| |
| |
| |
Löffsta.
October 1797.
[Reize naar Löffsta]
Om van Süderförs de reis naar Löffsta voort te zetten, is men genoodzaakt een paar verveelende mijlen, een gedeelte van den voorigen weg, op nieuw te doorworstelen, doch waar voor men rijkelijk schadeloos gesteld wordt door eene daaröp volgende allervruchtbaarste vlakte, bijna geheel met een tapijt van winterkoorn overdekt, of de spooren opwijzende van den even afgeloopen oogst; welke eindelijk wederom vervangen wordt door eene meer beperkte streek, die tusschen akkers, en dennenbosschen met rotsen, afwisselde. Men rijdt op deezen weg reeds voorbij drie smeederijen, aan den Baron de Geer toebehoorende.
| |
[Kasteel van den baron de Geer, met bibliotheek, mineralië-cabinet en tuin]
Rondöm Löffsta zelve verëenigen zich wederöm vier anderen, en hier bevindt zich het Kasteel des eigenaars. De herberg onbewoonbaar vindende, en naar een ander quartier omziende, boodt de Hofmeester van den Baron, welke afweezend was, ons het verblijf op het zelve aan, en wij genooten er geduurende twee nachten en een' dag ene zoo oplettende en beleefde behandeling, als of zijn Meester hem den uitdrukkelijken last gegeeven had, er ons geduurende dien tijd te logeeren. Het is een groot en wel getimmerd steenen gebouw, van buiten bepleisterd en geel geverwd; de vertrekken zijn in eene goede orde verdeeld, en vrij modern gemeubeld; men vindt er verscheiden Fa- | |
| |
mille-portraiten, en eenige anderen van Zweedsche Koningen; ook ziet men er eene Cleoptra van tapijtwerk, door den overleeden Paus, zoo ik meen, aan den Hertog van Oostgothland, en door deezen weder aan den Heer de Geer geschonken. Op de prachtige lijst bespeurt men ook het te Romen zoo duizendmaal herhaalde wapen van Pius VI: doch de tekening der figuur zelve is stecht. Vlak naast het Hoofdgebouw heeft men een paar losse vleugels doen oprijzen, waar van de ééne eene nette Bibliotheek bevat, de andere een klein Cabinet van Mineraliën en Petrefacten. In de Boekverzameling treft men eene meenigte goede oude, en ook zeer nieuwe Werken aan; verscheiden Acten van geleerde Maatschappijën, Prenten, Atlassen, en andere dingen; zelfs vrij ouwerwersche Hollandsche Godgeleerde Werken: daar de Famille der de Geeren (gelijk men weet) uit dit Gemeenebest oorspronkelijk is. De Vader des tegenwoordigen eigenaars, de Hof-Maarschalk de Geer, een groot beminnaar der Natuurlijke Geschiedenis zijnde, heeft een uitvoerig Werk over de Insecten uitgegeeven, waar van hier ook het Handschrift bewaard wierdt, met tekeningen met de pen: doch zijn Cabinet zelve, benevens a1 de Naturaliën die hij bezat, schonk hij aan de Koninklijke Maatschappij
te Stockholm: alleenlijk, de Mineraliën uitgezonderd, die ik zoo even zeide dat zich in den anderen vleugel verëenigen, om dat hïj meende dat ze voor zijn' Zoon, als erfgenaam der smeederijën, van dienst konden
| |
| |
zijn. Er bevonden zich daarönder wel eenige fraaije stukken: doch met het Cabinet van den Heer Muller te Christiania zoude het echter moeite hebben te wedijveren: hoe zeer zich in het zelve geen Fossiliën, gelijk hier, bevinden. De overige vleugels en Pavillons, die het huis omringden, waren tot Ossices en dergelijken bestemd, en er is in een derzelven een geweerkamer. Doch de aanzienlijke koe- en paerden-stallen waren, als afzonderlijke gebouwen, wen, meer achterwaards geplaatst. De tuin is tusschen het Kasteel en de Hoofdstraat van Löffsta aangelegd, en van de laatste deels door muuren, deels door hekken afgescheiden, terwijl een groote halve cirkel van beide zijden den toegang van die straat naar het Kasteel oplevert; doch aan den Noordelijken kant met geboomte en rondöm een klein Meirtje. Hoe zeer eene ruime plek gronds beslaande, is evenwel die tuin niet meer dan een groot Parterre, met eenige laantjes tusschen heggen, een boomgaard er achter, en een' moestuin ter zijde. Een paar Oranjeriën bevatten hier verscheiden goede Oranjeboomen en andere vreemde gewassen: doch tevens nog eenige geschooren Taxis- en soortgelijke boomen. Met den eersten September is men gewoon hier alles uit de open lucht, in welke met het slechts eene groote maand of twee laat huisvesten, in deeze plaatsen van beveiliging terug te brengen. Ik zag hier in eene stookkas eenige schoone Ananasplanten met zoo goed als rijpe vrucht; in eene andere hingen rijpe blauwe druiven, terwijl de
