Woord vooraf
In hoofdzaak zijn het overwegingen van locaal-patriottische aard
geweest, die tot het ontstaan van dit boek aanleiding hebben gegeven. Geboren
en getogen Zeeuw, uit een geslacht dat van vaderszijde geheel, van moederszijde
voor de helft sinds drie eeuwen en langer in Zeeland gewoond
heeft, heb ik mij van kindsbeen af in bijzondere mate aangetrokken gevoeld tot
de geschiedenis van het land, dat mijn voorouders bewoonden, ‘'t
vruchtbaer Zeeusche rijck, mijn lieve vaderland’, zoals
Philibert van Borsselen het noemde, het
land waar ik de eerste twintig jaar van mijn leven heb doorgebracht, en van het
volk, waaruit ik ben geboren. Deze liefde tot mijn geboorteland leidde er toe,
toen ik een onderwerp moest kiezen voor mijn proefschrift, daarvoor een deel,
en wel het oudste, van de geschiedenis der Zeeuwse letterkunde te nemen. Ik ben
er mij ten volle van bewust dat er belangrijker onderwerpen zijn, ook in de
geschiedenis van onze letterkunde, en niets is mij meer vreemd geweest dan de
literatuur van het Zeeuwse volk een hogere plaats in ons geestesleven toe te
kennen dan waarop zij recht heeft. Men beschouwe deze studie dan ook in de
eerste plaats als een dienst, die een toegewijd zoon van zijn land aan dat land
bewees, een daad van piëteit, die met liefde en toewijding werd
verricht.
Eveneens ben ik er mij van bewust, dat de uiterlijke vorm van dit
boek er bij gewonnen zou hebben, indien ik terwille van deze vorm enkele
concessies had gedaan aan de inhoud. De behoefte aan een zo groot mogelijke
volledigheid - de psychologie spreekt in dit geval van een
Vollständigkeitszwang! - is enerzijds oorzaak dat de verschijning van deze
studie zo lang mogelijk werd uitgesteld, anderzijds dat ook het heel weinig
belangrijke en het onbelangrijke werd meegedeeld met een uitvoerigheid, die
vooral de meer op het aesthetische ingestelde lezer bij tijd en wijle zal
ontstemmen. Toch heb ik gemeend, in dit opzicht geen concessies te mogen doen
aan de aesthetica, uit de overweging dat deze studie de plaats diende te zijn
waar de belangstellende lezer de gegevens betreffende het letterkundig leven in
Zeeland tot op het midden van de zeventiende eeuw zo volledig mogelijk bijeen
kan vinden. Overigens is dit streven naar volledigheid in ernstige mate
geschaad door de oorlogstoestand, die o.a. het verkeer met het buitenland en
het bezoek aan en gedeeltelijk zelfs de briefwisseling met buitenlandse
bibliotheken onmogelijk maakte. Tot overmaat van ramp gingen in Mei 1940 de
Provinciale Bibliotheek van Zeeland, het gemeente-archief van
Middelburg, het archief van de Nederl. Hervormde kerk van
Middelburg en een groot deel van het Rijksarchief in Zeeland door brand
verloren. Wel bleven de Zeeuwse boeken van de Provinciale Bibliotheek
grotendeels bewaard, maar tot op het ogenblik waarop dit proefschrift verscheen
waren ze voor het merendeel nog onvindbaar. Aldus moest deze studie onder wel
heel ongelukkige omstandigheden voltooid worden.
Maar ook afgezien hiervan blijft het altijd een teleurstellende
taak, een enigszins uitgebreider tijdperk van onze kultuurgeschiedenis te
behandelen, aangezien de bewerker bij zijn onderzoek telkens weer op boeken
stuit, die met geen mogelijkheid te vinden zijn. Uiteraard doet dit euvel zich,
hoe verder men in de tijd teruggaat, des te sterker gelden. Van de