caviäar twee, en aan Vischtraan eenen Ton; daar en tegen koomt er wel voor derdehalve Ton aan Visch van buiten in, waarvan de Haring, hoe zeer Rusland dien zelve teelt, ver het grootste gedeelte uitmaakt. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Akkerbouw en vee-fokkerij]Wat den Akkerbouw betreft, deeze leverde in 1793 aan den Handel voor over de zestien Millioen aan ruwe voortbrengselen op; en yan Tarwe voerde men in dat jaar voor 1,490,000, van Rogge voor 1,379,000, van Gerst met een weinig Haver samen voor derdehalve Ton uit. Doch in 1802 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zie ik uit laatere berichten, dat men uit de Havens der Oostzee alleen (want ook in die der Witte, Zwarte en Asossche Zee wierdt een hoope Koorn ingescheept) voor vijfdehalf Millioen aan levensmiddelen uitvoerde, waarvan de helft uit Rog bestond; en die der ruwe Materiäliën bedroegen meer dan dertig Millioen, waarvan Hennep en Vlasch voornaame artikelen zijn, behalven nog wel bij de drie Millioen gefabriceerd Lijnwaad. In 1793 wordt de uitvoer van Hennip en al wat daar uit vervaerdigd wordt, op niet ver van de negen Millioen, en van Vlasch en 't geen men uit het zelve toebereidt, voor ver over de zeven opgegeeven, van beide omtrent een vierde tot Zeildoek, Touwen, Lijnwaad en Servetgoed gefabriceerd. De Aardäppel is in Rusland nog weinig bekend, en van Tabak koomt er veel meer binnen het Rijk, dan er uitgevoerd wordt. De Wijnstok, dien men in den omtrek van Astracan bouwt, gelijk ook in het Zuidelijke van de Crim, is tot nu toe bijna enkel geschikt om er druiven van te eeten. Ik heb er in der daad te Moscou Wijn van geproefd, doch deeze moet meer als eene zeldsaamheid, dan als een voorwerp van industrie en handel beschouwd worden. De smaak is er niet onäangenaam van, zoet en petilleerende. Twee dingen zouden moeten samen loopen om er goeden Wijn, die ter vervoering en duurzaamheid geschikt was, van te bereiden. Voor eerst zoude men den grond minder moeten bevochtigen, dan men thans gewoon is te doen, met oogmerk | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| ||||||||||||||||||||||||||||
om de druif te doen zwellen ten koste der voortreffeligkheid van het sap; ook de bladeren minder beschaduwen, waar mede men nu tot oogmerk heeft de vrucht voor vlakken te bewaaren. Ten tweeden zoude men den pas gepersten Wijn een jaar of vijf moeten laaten liggen, waar toe de Fondsen ontbreeken. De Veefokkerij leverde in het meermaals opgenoemde jaar van 1793 aan den Handel in ruwe voortbrengselen een groote vijf Millioen op. De uitvoer was voor ver over de vier Millioen aan Smeer, twee en een vierde aan Juchten en Leder, en met andere voortbrengsels van het Hoornvee samen bij de zeven Millioen, zoo gemanufactureerd als ongemanufactureerd. Van Wollenwaaren daar en tegen is de uitvoer niet noemenswaard, terwijl de invoer binnen Petersburg alleen op een drie Millioenen loopt. Van Zwijnborstels voert men wel voor drie vierde Millioen uit. Aan Stoeterijën ontbreekt het in het Rijk niet, doch de Paerden vallen klein. De winst, welke de Bijëntucht oplevert, is vrij aanmerkelijk; doch de Zijdeteelt vindt zich in een' droevigen toestand, daar waar men ze zoude kunnen oeffenen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Uit- en invoer in het rijk, scheepvaart, buiten- en binnenlandsche handel]De gantsche fom van uitvoer in het meergemelde jaar uit alle Russische Havens, met uitzondering der Caspische Zee, was zeven-en-dertig en een derde Millioen: waarvan ik hier, om het nogmaals op eens te overzien, slechts in de afdaalende order plaatsen zal, 't geen de Millioen overtrof: Hennip en Werk | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| ||||||||||||||||||||||||||||
naamentlijk over de zes, Yzer over de Vijf, Vlasch over de vier en een half, Koorn over de drie, Zeildoek en gros Lijnwaad bij de twee en een half, Juchten en Leder twee en een vierde, fijn Lijnwaad over de anderhalf, Lijn-, en Hennip-zaad een groote Millioen. Intusschen verzekert men, dat, zo er alles bij gerekend was, dit nog ved hooger klimmen zou, en dat de ruwe Producten, die Rusland aan den Handel aanbiedt, de dertig, en alle samen bij de vijftig zouden kunnen haalen. Aan de zoo even genoemde zeven- en- dertig Millioen, die te dier tijd opgegeeven zijn, had Petersburg alleen voor drie- en- twintig en drie vierden deel genomen, Riga voor bij de negen, en Archangel voor twee en een halfGa naar voetnoot(a); al de overige Havens in vergelijking slechts kleinigheden: doch de beide Havens der Witte Zee samen ver over de twee en een half, en de agt der Zwarte Zee (Taganrok was daar onder de voornaamste) samen bij de twaalf Ton. Hoe de uitvoering der Russische goederen binnen een dertig jaaren toegenomen hebbe, kan men bij Storch uitvoerig aangetekend vinden; en zoo is het ook met de som, voor wel- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ke er in alle de Havens der Oostzee goederen ingescheept zijn, gelegen. Slechts Reval, Narva, Pernau en Arensburg schijnen afgenomen te hebben. Hier tegen evenwel moet men de vergrooting van het Rijk in dat tijdperk, den hoogeren prijs van sommige waaren, en het vallen van den Wissel rekenen, die in 1738 op Holland agt- en- veertig en drie agtsten van onze stuivers geweest is, en dien ik in den Zomer van 1799 tot de laagte van drie- en- twintig stuivers, den Roebel, gekend heb. Van de buitenlandsche waaren, in 1794 in de Petersburgsche Haven ingevoerd, maakte de Suiker, die niet ver van de zes Millioenen verwijderd was, ver het voornaamste artikel uit; de Wollen en Kemelshairen goederen waren een groote drie Millioenen. De Verwwaaren over de twee en een derde; de Boomwollen bij de twee; de Wijnen en de Coffij maakten beide een groote zeven Ton uit; Bier en Porter even onder de drie en drie vierde Ton enz. Een ander Tafreel, 't geen alle kentekenen van echtheid heeft, en waarvan ik mij in deeze bladeren reeds bediend heb, geeft voor 't jaar 1802 den staat der zaaken dus op:
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| ||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Het getal der schepen, in 1803 te Cronstad aangekomen, waarvan er echter slechts 400 naar Petersburg doorvoeren, want de overigen worden te Cronstadt zelve gelaaden en ontlaaden, was 1090, te Riga 1121, te Archangel 267Ga naar voetnoot(a), te Liebau 253, te Reval 88, te Narva 83, te Wiburg 72, te Pernau 68, te Windau 40, te Odessa, tot November, 502, Onder de Russische Vlag hadden er zich | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| ||||||||||||||||||||||||||||
