8 October
Venetië doet mij aan als een oord in de gulden schemering van een droom gezien. De vreemde stenen pracht dezer stad, uit het water ontbloeid, de zonderlinge afwezigheid van elk onschoon en wanklinkend gerucht - geen auto's, geen rijtuigen, geen karrengerij - geven u den indruk of ge door de gangen en de zalen van een toverpaleis doolt. Het licht dat als van edelstenen is, en de zuivere, door de zee omspoelde afzondering van de vaste aarde, zij verhevigen nog den tover van dezen droom.
Wij voeren deze stad binnen op het schone uur vóór het vallen van den avond. Het water waarover de zwarte gondel gleed, tussen de onafgebroken reeks paleizen, droeg geheimzinnig diepe glanzen van het hoge hemellicht. Met den zachten gang van de boot voeren wij het schone verleden binnen. Het werd als een oud verhaal, droef en prachtig. Een vreemd lied zong onze gondelier, behendig het vaartuig stuwend met regelmatige wrikking van den riem. Andere gondels kwamen ons tegen; de stemmen klonken helder over het groene water dat klotste aan de stenen trappen en tegen de kiel der vastgemeerde boten. Welk een vreemde bekoring gaat er van deze stad uit.