handen, onze voeten, zij hebben deel aan de roemvolle stijging, of aan de verschrikkelijke neerstorting van de ziel. Worden ook niet al de zintuigen en de ledematen van den stervende gezalfd en gezuiverd bij het Heilig Oliesel? - En het: Verbum caro factum est? God die het menselijk lichaam aanneemt? Is daardoor ook niet voor immer het vlees gewijd? Zoals Jezus het water, door zijn intreden in den Jordaan, door de beroering van Zijn lichaam, voor altijd de kracht gegeven heeft, die volgens het Katholicisme, bij het Doopsel merkbaar wordt? - Ik voel de diepe schoonheid dezer tekenen, en het is bijna niet anders mogelijk dan het dat symbolen der waarheid zijn.’
Ik zeide ook: ‘Ik heb een zeer onrustigen nacht gehad. Ik heb bijna niet geslapen. Mijn geest was uiterst gespannen, en ik had de gewaarwording of de nacht vol onzichtbaar leven was. De voorwerpen leefden, ik hoorde de dingen kraken, ik hoorde schreden; ik hoorde soms duidelijk een diepen, diepen zucht. Overal hoorde ik geluiden. Het was mij vreemd te moede. Ge weet wel dat ik niet bang van aard ben. Maar dezen nacht was het mij of ik te midden van onzichtbare wezens wijlde, was het mij of ik mij in verbinding voelde met onbekende werelden. Ik lag roerloos te luisteren in den nacht. Ik was wakker en eenmaal werd het mij zo benauwd, dat ik licht maakte. Mijn ogen zagen natuurlijk niets. Maar ik voelde dat aan de andere zijde van mijn gezichtskring ook een wereld was, en het scheen mij toe gevangen te zijn tussen dikke muren, ik kon er niet uit; verre verwarde geluiden drongen tot mij door; - zoals wanneer ge in een grote stad op een kleine kamer zit, alles is rond u gesloten, de stilte woont bij u, maar ge hoort bestendig de diepe gonzing van een gerucht, ge hoort door de wanden heen van uw in eenzaamheid verloren kamer de duizenden en duizenden stemmen van de stad... Aldus was het mij dezen eersten nacht, na den dood van moeder, maar dan wonderlijk, geheimzinnig, raadselachtig, somwijlen beangstigend.’
Langeren tijd zijn wij in den tuin gebleven, het was