in alle deeze Havens slechts 294 waar onder men nog die van Riga rekenen moet, vertoond; daar en tegen 1312 Engelsche, 450 Zweedsche, 404 Deensche, 339 Turksche, en 294 Oostenrijksche. Te Petersburg en Cronstadt samen is in jaaren van vrede gewoonlijk door elkaâr het getal der schepen, die onder Hollandsche Vlag binnenzeilen, in de 70, t' welk meer is dan eenige andere Natie, behalven de Engelsche. Engeland heeft steeds bij den Handel op Rusland verlooren in dezelfde evenredigheid, als de Russische Handel in 't algemeen is toegenomen; en dit is zoo aanmerkelijk, dat die van Petersburg en Riga thans alleen zoo veel bedraagt, als in 1762 die van het geheele Rijk; en dat Petersburg, waar in 1703 het eerste schip, 't welk een Hollandsch was, zich in den mond der Newa vertoonde, nu op een derde van den geheelen Handel des Rijks geschat wordt. Intusschen hoe hoog ook de Balans ten voordeele van Rusland mag worden opgevijseld, zoo moet men evenwel daar vrij wat op afrekenen: daar er ongetwijffeld zeer veel waaren, die mede tot den invoer gebracht moesten worden, smokkelende binnen komen, en dus op de Douanes, naar welker boeken die optellingen geschieden, niet worden aangegeeven. En, behalven dat er nog zeer veel konde gedaan worden ter uitbreiding des Handels, en tot vermeerdering en verëdeling der Russische voortbrengselen, zoo gaan weder de Vreemdelingen in dit opzicht met een groot gedeelte der winst heen, daar er zoo weinig Rus- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| ||||||||||||||||||||||||||||
sen zich met den buitenlandschen Handel bemoeijen, die bijna geheel in handen der te Petersburg en elders gevestigde Engelsche, Duitsche en andere Kooplieden is; ook had Petersburg eenige jaaren geleeden niet over de vijftig eigene schepen. De Russische Kooplieden zijn in drie Classen verdeeld; de hoogste verëischt 10,000 Roebels Capitaal en daarboven, en heeft alleen, met de geen die boven de 50,000 gegoed zijn, of zich in een' toestand bevinden die daar aan gelijk gesteld wordt (zij draagen den titel van Namhafte, dat is aanzienlijke burgers, en bezitten verscheiden voorrechten), tot den buitenlandschen Handel eenig recht; de tweede Classe is van vijf tot tien, de derde van een tot vijf. Vreemde Kooplieden zijn meester zich onder eene Classe al of niet te laaten opschrijven, en hebben buiten dat hunne eigene voorrechten. In 1790 wierdt het getal der Kooplieden van Petersburg boven de eerste Classe op twaalf gerekend, waar onder tien Russen. De eerste Classe had er 106, waar onder 74 Russen, bij welke nog gevoegd moeten worden 46 vreemde Negocianten, die tot deeze verdeeling zouden moeten geschaard worden, en 17 Van andere Russische Steeden. Engelsche Huizen van Commercie waren er om deezen tijd 28, en 6 Hollandsche. De tweede Classe, welke zich alleen tot den inlandschen Handel bepaalt, had 82 Kooplieden, en daar onder slechts vier vreemden, en een' enkelen Rus van eene andere plaats. De derde Classe bestaat uit Kraa- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| ||||||||||||||||||||||||||||
mers, en bestond uit 1418 persoonen, waar onder viet- vreemden, en zeventien uit andere plaatsen van het Rijk. Alle vier de Classen, zo men de aanzienlijke burgers mede tot dezelven schaart, vereenigden 1730 persoonen; en het Capitaal, 't welk zij aangegeeven hadden, en waarvan zij een per Cent moesten opbrengen, liep Op 4,310,444 Roebels. Van den binnenlandschen Handel zal ik hier alleenlijk aantekenen, dat de meeste voortbrengselen des Rijks, na dat zij door allerlei Rivieren, Zeeën en Canaalen den Wolga bereikt hebben (in wiens omtrek buitendien de Zetel der Russische Cultuur is), door het Canaal van Ladóga in de Hoofdstad aanlanden; en hoe gewigtig deeze vaart zij, kan men opmaaken uit het getal van 9210 schepen, van welke grootte dan ook, die ih het voorleeden jaar dit Canaal, volgens de jongsste berichten, zijn doorgegleedenGa naar voetnoot(a). De Caspische Zee is sedert lang met de Oostzee verbonden: doch men zal onlangs hebben opgemerkt, dat deeze laatste nu ook haare verëeniging met de Zwarte Zee bekomen heeft: waarbij evenwel, daar de ingang deezer vaart, zo ik mij niet bedrieg, in | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de Haven van Memel is, dit nadeelige voor Rusland plaats grijpt, dat het dezelve niet geheel binnen zijn eigen grondgebied kan volvoeren. Storch evenwel, in het zevende Deel zijnes Werks, spreekt van eene vaart, welke in dit jaar gereed moest komen, en welke onmiddelijk uit de Duna in den Dnieper zoude voeren; en nog van eene andere soortgelijke; behalven van de verëenigingen tusschen Wolga en Dnieper, en dus van de Caspische met de Zwarte Zee. De vervoering der vreemde goederen van Petersburg landwaards in, gaat, wegens het ongemak van het opklimmen der Rivieren, meest pet as. De Handel op China was, gelijk men mij verzekerd heeft, sedert 1794 weder in werkzaamheid geraakt, na verscheiden jaaren te hebben stil gestaan: doch de Caravanes gingen niet meer naar Peking, gelijk te vooren; men begaf zich met de waaren naar eene Plaats op de Grenzen, waar de Russische Kooplieden op de ééne, en de Chineesche op de andere zijde post vatteden. Beide de in- en uitvoer bedroegen, volgens Storch, tusschen 1793 en 1797, samen twee en een halve Millioen RoebelsGa naar voetnoot(a). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[Winkelgebouw, en handwerken te Petersburg]Ik heb reeds boven gezegd, dat het in de Steden van dit Rijk den winkelieren, welke geen vreemden zijn, niet vergund wordt, eenige levensmiddelen uitgezonderd, hunne waaren aan huis te verkoopen. Een winkel-gebouw is tot dit einde in alle plaatsen afgezonderd. Dat van Petersburg heeft, gelijk men ligt begrijpen zal, een' vreesselijken omvang. Naar de hoofdfaçade, welke op de Perspectief neerkoomt, vertoont het twee verdiepingen Loges in Arcades tusschen Dorische Pylasters, met een klein Peristile in 't midden van dezelfde Order. In 't vierkant wandelt men onder Gallerijën dit gebouw, winkel langs winkel, om; het getal derzelven is 340; zij zijn van allerlei grootte, sommigen zelfs zeer klein; en niet tegenstaande dit, betaalen de Kooplieden geen' geringen prijs, om er zich in te mogen vestigen. Men kan zich schier geen loort van goederen bedenken, dat hier niet veil gebooden wordt; sommige foorten daar van verzamelen zich in een hoope winkels bij elkander. Op deeze door 't geheele jaar voortgezette Kermis, ziet de vreemdeling, die te Petersburg aanlandt, terstond den Rus, gekleed in zijne Natiönaale dragt en met den baard, in zij- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ne volle werksaamheid, en met al dat uitlokkend vriendelijke, dat hem, wanneer hij zijne waaren aan den man wil helpen, eigen is. Met de