Daar Broot en Wyn op Tafel zyn, is alles fijn.
EEn Droogscheerder te Venetien eenige pakken Laaken tot zijn Meester brengende; Versocht wat te onbijten, also hy grooten honger had; Men set hem diverse Kaas en Vleys, en overblijfselen voor, maar Broot noch Wijn en bracht men hem niet: Hy zat lang en wacht daar na: den Meester komt binnen, en hem siende sonder beweginge, vraagde waarom hy niet en ontbeet? Mijn Heer, seyde de knecht, u Broot ende Wijn zijn soo discreet, datse hier niet en willen komen als voor andere Luyden als ik ben.