Het toneel der snaaken
(1738)–Jan Pietersz. Meerhuysen– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |
Poorten gesloten waren, voor Zwolle, en alsoo men daar tot negen uyren in kan komen als het open water is, maar dese daar komende was het Veerwater toe gevrooren, en hy by den Veer-man komende, vragende of men daar niet over konde koomen, alsoo hy noodig in de Stad te doen hadde: De Veerman seyde jaa, seer wel, gy kond daar wel sonder perijkel over gaan, daar zijn terstond noch 5 a 6 mannen over gegaan: Hy wederom seyde, ik derve dat niet bestaan, ik vreese dat het Ys noch al te krank is; De Veerman seyde ik sal u wel voorgaan, hy seyde dat hy dat niet bestaan dorste; maar vraagde wat hy hem geven zoude dat hy hem daar over droeg, sy accordeerden daar over, en hy droeg hem daar over, meenende dat hy dan sonder perijkel was, niet eens denkende dat twee meerder zwaarte hadden als een; Maar ik denke dat hy dat van Klaas Narre geleert hadde, die ook tegen het Peert seyde, doe het scheet, nu salstu ook niet langer rijden, want doen ik in de Broek scheet moest ik ook gaan, en nam het Peert de Zadel of, en droeg dat op 't hooft. |
|