| |
Finspong, Norrköping.
Maart en augustus 1798.
[Reize naar Finspong]
Van deeze plaats heeft men vijf Stations naar Norrköping af te leggen. De twee eersten vrij plat en eenvormig. De derde, die reeds in Oostgothland voert, ten uitersten berg- en boschächtig; men wordt op dezelve voorbij de schoone Buitenplaats van de Wed. Ornskiöld, waar een Smeederij toe behoort, gereeden. Zij is aan een allerliefst Binnen - meir aangelegd. De wandelingen loopen zoo wel door het bosch als langs dit water, van welk een boezem door eene welgetekende Chineessche Brug van het overige der Kom is afgezonderd. Rondöm het huis, dat slechts maatig
| |
| |
is, trekt zich een Laan in de rondte, en deeze wederöm wordt door de Landstraat doorkruist, Eerst tegen het eind der volgende Station, welke andersints van den zelfden aart als de voorige is, ontdekt men van de hoogte de schoone en vruchtbaare vlakte van Norrköping, met de wateren die er door heen spoelen, en een driekantig bosch, 't welk er zich met eene goede uitwerking in vertoont, te gelijk met de Stad en eenige andere. Dorpen en enkele huizen: eene vlakte, welke zich door een goed gedeelte van Oostgothland heen trekt, en aan deeze Provintie den naam van het Zweedsch Italiën gegeeven heeft. Doch hoe veel genoegen het allengskens en slingerend afdaalen van deezen verhevenen en stijlen berg mij in het Voorjaar van 1798 verschafte: met zoo veel ijzing denk ik nog aan het noodlottig oogenblik te rug, 't geen ik er in den volgenden Zomer toen ik naar Stockholm terug keerde, bij het wederöm beklimmen van denzelven, heb doorgebracht: wanneer het afspannen der weigerende paarden van eene zwaare Reiskoets, die reeds tot eene aanmerkelijke hoogte gevorderd was, (het verzinsel van een' onbedreeven Koetsier, om het Rijtuig achter uit te kunnen zetten, ten einde eene bekwaamer plants te vinden, tot het op nieuw naar boven trekken) dit gevaarte aan het afrollen van den berg bracht; en er niets dan het sluiten van het zelve tegen eene rots aan de zijde, met de gelukkigst mogelijke omvalling, verhoed heeft, dat zij, die mij de
| |
| |
dierbaarste in dit leven is, en die toen alloen in de koets zat, niet voorbij mij heen in de diepte storttede.
| |
[Finspong: dorp, yzer-smeederijen, kasteel met bibliotheek, tuin, en verdere aanleg]
In plaats van den korten weg, die van het laatste Posthuis naar de Hoofdstad der Provintie brengt, onmiddelijk af te leggen, verkoos ik alvoorens Finspong, dat op een' goeden afstand ter rechter zijde van dezelve verwijderd is, te bezoken. Men houdt den bergmuur, dien men afgedaald is, eerst een' geruimen tijd alleenlijk naast zich, doch koomt vervolgens op nieuw in eene bergächtige streek, en doorkruist een groot Dennenbosch. Waar men van paerden verwisselt, loopt een breede Stroom in eene zeer uitgestrekte Kom of liever Meir, 't welk daar na weder een' anderen Stroom naar Norrköping zendt; het gezicht hiervan vertoont zich zeer voordeelig van eene rots. Men rijdt langs de eerste dier rivieren nu eenigen tijd, doorkruist ze daarna over eene brug, en er volgt een naakte en van natuur ruwe streek, met zeer armoedige boerenhutten: hoe zeer men het land had aangebouwd waar het slechts mogelijk was, gelijk ook het Winterkoorn er reeds voortreffelijk stond. Eindelijk koomt men op nieuw in een Bosch en langs water, tot dat men eindelijk het Kasteel en het gehucht van Finspong ontdekt. Eene IJzersmeederij, aan den Graaf de Geer toebehoorende, heeft aanleiding tot deezen bouw gegeeven. Een water, 't welk uit een Meir, wat hooger op gelegen, door een Dal, van beide zijden met Dennen
| |
| |
