Een Droom.
EEn Iongman by sijn Confrater te bed zijnde begon geweldig te rasen, dat hy van een Harst at; den anderen niet slings, neemt verscheyden beenen, en smijdse over de kamer, en begint te kijven, doen hy wakker wiert, vraagde hem hoe dat hy met een hoer soo huys gehouden had van de nacht, en watse van de nacht gegeten hadden, dat de beenen soo over de kamer laagen? De anderen seyde, ik weet 'er niet van, ik heb gedroomt, sou ik de beenen al slaapende afgegeten hebben, men sou seggen dat het onmogelijk waar; het blijkt nochtans contrarie sey den anderen, want de beenen liggen daar noch van.