4 Mei
Sedert een week wonen wij te Bures, een dorp ten zuiden van Parijs, in een kleine woning met bloeienden tuin, en het uitzicht van de bovenkamers gaat over het brede dal, naar de verre beboste heuvels. De stoffelijke onzekerheid van ons bestaan is altijd dezelfde, maar wat doet het ons? Hebben wij niet Jezus? En wanneer wij des morgens terugkeren van het oude kerkje, na de Mis bijgewoond en gecommuniceerd te hebben, langs den weg welke van het dorp door de velden en de weiden voert langs bloeiende meidoorn en een eindweegs de kleine beek, de Yvette, volgt, en wij gaan door het zuivere parelende licht van den lente-ochtend, terwijl de leeuweriken hoog in de lucht, onzichtbaar, jubelen - dan moge alle kommer over ons komen; God zij geprezen in alle eeuwigheid!