Het toneel der snaaken
(1738)–Jan Pietersz. Meerhuysen– Auteursrechtvrij
[pagina 2]
| |
te dan hy behoorde: Nu alsoo desen Vrijer en Notaris samen Vrienden waren, so wier dese aandiening van den selven te meer in ernst opgenomen, en sonder lang te sloffen de saak ter hand genomen: Sijn schone praatjes bekoorden wel haast onse statige Matrone, sulks dat 't Houwelijck voltrokken, en sy elkanders Wederga wierden. Vredig leefden sy eenigen tijt, tot naar verloop van 8 oft 10 Maanden een stuxken Land, 't welk dat van dese gehuwde Matrone lag, te koop wierd gelegt: Het welk onsen getrouden Vrijer tot sijn Vrouw dede seggen: liefste, dat lapje lant zou ons seer wel dienen, als gelegen naast aan het uwe, of wy dat kochte, men soude dien quaden hoek daar seer mede verbeteren. Waar op sy antwoorde: Och, kind praat van geen koopen, wy hebben geen geld daar toe. Den Man dacht, sy is gierig, en poocht maar alleen hare middelen voor my te verbergen, ik heb nu oorsaak om op haar Tas te kloppen, en ik wil nu weten wat goed datse heeft, of ik sal niet kunnen; Dies segt hy Liefste, ik weet wel datje met my scherst, en datje gelds genoeg hebt, derhalven bedelf in u hart niet 't gene on- | |
[pagina 3]
| |
nodig, en my al te kennelijk is. Vleit en praat hy lang, maar zy bleef volstandig in 't ontkennen datse alsulke middelen hadde als hy meynde. Waar op hy dan eyndelijk haar toevoegden, Liefste gy meent dat 'k gants onwetende ben van het Testament dagte onlangs een weynig voor ons trouwen maakte, daarje van soo veel duysent gulden en Landen, klenodyen, Rente-brieven, en kostelijke Meubelen disponeerden, en den Notarius Coeden daar toe gebruykt, die't voorseyde Testament voor u Bed (mits uwe siekte) verzegelden. Jaa Liefste (antwoorde sy) hebt gy daar u calculatie op gemaakt? so bent gy wel bedrogen vermits ik op die tijd in een rasende Koortse lag, Aldus vond hy sich jammerlijk bedroogen. |
|