11 October
Iederen ochtend bezoeken wij gedurende enige uren de San Marco. Ik vind geen woorden om den indruk welken deze marmeren en gouden Basiliek op mij maakt, weer te geven. Er is macht en tederheid, er is groots geweld en praal - zeldzaamste steensoorten zijn gebruikt voor de zuilen en om het inwendige te versieren - er is een nieuwe eenheid geworden uit de weelderige overladenheid van détails en het prachtige materiaal. De donkere gedaanten welke de eeuwige figuren uit den Bijbel voorstellen, staan tegen de gouden wanden op, gaan de gouden koepels rond in statige schoonheid van noodwendige gebaren. De San Marco is een tot schoonheid gekristalliseerde droom.
Ik denk aan Byzantium, aan dat gouden rijk, waar Venetië ter leerschool is geweest; ik ben een tijdgenoot van de Dogen en de Basileis, ik leef die tijden van duister en woest geweld, toen de eeuwen dagen van God geleken, toen heerlijkste heiligen, predikend met gloedende woorden of in eenzaamheid biddende, de zielen opjoegen tot heldenmoed en geestdriftig geloven, toen zowel de zonde als de deugd hevig waren. Ik sta midden in de historie, er is geen verleden meer, alles wordt gelijktijdig voor mijn verbeelding, en deze stad is boordevol van het leven der tijden.