Dus prediken de Keysers, voor de Geestelijke.
ALs Keyser Karel de V. eenen Rijks-dag tot Mentz hadde aangestelt, seyde hy tegens den Paus Nunctus Canabz; Mijn Heer, onse Vader heeft u wel in Duytschland gesonden, om de Kerken te reformeeren: maar gy doet niet als geld daar uyt te lichten, en wech te voeren. Aldus reformeerde de Keyser den Reformateur. Cuno de Graaf van Valkensteyn stond daar by, ende een Canonijk van Mentz, die een kostelijken hoed op hadde, van goud ende silver gestikt. Soo nam hem den Keyser den selven af, ende settede die op zijn Hooft, en seyde: Ben ik nu met Cunoos Hoed een Soldaat, oft een Geestelijk man gelijkende? Aldus keerde den Keyser hem na Gercloo, den Bisschop van Mentz., ende zeyde! Heer Bisschop ik gebiede op alle gehoorsaamheyd en trouwe, daar mede gy aan my gebonden zijt, dat gy uwe Geestelijkheyt reformeert, en het misbruyk in kleedingen, Schoenen, Hoeden, in haar gantsche leven af-schaft, ofte be-