behoedmiddelen, die ik te vooren heb opgegeeven, kan men er buiten twijffel koopen doen voor een' redelijk gemaatigden prijs. Het gebouw heeft, behalven eenige zijdevleugelen, of afzonderlijke rijën winkels, nog eene Boven-gallerij, die insgelijks in 't vierkant omloopt, en die men langs verschillende trappen beklimt; hier evenwel heb ik verscheiden winkels geslooten gevonden; de Pelskraamers staan bijna allen op deeze Boven - gallerij. Eene harde Wet, doch die men wegens het algemeen gevaar voor noodzaakelijk gehouden heeft, gebiedt, in geen der winkelen van dit geheele gevaarte te mogen stooken. Zij derhalven, die hier in den Winter van 's morgens af, tot dat zij 's avonds naar hunne wooningen terug keeren, geplant staan, moeten zich met pelssen, en al wat buiten vuur de koude kan afweeren, behelpen, en in hunne winsten de vergoeding van dit ongemak vinden. Op de Feestdagen is er alles geslooten. Wat de Handwerken in deeze Stad betreft, eenigen derzelven, doch niet alle, vinden zich onder Gilden gebracht, doch derzelver Wetten kunnen op geenerlei wijze voor streng en uitsluitend doorgaan; die zonder knechts werkt, is niet eens verplicht zich onder dezelven te laaten opschrijven. In 1789 zag men de naamen van 2106 Meesters op de Registers der zes- en- vijftig Russische | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Corporatiën geplaatst; de Duitschers hadden 1477 Meesters, doch in 't volgend jaar slechts 1223. Wie in zijn handwerk kundig is, en arbeiden wil, heeft geen de minste moeite om hier aan een bestaan te komen: 't geen, gevoegd bij eene goede Police, ook het getal der bedelaaren gering maakt. Op het platte land wordt door de boeren, ten nadeele des Landbouws, mogelijk al te veel steedsche arbeid verricht. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Manufactuuren]Hoe veel voortbrengselen van den Russischen bodem reeds in het Land zelve beärbeid worden, eer men ze naar buiten zendt, is gedeeltelijk reeds zoo even gebleeken, toen ik van ieder soort deezer waaren afzonderlijk gesproken heb, deels zal er in 't vervolg nog 't een en ander van voorkomen. In sommige opzichten, voor al in de Wol- manufactuuren, zoude er zekerlijk nog veel meer kunnen gedaan worden, dan er geschiedt. De Zijde - Fabriquen zijn mogelijk naar evenredigheid meerder talrijk. Doch laat ik mij in dit Hoofddeel bepaalen tot het geen ik te Petersburg zelve gezien heb. Ik spreek dus van de Geweer- en Staal-Fabricq van Tula, een paar dagreizens ten Zuiden van Moscou, niet dan in 't voorbijgaan, om aan te merken, dat, hoe zeer men er, gelijk ik boven reeds eens heb opgetekend, enkele stukken van op 't fijnst gepolijst staal kan te voorschijn brengen, het meeste echter wat men er, zoo in winkels als tot cieraad der huizen of in verzamelingen, van ontmoet, op | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| ||||||||||||||||||||||||||||
verre na het Engelsche Staalwerk niet evenäartGa naar voetnoot(a). | ||||||||||||||||||||||||||||
[Engelsche fabricq van gegooten yzer in de stad]Een Engelsche Fabricq van gegooten Yzer, met eenig Smedewerk verbonden, in de Hoofdstad zelve, houdt een 150 menschen onledig, en bestaat meest door leverantiën aan de Admiraliteit, gelijk van Canonkogels en dergelijken. Bijzondere persoonen kunnen hier echter ook hunne bestellingen doen, en men vervaardigt er Engelsche Schoorsteenen, en eene meenigte Yzer-waaren van mindere grootte. Van een paar Yzer-Fabriquen van meer gewigt in den omtrek eener dagreize van Petersburg, zal men in het Werk der twee Franschen de beschrijying vinden, tot welke, daar mij de gelegenheid ontbroken heeft ze zelf te bezichtigen, ik mijne Leezeren heen moet wijzen. Veel gemanufactureerd Yzerwerk wordt nog van buiten ingevoerd: 't geen in het Vaderland van dat Metaal gewis niet behoorde te zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Keizerlijke tapijt-fabricq]Nauwelijks is het de moeite waard van de zoogenoemde Keizerlijke Bronze- Fabricq gewag te maaken, welke in Wasiliostrow aangelegd is. Ik vond er een' enkelen Opzichter, en vier of vijf arbeiders. De groote Oven kan 600 Pud Metaal bevatten; beneden wordt gestookt; ook hier om laag | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| ||||||||||||||||||||||||||||
plaatst men de stukken die vol moeten gegooten worden. Eenige Moules in klei, met hoepels ingepakt, stonden gereed om binnen kort deeze bewerking te ondergaan. Er Was zoo goed als niets in voorraad, dewijl de meubileering van het nieuwe Paleis Michaël veel afleveringen had te weeg gebracht. Eenige door andere lieden bestelde zaaken beduidden ten opzicht der fraaiheid weinig, en lieten niet na zeer duur te zijn. De bewerking zelve koomt hier op neêr. Het stuk, 't welk men begeert voort te brengen, wordt eerst in klei gemodelleerd, en hier van vervolgens in pleister goede afdrukselen genomen; als dan er wasch op gegooten, zoo dat het eene korst formeert van dezelfde dikte als het Bronze, dat er daar na inkoomt. Alle de gedeelten, die eene figuur uitmaaken, op deeze wijs verëenigd zijnde, giet men het van binnen vol met eene andere Compositie, die aanvankelijk week is, en zich daar na verhardt. Rondöm het pleister, na dat het nog van buiten met iets besineerd geworden is waar door het vastigheid bekoomt, wordt hieröp klei geworpen, en dit met rondloopend Yzerwerk bevestigd. Zoo zet men het geheele over 't vuur, wanneer het wasch er uitsmelt, en de ruimte, die het zelve innam, door het gesmolten Bronze vervangen wordt. Van meer gewigt zijn de Keizerlijke Tapijt-, Spiegel- en Glas-, en Porcellein-Fabriquen, waarvan ik nu de korte beschrijving zal laaten volgen. Ook in de Tapijt - Fabricq was zoo goed als niets in voorraad, en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dit geringe nog niet te koop: daar niet alleen dat zelfde nieuwe Paleis, dat ik zoo even noemde, maar ook het geen men voor de beide Groot-Hertoginnen, die zich in den echt begaven, vervaerdigd had, alles had weg doen smelten. Ik moest mij dus vergenoegen met den arbeid der Fabricq te beöordeelen uit de stukken die nog daadelijk onder handen warenGa naar voetnoot(a). Twee groote Zaalen boven elkaâr bevatten omtrent een paar dozijn Metiërs, zoo staande als liggende, de meesten echter staande, waar aan een hondert arbeiders werkten. Zij worden hier van hunne jeugd af aan reeds toe opgekweekt; en het verëischt geen' korten tijd, om hen tot het volvoeren van konstige stukken bekwaam te maaken. De beste arbeiders genieten slechts 120 Roebels in 't jaar met vrije wooning en brand. Het werk kan buiten twijffel aan dat der Gobelins gelijk gesteld worden; en het is nauwelijks mogelijk in Tapijten iets fraaijers voort te brengen; de couleuren vertoonen de grootste levendigheid; en de oorspronkelijke stukken, die men nabootst, zijn met | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| ||||||||||||||||||||||||||||