en ander hout bekroond, herwaards koomt heenvloeijen, vormt boven het Kasteel eene sterke strooming, schoon de val op zich zelven niet hoog is; dit water heeft men van ter zijde gedeeltelijk weeten te vangen, om er eenige raderen der Traficq door in beweeging te brengen. Het voornaamste, dat hier verwerkt wordt, is Stang-ijzer, waarmede zich vier hamers in twee gebouwen bezig houden; geduurende eenige maanden wordt er ook van het zelfde Metaal gesmolten, en, wanneer het besteld wordt, giet men ook geschut. Boven dien brengt dit water nog een' Zaagmolen in beweeging, doch slechts tot eigen gebruik. Men schat het hier bearbeide Stang-ijzer op tusschen de 2- en 3000 Schippond 's jaars, en het gegootene loopt nog iets hooger. Des Zomers zijn er altijd een paar schepen onderweegs tusschen Finspong en Norrköping, daar in de laatstgemelde Stad alles tot verder buitenlandsch transport wordt ingescheept. Op eenige nabuurige Eigenaars van Bosschen rust de verplichting om die houtskoolen, die zij zelven niet verwerken kunnen, aan den Heer de Geer voor den prijs, dien hij goedvindt vast te stellen, te leveren. Het landgoed is allerüitgestrektst, en wordt geschat op tusschen de 20- en 30,000 Rijksd. inkomsten. Er behooren ook eenige verspreide IJzer-Mijnen toe, met nog andere Smeederijën, Allerlei levensbehoeften worden, gelijk op de meeste overige groote goederen in Zweden, hier zelve toebereid, en de Land - heer levert zijnen Onder- | |
| |
zaaten het meest wat zij tot den akker, en tot hun voedsel noodig hebben. In de hoofd - traficq arbeiden hier een groote honderd menschen. Het Dorpje beduidt niet veel; het breidt zich in een hoope onregelmaatig heengeworpene en slecht gebouwde huizen ter rechterzijde van het Slot uit. Er woonen meer dan ééne familie in het zelfde huis, en iedere beslaat een paar vertrekken. Aan 't eind is een Lazareth voor agt of negen oude behoeftige Vrouwen, die 'er van alles verzorgd worden. Het
Kasteel is groot, doch van geene moderne bouwäart. Van vooren is een Bassecour met twee losse zijdevleugelen. Van achteren springt een halfronde Coupel naar buiten, die gelijk hoog rijst met het gantsche gebouw. De plaatsing van het zelve had, zoo 't mij voorkwam, gelukkiger kunnen uitgezocht worden. Daar het beneden de Smeederij staat, waar zich het Dal verbreedt, begrijpt men ligtelijk, dat deszelfs eenige ruimere uitzicht naar de achter-, dat is de Norrköpingsche zijde, moest worden gevonden. Men ontdekt hier intusschen bijna niets van het water, in welk zich het Bergstroompje ontlast, en alleen de twee grachten, die het er heen leiden; een' snaphaanschoot laager had men het in zijnen vollen omvang kunnen leveren. Deeze tusschenruimte wordt thans door een gedeelte van den Tuin ingenomen. Inwendig wordt men ter linkerzijde in de ouwerwetsche reeks der Vertrekken van den Graaf gevoerd; met eene Kerk er naast aan, in welke, schoon Finspong geen
| |
| |
Parochie is, voor het Dorp wordt dienst gedaan, Uitwendig spreekt deeze Kerk niet, en men gaat uit de Voorkamer van het Slot onmiddelijk in de Loges voor de Famille bestemd. Het Altaarstuk, door den Hertog van Oostgothland opgegeeven, doch gebrekkig uitgevoerd, stelt eene Group van Engelen voor, die een schitterend en slraalend Kruis naar den Hemel draagen. Ik hoorde hier des Zondags voor eene zeer talrijke en gedrongene Vergadering eene ernstige Leerreden uitspreeken, die gewis niet zonder personeele toepassingen was opgesteld, en ook niet naliet op de jonge Dochters, op welke zij het gemunt had, voor het oogenblik althans, haare uitwerking te doen. De Vertrekken, van welken ik zoo even gewaagde, zijn vol middelmaatige schilderijën, en bevatten voorts eenige Physische Instrumenten, snijwerk van IJvoor en op Glas, en andere zeldsaamheden van meerdere of mindere waardij. Aan de andere zijde loopen de vernieuwde en elegantere Kamers en Boudoirs der Graavinne. Boven, ontmoet men eene Biljard-Zaal, met een klein Theäter; een stuk van Jordaans, het vangen van den visch met het geld in den mond verbeeldende, beslaat hier eene groote plaats: doch de schilderij is veel te vol, en men wenschte wel eene aangenaamere natuur er op voorgesteld te zien. Een Boekvertrek op dezelfde verdieping, in welk de Predicant, die tevens Bibliothecaris is, mij ontving, kwam mij nauwelijks groot genoeg voor, om te kunnen gelooven, het
