Klucht van een Keyser en een Hoveling.
ALs de Keyser eens met sijn peert door een Rivier woude rijden, soo begint het Paart in de Rivier te pissen: den Hooveling dit siende, voer soo uyt: Dit Paart heeft sijns Heers nature, dit quam den Keyser vreemt voor, die voort vraagde wat hy daar mede wilde seggen? den Hoveling antwoorde voort: dit paart pist in de Rivier daar te vooren waters genoeg in was, alsoo is ook des Keysers mildigheyd tegen de luyden, die rijk genoeg sijn. Den Keyzer antwoorde weynig, men vaart aldus voort: Den Vorst neemt twee Dozen, de eene heeft hy met Lood ende andere met Goud gevult: den