smaak gekoozen. Verscheiden goede Schilders houden zich zelfs bezig met, zoo in 't Historiëele, als in Portraitten, Bloemwerk en dergelijken, hier de vruchten hunnes penceels ter navolging aan te bieden. De Tapijten zijn van zeer verschillende grootte. Het Saijet, dat men er toe bezigt, koomt meestendeels van Moscou, en wordt te Petersburg slechts geverwd; enkele gecouleurde Saijetten ontbiedt men ook wel van buitenslands. Ik zag hier Behangselstukken van agt ellen breed en zeven hoog, aan welke vijf arbeiders zich zes jaaren lang moesten bezig houden, eer het werk zijne volmaaktheid bereikt had. Men kan zich hier uit alleen een denkbeeld der waardij van zulke stukken maaken; men wist mij dezelve evenwel niet nauwkeurig te bepaalen. Portraitten en kleinere stukken verëisschen een jaar of twee. Onder de eersten waren er verscheidenen van Paul, welke uitneemend geleeken. Men weeft aan deeze Tapijten op drieëerlei wijzen; de eene geschiedt van vooren, met doorsnijding van wol of saijet op de wijze van geschooren fluweel; doch dit is de minst gebruikelijke, en men oeffende dezelve slechts op één Metier. Gewooner is die van achteren, bij welke de draaden touw, tusschen welke het scheepje met de gecouleurde saijet- draaden heen gedreeven wordt, overäl dubbeld achter elkander neêrdaalen; de derde wijze is die op liggende Metiërs, waar men wederöm zijn' arbeid bestendig voor zich heeft, en niet van de tegenövergestelde zijde werkt. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[Keizerlijke glas- en spiegel-fabricq]De Glas- en Spiegel-Fabricq, zoo wel als die waar men het Porcellein vervaardigt, vindt zich op zekeren afstand buiten de Stad geplaatst, wanneer men de Barrière van het Alexander Newskische Klooster uitrijdt. Zij is door Potemkin aangelegd, en wordt gezegd aan de Kroon een 60,000 Roebels 's jaarlijks, vooräl aan Spiegels, op te brengen. In 't midden van een' zeer grooten omtrek, met eenige Dennen, Berken en ander geboomte dun beplant, verheffen zich twee ruime Glas - Smelterijën, in eene van welke de Spiegels gegooten worden; de andere is voor het gewoone glas. In elk derzelven ziet men, een weinig naar 't ééne eind toe, een' Glas - oven van het dagelijksche maaksel. In de Spiegelsmelterij zijn langs den muur louter Koel-ovens, in den form van groote Columbaria, gelijk de Ouden de bewaarplaatsen van de asch hunner dooden plagten te noemen, de een naast den anderen; in eenigen derzelven droogt men ook het hout, eer het in den grooten Glas - oven gelegd wordt. Ik woonde hier, het geen ik nooit te vooren gezien had, net gieten van een paar spiegels bij. Men hieldt zich alvoorens bezig, met op de zwaare metallen plaat, op welke het gesmolten glas moest vloeiën, telhouten te laaten branden, om haar de benoodigde hette te verleenen. Vervolgens wierdt zij weder afgeschuurd. De gloeiënde stof had drie dagen achter één in haaren aarden pot gestaan, en wierdt met denzelven thans naar de plaat toegekrooijen; en, na dat men er een paar bakken schuim van afgeschept had, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| ||||||||||||||||||||||||||||
door katrollen boven over de plaat, die van ter zijde tegen de overstrooming beveiligd was, getrokken, en zoo op dezelve uitgestort, 't geen dan met een' grooten Cylinder wierdt plat gedrukt. Naar het voorste einde deezer plaat kwam eindelijk de gloeiënde materie als een Cascade van vuur om laag stroomen, en eer nog alles beneden was, vertoonde zich reeds het dunne glas; kort daaröp schoof men den gegootenen spiegel in den Koel- oven; en, na dat deeze gantsche bewerking met nog een' tweeden spiegel was herhaald geworden, metselde men den Koel - oven toe. Op dien zelfden dag moesten er nog vier andere gegooten worden. De Directeur der Fabricq heeft langen tijd in Engeland doorgebracht, en er zijne kunst geleerd. Men maakt hier grootere spiegelen, gelijk ik meen, dan ergens elders: tot van zeven Archinen (de Russische elle) in lengte toe. De prijs der grootsten loopt tot in de 11000 Roebels. Intusschen beäntwoordt de zuiverheid van glas hier niet volkomen aan den omvang. Verscheiden andere gebouwen behooren nog tot deeze Manufactuur, waar van sommige van hou, andere van steen zijn; een derzelven strekt tot het Spiegel - Magazijn, waar in ik tevens een hoope andere gecouleurde glazen, tot tafels en dergelijke bestemd, heb aangetroffen, welke eene fraaije uitwerking doen. De beärbeiding van het foeliën en kwikzilveren zag ik hier in 't klein verrichten; het slijpen was mij van elders bekend. In een ander Glas - Magazijn te deezer plaatse vond ik veelerlei soort van zaaken, die | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van fijn glas kunnen toebereid worden; zelfs een hoope Vasen en allerlei vercierselen, welke het Porcellein nabootsen: de meesten geschilderd, en sommige zwaar verguld. Men ziet de Schilders in deeze Fabricq ook even eens als in eene Porcellein - Fabricq bezig; en ook hier moet het geschilderde voor de tweede reize in den Oven terug komen, op dat de couleuren er op in zouden branden. In het Glas - oven - gebouw bewerkte men schotels van een soort van witächtige Glas - stof, welke volkomen den glans van het witte Porcellein heeft, en slechts des avonds iets meer doorschijnenheid vertoont, Veele hondert arbeiders houden zich in deeze Fabricq, die in veel opzicht eenig in haaren aart is, onledig; en men verstookt er een 130 vademen in de maand. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Keizerlijke porcellein-fabricq]Wanneer men den ingang derzelve voorbij gereeden is, wordt men door eene lange straat gevoerd van arbeiders - huisjes, met lantaarn - klokken van allerlei couleuren vercierd. De Porcellein - Fabricq ligt omtrent een paar Wersten verder, bij een Dorpje. Het gebouw is groot. Het Magazijn beslaat aan de rechterzijde twee groote Zaalen. Men ontmoet er een hoope goed ten dagelijkschen gebruike, doch ook eenige prachtige Vasen, Serviesen en enkele Kopjes enz. in den besten smaak geschilderd, en rijk met Goud overdekt; ook Beeldtjes van Biscuit, die echter de Saxische niet evenaaren. Een bekwaam Beeldhouwer had eenige Marmeren Bustes vervaaidigd, die men hier | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| ||||||||||||||||||||||||||||