| |
| |
geen hij mij echter verzekerde, dat er 17000 Deelen in gerangschikt waren. Daar de boeken evenwel naar den maatstaf der lengte geplaatst zijn, en er dus van onderen tot boven bijna geen duim ledige ruimte in over was, betwist ik er niet volstrekt de waarheid van. Den Catalogus heeft men naar de orde der Weetenschappen uitgewerkt, hoe zeer er op deeze orde nog wel de eene of andere aanmerking zou kunnen vallen. Ook waren de Werken zelven, eenige weinigen uitgezonderd, oud en niet uitneeemend geconditioneerd. Tot die uitzonderinge behoort de kostbaare Editie van Wielands Schriften, in eene reeks van Quartijnen, met de Plaaten van Geyser; ik had dezelve tot nu toe niet ontmoet. Onder de overige zeldsaamheden deezer Boekverzameling beboort de rol, op welke de begraaffenis van Karel V, gelijk hij, nog leevende, den trein liet voor zich heen gaan, in kleine gecoulcurde figuuren was afgebeeld. De Tuin, gelijk ik reeds zoo even begon te zeggen, ligt gedeeltelijk achter, en gedeeltelijk ter zijde van het Slot, van den rijweg door staketselen afgescheiden, en naar de overige kanten met water omringd. Zeer uitgestrekt is hij niet. Men vindt er eenige Engelsche slingeringen over hoogtens en laagtens, hier en daar met allerlei vercierselen; eene goede Oranjerie, met eene wandeling tusschen een paar Persiken-Espaliers; wat verder verscheiden broeikassen, aangenaame kleine Eilandtjes in het water, en eindelijk op de grootste verhevenheid eene opene
| |
| |
Rotonde, den Tempel van Aurora geheeten (dit is de gewoone Vrouwennaam in de Famille van de Geer); hij rust op twaalf Jonische Colommen; boven op staat de Statue des Dageraads; inwendig een Altaar in het midden, met Bustes van persoonen uit het geslacht, en met Basreliëfs: dan, bij afweezenheid der Eigenaaren, en met den Winter, was dit overdekt. Het gebouw scheen mij over 't geheel wat ingedrukt toe. Vlak achter het Slot is een Gazon, 't welk tevens met het huis, als een Schier-Eiland, met eenig water omringd is. Op een' verderen afstand, en geheel buiten de plaats, heeft men door een Dennenbosch hog wandelingen aangelegd, die naar een Salon voeren, aan welk men uitwendig de gedaante van een' houtskolenhoop gegeeven heeft, gelijk men die in dit land der Smeederijën geduurig ontmoet, met Dennenloof naar alle zijden overdekt. Nog elders ligt in de buurt een soort van kleine Eremitage in 't midden eeniger gangpaden onder Dennen- en ander geboomtfe. Achter het Salon derzelve bevat een steen een grafschrift op Belisarius, even als of de beroemde Grieksche Veldheer zich deeze plek van Zweden na zijn' dood ter ruste gekoozen had. In 't geheel is aan Finspong veel te koste gelegd, en het heeft zich in dit Rijk geen' geringen naam verworven. Ik twijffel ook niet, of het biedt in den Zomer aangenaame en belommerde wandelingen aan. Een nog vrij wat besneeuwde en beijsde grond, benevens dorre boomen, geeven zekerlijk geen recht
| |
| |
om eene plaats te beöordeelen: doch daar ik ook Mälbij in het zelfde saisoen gezien heb, meene ik er ten minsten het recht van vergelijking door bekomen te hebben; en dan zoude ik alles saamgenomen, althans wat aanleg en gezichten betreft, de voorkeur ver aan het landgoed van den Heer van Carlson geeven.
| |
[Norrköping beschrijving der stad, koperfabricq, kerken, toestand van Norrköping enz.]
