voor een martelaar. Hij was een populaire-wetenschap-vereerder, een steunpilaar der Volks-Universiteiten, één die het woord vrijheid, het in zijn vaagheid zo gevaarlijke woord, tot leuze had gekozen, en met zijn levensbeschouwing die een samenraapsel is van alle duffe en sinds lang belachelijke gemeenplaatsen der zogenaamde vrije gedachte, de zielen van kinderen vergiftigde, in die broze gemoederen elk verlangen naar hoogheid en heiligheid vernietigde en hun haat en minachting inprentte voor het Christendom dat hij een anachronistisch bijgeloof schold! - Moet men er zich dan over verbazen dat zijn vereerders tot imbeciele opstootjes komen als gisteravond te Parijs, waar door manifestanten drie autobussen werden vernield en in brand gestoken, aldus hun woede koelend omdat zij niet tot vóór het Spaanse gezantschapsgebouw konden doordringen? - Ferrer deed verschrikkelijk kwaad; hij was een oppervlakkig, dom man die meende dat het leven alles en de natuur een soort van redeloze afgod is welken men gehoorzamen moet! De Paus schijnt genade gevraagd te hebben, maar de politiek, de ‘raison d'état’ eiste de doodstraf. Mij lijkt de agitatie tegen Ferrer al even onnozel en minderwaardig als de beweging vóór dien man. De geestelijke kracht der mensheid vermindert, gaat op ontstellende wijze achteruit. Begreep het volk vroeger niet het kloosterleven, vereerde het niet heiligen, voelde het niet het eigen leven in verband met alle mysteries? Wat is zo'n oproertje grotesk en weerzinwekkend, wanneer ge even denkt aan den verheven droom welke de Kruisvaarders bezielde? - In welk een poveren tijd leven wij.
Ik liep den helen dag door Parijs, en alle indrukken, zo eindeloos veelvuldig, drongen in mij. Ik was als een spons in het water!