insgelijks, tegen honderd Ducaaten het stuk, kon koopen; een paar derzelven verdienden allen lof. Aan de overzijde zitten in eenige groote Zaalen de Schilders te arbeiden, en sommigen onder hen ver van in hunne kunst ongeschikt te zijn. In 't geheel bezigt de Fabricq een paar hondert lieden. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Staat der inkomsten en uitgaven van Rusland, en nationaale schuld]Mij is in Rusland een Tafreel der Inkomsten van het Rijk in 1793 medegedeeld, op welk zij de som van twee- en- zestig en omtrent een vierde Millioen Roebels uitmaaken; en zo de rijzing deezer Inkomsten gelijk niemand betwisten zal, in de twaalf jaaren, die sedert weder vestreeken zijn, in dezelfde evenredigheid zijn voor uit gegaan, als in vroegere jaaren (onder Catharina II alleen een vierde): zoo moet de som reeds tegenwoordig aanmerkelijk hooger loopen, de uitgaven mogen dan al of niet op eene gelijke wijze geklommen zijn. De ééne groote Post van gemelde Lijst was die van het Hoofdgeld, 't welk bij de drie- en- twintig Millioenen opbracht. Tusschen de 9 en 10,000 zielen betaalden het zelve; en deeze waren in zes Classen verdeeld: die van vier en een' halven Roebel; die van drie Roebels en tagtig Kopeeken (de Kroon - boeren, en zij, die te vooren aan de Geestelijkheid behoorden; het getal deezer Classe is over de derdehalf Millioen), die van R. 2-90; die van R. 2-15; die van R. 1-65; die van R. 1-40 (tot deeze Classe worden onder anderen alle boeren der particulieren gebracht, ten getale van vier Millioenen en omtrent 800,000. De andere groote post | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van deeze lijst gaat door onder den Titel van Rechten, Inkomsten, Douänes enz. Hier van zal ik alleenlijk opnoemen, 't geen de Millioen overtreft. De inkomsten van den Brandewijn maaken het Hoofdartikel, en gaan al de overigen onëindig ver te boven; zij formeeren een vijfde van de geheele inkomsten des Staats, ver naamentlijk over de twaalf en een half MillioenGa naar voetnoot(a). Hier op volgt in gewigt de som van vier Millioen en bij de 400,000, wegens de betaaling van bij de 11000 Recruten à 400 Roebels het stuk; en er wordt bijgevoegd, dat sedert de Ukase, in October van dat jaar gegeeven, verscheiden Land-eigenaars, die verplicht waren tot de levering van Recruten, van de vergunning van dezelven in geld te betaalen, hadden gebruik gemaakt. De Mijnen worden op bij de viet Millioenen geschat, die zij der Kroone opbrachten. De Douänes overtroffen de twee en drie vierde, en het Zout bereikte nog niet de twee en een vierde. Over de vijf vierden ging het perCent, het geen de Kooplieden van hun Capitaal betaalden; en iets daar onder, 't geen voor het recht van Herbergen en Kroegen te houden moest geleverd worden. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Het Briefport en het Buskruid met den Salpeter maakten twee artikelen uit, die even de Millioen overtroffen; en iets daar onder brachten de Patenten op. Geen een der overige Posten haalt de 400,000, behalven die der Munten, die op zeven geschat wordt. Ik merk slechts op, dat de Pelswerken der Nomadische volkeren, die zij in Natura leveren, hier niet veel boven de 38000 Roebels loopen; doch van de Castoor-jaagers ontving de Kroon er bij de één- en veertig. De inkomsten der Provinciën aan de Oostzee worden op dit Tafreel afzonderlijk opgegeeven, en komen op een paar Millioenen, doch deeze onder de twee- en- zestig en een vierde, die het geheele bedraagt, begreepen. De Rechten en Douänes vormen daar onder alleen een Millioen en over 228,000. Het Hoofdgeld en de inkomsten der Kroongoederen, elk omtrent de 340,000; de vergunning van Brandewijn te stooken en Bier brouwen 76500; het overige zijn kleinigheden. Reeds van zelve, wanneer men sommigen deezer Posten met het geen ik boven gezegd heb, vergelijkt, zal men een onderscheid in de opgave ontdekken, welke, behalven dat de toegenomene Handel ook een' aanwas in inkomende Rechten doet verönderstellen, aan verscheiden verhoogingen in het tijdperk, dat sedert 1793 verloopen is, moet worden toegekend. De Keizerin had reeds op het laatst van haar leven eenige belastingen doen klimmen; ik durf evenwel niet nauwkeurig bepaalen, of dit voor, dun na het gemelde Tafreel, geschied zij: | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||||||||||||||||||
doch Paul heeft het in den aanvang zijner korte regeering op eene aanmerkelijke wijze gedaan. Het gestempelde papier, dat even vóór mijne komst was ingevoerd, bracht zeer veel op; verscheiden inkomende Rechten waren aanmerkelijk bezwaard, en een meenigte goederen verbeurd verklaard; de noodzaakelijkheid van alle inkomende Rechten in Zilver te betaalen, maakte, bij de laagte van het papier en koper, geen gering bezwaar. Wanneer men aan den tol de waaren op zulk eene wijze aangeeft, dat de Opzichters bedrog in den prijs vermoeden, kunnen deezen, met twintig perCent winst aan de Eigenaaren ter hand te stellen, de goederen naar zich neemen: eene verördening waarvan niemand de billijkheid zal wraaken. Van de huizen betaalt men eigentlijk niets, dan voor zoo ver men ze geheel of gedeeltelijk verhuurt: doch Paul had op de huizen van zijrte Hoofdstad eene vreesselijke belasting gelegd tot het bouwen van Casernen voor de Gardes te paerd. Mij is verzekerd, dat verscheiden aanzienlijke Huis - Eigenaaren er [3000] Roebels toe betaald hebben, en dat er van één huis zelfs 17000 voor afgevergd is. Die weigerde zich daar aan te onderwerpen, kreeg drukkende Inquartiering. Ook het Hoofdgeld der Lijfeigenen heb ik reeds gezegd, dat onder de laatste Regeering verhoogd is. In die Provintiën, die eene Watercommunicatie met Petersburg hebben, kan een gedeelte der belastingen in koorn betaald worden. Het zoude mij aangenaam zijn, indien ik mijnen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Leezeren eene even nauwkeurige mededeeling der uitgaven van het Rijk konde ter hand stellen, als ik, ten minsten van 1793, omtrent de inkomsten hier toe in staat geweest ben. Dit alleenlijk kan ik zeggen, dat in vroegere jaaren de inkomsten de uitgaven steeds overtroffen hebben, en dat het geluk des Rijks, van zoo goed als in geene schulden zich te zien ingewikkeld, doet vermoeden, dat ook heden de Rijks - Casse niet achter uit gaat: want wat beduiden een paar hondert Millioen Roebels voor zulk eene Natie? Van deeze som hebben de hier te lande genegociëerde Capitaalen den naam van omtrent de helft te bedraagen: doch men heeft mij verzekerd, dat zij bij eene zuivere rekening slechts op twee- en- zeventig Millioen kunnen geschat worden. Het overige der Natiönaale schuld maaken de circuleerende Bankbriefjes uit. De overleedene Keizerin had de plegtigste verzekering gegeeven, dat dezelven de som van hondert Millioen nooit overtreffen zouden, en men beweert dat zij woord gehouden heeft. Het meerdere derhalven van tusschen de twintig en dertig, 't welk men meent dat er thans bestaatGa naar voetnoot(a), schrijft men aan den overleedenen Keizer toe. In 't begin zijner regeering; was zijn voorneemen in 't tegendeel om | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dit papier af te lossen, daar hij de Bank als de Ruïne van 't Rijk beschouwde: doch in dit ontwerp wierdt hij spoedig verhinderd. