Mijn dagboek. Dagboek 1. 1907-1911
(1958)–Pieter van der Meer de Walcheren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
'n wijd landschap, als beelden welke van elders hun licht ontvangen. Ik beweeg mij tussen het zichtbare door, en ik schouw het aan in overmachtige verbazing, want hetgeen mijn ogen zien, is niet het werkelijk bestaande. - Het was heden een koude droge dag met heldere zon en strakken hemel. Ik herinner mij plotseling, als gebeurde het in een vreemd verhaal, een avond van het vorig jaar, een lente-avond in Holland. Wij stonden vóór de woning, aan den dijk gelegen, even buiten het dorp. De maan scheen. Geheimzinnig en schoon was de aarde. Binnen, in de kamer welker vensters open stonden, zong mijn zuster en haar ernstige zang en de weke zachte pianoklanken bevingen mij met bitteren weemoed, met een heimwee dat mij, als een verlaten kind, tot schreiens toe ontroerde. |
|