Norrköping, waar van de toegangen, reeds eer men binnen treedt, den vreemdeling innneemen, is ééne der groote Steden van het Koninkrijk, en heeft, gelijk zich ieder nog ligt herïnneren zal, nog geen vier jaaren geleeden binnen zijn' omtrek den jongen Monarch, die thans regeert, zien kroonen. De Motala doorsnijdt de Stad van het Westen naar het Oosten, in twee niet zeer ongelijke deelen. Na eerst reeds eene sterke strooming en een paar vallen van een' voet of vier veröorzaakt te hebben, glijdt zij onder de eerste en langste der bruggen, die de beide halve steden aan êên binden, door; omvat in de slingering van een S. meerdere grootere en kleinere Eilanden, aan elkaâr en met het overige der Stad door kleinere bruggen verbonden; geeft door haare nu onäfgebroken voortduurende stortingen hier leven en werksaamheid aan eene meenigte Fabriquen en Trafiquen van allerlei soort; drijft hier op, haare wending voltooid hebbende, onder de laatste brug, die echter op verre na de laatste niet zijn moest, heen, om dan in eene rechte linie tusschen twee Kaaijen de Stad allengskens uit te vloeijen. Veelligt verbeeldt men zich,
| |
| |
dat deeze vallen der Motala, onder welken er ééne is die op tien ellen hoogte geschat wordt, zoo wel als de verschillende splitsingen en herëenigingen die zij formeert, van dit gedeelte van Norrköping een zeer belangrijk gezichtspunt maaken: doch het tegendeel hiervan is juist de waarheid. De Natuur heeft hier reeds niet op de gelukkigste wijze getekend; de stortingen en stroomingen doen er over 't algemeen geene der aangenaamste uitwerkingen, 't geen de Eilanden nog minder begunstigen. De voornaamste val, die reeds eenige ellen vroeger in de schuinste sterk begint af te zakken, maakt wel een schoon verwulsel in 't nederstorten, doch heeft geene genoegsaame breedte. Aan zijne zijde vertoont er zich eene andere, die nog veel minder is. Nauwelijks is er een plek te vinden, waar men dien hoofd-val behoorlijk overzien kan: zoo sterk is alles betimmerd; en die Fabriquen, met al het gewoel der waterraderen die haar aan den gang brengen, verminderen van haare zijde het genot, dat men er anders veelligt nog zou kunnen scheppen. Het grootste Eiland bevat eene vermaarde Kopersmeederij, welëer door een' der eersten uit de de Geersche Familie, die zich in Zweden neêrgezet hebben, ondernomen, en in de afgeloopen eeuw nog merkelijk verbeterd, doch thans, sedert dat de laatste Eigenaar in handen zijner schuldëisschers geraakt is, slechts voor een derde aan den gang. Aan beide zijden van het Eiland worden de raderen door den stroom in beweeging gezet. Men- | |
| |
treedt er van het Zuidelijke gedeelte der Stad over eene Brug door eene groote poort binnen, op welke laatste men een' toren gebouwd heeft, met drie kamers boven elkaâr, en geheel omhoog een' omgang, die een uitgestrekt gezicht in de rondte oplevert. Het Eiland vormt bijna een langwerpig vierkant, en heeft, behalven het woongebouw, alles an zijne zoomen, 't geen tot de onderneeining noodig is; en oeffent daarënboven, door een nabuurig
ovaal Eiland, 't welk, naar eene Salmvisscherij, het Salm-Eiland genoemd wordt, met de Noordelijke Stad gemeenschap. Wanneer ales hier behoorlijk aan den gang was, zouden er over de honderd arbeiders verëischt worden. Ik zag er verschillende bewerkingen: het smelten bij voorbeeld van koper, 't geen, met kalmeij vermengd, twaalf uuren lang in een pot of agt over het vuur gestaan had, deeze wierden er een voor een uitgehaald, en het vloeijend Metaal, na de zuivering, in andere potten overgegooten; nu wierden deeze wederöm, die reeds het reine koper bellelsden, tusschen twee zwaare steenen uitgestort, om aan plaaten de geboorte te geeven. Zonderling, dat men in een land, gelijk Zweden, dat schier een enkele Graniet-rots is, dat zelfde soort van steen uit Rouën moet laaten overkomen: terwijl het hier poreuser en minder hard is, dan in het Koninkrijk, waar men er zulk een' overvloed van bezit. Het Cylinderwerk had niets ongewoons in de Fabricq: doch het snijden van het koper in smalle reepen