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Munt en wissel, bankbriefjes]De Roebel heeft zijn' naam naar een Russisch woord, dat insnijding betekent, om dat men te vooren het Zilver tot lange staven smeedde, welke, op een' bepaalden afstand, diepe Canelures hadden, die men slechts behoefde van één te breeken, om eene vaste hoeveelheid Zilver te bekomen. De honderd zilveren Kopeeken waren onder Czaar Peter aan een' Hollandschen Ducaat gelijk. Deeze Monarch sloeg het eerst den zilveren Roebel, en bracht hem op de helft eenes Ducaats; allengskens is hij door Alliage verminderd; en thans, gelijk reeds boven gezegd is, bedraagt hij juist zes- endertig van onze Stuivers. Vóór de invoering der Bankbrief jes was het Zilver met eenig Goud alleen in gebruik, en het Koper diende slechts als kleine Munt. Honderd Kopeeken maakten toen wel insgelijks een' Roebel uit, doch dit was een derde te laag. De invoering der Bankbrief jes heeft het Koper niet alleen in sterkere circulatie gebracht, maar zelfs zoo goed als tot de eenigste Munt gemaakt, en eene betere evenredigheid tusschen Zilver en Koper ingevoerd, evenwel nog niet volkomen gelijk zij zijn moest: want de koperen Roebel maakt juist zeventien en een' halven Hollandschen Stuiver uit, daar hij er, om met rede den zilveren een derde hooger te doen rijzen, omtrent vier- en- twintig bedraagen moest. En zoo was in der daad de Wis- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||||||||||||||||
sel, een gedeelte van den tljd, dat ik mij in Rusland bevond; waar door er ten deezen opzichte een onderscheid van tusschen de zes en zeven Kopeeken bestond. Wanneer men hier nu bij bedenkt, dat hij vóór het invoeren der Bankbrief jes tot agt- en- veertig Stuivers liep, en dat evenwel de honderd koperen Kopeeken, die toen, zoo wel als nu, slechts zeventien en een' halven Stuiver bedroegen, evenwel aan een' zilveren Roebel gelijk gesteld Wierden zoo zal men er uit op kunnen maaken, dat de koperen Roebel, of met andere woorden de honderd koperen Kopeeken, te dier tijd de onnatuurlijke hoogte hadden van driemaal de innerlijke waardij. Het invoeren der Bankbriefjes was, even gelijk in Zweden met de Rijks - Schuld - Cedels, ondernomen om dat men geld behoefde: doch men gebruikte het voorwendsel, van door Koper, 't geen men in de Bank altijd voor deeze Briefjes bekomen konde, de kleine betaalingen gemakkelijker te willen maaken. In 't begin, toen men nog geen denkbeeld had van het onderscheid der weezentlijke waardij van den zilveren en koperen Roebel, rees dit papier zelfs tot boven Pari, vooräl om dat er nog slechts een geringe hoeveelheid van aanweezig was: doch naar maate het vermenigvuldigde, en men het onderscheid der tweeërlei soort van speciën begon te ontdekken. viel het tot zijne toenmaalige laagte; te meer daar de vreemden het Zilver insmolten, en met Koper betaalden; (sedert weet men dat het | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wederöm geklommen is). In den aanvang van Pauls regeering had het gerucht van aflossing, waarvan ik zoo even sprak, en eenige gunstige uitzichten, die zich scheenen op te doen, de Agio van in de veertig tot op twaalf doen daalen; zelfs waren zij een oogenblik Pari; ten minsten het had dien naam, schoon er niemand iets in deed. Dan, de zaaken namen weder spoedig haaren natuurlijken loop. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Bank tot assistentie des adels]Er zijn drie Banken in Rusland, de Rijksbank, de Assignatie - bank, en die tot Assistentie des Adels. De beide eerste meende men, dat in één zouden gesmolten worden. De laatste dagtekent van 1786, het zelfde jaar, toen de in 1768 alleen voor de beide Hoofdsteden opgerichte Asfignatiebank voor 't gantsche Rijk wierdt ingevoerd. Het oogmerk der zelve was, eene som van twee- entwintig Millioen af te zonderen tot leeningen aan den Adel, elf aan de Steden, en drie voor Tauriën: alles ter bevordering van akkerbouw, en tevens tot af betaaling van de schulden der Edelen, voorts tot verlevendiging der steedsche Industrie, en in 't algemeen der Cultuur: mits onder behoorlijke Hypotheeken. Bij den Adel is reeds te vooren opgemerkt, dat de Mannelijke zoo wel als Vrouwelijke Lijfëigenen daarbij niet hooger dan veertig Roebels geschat worden. De inrichting is slechts voor twintig jaar; jaarlijks moet bij den intrest, die van vijf proCent voor den Adel, en vier voor de Steden is, drie proCent afgelost worden. Er behoort intusschen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| ||||||||||||||||||||||||||||
eene vrij wat diepere kennis van Rusland toe, dan ik bezitte, om deeze geheele inrichting, en de wijze van haare vorming, waar over zoo veelerlei oordeelen in 't land zelve geveld zijn, op haare juiste waardij te stellen. Eene Deposito - Cas neemt bij de Bank ook gelden aan tegen vier een half proCent, om, wanneer ze geëischt worden, dezelven terug te geeven. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Landmacht]Over de Russische Land- en Zeemacht zal ik ten uitersten kort zijn. De eerste, waarvan men, in het Werk van den Heer Metelerkamp, de meer bijzondere lijsten kan aantreffen, heb ik, even gelijk deeze Schrijver, met wien ik het genoegen gehad heb mij gelijktijdig in de beide Hoofdsteden des Rijks te bevinden, op omtrent 500,000 Man hooren schatten, en daar onder een tiende Cavallerie. Deeze gantsche Krijgsmacht was in vier Divisiën afgedeeld, waar van elke een afzonderlijk Hoofd heeft; en een Raad van Oorlog, met den Graaf Soltikow boven aan, bestuurde, onder den Monarch, het geheele. Toen de twee Franschen hunne reis door het Noorden uitgaven, schatteden zij de onkosten der Armée niet boven de dertien Millioenen Roebels; ik twijffele echter zeer, of de som tegenwoordig niet hooger loope. De overleeden Keizer heeft wel het getal der Regimenten verminderd, doch dezelven daarëntegen voltallig gemaakt, waar door de Armée in der daad grooter geworden is, dan te vooren. De Russische Soldaat geniet in het gantsche jaar slechts zeven Roebelen, en brood; het huwe- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| ||||||||||||||||||||||||||||