| |
| |
witte reeds afgeplukt waren. Twee bijzondere trekkassen waren voor persiken en apricoozen bestemd, en brachten, gelijk de Tuinman mij verzekerde, jaarlijks volkomen rijpe vruchten voort: waar door althans 't gezegde van een' reiziger onder onze landslieden, die deeze streeken een jaar of wat geleeden bezocht: een gezegde 't geen een kwalijk verstaan hem zekerlijk zonder verder onderzoek heeft doen aanneemen, vervalt: dat naamentlijk op de buitenplaatsen boven den zestigsten graad men we1 voor zijn genoegen kassen aanleide, om er perfiken en apricoosen in re zien bloeijen, doch dat het enkel bij bloeijen bleef; en dat er zich zelfs aan de boomen geen vrucht wilde aanzetten. Het Climaat moet hier intusschen schrikkelijk ruw zijn, daar er onlangs niet alleen diep in Julij, in een' enkelen nacht, een meenigte groentens en ander plaatgewas waren doodgevrooren: maar daar in half September somtijds de sneeuw begon te vallen, om niet weder te verdwijnen vóór de helft van den volgenden Meij. De Tuinman van Löffsta was een geboren Zweed, doch die lang op verscheiden Hollandsche plaatsen gediend had. Voor 't overige was hier wederöm in den geheelen omkring van huis en tuin, zoo uit- als inwendig, een verbaazende overdaad van ijzer, deels aan fraaije hekken, deels aan andere afscheidingen, te koste gelegd.
| |
[Beschrijving van Löffsta en deszelfs yzer-Smeederijen]
Löffsta is eene der negen plaatsen in 't eigendom van den Baron de Geer, waar de val van 't water
| |
| |
smeederijën (bij sommigen derzelven zijn tevens smelterijën) toelaat: behalven nog andere goederen, die hij boven dien bezit. Zij staan allen onder twee Opzieners, waar van de ééne vijf, de andere vier smeederijën onder zijne beheering heeft. De portiën, welke den Heer de Geer in de Yzergroeven van Dammora toekomen, geeven hem gelegenheid om zijne Trasiquen met zoo veel te meerder voordeel door te zetten. Löffsta wierdt door deeze Famille te vooren slachts in huur van de Kroon genooten: doch in de zeventiende Eeuw was deeze laatste genoodzaakt, wegens geschootene gelden, het haar in eigendom over te laatend. In die zelfde Eeuw vestigde zich ook hier een Wallonsche Colonie, doch die allengskens den Lutherschen Godsdienst in plaats van den Hervormden, en de Zweedsche taal en zeden heeft aangenomen. Het plaatsje bestaat uit eene enkele Hoofdstraat, met esdoornen beplant, en met een fraai ijzeren hek aan de twee, enden; aan den éénen kant loopt nog een de andere breedere straat, met twee rechte hoeken op deeze nederkomende, een klein end weegs heen. Langs de Hoofdstraat ziet men de Kerk, die niets beduidt, doch taamelijk bezocht en wel bepredikt wordt; het huis des Opzieners; en voorts de houten en rood geverwde doch ordentelijke huizen der arbeidslieden, uit welken, even als te Süderförs, het plaatsje alleen bestaat: gelijk ook alles voor rekening van den Heer gaat. Men schat het getal der inwooners op 1200 zie- | |
| |
len. De Smeederijën waren geduurende mijn verblijf alhier onder reparatie, gelijk jaarlijks om deezen tijd een veertien dagen plaats heeft: dus konde ik ze niet bezichtigen, en zoude ook in der daad niets meer daar aan gezien hebben, dan op de plaats, uit welke ik naar Löffsta vertrokken was.
|
|