| |
| |
met een aantal naast elkaâr geplaatste schaaren, geschiedde op een geheel ander beginsel, dan ik het te Moss in Noorwegen omtrent het ijzer gezien had. Een enkel waterrad bewoog daar na verscheidene Machines heen en weder, die deeze reepen in koperdraad veränderden: schoon de hand des arbeiders deeze bewerking altijd verzellen moet. Nog in een afzonderlijk gebouw zag ik hier vingerhoeden gieten en polijsten; eene groote meenigte derzelven wordt op eens gegooten, doch stuk voor stuk moeten zij daarna een reize of agt de handen doorgaan; met dat al kosten zij eene niet noemenswaardige kleinigheid. Voorts gaat alles, wat in deeze Kopersmelterij verwerkt wordt, naar de pakhuizen van eenige Stockholmsche Kooplieden, eer het buiten het Rijk verzonden wordt. Behalven verscheiden andere Fabriquen, die, gelijk waarschijnlijk de Stad zelve, aan het storten der Motala haare geboorte schuldig zijn, ziet men er ook Koornmolens op dezelfde wijze in omloop geraaken. Intusschen beweert men tog, dat er van het water nog onëindig meer partij had kunnen getrokken worden, dan er in der daad geschied is; en dat men nog zeer veel plaats voor waterraderen en dus voor Fabriquen ongebruikt heeft laaten liggen. Meer evenwel dan dit alles doen de Weefgetouwen van Laken, zoo wel als van allerlei ander soort van kleedings-stof, Norrköping bloeijen; en wel twee derde van al den rijkdom der Stad is in dit soort van nijverheid be- | |
| |
greepen: schoon, over 't algemeen genomen, de Plaats niet vooruit gaat, reeds verscheiden Fabriquen heeft zien verdwijnen, en geen aanmerkelijk getal Kooplieden, Schepen, noch sterken Handel oplevert. Behalven eene Suiker - Rafinaderij, die hooger op staat, ziet men er een paar anderen op de Kaaijen, waar van ik zoo even sprak. Deeze Kaaijen maaken een der grootste cieraaden der Stad uit, en zijn vrolijk en goed gebouwd. Men plaatste er toen eene IJzerwaag, 't welk een wit gevaarte, van onderen met geslooten
boogen scheen te zullen worden, doch dat mij een weinig laag voorkwam. Ook andere goede openbaare gebouwen vertoonen zich op dezelven; en de Rivier, die tusschen de Kaaijen heenstroomt, draagt de Schepen, die van hier voornaamentlijk het ijzer uitvoeren. Doch ik moet de Stad nog verder in 't algemeen beschouwen. Op eene zoo uitgestrekte plek gronds gebouwd, dat sommigen haaren omvang schier aan dien van Hamburg gelijk stellen, telt zij evenwel slechts 9000 Inwooners; ook kunnen de straaten niet anders dan eene doodsche gedaante vertoonen, waartoe derzelver ruimte het haare toebrengt. In de voorige eeuw, gelijk meest alle Zweedsche Steden, eens volkomen afgebrand, heeft men Norrköping ook, even als haare Zusteren, in regelmaatige vierkanten vakken weder opgebouwd. Eene der langste straaten in het Zuidelijk gedeelte is de Drottning-gatan of Koninginnen-Straat, welke juist op de laatste Brug ant- | |
| |
woordt, en over dezelve heen, en daarna in 't Noorder-deel op eene groote Markt brengt, op welke men onlangs, doch meer naar de êêne zijde, twee laage, geel geverwde gebouwen van hout getimmerd heeft, het eene een' Manege, het andere eene Comoedie; beide zijn van binnen niet onäardig, schoon tot hun oogmerk niet zeer groot; er bestonden hier te vooren reeds een Schouwburg of twee, en zoo zeer is men in eene binnenlandsche Stad van dit Rijk op vertooningen van deezen aart gesteld, dat eens twee Troupen te gelijk het hier een' geheelen Winter hebben kunnen gaande houden. Voor Bals en Concerten staat langs deeze zelfde Markt een gebouw. Wat verder ter linker zijde af heeft men een aanzienlijk Plein met jonge boomen tot eene openbaare wandeling bestemd, en dezelve tusschen laage muuren ingeslooten. Men vindt te Norrköping slechts weinig huizen van steen; zelfs veele houten zijn nog met de afzichtige roode verw besmeerd, en eenige met zooden bedekt. Tusschen beiden liggen verscheiden tuinen. Het Zuidelijke gedeelte is het