lijk wordt meer onder hen aangemoedigd dan in veele andere Europaeïsche diensten; doch hoe hij voorts zijnen staat beschouwt, en wat men van hem in den oorlog verwachten kan, is boven reeds bij eene andere gelegenheid in 't voorbijgaan afgehandeld. De Regimenten zijn natuurlijkerwijze door het gantsche Rijk in Steden en Sterktens verspreid. Omtrent het Schier - eiland van de Crim merke ik bij deeze gelegenheid op, dat men het als tot eene groote Vesting heeft aangelegd; de geheele hals van dit Militaire Gouvernement, of de Landëngte, met welke het aan het overige van Rusland aansluit, is van Liniën voorzien, en men rijdt door eene Poort in het zelve binnen. De Troupes worden er gebezigd onder anderen om de Tartaaren in onderwerping te houden. Te Petersburg liggen steeds de drie Garde - Regimenten te voet, die toen den Keizer en zijne beide Zoonen tot Chefs hadden, in Garnisoen, behalven nog een Bataillon van de Artillerie en van de Jaagers der Gardes; en voorts een Regiment Lijf - hoezaaren en Lijf - cosacquen, zestig Chevaliers - Gardes met Capiteinsrang en derzelver Officieren, van wier prachtige kleeding te vooren iets gezegd is. Het Regiment Gardes te Paerd, 't welk den jongsten Grootvorst Nicolaas gegeeven was, wierdt voor dit Keizerlijk Kind door zijn' Broeder Constantijn, en onder denzelven door Prins Boris Gallitzin gecommandeerd. Het lag, geduurende een gedeelte van mijn verblijf te Petersburg, mede in deeze Stad: doch, zich een | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| ||||||||||||||||||||||||||||
soort van ongenade van den Monarch op den hals gelaaden hebbende, wierdt het naar Czarsko Zelo verplaatst. Alle deeze Corpsen der Keizerlijke Garde maaken samen een 12000 Man uit, en het Petersburgsche Garnisoen wordt boven dien nog dikwijls met andere Regimenten vergroot, zoo dat het wel tot 20,000 Man toe bereikte. Het is nauwelijks mogelijk de Parade, en alle andere Militaire details meer te beminnen, dan het door Paul geschiedde. Hij verzuimde, behalven de oeffeningen in 't Exerceerhuis en elders, slechts zeldsaam om negen uuren des morgens, op het Plein vóór het Slot, de Parade bij te woonen. Zijne verregaande nauwkeurigheid, gevoegd bij een Caracter, gelijk ik het boven heb afgetekend, en onder gebeurtenissen die niet altijd de aangenaamste indrukselen op zijnen geest achter na lieten, maakte dat uur voor de Officieren tot het geduchtste van den dag, en de gevolgen waren voor hun, die het ongeluk hadden hem te mishaagen, somwijlen ver van lagchend: zelfs heeft men wel eens enkele aanschouweren het slagtöffer zien worden van het ongenoegen des Monarchs, waaröm ook de Parade bijna nimmer door lieden bijgewoond wierdt, welker bezigheid hen niet volstrekt daar heenriep. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Cadetten-corpsen, inzonderheid van de artillerie]Het Land - Cadetten Corps, en hun oeffenschool, heb ik zoo weinig als dat der Zee - Cadetten, en ook als het nabuurige Cronstadt, bezichtigd. Zonder eene uitdrukkelijke Keizerlijke vergunning waren alle deeze plaatsen ontoegankelijk; en niemand | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| ||||||||||||||||||||||||||||
waagde het, in het tweede gedeelte van mijn verblijf in deeze Hoofdstad, de oplettenheid des Monarchs noodeloos naar zich heen te trekken, behalven dat het nog zeer ligtelijk had kunnen geweigerd worden. Na dus alleenlijk aangetekend te hebben, dat de onkosten van het Land - Cadetten - Corps op 160,000 Roebelen 's jaars geschat worden, en dat het uit eene zeer talrijke schaare van jonge lieden bestaat (het Zee - Cadetten - Corps koomt slechts op een klein derde van het zelve), zal ik tot de beschrijving van het Artillerie - Corps, 't geen ik van dit soort van inrichtingen alleenlijk heb kunnen bezoeken, overgaan. Het staat onder het onmiddelijk opzicht van den Heer Böver, die het welzijn der Stichting zeer ter harte neemt. Het gebouw is nieuw, en [...] zich, zonder breed te zijn, geheel in de lengte het verëenigt dertien verschillende leerzaalen, [...] naast als boven elkander, die op twee lange gangen [...]komen, en glazen in de deuren hebben. De Spijs- en Slaapzaalen der jonge lieden bevinden zich in afzonderlijke gebouwen van achteren, waar tevens alle Offices, en 't geen deeze inrichting verder verëischt, om eene groote Bassecour rondloopen. Ter zijde ziet men een uitgestrekt in latten ingeslooten Plein, tot allerlei Exercitiën bestemd. Vierhondert Adelijke jongelingen, zonder bepaaling van jaaren, de meesten echter klein, worden hier Theoretisch en Practisch onderweezen in alles wat tot de Artillerie en de Genie behoort, en voorts in de drie Taalen, en de overige Weetenschappen, | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| ||||||||||||||||||||||||||||
welke een fatsoendelijke opvoeding vordert. Drie jaaren, zo zij naarstig willen zijn, voldoen, om hier hunnen leertijd te voltooijen. Elke Classe blijft in haar Oeffen - vertrek; en 't zijn de Meesters slechts, die van Leerzaal in Leerzaal overwandelen. Daar evenwel de Mathematische Weetenschappen dagelijks met Taalen en de overige Studiën beurt houden, zoo heeft er somtijds een verwisseling plaats van eenige leerlingen tegen anderen, die van de meergevorderdheid in deezen of geenen tak wederöm af hangt. De lessen in 't Mathematische, en 't geen hier verder toe behoort, worden in 't Russisch, de overige in het Hoogduitsch gegeeven. Boven de 400 zijn er nog 80 zoogenoemde overcompleeten. De Meesters zijn in grooten getale. Behalven dit Adelijke Instituut heeft men er hier nog een voor Burgerlijken bijgevoegd: doch deeze komen slechts tot den rang van Onder - Ossiciers; ik meen dat zij eene troup van 150 uitmaaken, in vier Classen verdeeld. Zij krijgen een minder soort van voedsel, naamentlijk van twaals Kopeeken daags, daar er, ten opzicht der Adelijken, met den Schasmeester voor twintig overëengekomen is, 't geen echter, volgens den toenmaaligen Cours, nog geen Zestehalf bedroeg. De Adehjken bekpmen ééne Uniform des jaars, doch deeze moet gewoonlijk met het een of ander oude kleedingsstuk te gemoet gekomen worden. In de Slaapzaalen plaatst men Opzieners; en er wordt zeer strengelljk op zeden en gedrag gelet. De minste straf, behalven kleine correctiën | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| ||||||||||||||||||||||||||||
