weer te zien wier toestand zorgelijk blijft, het stemt mij weemoedig deze schone plek te verlaten. Zullen wij hier ooit weder komen? En zo ja, zal alles niet veranderd zijn? Zullen wij zelve niet veranderd zijn? - De lieden van het hôtel, eenvoudige goede mensen, gaven ons proviand mee en aan Christine een groten ruiker prachtige bloemen. Zij zijn voorbij, de goede maanden van zorgeloos genieten; wéér ligt een levensperiode afgesloten achter ons. Het is mij droef te moede. Dit al was het toch ook niet wat ik wachtte. Wat bergt de toekomst ons?...