Mijn dagboek. Dagboek 1. 1907-1911
(1958)–Pieter van der Meer de Walcheren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
woorden het peilen der diepten, dat ook zij voelen de huivering van het mysterie en de grote verwondering kennen om wat zij zien, om alles wat in hen is, en in verwachting leven van alle wonderen. De anderen, evenals de grote hoop, zijn tevreden met een oppervlakkig kalm bestaan. Ik sta hoe langer hoe meer verstomd erover dat bijna alle mensen rustigjes voortleven zonder de geringste verbazing over wat ook, een braven zelfbewusten glimlach op het wel-doorvoed gelaat, en er nimmer aan denken dat afgronden ons omgeven. Wanneer ik in tegenwoordigheid van een dergelijk individu ben, dan word ik of volkomen bot, of volkomen ongelukkig; ik begrijp hem niet (indien er tenminste iets te begrijpen valt bij zo'n kudde-dier!) en hij begrijpt mij niet; wij verstaan elkander niet; de woorden welke wij zeggen, hebben niet dezelfde betekenis voor ons beiden; hij ziet alles gewoon, zonder raadsel of huiveringwekkend mysterie; ik zie alles met verbijstering aan, ik peil de diepten, ik stuw mijn geest naar de hoogste toppen. Zijn denken kruipt door de modder, en hij vindt een ieder die niet als hij doet, overdreven, minacht, ja haat hem zelfs. En ik houd juist hartstochtelijk van alles wat die kruidenier (een koning, een kunstschilder, een luitenant, een priester, een tramconducteur, een toneelspeler kunnen geestelijke kruideniers zijn, zijn het, ongelukkig genoeg, bijna allen!) overdreven vindt. Hetgeen niet past of thuis behoort in de laatjes van hun winkel, is verwerpelijk en wekt hun spotlust. Hoe dikwijls heb ik niet horen zeggen, zelfs door zogenaamd intellektuelen, dat Sint Franciscus een dwaas was, een geestdrijver, en dat hij beter gedaan had om de handelszaak van zijn vader voort te zetten, dan door het land te schooieren en te bedelen! Rembrandt is een mislukte, want hij is nooit rijk geworden, en tweemaal ondervond hij de schande van failliet verklaard te worden! Verlaine, - daar heeft de man nooit van gehoord! Zeker weer zo'n onbekend genie dat zijn kost niet kon verdienen! - Hij zegt met innigen wrevel: Waarom zo zonderling te doen? Waarom niet te leven als wij, rustigjes, | |
[pagina 105]
| |
rustigjes? Waarom niet te handelen en te denken als ik en als iedereen? Het leven is een kalme bezigheid, is een doodgewone zaak. - Mijn God, hoe haat ik den geest dezer lieden! Liefde, schoonheid, godsdienst, gans het heerlijkste en verhevenste bezit der mensheid, is overdreven. Bah, wat een volk! - O, ik begrijp hoe mijn moeder onder die verstikkende kleinzieligheid, onder die platheid van leven heeft moeten lijden! |
|