Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw
(1943)–P.J. Meertens– Auteursrecht onbekend
[pagina 418]
| |
VI. Wetenschap en kunst na de ReformatieHoezeer het kulturele leven in Zeeland na de Reformatie een opvlucht heeft genomen blijkt o.a. uit de ontwikkeling van de boekdrukkunst en de uitgeverij, van de schilderkunst en van het onderwijs. Het zou echter onjuist en onbillijk zijn, dit op de debetrekening van het Calvinisme te boeken en de kerk der Middeleeuwen te verwijten, dat ze de bloei van deze uitingen van het kulturele en het kunstleven heeft verijdeld. Op zijn hoogst kan men dit beweren van de boekdrukkunst en de ontwikkeling van de uitgeverij in Zeeland. De schilderkunst daarentegen dankt haar opkomst alleen aan de economische structuur van de zeventiende-eeuwse samenleving, die eveneens de oorzaak werd van de vlucht, die het onderwijs in de nareformatorische tijd heeft genomen. Niettemin geldt voor de wetenschap en de beeldende kunsten hetzelfde als voor de letterkunde: ook op deze terreinen is Holland van meet af de meerdere van Zeeland. Men kan dit toeschrijven aan het feit dat de voor Holland en Zeeland bestemde hogeschool in Leiden en niet in Middelburg gevestigd was, en zeker verklaart dit althans goeddeels waarom in Zeeland het intellect niet in die mate op de voorgrond trad als in Holland. Alleen maakt dit nog niet duidelijk, waarom ontdekkers en uitvinders als Christiaan Huygens, Van Leeuwenhoek en Swammerdam, die buiten universitair terrein hun onderzoekingen verrichtten, in Zeeland niet gevonden werden. Philips Lansbergen, de astronoom, en Isaac Beeckman, de natuurkundige, zijn tenslotte toch niet van gelijk formaat als de zojuist genoemde Hollanders, en de laatste bracht bovendien zijn werkzaamste jaren in Holland door. Met de schilderkunst is het al evenzo gesteld. In steden als Delft, Dordrecht en Haarlem, economisch de mindere van Middelburg, vormden zich schildersscholen, waartoe de beroemdste kunstenaars van de zeventiende eeuw behoorden, terwijl Middelburg geen luisterrijker namen kan noemen dan die van Adriaen van de Venne en Ambrosius Bosschaert, een Delftenaar en een Antwerpenaar. |
|