Yet kluhtigs.
TWee Nieu-getroude waren met makander eerse komen te trouwen, weg gelopen, alsoo 't houwelijk tegens haar Vaders sin was: 't geviel dat haar man haar eens willende toetsen, alsoose van haar Vader opgetrokkent wiert, hem getrouw bleef, veynst een koorts te hebben, en heel siek te zijn. sijn vrouw was soo begaan met hem, datse haar fulpen Iak nam, en hem omme deed, met dese woorden; Och Hartie, jey most nu niet sterven. De Man was hier door met sulken yver ontsteken: dat hy dit gaat vertellen waar hy komt; maar een schoot'er dit op toe; Mijn lieve Bloed, gy mogt wel willen dat gy haar niet getrout had, want gy sult u vingeren aan haar goet niet blaauw tellen, en als gy nu met kak-hielen loopt, wie sal u dan, als gy de koorts hebt, het fulpen Iak van bont omhangen?