in de Classen, is water en brood voor één' of meerdere dagen; de tweede, de roeden in het Soldaatenschool, zoo noemt men dat der Onädelijken; de derde. Transport van het Adelijke in het Soldaatenschool; bij zwaare misdaaden (doch dan behoort er des Keizers uitdrukkelijke toestemming toe) gaat men wel eens over tot de geheele verbanning; dit was nogthans onder het tegenwoordig bestuur nog nimmer gebeurd. Eens in de week, des Zaturdng avonds naamentlijk, worden deeze straffen tegen de Crimineelen uitgeweezen. Wanneer zij boeken of andere dingen bedorven hebben, eeten zij zoo lang aan de tafel van het Soldaatenschool, tot dat de prijs der vernielde zaaken uit het onderscheid der twaalf en twintig Kopeeken gevonden is. Allen, voor zoo veel ik ze gezien heb, hadden een zeer decent voorkomen. Dagelijks formeert zich uit hun midden een kleine wacht; en 's avonds oeffent men zich dikwijls in de wapenen: des Zomers in 't bijzonder met Canon, en met het opwerpen van kleine Forten enz. Voorts verzekerde men mij hier, dat men niet in staat is, jongelingen genoeg voor het gebruik, dat men van hun maakt, te vormen; en nauwelijks is de opvoeding van één' derzelven voltooid, of hij wordt onmiddelijk geplaatst. De Keizer laat door deeze Elèves somtijds een hoope Plans van Vestingen natekenen. De vijftig Lutheraanen, die zich omtrent onder dit getal Jongelingen bevinden, hebben in het gebouw hunnen afzonderlijken Kapel- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| ||||||||||||||||||||||||||||
laan; de overigen eene Grieksche Kerk voor de deur. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Zeemacht]De Russische Zeemacht was, ten tijde toen ik mij in dit Rijk bevond, op vijf- en- veertig schepen van Linie en zestien Fregatten gesteld, behalven nog de Galleijvloot, die een 400 Vaartuigen bedraagen mag. Dertig van gemelde vijf- en- veertig waren werkelijk gereed. De twee Fransche Reizigers, die ten hunnen tijde vijftig Schepen van Linie en zeven- en- twintig Fregatten noemen (denkelijk de Vloot der Zwarte Zee er nict van uitgeslooten, die in de opgave, welke mij gedaan wierdt, schijnt weggelaaten te zijn), voegen hier bij, dat de zwaare Artillerie der groote Vloot over de 5000, en die der Galleijvloot over de 3000 Cannonnen bezigt; en dat men tien Man, de helst Matroozen, en de helft Soldaaten, voor ieder Canon behoeft. Dat alles te Petersburg gebouwd en te Cronstadt slechts vertimmerd wordt, heb ik reeds boven gezegd. De laatstgenoemde plaats ligt aan de Oostelijke punt van een lang en smal Eiland, dat zich van 't Oosten naar 't Westen uitstrekt. De Stad, gelijk men mij verzekerd heeft, beduidt weinig; de Schepen, die uit de Oostzee hier aanlanden, vaaren ten Zuiden van het Eiland, eerst Cronslot, 't welk op een afzonderlijk Eiland beneden het voorige ligt, voorbij, en dan in eene der openingen van de Haven van Cronstadt in; er hollen zich hier twee Havens naast elkander uit, ééne voor Oorlogen ééne voor Koopvaardijschepen; rondöm, en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zelfs naar de Oostelijke punt, heeft men Batterijën aangelegd. De Oorlogschepen worden in derzelver Haven meest in rijën voor aan den muur geplaatst; de geenen die onttakeld worden, meer naar achteren. De drooge Doek, waar in de vertimmeringen geschieden, is hier merkwaardig. Het formeert een soort van kruis; men vaart op zekeren afstand van den buitenmuur in het zelve; hier kunnen wel drie Schepen naast elkaâr liggen, doch in het bovendeel en de twee armen van het kruis maar één enkel, dewijl het naar beneden schuins toeloopt. Behalven te Cronstadt, ligt nog een gedeelte der Vloot te Reval. De Vloot der Zwarte Zee wordt boven en beneden Cherson op de Dneper gebouwd, doch zij ligt gewoonlijk te Sebastopol in de Crim. Het getal van Oorlogschepen en Fregatten durve ik hier niet bepaalen. Voor 't overige weet men, dat Rusland, zoo in haare Land- als Zeemacht, dikwijls Hollandsche Officieren van veel verdiensten gebezigd heeft: gelijk ik er in de Marine nog den sedert overleedenen Admiraal Vaillant gekend heb; den Generaal van Suchtelen, die zich toen in het Zuiden van Rusland bevondt, heeft het mij leed gedaan niet te mogen ontmoeten. De Hof - Calender noemt, ten opzicht der Zeemacht, een Admiraliteits Collegie, en de naamen van vijf werkelijke Admiraalen, agt Vice-Admiraalen, en dertien Schout-bij-Nachten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[Vertrek van Petersburg]Toen ik in Maart 1799 van Petersburg naar Moscou reisde, behoorde tot deeze en alle andere binnenlandsche tochten niets meer dan de enkele Po- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| ||||||||||||||||||||||||||||
derosch; en met denzelven aan de Wacht bij de Barrière te vertoonen, wierdt men zonder verwijl er door gelaaten: doch in het jaar daarna wierdt het oude gebruik in de Hoofdstad, volgens welk zij, die zich buitenslands begeeven wilden, hunne naamen in drie Stadscouranten achter één moesten laaten plaatsen, ten einde het opligten van Crediteuren voor te komenGa naar voetnoot(a), ook tot reizen van de ééne Provintie in de andere uitgestrekt, en dit werk zoo omslagtig gemaakt, dat men mij van huurknechts verhaald heeft, die hunne Heeren slechts tot aan de Grenzen verzellen moesten, en die, om hier toe te geraaken, genoodzaakt wierden zich op negen verschillende Bureaux te begeeven, eer zij met hunnen Pas gereed konden komen; ik zelf heb eens, van een' schoonen dag willende gebruik maaken om het nabuurige Keizerlijke Slot Petershof te bezichtigen, van dit voorneemen moeten afzien, om dat ik niemand aan het Hôtel van den Commandant der Stad, noch op zijne Cancelarije, aanweezig vond, om mij de vergunning tot deeze kleine Tour te verleenen, zonder welke ik echter zelfs de Barrière van het Stedeken, dat bij dat Slot ligt, niet zoude binnen gelaaten zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Bij mijn vertrek uit het Rijk moest eerst een Pas van den toenmaaligen Vice- Cancelier, Graaf Panin', gevraagd worden, die ze zonder 's Keizers uitdrukkelijke toestemming niet zoude hebben durven tekenen. De ceremonie der drie Couranten volgde; 't welk eene groote week tijds verëischt, en bij mij wederöm met deeze zwaarigheid verbonden ging, dat, daar ik omtrent het al of niet medetrekken van één mijner bedienden telkens in nieuwe onzekerheid gebracht wierd, ik ligtelijk ten einde van de week genoodzaakt had kunnen worden, een' anderen persoon in de plaats te moeten huuren, en daar door het geheele Coutantenveld weder van aanvang af had kunnen doorwandelen: terwijl in dien tusschentijd, bij het verloopene Saisoen, de dooi had kunnen intreeden, en de wegen zoo bederven, dat ik nog eene maand of anderhalf langer in de Stad zou hebben moeten blijven. Het bewijs, dat, na de driemaal herhaalde Advertentiën, geen Schuldëisscher was opgekomen, heeft; eerst door een paar Onder- Departementen van Quartaale en Generaale Police, en het Cameraal- Departement of Stadhuis moeten doorgaan, en toen op de Cancelarije van den Gouverneur van Petersburg, den Graaf Van Pahlen, gebracht worden, bij wien ik vervolgens, na dat alles in order bevonden was, in persoon den Poderosch moest gaan verzoeken. |
|