grootste van de twee, en hier alleen staan de beide Kerken; de Hoofdkerk wordt door een uitgestrekt vierkanten Kerkhof omgeeven, het welk men onder den op zich zelven staanden Toren door eene poort betreedt; deeze Toren heeft eene redelijke hoogte, en van boven eene nog al moderne Bouwörde, hoe zeer een weinig ingedrukt; de Kerk zelve staat in eene schuinsse richting aan de ééne zijde van dat Kerk- | |
| |
hof, en heeft eene goede Façade, maar is laag. Op een ander nabuurig Plein, 't welk tevens het Stadhuis, dat men meende te vernieuwen, vertoont, rijst de Hoogduitsche Kerk, eene inrichting van voorige tijden: want tegenwoordig zoude voor een dozijn menschen, uit welken de Gemeente bestaat, hier zekerlijk niet één, laat staan twee Leeraaren, om 't Euangelie in deeze taal te verkondigen, ontbooden worden. Ook predikt er een van hun beiden tevens in 't Zweedsch. Van binnen heb ik geen deezer Kerkgebouwen bezichtigd. In deeze Hoogduitsche, gelijk nog in eene Landkerk, of Parochie der nabuurige Landlieden, een geheel wit gevaarte, moeten door een' boer van deeze streeken, zekeren Hörberg, een paar Altaarstukken vervaardigd zijn; doch 't geen ik, zoo te Finspong, als te Norrköping zelve, van zijn' arbeid gezien had, overtuigde mij wel van eenige aangeborene talenten des Mans, en eene gelukkige geschiktheid tot de schilderkunst, maar tevens van weinig oeffening; en zijne stukken willen niet te zeer van nabij gezien worden. Behalven in deeze drie Kerken, worden er nog in een Hospitaal Godsdienstige Vergaderingen gehouden. Een der meest in 't oog vallende gebouwen deezer Stad is nog het Rasphuis, vooräl om dat het, bij zijne uitgestrektheid, insgelijks spier wit is. Men kent slechts drie van dit soort van inrichtingen in het Koninkrijk. De plek gronds waar het op gesticht is, wierdt door den voorigen Eigenaar voor 1000 Rijksd. aan de
| |
| |
Kroon verkocht, na dat hij eerst eene aanzienlijke Bibliotheek, met de Instrumenten tot een Observatorium, aan de Stad had aangebooden, en tevens het inkomen, 't welk een Bibliothecaris en Custos vereischten: mits zij er van haare zijde het gebouw toe liet oprichten. Zij weigerde; en, na dat de Eigenaar op eene andere wijze over zijne Verzameling beschikt had, ontving zij, gelijk ik reeds gezegd heb, in plaats van eene Bibliotheek, een Tuchthuis.
| |
[Gegraveerde portraitten en andere letterkundige verzamelingen van den heer Lindahl]
Of er thans meerdere Kunstverzamelingen te Norrköping gevonden worden, is mij onbekend. Alleenlijk weet ik, dat de Heer Lindahl een zeer belangrijk aantal van in- en uitlandsche Portraitten, onder anderen omtrent twintig van Grotius, bezit. Ik zag bij hem ook verscheiden Handschriften van beroemde Mannen, en een zeldsaam Engelsch Werk over de Tuinkonst, 't welk nimmer verkocht, maar slechts als een geschenk is uitgedeeld. Het heet: Skepton Sketches on Landscape-gardening, 1794: de tekeningen zijn met zeer veel smaak geïllumineerd, somtijds met drie tot vier lapjes papier boven elkander, die slechts aan de ééne zijde opgeplakt zijn, en, weggeligt wordende, den Tuin weder eene nieuwe gedaante doen aanneemen.
| |
[Mineraale bron in de buurt der stad]
Een vierde mijls van de Stad bezoekt men een soort van Mineraale Bron, met verscheiden gebouwen, en eenig kunsteloos Plantsoen. De kracht van 't water bestaat meest in 't genoegen, dat men er koomt scheppen; in gezelschap, maaltijden, dans
| |
| |
en dergelijken; men kan er, indien men het verkiest, logeeren; andersints is de afstand van de Stad niet groot genoeg, om er niet, 't zij op een' dag of nademiddag, heen te rijden, en 's avonds weder te rug te keeren. Tot schande van de Bron, brengt men er somtijds andere Mineraale wateren mede. In de buurt stroomt de Motala, eer zij de Stad bereikt heeft, in eene laagte met kronkelingen en een' sterken loop voorbij.
|
|