roept haar weder; sy quamen aan land de Mennisten seggen tegen den Iongen, geeft ons een Musje Brandewijn: Den Iongen in de kelder gaande, alsoo die aan de straat was, so volgt hem een van dese Broeders van achteren tot aan de kelder, alsoo de Iongen daar al pruttelende henen ging; so dat hy hem hoorde seggen, en overleggen, of hy 't gelt van haar sou opsteeken voor hem, of sijn volk geven; den Broeder loopt haastig by sijne Confraters, en verhaalt dit voorgaande; waar op sy besluyten, den Iongen geen gelt te sullen geven, oordeelden dat sy de oorsaak van des Iongens verderf souden wesen, alsoo der niemant op was, liever weg te gaan, het geen geschieden; Maar een van de Broeders in plaats van geld, streek sijn broek af, en scheet een brave hoop voor de kelder; daar hebje wat warms, antwoorde de Mennist, om ons behoefje geen dief te worden.