De plaatse en neemt geen sterven wech.
SEeker Vriese Boer vraagde een van sijne Lands-lieden dat een Schipper was, waar sijn Vader gestorven was; Een ander seyde, hy ware verdroncken. En u Groot-vader, herhaalde den Boer? Al mede verdronken, seyde den Zeeman, en noch een van mijne Broeders. Soo verwondert my, sey den Boer, hoe gy noch durft op 't water varen. Vrientje seyde de Schipper, u Ouders en Broeders, waar zijn die gebleven? Op hun Bedde gestorven, en in de aarde begraven, antwoorde den Boer. Kammeraat, seyde den anderen, soo verwondert het my mede, dat gy op een Bedde durft slapen, ende over de Aarde gaan, dewijl sy u Voor-ouders ingeslokt hebben. Wat my belangt, ik geloove dat de Zee ten jongsten dage soo wel hare dooden, als het Land opgeven sal.