De geest van Jan Tamboer
(1659)–Jan Pietersz. Meerhuysen– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
Palmasi-baen, in 't by-zijn van veel Edellien; soo was daer, nevens anderen, een Boer, die het spel mee aen-sagh, en alsoo de Prins een vinnige slagh nam, soo schamptese uyt, in sulcker voegen, dat de kloot, op de voorsz. boer, sijn borst aen quam; soo dat hy los achter over in zwijm viel. De Prins, hem hier op naaderende, zey in 't Frans, (also sy Frans spraken) leve vou, dat is: staat op. Den Boer, meenende, dat sijn Hoogheyt sey: leeft ghy noch? Soo antwoorde hy: Ia Heer, maar gy hebt me verbruyt seer edéén. |
|