21 October
Wij maakten van middag een wandeling naar het Campo Santo. Het uitzicht gaat over de bergen met olijven beplant; de aarde is dor en van een blank grijze kleur. We bogen langs het kerkhof achter de Rocca Maggiore om, en opeens lag voor ons, ten voeten uit, reusachtig, de berg Subasio. Diep in het smalle dal gaat de witte bocht van de Tescia, de droge bedding is als een breed gebaande grindweg. Aan onze rechterhand, op de hoogte, liggen een oude stadspoort en wat huizen van grijzen steen, waarvoor een rij boompjes staat met gelen bladerentooi. En daarachter, geweldig stijgend van uit de diepten, met zijn kale flanken, bruin, grijs en roodachtig, de Monte Subasio. Hoe begrijp ik dat Sint Franciscus de natuur liefhad en in haar schoonheid immer God, den Schepper van het Al, verheerlijkte.